direct naar inhoud van 11.2 Regelgeving
Plan: Studentenhuisvesting Ravel
Plannummer: K1103BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1103BPGST-OH01

11.2 Regelgeving

Besluit op de ruimtelijke ordening

Zoals hierboven reeds uiteengezet verplicht artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal en stroomgebiedsgericht aan te pakken. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan de gestelde waterkwaliteitseisen die afhankelijk zijn van onder meer het type water. De uit de KRW voortkomende milieudoelstellingen en maatregelen zijn verwerkt in de waterbeheerplannen van de waterschappen.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de tot dan geldende wetten voor het waterbeheer in Nederland (Wet op de waterhuishouding, Wet op de waterkering , Grondwaterwet, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904), Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte'), Waterstaatswet 1900 en de Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming.

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Keur

De Keur van het Hoogheemraac/schap Amstel Gooi en Vecht (AGV) is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden opgenomen, waarvoor het waterschap ontheffing kan verlenen in de vorm van een watervergunning.

Op grond van de Keur is het zonder watervergunning van het bestuur van AGV niet toegestaan:

- oppervlaktewater direct of indirect met elkaar of met andere oppervlaktewaterlichamen in verbinding te brengen; geheel of gedeeltelijk te dempen en gedempt te houden en van richting, vorm, afmeting of constructie te veranderen;
- meer dan 1.000 m² verhard oppervlak aan te leggen binnen stedelijk gebied;
- in, boven of onder oppervlaktewaterlichamen en de beschermingszones daarvan bouwwerken en/of andere werken (zoals steigers) op te richten, te hebben, te wijzigen of te verwijderen;

In de Keur en Keur-beleidsregels zijn voorwaarden voor het afgeven van een watervergunning opgenomen. Bepaalde activiteiten zijn onder voorwaarden alsnog vrijgesteld van vergunningplicht. Dit is vastgelegd in het Keurbesluit vrijstellingen.

Werken in boven en nabij wateren

Risico's van (kunst- of bouw)werken in wateren zijn dat ze een belemmering vormen voor het vaarverkeer en voor het onderhoud en dat ze schade kunnen veroorzaken aan de ecologische kwaliteit van het watersysteem. Vanwege deze risico's stelt AGV voorwaarden aan de vergunningen voor het aanleggen, wijzigen of verwijderen van werken in en nabij wateren

Verhard oppervlak

Verhard oppervlak leidt in beginsel tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie naar het grondwater. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet worden gecompenseerd door deinitiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Bij de aanleg van1:000 m² of meer verhard oppervlak in stedelijk gebied dient binnen het betreffende peilgebied een gebied ter grootte van tenininste15% van de totale toename in verhard oppervlak ingericht te worden voor extra waterberging. Dit percentage van 15% voor het projectgebied Zuidas is vastgelegd in de notitie "Waterbergingsopgave Zuidas, Referentiesituatie en Berekeningssystematiek" en wijkt af van de standaard 10%-regel.

Protocol Waterbalans

In 2011 zijn Zuidas en Waternet het protocol Waterbalans Zuidas overeengekomen. Hierin is afgesproken dat de toename verharding en het percentage wateroppervlak (of het gebrek hieraan) niet tot hydraulische knelpunten mag leiden. Voor het afhandelen van de benodigde watervergunningen binnen plangebied Zuidas is het van belang dat de waterbalans Zuidas niet in de min geraakt.