direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kenniskwartier Noord (eerste uitwerking)
Plannummer: K1406BPGST
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1406BPGST-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij besluit van 18 december 2013 heeft de gemeenteraad van Amsterdam het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord vastgesteld. Het plangebied van het betreffende bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het gebied Zuidas. Voorliggend uitwerkingsplan is een eerste uitwerking voor een deel van het plangebied van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord.

Zoals ook aangegeven in de Rijksstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gemeentelijke structuurvisie ontwikkelt de Zuidas zich tot internationale toplocatie voor wonen en werken in de metropoolregio Amsterdam. De uitstekende bereikbaarheid, de kwalitatief hoogwaardige omgeving en de economische aantrekkingskracht van Amsterdam vormen de grondslagen voor een succesvolle ontwikkeling. Een ontwikkeling waarmee Amsterdam en Nederland de internationale concurrentie aankunnen.

Sinds de vaststelling van het Masterplan Zuidas door de gemeenteraad van Amsterdam in 1998 wordt de ontwikkelingsstrategie voor de Zuidas uitgewerkt in verschillende deelprojecten. Eén van deze deelprojecten is het project Kenniskwartier. Voor het project Kenniswartier is het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier vastgesteld (besluit Gemeenteraad d.d. 16 februari 2011), gevolgd door (onder andere) het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord.

De ontwikkelmogelijkheden die met dat bestemmingsplan Kenniskwartier Noord worden mogelijk gemaakt, hebben overwegend betrekking op de gronden ten noorden van de Gustav Mahlerlaan. Voorzien wordt in een gemengd woon- en werkprogramma van 143.000 m2. Daarbinnen wordt ruimte geboden aan een woningbouwprogramma van maximaal 80.000 m2. Verder is er een voorzieningenprogramma mogelijk van 18.000 m2 (gedacht moet worden aan onder andere detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen). Daarbovenop zijn ook hotelfuncties toegestaan, met een maximaal metrage van 28.000 m2. Het kantoorprogramma is voor de komende tien jaar vastgelegd op maximaal 70.000 m2.

In het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is voor de gronden ten noorden van de Gustav Mahlerlaan, waar bovengenoemd programma wordt voorzien, gekozen voor een nader uit te werken bestemming. De stedenbouwkundige randvoorwaarden op hoofdlijnen, zoals die ook middels het uitvoeringsbesluit zijn vastgesteld, zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder b, Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) vertaald in uitwerkingsregels in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. Via zogenoemde uitwerkingsplannen kan daaraan een nadere detaillering worden gegeven.

Voorliggend plan betreft de eerste uitwerking. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 3 Wro maakt de uitwerking deel uit van het bestemmingsplan. Zolang de bestemming nog niet is verwezenlijkt, kan de uitwerking worden vervangen door een nieuwe uitwerking.

Voorliggende uitwerking heeft betrekking op de gronden die zijn gelegen direct langs de Buitenveldertselaan. Met de uitwerking wordt voorzien in een functioneel programma van maximaal 16.500 m2. De bebouwing is hoofdzakelijk bedoeld ten behoeve van kantoor, met daarbinnen een voorzieningenprogramma voor (hoofdzakelijk) in de plinten van tussen de 500 en 750 m2, waarbij gedacht moet worden aan functies als maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en vormen van horeca. Hierbij wordt ondergronds een parkeerprogramma mogelijk gemaakt overeenkomstig de geldende parkeernormen.

1.2 Bevoegdheden

Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van het stadsdeel Zuid. Bij besluiten van de gemeenteraad van1997, 29 oktober 2003 en 13 juli 2011, en 18 februari 2014, is de Zuidas, waar het bestemmingsplangebied deel van uitmaakt, echter aangewezen als grootstedelijk project. Bij dit besluit is besloten dat de bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen bij de centrale stad liggen.

Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad besloten tot intrekking van de Verordening op de stadsdelen en tot vaststelling van de Verordening op de bestuurscommissies 2013. Deze verordening is op 19 maart 2014 (gewijzigd) in werking getreden. Directe aanleiding voor de wijziging was de wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (Wet afschaffing deelgemeenten).

De nieuwe verordening voorziet in een andere inrichting van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam met een herverdeling van taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies stadsdelen. Concreet betekent dit onder andere dat de bevoegdheid voor het vaststellen van bestemmingsplannen in alle gevallen bij de gemeenteraad van Amsterdam komt te liggen. Aangezien de Zuidas-ontwikkeling reeds was aangewezen als grootstedelijk project, waarbij onder andere de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen bij de gemeenteraad was neergelegd, verandert er wat betreft de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen de facto niets.

1.3 Crisis- en herstelwet

Met ingang van 14 april 2011 is in de Crisis- en herstelwet het project Amsterdam Zuidas aangewezen in bijlage II (bijlage Aa, nummer 3). Als gevolg daarvan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Dit brengt onder meer met zich mee dat bij een eventueel beroep alle beroepsgronden in het beroepschrift dienen te worden opgenomen, en deze na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Verder verloopt de behandeling van het beroep versneld.

1.4 Leeswijzer

Voorliggende uitwerking bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels van deze uitwerking maken onderdeel uit van de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad in het bestemmingsplan kenniskwartier Noord is vastgesteld. De juridische regeling dient in samenhang daarmee te worden gelezen en toegepast. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

In de hoofdstukken 2 en 3 wordt het algemeen kader weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt kort een beschrijving gegeven van het ruimtelijk en stedenbouwkundig kader. Het gaat in hoofdzaak om een beschrijving van hetgeen reeds in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord met betrekking tot de uitwerking als kader is meegegeven. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze waarop met verschillende ruimtelijk relevante aspecten is rekening gehouden. Het gaat daarbij met name om die aspecten die in aanvulling op het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord nader onderzoek, of een nadere beschouwing behoeven. In hoofdstuk 6 wordt uitgelegd op welke wijze de nader uit te werken regels van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord in juridische zin zijn vertaald naar voorliggende uitwerking. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, en in hoofdstuk 8 op de maatschappelijke uitvoerbaarheid. In dat laatste hoofdstuk zal een beschrijving worden gegeven van de de uitkomsten van het overleg met de artikel 3.1.1 Bro-instanties. Daarnaast wordt, overeenkomstig artikel 3.1.6, eerste lid, onder e, van het Besluit ruimtelijke ordening, een beschrijving gegeven van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het uitwerkingsplan zijn betrokken.

Hoofdstuk 2 Plankader

2.1 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van het gebied dat bestuurlijk is aangewezen als grootstedelijk projectgebied Zuidas. Het plangebied ligt nabij de afslag S108, direct ten zuiden van de A10. Het plangebied van deze eerste uitwerking maakt onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. Op onderstaande figuren zijn de ligging en begrenzing aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1406BPGST-VG01_0001.png"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1406BPGST-VG01_0002.png"

Plangrens uitwerkingsplan

Voor de exacte begrenzing van het plangebied van deze eerste uitwerking wordt verwezen naar de (digitale) verbeelding van de eerste uitwerking.

2.2 Beschrijving van het plangebied

Het gebied waarop voorliggend uitwerkingsplan betrekking heeft wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van bomen en struikgewas. Voor het verwijderen van de bomen zal een kapvergunning benodigd zijn. In verband daarmee zal tevens beoordeeld moeten worden of een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig is. In paragraaf 5.10 wordt hierop specifiek ingegaan.

