direct naar inhoud van Regels
Plan: Olympiakanaal-zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1306BPSTD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Olympiakanaal-zuid met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1306BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegsteiger

Boven of in het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een vaartuig, waarover naar de wal kan worden gelopen.

1.6 archeologisch onderzoek

Werkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.7 archeologisch rapport

Rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt vastgesteld die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.8 archeologische waarden

Waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem.

1.9 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

Een gelegenheid, die met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is.

1.11 bedrijfsvaartuig

Vaartuig, een ark daaronder begrepen, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bodemverstoring

Elke vorm van grondverzet, daaronder begrepen grondverzet van de waterbodem.

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid.

1.20 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 geluidzone - industrie

De met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

1.22 huisgebonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt wel een bed & breakfast begrepen, maar niet detailhandel of horeca.

1.23 huisgebonden beroep

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.24 jachthaven

Haven waarbij overwegend gelegenheid wordt gegeven tot het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van pleziervaartuigen.

1.25 kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.26 kunstwerk ten behoeve van de waterhuishouding

Bouwwerken zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers.

1.27 ligplaats

Een nader aangeduid deel van water waar een woonboot of bedrijfsvaartuig binnen de daarvoor geldende voorwaarden ligt, dan wel kan liggen.

1.28 ligplaatsvergunning

Vergunning op grond van de Verordening op het Binnenwater 2010, danwel een daarop opvolgende regeling van het college van B&W voor het met een woonboot of bedrijfsvaartuig innemen van een ligplaats, daaronder begrepen een vervangingsvergunning welke rechtskracht heeft.

1.29 maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.30 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de elektronische communicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen warmte- en koudeopslag transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, bergbezinkbassins, telefooncellen en zendmasten.

1.31 omgevingsvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.32 opstapplaats

Oever, kade of steiger welke ingericht dan wel gebouwd is om passagiers van passagiersvaartuigen en rondvaartboten de gelegenheid te bieden op, af of in te stappen, zonder dat sprake is van een permanente ligplaats van passagiersvaartuigen en rondvaartboten.

1.33 passagiersvaartuig

Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  • a. vervoer van personen;
  • b. het beschikbaar stellen aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.
1.34 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk in het water, een woonboot of een bedrijfsboot: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 pleziervaartuig

Een vaartuig, gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.36 short-stay

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden dan wel aan maximaal 4 personen indien deze personen niet tot één huisihouden behoren, voor een aaneensluitende periode van tenminste één (1) week en maximaal zes (6) maanden. Voor het overige blijft het gebruik gelijk als bedoeld bij de bestemming 'Wonen'.

1.37 steiger

Boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, waarover gelopen kan worden.

1.38 Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC)

Een door de gemeenteraad van Amsterdam ingestelde ambtelijke commissie, welk advies uitbrengt aan het College van Burgemeester en Wethouders over de inpasbaarheid van initiatieven in de Hoofdgroenstructuur van de gemeente Amsterdam.

1.39 toegangsvoorziening

Een bouwwerk dat een woonboot, bedrijfsvaartuig, vlot, ponton, aanlegsteiger of drijvend terras op de kortst mogelijke wijze vanaf de wal toegankelijk maakt.

1.40 vaartuig

Vervoermiddel op of onder water.

1.41 verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Olympiakanaal-zuid'.

1.42 vervangingsvergunning

Vergunning voor het verwijderen van een bestaande woonboot of bedrijfsvaartuig en het op dezelfde plek afmeren van een andere woonboot of bedrijfsvaartuig.

1.43 vlot

Een drijvende constructie, niet zijnde een bouwwerk of een vaartuig, die niet met constructieve voorzieningen met de ondergrond noch met de wal verbonden is en daardoor de eigenschap heeft behouden om zich in horizontale richting te verplaatsen.

1.44 waterberging

(Tijdelijke) opslag van een overmaat aan (oppervlakte)water in het (oppervlakte)watersysteem.

1.45 watertuin

Een open houten raamwerk uitsluitend bestemd en gebruikt voor waterplanten en waterdieren met een niet beloopbare en met een doorwortelbare bodem.

1.46 wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, NEN-normen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van:

  • a. de tervisielegging van het ontwerpplan voor wat betreft het bouwen;
  • b. de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor wat betreft het gebruik;

tenzij in deze regels anders is bepaald.

1.47 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen een woonboot.

