direct naar inhoud van Regels
Plan: Amsterdam RAI
Plannummer: K1005BPGST
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1005BPGST-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Amsterdam RAI met identificatienummer NL.IMRO.0363.K1005BPGST-VG02 van de gemeente Amsterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaande bebouwing of gebruik

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.12 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.13 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.15 brutovloeroppervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.16 consumentverzorgende dienstverlening

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.17 culturele voorzieningen

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 dienstverlening

Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:

1.20 eerste bouwlaag

De eerste volledige bouwlaag op of boven maaiveld.

1.21 evenement

Het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg of het openbaar water met een openbaar dan wel besloten karakter.

1.22 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 geluidgevoelige functie

Bewoning of een andere geluidsgevoelige functie (of de gebouwen en terreinen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.24 gevoelige bestemming luchtkwaliteit

Categorieën van gevallen zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), uitsluitend voor zover deze nog niet aanwezig dan wel vergund waren op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.25 groenvoorziening

Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.26 horeca I

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.27 horeca II

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccomodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.28 horeca III

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.29 horeca IV

Horeca, bestaande uit:

  • horeca IV A: Restaurant, eetcafé, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven;
  • horeca IV B: Lunchroom, koffie-, en theehuis, ijssalon, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven.
1.30 horeca V

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel,jeugdherberg, bed & breakfast, en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven).

1.31 horeca VI

Het bedrijfsmatig aanbieden van logies anders dan in een woning voor kortstondig verblijf van tenminste één week tot maximaal één jaar aan natuurlijke personen die buiten de gemeente hun hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats hebben.

1.32 maaiveld

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.33 maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen.

1.34 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.35 ondergronds

Gelegen onder maaiveld.

1.36 overkapping

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke ruimte vormt, zonder wanden of met maximaal één wand.

1.37 passagiersvaartuig

Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  • a. vervoer van personen, of
  • b. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.
1.38 peil
  • a. Onder het peil wordt verstaan de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, tenzij anders in de planregels aangegeven;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil.
1.39 terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.40 waterkering

Natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.41 weg

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.

1.42 wet

Wet ruimtelijke ordening.

1.43 zakelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten die bestaan uit het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 5 augustus 2015 (zaak nr. 201502301/1/R6) artikel 3, lid 3.1, onder a, van onderstaande regels vernietigd voor zover het betreft de zinsneden "festivals" en "en daarmee vergelijkbare evenemten".

De Afdeling heeft daarbij de gemeenteraad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen met betrekking tot bedoeld planonderdeel.

De Afdeling heeft daarbij de voorlopige voorziening getroffen de betreffende zinsneden blijven gelden voor zover het betreft de bestaande hallen op het terrein van Amsterdam RAI. Deze voorlopige voorziening vervalt op het moment waarop het door de raad te nemen besluit in werking treedt.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tentoonstellingen, congressen, beurzen, festivals, (film)theater, en daarmee vergelijkbare evenementen, met de daarbij behorende kantoorruimte, restaurants, bergingen en andere nevenruimten;
  • b. horeca I, horeca III en horeca IV;
  • c. detailhandel;
  • d. consumentverzorgende dienstverlening;
  • e. maatschappelijke dienstverlening;
  • f. zakelijke dienstverlening;
  • g. parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende verkeerskundige ontsluitingen en in- en uitritten, met inbegrip van de daarvoor benodigde kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen;
  • h. laden en lossen van goederen, met de daarbij behorende interne infrastructuur en infrastructurele werken;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. pleinen en daarmee vergelijkbare verblijfsruimte;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, dit alles uitsluitend ter plaatse van de in artikel 14 bedoelde gronden.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtnemening van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bovengrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van het aangegeven bouwvlak, met inachtneming van de maximum bouwhoogte zoals per maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte' staat aangegeven;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen de maximale bouwhoogtes met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, zonneboilers en zonnepanelen, met ten hoogste 5 meter ashoogte ten behoeve van windmolens, en met ten hoogste 8 meter ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en reclametoestellen;
    • 3. ongeacht het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' uitsluitend toegestaan overkappingen, met inbegrip van ondersteuningsconstructies, met een maximum bouwhoogte zoals per maatvoeringsvlak maximum bouwhoogte staat aangegeven;
    • 4. ongeacht het bepaalde onder 1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2 ' dat vanaf maaiveld tot een hoogte van 4 meter geen bebouwing mag worden opgericht, behoudens de voor hogere opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
    • 5. ongeacht het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' toegestaan gebouwen in de vorm van gebouwverbindende constructies zoals loopbruggen, alsmede aansluitende trappen, liften en draagconstructies, met een maximale bouwhoogte van 10 meter, en met dien verstande dat de doorganghoogte ten opzichte van het maaiveld minimaal 2,75 meter bedraagt;
    • 6. gebouwde parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ondergronds worden gerealiseerd, uitgezonderd:
      • de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4', waar maximaal één parkeerlaag bovengronds mag worden gerealiseerd;
      • de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5', waar tot aan de maximale bouwhoogte als bedoeld onder 1 een parkeergarage mag worden gerealiseerd;
    • 7. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 6', en met een maximum bouwdiepte van twee bouwlagen.