2.3 Geldend planologisch kader

Het geldende planologisch kader wordt gevormd door het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord (vastgesteld 18 december 2013). Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld. Om een voorlopige voorziening is niet verzocht. Het bestemmingsplan is daarmee in werking getreden. Voorliggend uitwerkingsplan geeft uitvoering aan de daarin opgenomen uitwerkingsregels (artikel 8 van de betreffende planregels), en maakt van dat bestemmingsplan onderdeel uit.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Met betrekking tot Rijks- provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid kan worden opgemerkt dat er zich, gelet op het voorgenomen programma zoals dat in voorliggend uitwerkingsplan concreet wordt mogelijk gemaakt, geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan die een nadere toelichting en afweging vragen.

Op deze plek kan derhalve worden volstaan met een verwijzing naar hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord.

Hoofdstuk 4 Het ruimtelijk kader

In artikel 8 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord zijn voor wat betreft de gronden ten noorden van de Gustav Mahlerlaan uitwerkingsregels opgenomen die betrekking hebben op zowel het functioneel gebruik als op het bouwen. Hieronder volgt een korte weergave van deze kaders voor zover (gelet op het voorgenomen programma en de betreffende locatie) relevant voor deze uitwerking, en waarbinnen uitwerking plaats moet vinden, waarbij vervolgens wordt ingegaan op de keuze die daarbinnen voor het plangebied van voorliggende uitwerking zijn gemaakt.

4.1 Functioneel programma:

Uitwerkingsregels bestemmingsplan Kenniskwartier Noord

Het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord biedt middels de uit te werken regels ruimte voor vestiging van een gemengd functioneel programma, met wonen, kantoren en een daarbij behorend voorzieningen programma in de vorm van detailhandel, horeca en verschillende vormen van dienstverlening. Daarbij is het tevens mogelijk dat hotelfuncties in het gebied Kenniskwartier Noord worden gerealiseerd.

Uitwerking

Met de uitwerking wordt voorzien in een functioneel programma van maximaal 16.500 m2. De bebouwing is hoofdzakelijk bedoeld ten behoeve van kantoor. Om die reden is ervoor gekozen aan de gronden de bestemming Kantoor te geven. Behalve het gebruik ten behoeve van kantoor wordt tevens voorzien in een beperkt voorzieningenprogramma van tussen de 500 en 750 m2 (zie ook paragraaf 4.3), waarbij gedacht moet worden aan functies als maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en vormen van horeca.

Binnen het plangebied komen geen geluidgevoelige functies. De in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord opgenomen uitwerkingsregels met betrekking tot geluidgevoelige functies zijn om die reden in het hierna volgende achterwege gelaten. Hetzelfde geldt ten aanzien van gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit. Beide worden expliciet uitgesloten.

Bij dit alles wordt een ondergronds een parkeerprogramma mogelijk gemaakt overeenkomstig de geldende parkeernormen.

4.2 Bebouwingsregels

Uitwerkingsregels bestemmingsplan Kenniskwartier Noord

De uitwerkingsregels kennen een grote mate van flexibiliteit. Onder verwijzing naar de verbeelding zijn maxima aangegeven voor wat betreft de te bebouwen gronden en de bouwhoogte. Binnen die kaders worden nadere regels gesteld. Voor voorliggend uitwerkingsplan zijn de volgende uitwerkingsregels van belang:

Voor wat betreft de maximum bouwhoogte geldt in elk geval dat voor een zone langs de Gustav Mahlerlaan ten minste 50% van het te bebouwen oppervlak een maximum bouwhoogte krijgt van 35 meter, gemeten vanaf maaiveld.

Voor bovengrondse gebouwen geldt binnen het gehele bestemmingsvlak een gezamenlijk maximum brutovloeroppervlakte van 143.000 m2, waarbij nadere regels worden gesteld met betrekking tot de situering van het programma binnen het gehele bestemmingsvlak. Voor ondergrondse gebouwen geldt een maximum bouwdiepte van 3 bouwlagen. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend ondergronds toegestaan, waarbij regels worden gesteld over de wijze van ontsluiting ervan, waarbij in elk geval wordt uitgesloten dat deze rechtstreeks op de Gustav Mahlerlaan of de Buitenvelderstelaan worden ontsloten.

Met betrekking tot de eerstelijnsbebouwing aan de zijde van de A10 worden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' regels gesteld met betrekking tot het aaneengesloten realiseren van bebouwing, tenzij daartoe in verband met de geluidsbelasting vanuit oogpunt van een goed woon- en leefklimaat geen nut of noodzaak bestaat, of indien dit vanwege de verkeerskundige ontsluiting van het gebied niet mogelijk is.

Met betrekking tot gebouwen in de eerste lijn aan de zijde aan de Buitenveldertselaan wordt een aanduiding 'gevellijn' vastgelegd, waarbij regels worden gesteld ten aanzien van het percentage van de gevel van de betreffende bebouwing dat in deze gevellijn moet worden opgericht. Het vorenstaande geldt tot een maximum van 80% vanaf een bouwhoogte van 10 meter tot 30 meter, gemeten vanaf maaiveld. Aan de zijde van de Gustav Mahlerlaan is deze gevellijn al in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord bepaald.

Met betrekking tot de maat van gebouwen dan wel bouwblokken, bestaande uit meerdere aaneengesloten gebouwen, in de eerste lijn aan de zijde van de Gustav Mahlerlaan worden regels gesteld, met dien verstande dat deze gemeten langs de Gustav Mahlerlaan tenminste 40 meter dient te bedragen.

Met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, stellen burgemeester en wethouders nadere regels met betrekking tot de maximale hoogte en de situering ervan, waarbij in elk geval geldt dat deze niet hoger mogen worden dan 5 meter.

Met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet geluidhinder kunnen ter voorkoming of beperking van windhinder, ter vergroting van de zelfredzaamheid van gebruikers van gebouwen in geval van calamiteiten, en in verband met de grondwaterhuishouding van het gebied, regels worden gesteld inhoudende dat in de uitwerkingsregels de mogelijkheid wordt opgenomen tot het stellen van nadere eisen.

Uitwerking

Er is gekozen voor een relatief globale juridische regeling met betrekking tot het bouwen. Qua bouwhoogtes is uitgegaan van de maxima zoals die ook in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord stonden aangegeven. Wel is een bouwvlak bepaald. Uitsluitend binnen dat bouwvlak zijn bovengrondse gebouwen toegestaan. Aan de zijde van de Buitenveldertselaan is met het bepalen van het bouwvlak tevens de ligging van de gevellijn bepaald. Geregeld is dat in beginsel ten minste 80% van de gevel in deze lijn moet worden opgericht. Binnenplans is ontheffing van die regel mogelijk tot een minimum van 60%.

Voor het overige wordt voor wat betreft de wijze waarop de uit te werken regels zijn vertaald naar voorliggend uitwerkingsplan kortheidshalve verwezen naar de artikelgewijze toelichting.