1.48 woonboot

Vaartuig, een ark daaronder begrepen, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf van één huishouden, niet zijnde een object dat valt onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de begrenzing van de ondergescheidene bestemmingen

Voor zover niet in maten op de (analoge) verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de (digitale) verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van vaartuigen

Vanaf peil tot aan het hoogste punt van een vaartuig, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals masten, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

De oppervlakte tussen de buitenwerkse gevelvlakken, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk of vaartuig

2.7 de oppervlakte van vaartuigen

Het oppervlak van de ruimte binnen de uiterste contouren van het vaartuig, neerwaarts geprojecteerd op het waterpeil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park- en groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten;
  • e. geluidschermen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidsscherm';
  • f. kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • h. werken van beeldende kunst;
  • i. straatmeubilair;
  • j. oeververbindingen (bruggen);
  • k. tuinen;
  • l. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Op of onder de in 3.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte van straatverlichting: 6 meter;
  • b. maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • c. voor toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten geldt een maximum breedte van 3 meter.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten en de jachthaven;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kunstwerk ten behoeve van de waterhuishouding en/of -staat;
  • g. werken van beeldende kunst;
  • h. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • i. oeververbindingen (bruggen);
  • j. laden en lossen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Op of onder de in 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. maximale bouwhoogte van lichtmasten, zendmasten, sirenemasten, bewegwijzering, verkeersregulering en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 12 meter;
  • b. maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2,5 meter;
  • c. voor toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten en de jachthaven geldt een maximum breedte van 3 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen en waterwegen;
  • b. ligplaatsen voor woonboten en in samenhang daarmee huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf, bed and breakfast en short stay, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'ligplaats', met inachtneming van het bepaalde in 5.3;
  • c. ligplaats voor een bedrijfvaartuig ten behoeve van een jachthaven, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - jachthaven';
  • d. toegangsvoorzieningen, steigers en vlotten ten behoeve van woonboten, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'ligplaats';
  • e. watertuinen en (drijvende) rietbakken;
  • f. aanlegsteigers, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'jachthaven';
  • g. openbare wandelsteigers, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'steiger';
  • h. jachthaven en bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - jachthaven';
  • i. toegangsvoorzieningen ten behoeve van de jachthaven;
  • j. kunstwerken ten behoeve van de waterhuishouding en/of -staat;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. werken van beeldende kunst;
  • n. pleziervaartuigen;
  • o. straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in het eerste lid genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Op of onder de in 5.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximum bouwhoogte van 2,5 meter.
  • b. voor toegangsvoorzieningen ten behoeve van woningen en de jachthaven geldt een maximum breedte van 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in 5.1 genoemde gronden gelden de volgende regels:

5.3.1 Maximum aantal vaartuigen
  • a. maximum aantal woonboten: zoals met de maatvoering 'maximum aantal boten' per maatvoeringsvlak staat aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van het maatvoeringsvlak op de verbeelding waar maximaal 3 woonboten zijn toegestaan, woonboten alleen zijn toegestaan indien ter plaatse van de bouwaanduiding 'geluidsscherm' op de verbeelding een geluidscherm is geplaatst met een bouwhoogte van minimaal 1,5 meter;
  • b. maximum aantal bedrijfsvaartuigen: 1;
  • c. maximum aantal pleziervaartuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'jachthaven': 60.
5.3.2 Maximale afmetingen
  • a. voor woonboten gelden per woonboot de volgende regels:
    • 1. maximum lengte: 21,5 meter;
    • 2. maximum breedte: 7 meter;
    • 3. maximum hoogte: 5,5 meter;
    • 4. maximum oppervlakte van het vaartuig: 140 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vlotten en steigers ten behoeve van woonboten als bedoeld in 5.3.2 onder c sub 2 hierop in mindering wordt gebracht en de oppervlakte van toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. voor bedrijfsvaartuigen gelden de volgende regels:
    • 1. maximum lengte: 7 meter;
    • 2. maximum breedte: 4 meter;
    • 3. maximum hoogte: 4 meter;
  • c. voor vlotten en steigers ten behoeve van woonboten geldt:
    • 1. maximum hoogte: 1 meter;
    • 2. maximum oppervlakte: 140 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de woonboot als bedoeld in 5.3.2 onder a sub 4 hierop in mindering wordt gebracht en de oppervlakte van toegangsvoorzieningen ten behoeve van woonboten buiten beschouwing wordt gelaten.
  • d. voor aanlegsteigers geldt een maximum bouwhoogte van 1,5 meter.
5.3.3 Huisgebonden beroep, huisgebonden bedrijf en bed and breakfast

Voor het in samenhang met ligplaats voor woonboten bedoelde huisgebonden beroep of huisgebonden bedrijf en bed and breakfast geldt een maximum vloeroppervlak van ten hoogste 40% van het oppervlak van de woonboot met een maximum van 60 m².