  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het gehele bestemmingsvlak zowel bovengronds als ondergronds worden opgericht, met een maximum bouwhoogte van 4 meter;
    • 2. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt voor kunstwerken ten behoeve van de verkeerskundige ontsluiting van de parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' een maximum bouwhoogte van 6 meter;
    • 3. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' dat een reclamezuil is toegestaan met een maximum bouwhoogte van 50 meter;
    • 4. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' dat een artistiek kunstwerk is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 7,5 meter;
    • 5. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt voor aan gebouwen bevestigde constructies ten behoeve van het overdekken van hoofdlooproutes en laad- en losgelegenheid tot een maximum bouwhoogte van 7 meter een maximum breedte van 10 meter, gemeten vanaf de gevel;
    • 6. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt voor andere dan onder 5 genoemde overstekken een maximum breedte gemeten vanaf de gevel van 3 meter;
    • 7. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt voor vrijstaande bouwkundige constructies ten behoeve van het overdekken van de hoofdlooproutes een maximum bouwhoogte van 7 meter;
    • 8. onverminderd het bepaalde onder 1 geldt voor vlaggenmasten een maximum bouwhoogte van 25 meter, met een maximum aantal zoals aanwezig op het moment van ter inzagelegging van voorliggend bestemmingsplan.

  • c. Voor bebouwing ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 3.1, onder m, gelden de aanvullende bepalingen van artikel 14.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit in verband met de bebouwing van de onderliggende railinfrastructuur noodzakelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van bouwwerken. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een onderzoek te overleggen naar de effecten van het bouwplan op de (hoofd)draagconstructie van de onderliggende railinfrastructuur.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, indien advisering van de Regionale Brandweer daartoe aanleiding geeft en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van vluchtwegen van de te vestigen bestemmingen ter vergroting van de zelfredzaamheid van gebruikers van de bouwwerken.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot de situering van vlaggenmasten andere eisen stellen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Voor zover onder de in 3.1 bedoelde functies tevens kunnen worden begrepen gevoelige bestemming luchtkwaliteit, zijn deze niet toegestaan;
  • c. Voor de functie welke is genoemd in lid 3.1, onder b, geldt een maximum brutovloeroppervlak van 1.000 m2.
  • d. Voor de functies welke zijn genoemd in lid 3.1, onder c tot en met e, geldt een maximum gezamenlijk brutovloeroppervlak van 1.000 m2.
  • e. Onverminderd het bepaalde onder d geldt voor detailhandel als bedoeld in lid 3.1, onder b, een maximum brutovloeroppervlak van 500 m2.
  • f. De onder c tot en met e opgenomen beperkingen gelden alleen voor zover het gaat om zelfstandige, niet aan de functie als bedoeld in lid 3.1, onder a, ondergeschikt zijnde, functies.
  • g. Ten aanzien van parkeren gelden de volgende bepalingen:
    • 1. binnen de gronden als bedoeld in lid 3.1 mag een maximum aantal van 4.000 permanente parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in gebruik genomen;
    • 2. laad- en losgelegenheden alsmede parkeergelegenheid ten behoeve van kort parkeren en taxistandplaatsen zijn van de hierboven onder 1 genoemde beperkingen uitgezonderd;
    • 3. de gebouwde parkeervoorziening als bedoeld in lid 3.2, onder a, onder 6, tweede opsommingsteken, mag uitsluitend in gebruik worden genomen nadat het gebruik van tijdelijke parkeerterreinen ten zuiden van de A10 ten behoeve van bezoekers van evenementen bij Amsterdam RAI is beëindigd;