4.3 Gebruiksregels

Uitwerkingsregels bestemmingsplan Kenniskwartier Noord

Voor voorliggend uitwerkingsplan zijn de volgende uitwerkingsregels van belang:

Allereerst is voor de gronden ten noorden van de Gustav Mahlerlaan bepaald dat aan het functioneel programma maximum metrages zijn gesteld. Uitgezonderd wonen is het maximum toelaatbaar functioneel programma gesteld op 88.000 m2, waarvan een maximum brutovloeroppervlakte van 70.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van kantoren, en een maximum brutovloeroppervlakte van 28.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van hotelfuncties, waaronder tevens begrepen extended stay (hotelappartementen). Verder mag een maximum brutovloeroppervlakte van 18.000 m2 worden gebruikt ten behoeve van het voorzieningeprogramma, waarvan in totaal een maximum van 5.000 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van detailhandel.

Voor zover dit in verband met een goede ruimtelijke ordening nodig is, worden nadere regels gesteld ten aanzien van de situering van de verschillende functies. Voor een aantal functies geldt dat deze uitsluitend in de eerste twee bouwlagen mogen worden gerealiseerd.

Met betrekking tot distributieverkeer en taxiverkeer worden regels gesteld ten aanzien van de situering van de ontsluiting daarvan. Met betrekking tot parkeren geldt dat parkeren uitsluitend mag plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen. Met betrekking tot parkeren worden nadere regels gesteld aan het aantal parkeerplaatsen en de situering ervan, middels een absoluut aantal parkeerplaatsen of middels een parkeernorm, een en ander met inachtneming van het volgende:

  • voor het voorzieningenprogramma geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlakte;
  • voor kantoren geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 250 m2 brutovloeroppervlakte.

Uitwerking

Aan bovenstaande kaders is uitwerking gegeven in het vijfde lid van artikel 3. Gekozen is voor een hoofdbestemming Kantoor. Dit blijkt ook aan de beperkingen die zijn gesteld ten aanzien van het voorzieningenprogramma, waarbij gedacht moet worden aan functies als maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en vormen van horeca . Een maximum metrage van 750 m2 is toegestaan. Voorgeschreven is dat dit voorzieningenprogramma alleen in de eerste twee bouwlagen is toegestaan. Tegelijkertijd is er ook een minimaal te realiseren voorzieningenprogramma in de plint voorgeschreven van 500 m2. Dit in verband met het creëren van de noodzakelijke levendigheid langs de hoofdroutes Buitenveldertselaan en Gustav Mahlerlaan.

Met betrekking tot parkeren is er voor gekozen om, rekening houdend met de hiervoor aangegeven normen, zowel een maximum totaal aantal mogelijk te realiseren parkeerplaatsen van 71 op te nemen, als een gebruiksnorm per functie. In paragraaf 5.3 wordt dit nader toegelicht.

Voor het overige wordt voor wat betreft de wijze waarop de uit te werken regels zijn vertaald naar voorliggend uitwerkingsplan kortheidshalve verwezen naar de artikelgewijze toelichting.

Hoofdstuk 5 Diverse thema's

5.1 Inleiding

Voor een belangrijk deel vindt voorliggend uitwerkingsplan zijn onderbouwing reeds in de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. Hieronder wordt in de volgorde die ook in dat bestemmingsplan is aangehouden nog kort stilgestaan bij de verschillende relevante aspecten. Voor zover voorliggend uitwerkingsplan daartoe aanleiding geeft, wordt een nadere onderbouwing gegeven.

5.2 MER Zuidas - de Flanken

Op de uitgevoerde milieueffectrapportage is in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord uitgebreid ingegaan. Daarin is reeds geconcludeerd dat het Milieueffectrapport Zuidas - de Flanken (hierna: het MER) niet tot bijzondere aandachtspunten voor het bestemmingsplan Kenniskwartier Noordzone leidt. Dit geldt te meer voor voorliggend uitwerkingsplan. Wel wordt middels de situering van niet-geluidgevoelige bebouwing op deze locatie uitvoering gegeven aan de adviezen met betrekking tot geluid binnen de Zuidas. Voorliggend uitwerkingsplan voorziet in een ontwikkeling die verkeersaantrekkende werking heeft. Op het gebied van de verkeersafwikkeling zijn maatregelen ten aanzien van een aantal kruisingen noodzakelijk, zo is ook uit het MER gebleken. Hierover is een Actieplan weginfrastructuur opgesteld. Met het Actieplan wordt in het tijdig nemen van de maatregelen voorzien. Het stellen van nadere voorwaarden, voorschriften en beperkingen aan dit bestemmingsplan wordt niet noodzakelijk geacht. De maatregelen zijn grotendeels uitgevoerd. In paragraaf 5.3 zal hierbij nog kort worden stilgestaan.

5.3 Verkeer en parkeren

In hoofdstuk 6 van de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is uitgebreid ingegaan op de verkeerskundige effecten en de aan dat bestemmingsplan ten grondslag liggende onderzoeken op dat gebied. Deze onderzoeken zijn nog altijd actueel en behoeven ten behoeve van voorliggend uitwerkingsplan geen actualisatie.

Uit de verschillende onderzoeken bleek dat het in de toekomst drukker zal worden op de Zuidas. Het gebruik van alle vervoersmodaliteiten neemt toe. De verhouding tussen de vervoerwijzen blijft gelijk. De bereikbaarheid van de Zuidas blijkt zonder maatregelen bij de huidige infrastructuur plaatselijk in de knel te komen. Om dit het hoofd te bieden is op basis van de laatst uitgevoerde verkeerstudie (Verkeersstudie 2013 Zuidas Flanken) een aanvullend maatregelpakket voorgesteld. De maatregelen concentreren zich op de kruispunten welke ook eerder in het Actieplan weginfrastructuur als potentiële knelpunten werden benoemd. Het gaat om aanpassingen op de reeds eerder voorgestelde maatregelen. Er zijn geen nieuwe, Zuidas-gerelateerde potentiële knelpunten gesignaleerd.

Inmiddels is een groot deel van de geconstateerde knelpuntlocaties gewijzigd. De maatregelen uit het actieplan welke zijn voorzien aan de oostzijde van de Zuidas worden vanaf 2014 uitgevoerd.

Uitwerkingsregels bestemmingsplan Kenniskwartier Noord

Met betrekking tot verkeer en parkeren is in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord een aantal regels gesteld die vragen om nadere uitwerking. Het gaat met name om de bepalingen van artikel 8, lid 8.2, sublid 8.2.2., onder g, h en i. Voorliggend uitwerkingsplan voorziet alleen in de ontwikkeling van een kantoorgebouw met een beperkt voorzieningenprogramma. Met betrekking tot verkeer en parkeren is een aantal regels uit het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord relevant:

  • Met betrekking tot wegen zoals genoemd in lid 8.1, onder n, worden regels gesteld ten aanzien van de situering daarvan, waarbij geldt dat deze voor zover bedoeld voor openbaar autoverkeer uitsluitend is toegestaan als weg met een regime van maximaal 30 km/u.
  • Met betrekking tot distributieverkeer en taxiverkeer worden regels gesteld ten aanzien van de situering van de ontsluiting daarvan.
  • Met betrekking tot parkeren geldt dat parkeren uitsluitend mag plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen. Met betrekking tot parkeren worden nadere regels gesteld aan het aantal parkeerplaatsen en de situering ervan, middels een absoluut aantal parkeerplaatsen of middels een parkeernorm, een en ander met inachtneming van het volgende:
    • 1. voor culturele voorzieningen, detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, sportvoorzieningen, horeca I, horeca III en horeca IV geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlakte;
    • 2. voor kantoren geldt een maximum parkeernorm van 1 parkeerplaats per 250 m2 brutovloeroppervlakte;
  • Parkeergelegenheid ten behoeve van kort parkeren in de vorm van ophalen en wegbrengen en taxistandplaatsen zijn van de onder hiervoor genoemde beperkingen uitgezonderd.

