Plan: | Bestemmingsplan Kenniskwartier Noord West |
---|---|
Plannummer: | K1007BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.K1007BPGST-OH01 |
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen en stelt eisen aan het opnemen van buisleidingen in bestemmingsplannen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In en nabij onderhavig bestemmingsplangebied ligt geen tracé van een buisleiding met gevaarlijke stoffen zoals aardgastransportleidingen.
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (1996) regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren. Hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden (art. 11). In deze wet is ook vastgelegd dat gemeenten zelf de route voor gevaarlijke stoffen mogen aanwijzen (art. 18, eerste lid). Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Voor de wijze waarop het PR en GR beoordeeld moeten worden, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. De Circulaire beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid vraagt gemeenten, provincies en infrabeheerders om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij de besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt, de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze Circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om diverse besluiten gerelateerd aan vervoer van gevaarlijke stoffen, milieu en ruimtelijke ordening.
Op basis van de Circulaire (artikel 6.1.3.) is af te leiden dat voor het onderhavige plan de berekening van het PR achterwege kan blijven. PR hoeft ingevolge dit artikel namelijk niet berekend te worden voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Voor het GR geldt op basis van de Circulaire voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht in de gevallen van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en/of een toename van het GR. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel voor nieuwe als conserverende ruimtelijke besluiten. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Groepsrisico
Met het GR wordt beoordeeld of er een groot aantal slachtoffers kan vallen als gevolg van een ongeval. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van 10 personen of meer overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt naast de mogelijke ongevalscenario's en bijbehorende ongevals- en uitstromingsfrequenties bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Het GR wordt bepaald voor tenminste één strekkende kilometer weglengte, met ter weerszijden een effectafstand van enkele honderden meters. Met het GR wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers (N) groter wordt, moet de kans (f) op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Dit resulteert in een fN-curve waarbij de kans tegen het aantal slachtoffers is uitgezet.
Bij het bepalen van het GR wordt er getoetst aan de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is geen norm of grenswaarde, maar geldt als ijkpunt. Het bevoegd gezag moet binnen hun besluitvorming afwegen of de gevolgen van een ongeval al dan niet aanvaardbaar zijn en kan gemotiveerd de oriëntatiewaarde overschrijden. Het bevoegd gezag dient bij overschrijding van de orientatiewaarde dan wel bij toename van het GR ten opzichte van de huidige situatie en ten gevolge van de totstandkoming van een project, het GR, te verantwoorden. Daarbij moet het bevoegd gezag de regionale brandweer in de gelegenheid stellen advies uit te brengen. Dit advies moet vervolgens betrokken worden bij de besluitvorming.