5.3.4 Afwijking

In afwijking van het bepaalde in 5.3.1 onder a is toegestaan om, ter plaatse van het maatvoeringsvlak op de verbeelding waar maximaal 3 woonboten zijn toegestaan, woonboten ligplaats te laten nemen zonder de aanwezigheid van een geluidscherm, indien na wijzigingen in de daartoe relevantie wet- en regelgeving de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde aan de rand van het geluidgevoelige terrein niet langer wordt overschreden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in lid 5.1 onder g een omgevingsvergunning te verlenen voor het overschrijden van de grenzen van de functieaanduiding 'steiger' ten behoeve van openbare wandelsteigers, tot een maximum van 2 meter.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Nadere eisen

Op en onder de in 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend gebouwd worden ten dienste van de aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor zover met betrekking tot de in 6.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport te overleggen;
  • b. aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het dagelijks bestuur bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Uitzondering

Het bepaalde in 6.2 is niet van toepassing indien de bodemverstoring:

  • a. betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 2.500 m2;
  • b. het normale onderhoud betreft;
  • c. reeds in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of uitgevoerd kan worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde danwel verleende vergunning;
  • d. plaatsvindt in en op gronden waarvan vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Op en onder de in 6.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

    • 1. dieper dan de waterbodem, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen in nieuwe, nog niet bestaande tracés;
    • 3. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6.4.2 Nadere eisen
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 6.4.1 dient een archeologisch rapport te overleggen;
  • b. De onder 6.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 6.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden;
  • c. De onder 6.4.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in 6.1 niet onevenredig schaden.
6.4.3 Uitzonderingen op de vergunningplicht

Het bepaalde in 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. indien de werken en werkzaamheden betrekking hebben op een gebied met een kleiner oppervlak dan 2.500 m2;
  • b. het normale onderhoud betreft;
  • c. die het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen in bestaande tracés betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. in en op gronden waarvan vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen:

  • a. door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en advies van Bureau Monumenten en Archeologie is ingewonnen;
  • b. door aan een of meerdere bestemmingsvlakken de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn en advies van Bureau Monumenten en Archeologie is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Geluidzone - industrie
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de bestemmingen waarin deze gebiedsaanduiding is gelegen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten en het beschermen en instandhouden van de geluidsruimte van de bedrijven op het industrieterrein.

7.1.2 Gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen waarin deze gebiedsaanduiding is gelegen mag geen omzetting naar een nieuw geluidsgevoelig object plaatsvinden.

7.1.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening in afwijking van het bepaalde in 7.1.2 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het omzetten van het gebruik naar een geluidsgevoelig object mits:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten hoger is dan de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde, maar het betreffende deel van de gevel wordt uitgevoerd als een dove gevel wordt gerealiseerd, onder de voorwaarde dat het pand ten minste aan één zijde geluidsluw is.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

9.2 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik als bedoeld in 9.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en/of bebouwing:

  • a. als bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
  • c. als stortplaats voor puin, schroot, afbraak- en bouwmaterialen of andere afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op het tijdelijk storten van geringe hoeveelheden afvalstoffen;
  • d. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
  • e. als industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten en vogelreservaten, moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit;
  • f. ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  • g. ten dienste van activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. ten dienste van inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

  • a. Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het dagelijks bestuur bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c, van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    • 1. het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximaal vloeroppervlak van 25 m²;
    • 2. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunstobjecten, fonteinen, plastieken, vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, bruggen en andere waterbouwkundige constructies en ondergrondse vuilstortcontainers;
    • 3. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
    • 4. het overschrijden van de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met maximaal 1,5 meter;
    • 5. het overschrijden van de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder 4 en 5, met ten hoogste 3 meter ten behoeve van centrale verwarmingsinstallaties, liftschachten en trappenhuizen, met ten hoogste 5 meter ten behoeve van schoorstenen, antennes, ventilatie-inrichtingen, zonneboilers, zonnepanelen, antennemasten voor mobiele telefonie en met ten hoogste 5 meter ashoogte ten behoeve van windmolens;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel kan worden verleend, mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Olympiakanaal-zuid van stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam.

Aldus vastgesteld in de stadsdeelraadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,