Uitwerking

Voorliggend uitwerkingsplan beperkt zich tot de te bebouwen gronden. De ontsluitende infrastructuur is niet meegenomen. De nadere regeling met betrekking tot de situering en breedte daarvan is vooral afhankelijk van de nog te bepalen positionering van de bebouwing op de aangrenzende gronden.

Uitgezonderd kort parkeren in de vorm van ophalen en wegbrengen en taxistandplaatsen, dient binnen het plangebied het parkeren onder maaiveld te worden opgelost. In zowel de bouwregels als de specifieke gebruiksregels is een regeling getroffen met betrekking tot de in het plangebied te realiseren ondergrondse parkeervoorziening. De situatie kan zich voordoen dat bovengronds niet direct wordt voorzien in het maximaal toelaatbare programma. Omdat een parkeernorm een relatie legt tussen aantal parkeerplaatsen en functioneel programma, kan dit betekenen dat er in eerste instantie (bij een bouwaanvraag ten behoeve van een niet maximaal ingevuld bovengronds programma) een lager aantal parkeerplaatsen mag worden gerealiseerd en in gebruik genomen dan in de eindsituatie (met het volledige bovengronds programma gerealiseerd). Het is niet reëel ervan uit te gaan dat een op basis van een deel van het eindprogramma gedimensioneerde ondergrondse parkeervoorziening, bij toevoeging van programma in een later stadium alsnog wordt uitgebreid. Daarom dient bij aanvang van de eerste bouw de mogelijkheid te bestaan direct te voorzien in een dimensionering ten behoeve van de maximaal mogelijke parkeercapaciteit (71 parkeerplaatsen). De regeling in artikel 3, lid 3.2, onder c, onder 2, voorziet in die mogelijkheid. De regeling betreft alleen het oprichten, en niet het gebruik.

Dat wordt geregeld in lid 3.4, onder f. Daarin is een regeling opgenomen met betrekking tot het gebruik van de parkeerplaatsen, in relatie tot het functioneel programma. In de regeling is bepaald welk totaal aantal parkeerplaatsen binnen het bestemmingsplan per functie mag worden gebruikt. Ook indien op grond van artikel 3, lid 3.2, onder c, onder 2, de ondergrondse parkeervoorziening is gedimensioneerd op het maximaal toelaatbare bovengrondse programma, gaan vanuit deze gebruiksregels beperkingen uit ten aanzien van het gebruik van de betreffende parkeercapaciteit. De restantruimte mag niet ten behoeve van parkeren worden gebruikt. Deze regeling strekt ertoe te voorkomen dat er een onnodige verkeersaantrekkende werking van de voorgenomen ontwikkeling uitgaat. Voor zover deze extra parkeercapaciteit middels de dimensionering van de ondergrondse bebouwing wel is gerealiseerd, is dat gebeurd op eigen verantwoordelijkheid en risico van de ontwikkelende partij, ten behoeve van een eventuele toekomstige uitbreiding van het bovengonrds programma.

5.4 Geluid

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in de aanleg en/of reconstructie van een weg en/of een spoorweg en er geen sprake is van het mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige bebouwing, behoeft er geen nader onderzoek plaats te vinden.

Voor het overige zijn in de voorgenomen ontwikkeling geen geluidgevoelige ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder betrokken. Evenmin wordt voorzien in de aanleg en/of reconstructie van een weg en/of een spoorweg. Op grond van de Wet geluidhinder is nader onderzoek niet nodig.

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen die aan vaststelling van voorliggend uitwerkingsplan in de weg staan.

5.5 Luchtkwaliteit

Bij vaststelling van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is reeds voldaan aan het bepaalde in de Wet milieubeheer. Per 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. Nu dit van kracht is, hoeven de hierin opgenomen IBM-projecten niet meer aan de grenswaarden te worden getoetst. In plaats daarvan vindt de zogenaamde “programma-toetsing” plaats. Daarbij gaat het erom of een project is genoemd of beschreven, dan wel past binnen of niet in strijd is met het NSL. In de aanmelding van het project Zuidas voor het NSL is reeds rekening gehouden met de ontwikkelingen van Vumc. Deze zijn in het NSL opgenomen. een nadere toets is niet aan de orde. Reeds op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat er geen strijd is met de betreffende regeling in de Wet milieubeheer. Overigens blijkt uit onderzoek dat met betrekking tot luchtkwaliteit in het kader van de m.e.r. is uitgevoerd dat voor de situatie in 2020 met de realisatie van het totale Flankenprogramma Zuidas, voldaan wordt aan de geldende normen.

Wat betreft gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit wordt niet voorzien in vestiging van dergelijke functies. Dit is in de planregels als zodanig vastgelegd. Op grond daarvan kan reeds worden geconcludeerd dat het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) geen beperkingen met zich meebrengt.

5.6 Bodem

In de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is uitgebreid ingegaan op bodemgerelateerde aspecten. Met betrekking tot de bodem zijn er geen nieuwe omstandigheden aanwezig die nopen tot aanvullend onderzoek of een heroverweging. Kortheidshalve wordt verwezen naar hetgeen hierover in het kader van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is opgenomen en overwogen.

5.7 Cultuurhistorie en archeologie

In de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is uitgebreid ingegaan op cultuurhistorie en archeologie. Met betrekking tot de cultuurhistorie en archeologie zijn er geen nieuwe omstandigheden aanwezig die nopen tot aanvullend onderzoek of een heroverweging. Kortheidhalve wordt verwezen naar hetgeen hierover in het kader van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is opgenomen en overwogen. Opmerking verdient het wel dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie die in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord aan de gronden is toegekend waarop ook voorliggend uitwerkingsplan voorziet, onverkort van kracht is. Binnen het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan geldt een lage verwachting: nader onderzoek is nodig met uitzondering van bodemingrepen die betrekking hebben op een oppervlak kleiner dan 10.000 m2 of die minder diep gaan dan 1,20 meter onder het maaiveld. Het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan is aanzienlijk kleiner is dan genoemde 10.000 m2.

5.8 Externe veiligheid

In de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is uitgebreid ingegaan op externe veiligheid. Met betrekking tot de externe veiligheid zijn er geen nieuwe omstandigheden aanwezig die nopen tot aanvullend onderzoek of een heroverweging. Kortheidhalve wordt verwezen naar hetgeen hierover in het kader van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is opgenomen en overwogen.

5.9 Hoogbouwaspecten

Rondom hoge gebouwen kan windhinder optreden. Er kan sprake zijn van verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam kunnen maken. Op grond van onderzoek (computeranimatie of windtunnelonderzoek) kan vooraf worden vastgesteld of bij een bepaald stedenbouwkundig ontwerp windhinder zal optreden en zo ja, welke maatregelen kunnen worden getroffen om windhinder te voorkomen of te beperken. Ter voorkoming van windhinder kunnen maatregelen worden genomen in de openbare ruimte of aan het gebouw zelf.

