Plan: | Studentenhuisvesting Ravel |
---|---|
Plannummer: | K1103BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1103BPGST-OH01 |
Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Het binnen een plangebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed moet worden behouden en vormt de basis voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat niet alleen om de erkende monumenten. De wijze van bescherming via het bestemmingsplan is afhankelijk van de karakteristiek van de cultuurhistorische elementen of gebieden, maar ook van de strategieën: instandhouding, aanpassing en vernieuwing. Het gaat om maatwerk.
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van gebied.
Monumentenwet
De Monumentenwet 1988 biedt bescherming aan de bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Per 1 september 2007 is de wijziging van de Monumentenwet ten behoeve van de archeologische monumentenzorg 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) in werking getreden. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Dat betekent dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet alleen rekening moet worden gehouden met bekende monumenten, maar ook met de omstandigheid dat in bepaalde terreinen nog archeologische resten in de bodem kunnen worden aangetroffen.
Archeologiebeleid Amsterdam
Het archeologiebeleid is gebaseerd op het principe dat bij bodemverstorende (bouw)activiteiten altijd een nadere waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid. De parameters voor het beleid berusten op een combinatie van de specifieke cultuurhistorische en archeologische waarden, de oppervlakte van het te ontwikkelen terrein en de diepte van de bodemingreep. Er is sprake van verschillende beleidsvarianten, afhankelijk van de verwachtingswaarde en de locatie.
Uitkomsten onderzoek
Het archeologisch bureauonderzoek van Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) betreft een inventarisatie van archeologische c.q. cultuurhistorische waarden binnen de plangebieden Ravel en Vivaldi Parkrand, waaronder de locatie studentenhuisvesting. Deze laatste locatie komt overen met het gebied dat in het archeologisch onderzoek is aangeduid als 'bestemmingsplangebied Ravel, kavel 1-4'. Uitgaande van deze waardestellende inventarisatie wordt het beleid vastgesteld voor het behoud en/of documentatie van eventuele archeologische overblijfselen in verband met toekomstige bouwplannen.
Het plangebied kent geen wettelijk beschermde archeologische monumenten (Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Bovendien is het plangebied volgens de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW) vrij van zones met een archeologische waardering. Het verwachtingsbeeld van de AMK en CHW is echter algemeen van aard en dient in het kader van de bouwplanvorming nader te worden uitgewerkt. Daartoe is een historisch topografische analyse en een ruimtelijk onderscheid van de archeologische verwachtingen opgesteld.
In het plangebied is tot op heden geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen over de aanwezigheid van archeologische overblijfselen. Concrete aanwijzingen over de kwaliteit van archeologische sporen zijn daarom niet voorhanden. De waardestelling is gebaseerd op een historisch topografische inventarisatie van kaartmateriaal, archiefbronnen en publicaties, in samenhang met archeologische informatie over vergelijkbare locaties in de directe omgeving. Uitgaande van de inventarisatie zijn binnen de plangebieden geen obstakels in de vorm van funderingen te verwachten. Wel kunnen binnen het gebied sporen aanwezig zijn van verkavelingsloten of afval van de omringende bewoning. Al deze archeologische sporen vertonen een vergelijkbaar ruimtelijke patroon met een wijde verspreiding en een lage trefkans. Dit resulteert in een lage archeologische verwachting.
Ten aanzien van de archeologische kwaliteit van de ondergrond van de plangebieden dient met(sub)recente verstoringen en ophogingen rekening te worden gehouden. Op grond van de historisch-topografische inventarisatie kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de plangebieden geen archeologische resten meer in de bodem aanwezig zijn.
Daarmee is het plangebied vrijgesteld van verdere archeologische maatregelen. Voor het gehele plangebied geldt dat ook in geval geen archeologisch vooronderzoek vereist is. Als toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden dienen deze bij de gemeente aangemeld te worden, zodat in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.