Plan: | Banstraat 23-27 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1105BPSTD-VG01 |
De bebouwing in het Museumkwartier is grotendeels eind 19e eeuw, begin 20e eeuw tot stand gekomen. Door het luxe karakter van de bebouwing onderscheidt de wijk zich van de overige stadsuitbreidingen uit dezelfde periode. Het grootste gedeelte van het Museumkwartier maakt deel uit van de '19e-eeuwse gordel'. De buurten ten zuiden van de Roelof Hartstraat en ten zuiden van de Cornelis Krusemanstraat, waaronder de locatie Banstraat 23-27, behoren tot de 'Gordel '20-'40' wat de karakteristieken van de bebouwing betreft. Een uitgebreide historische schets van Museumkwartier is terug te lezen in de plantoelichting van het bestemmingsplan Museumkwartier en Valeriusbuurt, hieronder wordt ingegaan op de bestaande bebouwin in de nabije omgeving van de Banstraat.
De bebouwing van de 19e-eeuwse gordel van Amsterdam wordt getypeerd door gesloten bouwblokken met bebouwing van vier of vijf bouwlagen al dan niet met kap. Doordat het oude slotenpatroon gevolgd is, zijn de binnenterreinen ondiep en in de loop der tijd deels bebouwd geraakt. Onder een bouweenheid wordt verstaan een pand of een aantal panden dat gebouwd is op grond van de aanvraag met bijbehorende ontwerptekening. Een architectuureenheid is een pand of een aantal panden dat in uiterlijke verschijningsvorm een duidelijke samenhang vertoont. Er is in het Museumkwartier een aantal grotere architectuureenheden te vinden. Er komen ook bouweenheden voor die uit meer architectuureenheden bestaan en andersom kunnen architectuureenheden uit meerdere bouweenheden bestaan. De bouweenheden zijn meestal uit repeterende elementen opgebouwd. In het duurdere segment woningen, villa's en herenhuizen is de architectonische differentiatie beduidend groter dan in de volkswoningbouw, met name in de periode na 1900. Steekkappen met vakwerk, gepleisterde gevels en andere vormen die invloeden vertonen van Engelse en Duitse landhuizen, maar ook traditionele elementen die teruggrijpen op het verleden, komen voor.
Karakteristiek voor de Gordel '20-'40 is de samenhang tussen de hiërarchische, bloksgewijze stedenbouwkundige opzet - van hoofdassen tot intieme pleintjes - de architectuur van de straatwanden en de aandacht voor het sculpturale detail. Hogere bebouwing op de hoeken versterkt de hoofdassen en markeert de toegang tot de woonstraten en achtergelegen buurten. De bebouwing bestaat uit architectonische eenheden. Een architectuureenheid is een pand of een aantal panden dat in uiterlijke verschijningsvorm een duidelijke samenhang vertoont. Deze eenheden kunnen een heel bouwblok, een straatwand of een groot aantal aaneengesloten huizen die samen een lange straatwand vormen, betreffen.
Binnen de Gordel '20-'40 wordt het beeld van de architectuur bepaald door de grote vlakken metselwerk, met daarin een evenwichtige compositie van in ritme geplaatste openingen, erkers, balkons, penanten en andere elementen. De gevels zijn rijk aan detaillering. Er is vaak gebruikt gemaakt van verschillende steensoorten en metselverbanden, er is een grote verscheidenheid aan kozijnvormen en er is veel beeldhouwwerk aangebracht. Ook is er veel aandacht besteed aan kleine details als raampjes in voordeuren, deurknoppen en sierrandjes.
Vanaf circa 1915 is de strook grond tussen de De Lairessestraat / Corn. Krusemanstraat en het Noorder Amstelkanaal uitgegeven in grote percelen voor de bouw van o.a. het duurdere type herenhuizen in seriebouw zonder bovenwoning. Rond het Valeriusplein werden flatwoningen in de duurdere categorie woningen gerealiseerd. In het zuidwesten van de strook werd in 1921 een door J.C. van Epen ontworpen complex sociale woningen in de stijl van de Amsterdamse School gerealiseerd (Corn.Krusemanstraat 27-43 / Hendrik Jacobszstraat 27-33 / Pieter Lastmankade 31-39).
De delen in het plangebied ten zuidoosten en zuidwesten van de Van Baerlestraat en Roelof Hartsstraat laat een menging zien tussen bebouwing van rond 1900 en die van '20-'40. Dit deel kwam tot stand op basis van uitbreidingsplan van Lambrechtsen van Ritthem en H.P. Berlage en bestaat voor het overgrote deel uit gesloten bouwblokken. Het door Berlage ontworpen Roelof Hartplein vormt een scharnierpunt tussen de 19de eeuwse en vroeg 20ste eeuwse delen en de architectuur van de wanden is daarop ook vormgegeven. De omgeving van de Banstraat 23-27 valt hier ook onder, waardoor er geen eenduidige stedenbouwkundige vorm te onderscheiden is.
De Banstraat 23-27 ligt aan bouwblok AH 32 dat qua maat een grotere bouwblok is dan gemiddeld in Museumkwartier te vinden is. Middenin het binnenterrein van het bouwblok is nog een lagere school gevestigd. De onderbrekingen in de bijna gesloten bouwblokken zijn veelal de achtererven van hoekpanden. In het bouwblok van het plangebied zorgen de achtererven bij de panden De Lairessestraat 51 en de panden aan de Jacob Obrechtstraat 56 en 74 voor onderbrekingen in het bouwblok.
Aan de linkerzijde van de Banstraat 23 t/m 27 wordt de belending gevormd door de rand van de 19eeeuwse ring. Aan de rechterzijde bevindt zich een modern schoolgebouw van Intercollege Business School. Aan de overzijde bevindt zich bebouwing uit de Gordel '20-'40. De te slopen bebouwing aan de Banstraat 23-27 bestaat uit twee bouwlagen en een kap. Het achterterrein en het zijerf van de Banstraat 23-27 zijn geheel bebouwd met bebouwing van één bouwlaag met een plat dak.
Afbeelding 5: Banstraat 23-27
De Banstraat 23-27 vormt de eerste bebouwing van de Banstraat als onderdeel van een diep bouwblok en staat enigszins uit de as van de J.J. Viottastraat. Omdat het herinnert aan Berlages idee twee ruim halfopen bouwblokken te maken in dit deel van Plan Zuid, heeft het gebouwtje enige stedenbouwkundige waarde. De bescheiden vormgeving van het als garage met bovenwoningen ontworpen rijtje met siermestelwerk in de borstweringen en de met dakkapellen bezette mansardekap is typerend voor de periode rond 1910. Door de latere toevoeging van nr. 27 is het van oorsprong symmetrische ontwerp enigszins uit balans geraakt; van de oorspronkelijke vormgeving van de garagedeuren is niets meer over. Om deze reden is aan dit het gebouw op de door stadsdeel Zuid vastgestelde waarderingskaarten de basisorde toegekend.
Ontworpen als garage voor auto's en koetsen bij de woningen aan de Lairessestraat 49 en 51, is het bouwwerk vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessant. Het markeert de overgang in het particuliere stadsvervoer van rijtuig naar automobiel. Van dit gebouwtype zijn ook weinig voorbeelden bewaard gebleven. In de huidige situatie is in de onderbouw van Banstraat 23-27 echter weinig meer dat herinnert aan de functie van een garage van voor 1940; slechts in één woning zijn de indeling en de details van kozijnen en deuren nog aanwezig, maar die zijn niet van hoge architectonische kwaliteit.