Middels voorliggend uitwerkingsplan wordt de realisatie mogelijk gemaakt van bebouwing met een maximale bouwhoogte van 66 tot 67 meter + N.A.P. Dat op plekken rondom de toekomstige bebouwing windhinder kan optreden is niet ondenkbaar. Of en waar dit kan plaatsvinden is echter sterk afhankelijk van het stedenbouwkundig ontwerp en de architectonische uitwerking. De mate waarop windhinder optreedt en de toepasbaarheid en effectiviteit van eventuele maatregelen is eerst goed te onderzoeken op bouwplanniveau. Het gaat bij maatregelen veelal om kleinschalige ingrepen. Maatregelen blijken, voor zover nodig, altijd goed mogelijk. Met voorliggend uitwerkingsplan worden de stedenbouwkundige randvoorwaarden geboden, waarbinnen het bouwplan verder uitgewerkt kan worden.

Om die reden is ervoor gekozen in de planregels een nadere eisen regeling op te nemen die erin voorziet dat burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan bouwplannen met een bouwhoogte van 30 meter of meer met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van bouwwerken ter voorkoming of beperking van windhinder. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een windtunnelonderzoek aan hen te overleggen. Hiermee wordt geborgd dat bij de verdere uitwerking windhinder een aandachtspunt is dat nadrukkelijk wordt betrokken. Voor zover nodig, wordt op deze wijze tevens voorzien in de juridische middelen om eventuele noodzakelijke maatregelen af te dwingen.

Voor het overige zijn de relevante aspecten welke kunnen spelen vanwege hoogbouw afdoende overwogen in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. De op grond daarvan vastgestelde kaders behoeven geen heroverweging.

5.10 Natuur en landschap

Ten behoeve van de ontwikkeling die met voorliggend uitwerkingsplan wordt mogelijk gemaakt, dient een aantal bomen te worden gekapt. Een kapvergunning is inmiddels in voorbereiding. Uit diverse onderzoeken die zijn gedaan in het kader van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is gebleken dat het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan onderdeel is van een groter geheel waar in 2013 een broedend paartje sperwers is aangetroffen (zie o.a. Bijlage 1, Sperwer en boomvalk in Kennis Kwartier Noord te Amsterdam, 3 oktober 2013).

In het voorjaar van 2014 is in verband met de voorgenomen ontwikkeling waarop voorliggend uitwerkingsplan voorziet, wederom gericht onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van broedende roofvolgels in het gebied (zie bijlage 2, Flora en faunadossier kavel 2 en 3, 16 mei 2014). Daarbij is tevens een overzicht gegeven van de waarnemingen van de afgelopen jaren. De boomvalk broed niet in de nabijheid van het plangebied van voorliggende uitwerking en wordt in dit kader verder buiten beschouwing gelaten. De sperwer heeft de afgelopen jaren op steeds wisselende locaties gebroed in of in de nabijheid van het plangebied. Dit jaar zijn geen broedende sperwers aangetroffen. Er werden drie sperwernesten aangetroffen, maar twee daarvan waren in verval en waren zeker al langere tijd niet in gebruik; een derde exemplaar is in redelijke conditie maar er zijn ook in dit nest geen tekens dat het wordt gebruikt. Er is geen sperwer waargenomen. Naar aanleiding van signalen dat er een buizerd zou zijn gesignaleerd is ook gericht gekeken naar een eventueel nest van een buizerd of aan-/afvliegende buizerd. De soort of een nest werden niet waargenomen.

Hoewel er dit voorjaar geen broedende sperwers zijn aangetroffen, valt niet uit te sluiten dat de locatie desondanks moet worden gezien als een vaste rust- of verblijfplaats voor sperwers. Doordat de bomen waarvoor een kapvergunning mogelijk moeten worden gezien als deeluitmakend van een vaste rust- of verblijfplaats voor sperwers, is er naar het oordeel van de gemeente Amsterdam mogelijk sprake van overtreding van de verbodsbepaling in artikel 11, kort gezegd inhoudende dat het verboden is (o.a.) een vaste rust- of verblijfplaats te verstoren of te vernielen. Op grond van artikel 75 Flora- en faunawet jo. artikel 2, derde lid, Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het Vrijstellingenbesluit) kan van dit verbod ontheffing worden verleend. Nu geen sprake is van verstoring of vernieling van een nest, maar van de vaste rust- of verblijfplaats, zijn de beperkingen die overeenkomstig vaste jurisprudentie uitgaan van de Europese Vogelrichtlijn voor wat betreft de ontheffingsgronden, niet van toepassing. Daarmee kunnen in beginsel alle belangen als genoemd in artikel 2, lid 3 Vrijstellingenbesluit aan de ontheffing ten grondslag worden gelegd.

In artikel 75, lid 6 Flora- en faunawet is opgenomen dat vrijstelling of ontheffing slechts wordt verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Een andere, bevredigende oplossing, waarbij de ontwikkeling plaats zal vinden zonder dat dit ten koste zal gaan van de bestaande bomen, is niet denkbaar. Slechts door positionering van het kantoorgebouw op een volledig andere locatie is behoud van de bomen mogelijk. Een andere positionering en behoud van de bomen zal echter de om stedenbouwkundige redenen aanwezige wens om vanuit het reeds bestaande deel van het kerngebied langs de Zuidas door te ontwikkelen onmogelijk maken. De stedenbouwkundige samenhang van het gebied zou daarmee worden doorkruist, terwijl het hier juist een locatie betreft met een sleutelpositie. Ook zouden de geluidsreducerende effecten die er van de beoogde kantoorbebouwing uitgaan op de woningbouwlocatie in Gershwin juist niet kunnen worden bereikt met positionering van het kantoorgebouw elders in de Zuidas.

Deze belangenafweging dient in concreto gemaakt te worden in het kader van de kapvergunning en de daarvoor benodigde verklaring van geen bedenkingen. In het kader van voorliggend uitwerkingsplan is met name van belang in hoeverre het aannemelijk is dat de verklaring van geen bedenkingen zal worden verkregen.

Inmiddels is in dat kader een activiteitenplan opgesteld in verband met de voorgenomen ontwikkeling en is een kapvergunning aangevraagd. In de bij dit activiteitenplan behorende bijlage Onderbouwing t.b.v. ontheffing artikel 11 Ffw Locatie “Het Bosje” Zuidas Amsterdam is deze belangenafweging meer uitgebreid beschreven.

Mede gelet op de daarin opgenomen bevindingen en belangenafweging heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken per brief van 19 december 2014 een definitieve verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Op grond daarvan kan de kapvergunning worden verleend. De uitvoerbaarheid van voorliggend uitwerkingsplan staat daarmee vast.

In het kader van de gekozen gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking liggen de op de kapaanvraag betrekking hebbende stukken gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage. Om die reden zijn de betreffende stukken niet ook nog als bijlage bij het voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

Voor het overige zijn er in het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan geen plan- en diersoorten aangetroffen die aan uitvoering in de weg staan.

5.11 Water

In verband met de voorgenomen concrete ontwikkeling die met voorliggende uitwerking wordt mogelijk gemaakt, is in aanvulling op de waterparagraaf in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord nader onderzoek gedaan naar de verschillende relevante aspecten op het gebied van (grond)waterhuishouding (Waterparagraaf Zuidzijde Bosje kavel, 13 mei 2014, zie bijlage 3). Hieronder volgen de belangrijkste conclusies.

Waterkeringen

Het plangebied bevindt zich in de Binnendijkse Buitenveldertse polder (BB-polder) met een streefpeil van NAP -2,00 m. Het plangebied ligt binnen dijkring 14. Voor dijkring 14 is, in het kader van de Waterwet, een overstromingsrisico vanuit de rivieren en de zee bepaald van 1/10.000 jaar. Ten noorden van het plangebied ligt, op een afstand van 225 m een secundaire indirecte waterkering en op een afstand van circa 275 m, een secundaire directe verholen waterkering. De secundair directe verholen waterkering is geclassificeerd als IPO klasse V (overschrijdingsfrequentie van 1/10.000 jaar). Het Bosje kavel valt buiten de (bescherming)zones van de waterkeringen.

Oppervlaktewater

De hoeveelheid oppervlaktewater in het plangebied wijzigt niet. De realisatie van het Bosje kavel leidt tot een verhardingstoename van 2.700 m2. Dit moet worden gecompenseerd met 405 m2 (15 procent) nieuw oppervlaktewater- of alternatief oppervlaktewater. Voor de ontwikkeling van de Zuidas is recentelijk de totale wateropgave (per deelgebied) inzichtelijk gemaakt en getoetst. In deze wateropgave is de ontwikkeling van het Bosje kavel meegenomen. De toetsing toont aan dat de waterbalans positief blijft (bij ontwikkeling van het Bosje kavel) en wordt voldaan aan de compensatie. In de Zuidas wordt daarnaast gewerkt met de Actuele Waterbalans Zuidas conform het Protocol Waterbalans Zuidas. De ontwikkeling van het Bosje kavel is in de Actuele Waterbalans opgenomen.

Grondwater

De ontwikkeling van Bosje kavel veroorzaakt een maximale verhoging (opstuwing) van de freatische grondwaterstand van 0,4 m en een maximale verlaging (luwte) van 0,2 m. Het invloedgebied (is het gebied met een verhoging of verlaging van meer dan 0,1 m) strekt tot 60 m buiten het plangebied. Het kavel wordt opgehoogd tot NAP -0,20 m, daarmee voldoet het plangebied aan de gemeentelijke grondwaternorm voor kruipruimteloos bouwen (0,50 m). Er wordt geen schadelijke invloed verwacht op funderingen of bomen. Verder wordt geen invloed op eventuele verontreinigingen in de omgeving verwacht.

Hemelwater

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater, de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. In de eindsituatie sluit de
hemelwaterafvoer van het plangebied en de hier aanwezige bebouwing aan op het in het plangebied
aanwezige hemelwaterriool. Aanvullend geldt voor de afvoer van hemelwater het volgende beleid:

  • zo nodig wordt het hemelwater lokaal gezuiverd, bijvoorbeeld in wadi's of andere voorzieningen;
  • zo mogelijk wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd. Dit ontlast het oppervlaktewatersysteem tijdens piekbuien, omdat er dan minder water afstroomt. Hemelwater kan tijdelijk geborgen worden in vijvers, wadi's, oeverzones, groene en blauwe daken enzovoort;
  • zo mogelijk wordt hemelwater (her)gebruikt;
  • om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, grondwater en waterbodem tegen te gaan, dient het gebruik van uitlogende materialen (PAK, lood, zink en koper) tijdens de bouw- en gebruiksfase voorkomen te worden. Daarnaast dient bij het beheer zo min mogelijk gebruik te worden gemaakt van middelen die kunnen leiden tot verontreiniging van het oppervlakte- of grondwater;

Getracht moet worden om een deel (circa 40%) van het verharde oppervlak binnen het plangebied als watervertragend in te richten, bijvoorbeeld door de realisatie van waterbergende daktuinen op de bebouwing of realisatie van vijvers, wadi's, oeverzones en infiltratievoorzieningen.

Neerslag die via druk bereden straten (met meer dan 5.000 voertuigbewegingen per etmaal) afstroomt moet afgevoerd worden naar een verbeterd gescheiden rioleringssysteem of gezuiverd worden voor lozing op het oppervlaktewater.

Conclusie

Gelet op het nader onderzoek naar de verschillende met waterhuishouding samenhangende aspecten kan worden geconcludeerd dat deze niet aan uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling in de weg staan. Overeenkomstig artikel 8.2.1 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord kunnen in uitwerkingsplannen in verband met de grondwaterhuishouding van het gebeid, regels worden gesteld inhoudende dat in de uitwerkingsregels de mogelijkheid wordt opgenomen tot het stellen van nadere eisen. Gelet op de bevindingen is het niet noodzakelijk een dergelijke nadere eisen regeling op te nemen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Waar de overige paragrafen van deze plantoelichting de achtergronden van het uitwerkingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de planregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht.

Het (juridisch deel van het) uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het uitwerkingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Van belang is op te merken dat het uitwerkingsplan overeenkomstig artikel 3.6, lid 3, Wro deel uitmaakt van het bestemmingsplan dat aan de uitwerking ten grondslag ligt. Dit brengt mee dat voorliggend uitwerkingsplan deel uitmaakt van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. De in dat bestemmingsplan opgenomen bepalingen in hoofdstuk 1, 3 en 4 zijn onverkort van toepassing op het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan. Hetzelfde geldt voor hetgeen is geregeld in artikel 9 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, waarin de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is geregeld. De daarin opgenomen regels zijn op het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan onverkort van toepassing.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het uitwerkingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het uitwerkingsplan geformuleerd.

6.2 Planvorm

Er wordt beoogd met dit uitwerkingsplan een flexibele regeling voor ontwikkeling van het gebied vast te leggen. Het uitwerkingsplan is dan ook relatief globaal. De essentiële voorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening zijn vastgelegd, maar het plan is waar mogelijk flexibel. Door diverse flexibiliteitsregels wordt binnen de plankaders ruimte geboden voor ontwikkelingen in de toekomst, zonder dat de aan het plan te verbinden rechtszekerheid voor burgers en gemeente in het geding komt.

6.3 Artikelgewijze toelichting

Algemeen

De verbeelding is de kaart waarop door middel van letters, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de mogelijke bouwhoogtes cq volumes staan aangegeven. De kaart heeft, in samenhang met de regels, een bindend karakter.

Als ondergrond voor de verbeelding is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de analoge verbeelding van de verbeelding te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de verbeelding weergegeven.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels; met daarin definities en de wijze van meten en berekenen.
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels; die het hart van ieder bestemmingsplan vormen. Dit geldt ook voor voorliggend uitwerkingsplan. Ze zijn opgebouwd uit een bestemmingsomschrijving, waarin een omschrijving wordt gegeven van de aan de grond toegekende functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Verder kunnen in de bestemmingsomschrijving ook impliciet bij de bestemming behorende functies worden genoemd ("met de daarbij behorende"), bijvoorbeeld erf, paden, toegangswegen etc. Per bestemming worden bouwregels gegeven, waarin voor alle bouwwerk en de van toepassing zijnde bouwbepalingen worden geregeld. Waar nodig worden specifieke gebruiksregels gegeven. Daarin kunnen aanvullingen of afwijkingen van de algemene gebruiksregels worden gegeven.
  • Hoofdstuk 3: algemene regels; deze hebben betrekking op in beginsel alle voorafgaande regels. Hierbij gaat het onder meer om de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels algemene afwijkingsbevoegdheid.
  • Hoofdstuk 4: overgang- en slotregels.

Hieronder volgt per opgenomen artikel een toelichting. Daar waar het betreffende artikel vanwege de erin opgenomen regeling dit vraagt zal uitgebreid worden ingegaan op die regeling. Voor de overige artikelen wordt volstaan met een meer beperkte uitleg.

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke) bestemmingsplannen wordt omschreven.

Voorliggend uitwerkingsplan maakt overeenkomstig artikel 3.6, lid 3, Wro deel uit van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord. De in dat bestemmingsplan opgenomen bepalingen in hoofdstuk 1, 3 en 4 zijn onverkort van toepassing op het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan. Ten overvloede is er voor de duidelijkheid voor gekozen om in de aanhef van artikel 1 aan te geven dat de in het artikel opgenomen begripsbepalingen in aanvulling, en deels in afwijking zijn van de begripsbepalingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, en dat de begripsbepalingen van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord voor het overige onverkort van toepassing zijn. Voor bijvoorbeeld de betekenis van begrippen als 'geluidsgevoelige functie' en 'gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit' dient te worden uitgegaan van de begripsbepalingen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord.

In verband met de elektronische publiceerbaarheid zijn enkele begripsbepalingen die ook zijn opgenomen in het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, tevens hier opgenomen. Hoewel dit de suggestie kan wekken dat alle overige begripsdefinities van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord dus niet van toepassing zijn, is dat zoals hiervoor aangegeven niet het geval.

Artikel 2 Wijze van meten

Ook met betrekking tot de wijze van meten is er voor gekozen ten overvloede een artikel op te nemen met daarin een verwijzing naar artikel 2 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, welke onverkort van toepassing is op het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan. In het betreffende artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die in de overige regels worden aangegeven.

Artikel 3 Kantoor

Eerste lid: Bestemmingsomschrijving

Het eerste lid geeft voor de gronden de bestemmingomschrijving. Aangegeven is ten behoeve van welke functies de gronden zijn bestemd. Het uitwerkingsplan voorziet in hoofdzaak in de realisatie van kantoorfuncties. Om die reden is er een kantoorbestemming aangegeven. Naast deze hoofdfunctie is nog een groot aantal andere voorzieningen mogelijk. Het betreft hoofdzakelijk voorzieningen welke naar hun aard en functie complementair zijn aan de kantoor- en woonfunctie en bijdragen aan de levendigheid in het gebied. Het gaat om voorzieningen zoals detailhandel, zakelijke en consumentverzorgende dienstverlening, en diverse vormen van horeca. Dat in hoofdzaak wordt voorzien in een kantoorbestemming blijkt ook uit de specifieke gebruiksregels (lid 3.4), waarin voor de andere functies dan kantoor een gezamenlijk maximum is opgenomen van 750 m2. Verder is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat parkeervoorzieningen mogelijk zijn. Tot slot worden die functies mogelijk gemaakt die betrekking hebben op zaken van algemeen nut en de inrichting van de openbare ruimte en het verblijfsgebied.

Tweede lid: Bouwregels

In de bouwregels is ten aanzien van gebouwen een onderscheid gemaakt tussen bovengrondse gebouwen, en ondergrondse gebouwen.

Bovengrondse gebouwen zijn toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak. Het totaal bouwprogramma is bovengrondse bepaald op 16.500 m2 brutovloeroppervlak.

Binnen het bestemmingsvlak zijn de maximum bouwhoogtes aangegeven. Deze maximum bouwhoogtes gelden echter niet zondermeer. Er is een zone aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding'. In de regels is bepaald dat binnen die zone voor ten minste 50% van het te bebouwen oppervlak geldt dat er een maximum bouwhoogte geldt van 35 meter, gemeten vanaf maaiveld.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het wenselijk dat er langs de Gustav Mahlerlaan een straatwand ontstaat. Daarmee wordt aangesloten op het reeds bestaande beeld in het gebied Mahler. Om dit te bewerkstelligen is een verplichte gevellijn bepaald. Op de verbeelding zijn die delen middels een gevellijn aangeduid. Middels de planregels is daaraan het vereiste gekoppeld dat de voorgevel van de gezamenlijke bebouwing, gemeten vanaf maaiveld, vanaf een hoogte van 10 meter tot een hoogte van 30 meter voor ten minste 80% dient te worden opgericht in deze lijn. uiteraard is dit uitsluitend het geval voor zover gebouwen een grotere bouwhoogte zullen krijgen dan 10 meter boven maaiveld.

Overigens is dat laatste met name langs de zijde van de Gustav Mahlerlaan, maar ook langs de Buitenvelderstelaan, nadrukkelijk wel de bedoeling. In aanvulling op het vorenstaande is een bepaalde bouwhoogte en breedtemaat voor de afzonderlijke gebouwen langs de Gustav Mahlerlaan van belang om de gewenste straatwand te realiseren. Om die reden is bepaald dat bebouwing aan de zuid- en oostzijde over de volle lengte dient te worden gerealiseerd.

Voor ondergrondse gebouwen geldt dat deze binnen het gehele bestemmingsvlak mogen komen. Er is een maximum bouwdiepte gesteld van 3 bouwlagen. Mogelijk dat in de toekomst een bouwkundige en functionele verbinding met nog te realiseren ondergrondse parkeervoorzieningen in aangrenzende gebieden mogelijk en wenselijk is. Duidelijkheidshalve is aangegeven dat dit is toegestaan.

Voor een specifieke vorm van gebouwen, namelijk gebouwde parkeervoorzieningen, is bepaald dat deze uitsluitend ondergronds mogen worden gerealiseerd. Deze mogen uitsluitend worden ontsloten vanaf de westzijde. Zoals reeds onderbouwd in paragraaf 5.3 is in de bouwregels opgenomen dat de parkeergarage mag worden gerealiseerd ten behoeve van een maximale capaciteit van 71 parkeerplaatsen. Dit onverminderd de parkeernorm die is opgenomen in het vijfde lid.

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot slot geldt dat deze binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gerealiseerd, met een maximum bouwhoogte van 5 meter. Ondergronds zijn ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde geen beperkingen gesteld.

Derde lid: Nadere eisen

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van bij het plan te geven regels ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kunnen stellen. In de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord is opgenomen dat deze mogelijkheid in het uitwerkingsplan toepassing kan krijgen. Ten aanzien van een tweetal aspecten is deze mogelijkheid opgenomen:

  • Allereerst is geregeld dat burgemeester en wethouders ter voorkoming van eventuele windhinder nadere eisen kunnen stellen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van gebouwen. Deze regeling heeft betrekking op gebouwen die hoger zijn dan 30 meter. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen dat een onderzoek naar eventuele windhinder wordt gedaan. In het uiterste geval kan het daarbij gaan om een windtunnelonderzoek.
  • Tevens kunnen indien advisering van de brandweer daartoe aanleiding geeft, nadere eisen worden gesteld met betrekking tot vluchtwegen.

Vierde lid: Afwijking van de bouwregels

Binnenplans is een tweetal afwijkingsmogelijkeheden opgenomen:

  • Allereerst is er de mogelijk dat de in lid 2 aangegeven maximum bouwhoogtes worden overschreden in verband met bouwkundige constructies ten behoeve van dakterrassen. Daarbij moet met name worden gedacht aan hekwerken. Voor zover de maximum bouwhoogtes zijn gerelateerd aan het Luchthavenindelingsbesluit is overschijding echter uitgesloten en van de afwijkingsmogelijkheid uitgezonderd.
  • Een tweede afwijkingsmogelijkheid heeft betrekking op het minimale percentage van de gevels die aan de zijde van de Buitenveldertselaan en Gustav Mahlerlaan in de gevellijn moet worden opgericht. Onder voorwaarde dat dit geen afbreuk doet aan de stedenbouwkundig noodzakelijk geachte bouwwand mag dit worden verlaagd naar een minimum van 60%.

Vijfde lid: Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 12 van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord van acht dient te worden genomen. Hoewel deze regel reeds voortvloeit uit het gegeven dat voorliggend uitwerkingsplan onderdeel is van het bestemmingsplan, is deze bepaling duidelijkheidshalve in de specifieke gebruiksregels opgenomen.

Verder is onder verwijzing naar de Staat van Inrichtingen van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord bepaald dat een aantal van de functies slechts izjn toegestaan voor zover die vallen onder de catgeorieën 1 en 2 van de betreffende lijst.

Voor zover onder de in lid 3.1 genoemde functies tevens kunnen worden begrepen geluidsgevoelige functies danwel gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, dan zijn deze niet toegestaan.

Het kantoorprogramma binnen het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan is niet specifiek gemaximeerd. wel geldt er voor de functies, genoemd in lid 3.1, onder b tot en met i, een gezamenlijk minimum brutovloeroppervlakte van 500 m2. Tevens is er voor deze functies een maximum brutovloeroppervlakte gesteld van 750 m2. Van die functies is tevens bepaald deze uitsluitend mogen worden gesitueerd in de eerste twee bouwlagen.

Parkeren mag uitsluitend plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen. De parkeerplaatsen zijn uitsluitend bedoeld ten behoeve van de erboven gerealiseerde functies. Er is met inachtneming van de overeenkomstig bestemmingsplan Kenniskwartier Noord aangegeven parkeernormen een maximum gesteld per functie.

Laad- en losgelegenheid en fietsenstalling dient inpandig te worden gerealiseerd. Parkeergelegenheid ten behoeve van kort parkeren in de vorm van op- en afhalen en taxistandplaatsen zijn van het vereiste dat parkeren uitsluitend ondergronds plaats mag vinden en van de parkeernormering uitgezonderd.

Artikel 4 Verkeer

In artikel 4 zijn regels opgenomen die de bestemming van de gronden ten oosten van de kantoorbestemming regelen. De regels maken een inrichting als openbaar ruimte mogelijk.

Artikel 5 Overige regels

De algemene regels van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam bij besluit van 18 december 2013, nr. 250/1115, met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1004BPGST-VG01, zoals opgenomen in artikel 10 tot en met 15 van dat plan, zijn van overeenkomstige toepassing. Zoals hiervoor reeds enkele keren aangegeven is volgt dit rechtstreeks uit de wet. Ten overvloede is dit voor de duidelijkheid expliciet in artikel 4 gesteld.

Het gaat daarbij om de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Artikel 6 Overgangsrecht

Ook hier geldt dat voorliggend uitwerkingsplan deel uitmaakt van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, en dat daaruit volgt dat de overgangsrechtelijke bepalingen die daarin zijn opgenomen onverkort van toepassing zijn op het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan. Ten overvloede is dit voor de duidelijkheid expliciet in artikel 5 gesteld.

Artikel 7 Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit uitwerkingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Op de economische uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling op onder andere de gronden waarop voorliggend uitwerkingsplan betrekking heeft, is in de toelichting van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord ingegaan. Er heeft geen wijziging van omstandigheden plaatsgevonden, op basis waarvan de daarin opgenomen toelichting herziening behoeft. Op deze plaats kan worden volstaan met een verwijzing naar de betreffende toelichting.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Overleg met betrokken overheden

Op grond van artikel 1.1.1, lid 3 Bro geldt dat het bepaalde in Hoofdstuk 3 van het Besluit ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing is op een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b. Dit brengt mee dat ook uitwerkingsplannen vallen onder de overlegverplichting uit art. 3.1.1 Bro. Het overleg dient zodanig te worden ingevuld dat door de overlegpartners voldoende kan worden beoordeeld of het plan in overeenstemming is met hun belangen. De intensiteit van het overleg hangt samen met de aard en omvang van de wijziging/uitwerking. Het Rijk of de provincie kunnen bovendien van te voren aangeven of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de betrokken diensten van Rijk of provincie. De waterbeheerder neemt met een adviserende rol actief deel aan de planvorming in de Zuidas. Middels periodiek overleg worden de effecten van ontwikkelingen op korte en lange termijn op het watersysteem besproken. Gelet daarop en op het in het kader van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord gevoerde bestuurlijk vooroverleg en het in dat kader naar voren gebrachte, alsmede gelet op de inhoud van voorliggend uitwerkingsplan, kan worden geconcludeerd dat met dat reeds gevoerde overleg kan worden volstaan.

8.2 Participatie

Bij de totstandkoming van het MER Zuidas - de Flanken (zie paragraaf 5.2) is de toen voorgeschreven m.e.r.-procedure doorlopen. Op grond van artikel 7.13 van de Wet milieubeheer (zoals deze gold voor 1 juli 2010) is op 28 april 2010 kennisgegeven van de startnotitie m.e.r. ten behoeve van de Zuidas Amsterdam - Flanken. De startnotitie heeft met ingang van 29 april 2010 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is de mogelijkheid geboden zienswijzen naar voren te brengen. In de Nota van Beantwoording zienswijzen en adviezen Startnotitie MER Zuidas Flanken is aangegeven op welke wijze de zienswijzen zijn betrokken in het MER, danwel worden betrokken bij de verdere ruimtelijke planvorming. De Nota van beantwoording maakt onderdeel uit van het Besluit Reikwijdte en detailniveau MER Zuidas Amsterdam - Flanken. Inmiddels is deze procedure afgerond.

Daarnaast heeft op niveau van het projectgebied Kenniskwartier in 2010 inspraak plaatsgevonden in het kader van het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier. Het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier is op 16 februari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam.

Op grond van artikel 1.3.1, eerste lid, van het Bro moet van het voornemen tot het voorbereiden van onder andere een bestemmingsplan vooraf kennis worden gegeven. Die plicht geldt alleen indien bij de voorbereiding van dat bestemmingsplan geen MER wordt opgesteld. Hoewel een MER is opgesteld, is er desondanks voor gekozen nogmaals op grond van artikel 1.3.1 Bro kennis te geven van de voorbereiding van het bestemmingsplan. Aangezien er reeds in het kader van de startnotitie m.e.r. de mogelijkheid is geboden zienswijzen naar voren te brengen, en een ieder bovendien in de gelegenheid is gesteld tot het geven van een reactie op het Uitvoeringsbesluit Kenniskwartier, is ervan afgezien die mogelijkheid nogmaals in het kader van dit bestemmingsplan te bieden. De kennisgeving is op 25 april 2012 gepubliceerd in de Echo. Tevens is de kennisgeving langs elektronische weg bekendgemaakt.

Overeenkomstig wettelijk voorschrift is vervolgens een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen. Van die mogelijkheid is kennisgegeven op 12 juni 2013. Een viertal zienswijzen is binnengekomen. Bij vaststelling van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord heeft de gemeenteraad middels de Nota van Beantwoording tevens aangegeven op welke wijze met deze zienswijzen is rekening gehouden.

Gelet op alle bovenstaande mogelijkheden van inspraak en participatie, is in het kader van dit uitwerkingsplan afgezien van verdere participatie.