    • 4. in aanvulling op het bepaalde onder 1 mogen in de parkeervoorziening zoals bedoeld lid 3.2, onder a, onder 6, tweede opsommingsteken, ten behoeve van de functies op de gronden met de bestemming Horeca - 1, extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd en in gebruik genomen, met overeenkomstige toepassing van norm zoals bepaald in artikel 5, lid 5.4, onder f, onder 1, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 13, onder b.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' dienen de gronden mede te worden ingericht ten behoeve van een fietspad.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder mede begrepen een kruidentuin;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. waterberging, waterlopen en andere waterpartijen;
  • d. geluid- en luchtschermen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, dit alles uitsluitend ter plaatse van de in artikel 14 bedoelde gronden.
4.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  • b. Ongeacht het bepaalde onder a gelden voor bebouwing ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 4.1, onder f, de aanvullende bepalingen van artikel 14.
4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit in verband met de bebouwing van de onderliggende railinfrastructuur noodzakelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van bouwwerken. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een onderzoek te overleggen naar de effecten van het bouwplan op de (hoofd)draagconstructie van de onderliggende railinfrastructuur.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van een optimaal ruimtegebruik bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden genoemde gronden geldt dat het bepaalde in artikel 13 in acht dient te worden genomen.

Artikel 5 Horeca - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca V;
  • b. horeca VI;
  • c. horeca II, horeca III en horeca IV;
  • d. detailhandel;
  • e. parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende verkeerskundige ontsluitingen en in- en uitritten, met inbegrip van de daarvoor benodigde kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen;
  • f. laden en lossen van goederen, met de daarbij behorende interne infrastructuur en infrastructurele werken;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterberging, waterlopen en andere waterpartijen;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. pleinen en daarmee vergelijkbare verblijfsruimte;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, dit alles uitsluitend ter plaatse van de in artikel 14 bedoelde gronden.
5.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtnemening van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bovengrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van het aangegeven bouwvlak, met inachtneming van de maximum bouwhoogte zoals per maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte' staat aangegeven;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 1.38, geldt de in het maatvoeringsvlak 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximum bouwhoogte van 91 meter ten opzichte van N.A.P.
    • 3. bovengrondse gebouwen hebben een maximum brutovloeroppervlak van 45.000 m2, waarbij voor de eerste bouwlaag een maximum brutovloeroppervlak geldt van 2.000 m2, en voor alle erboven gelegen bouwlagen per bouwlaag een maximum brutovloeroppervlak geldt van 1.600 m2.
    • 4. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' met een maximum bouwdiepte van 2 bouwlagen;
    • 5. ongeacht het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' uitsluitend toegestaan overkappingen, met inbegrip van ondersteuningsconstructies, met een maximum bouwhoogte van 15 meter;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt dat vanaf maaiveld tot een hoogte van 15 meter geen bebouwing mag worden opgericht, behoudens de voor hogere opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.

  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze binnen het gehele bestemmingsvlak zowel bovengronds als ondergronds mogen worden opgericht, met een maximum bouwhoogte van 4 meter, uitgezonderd bouwwerken ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 5.1, onder e, waarvoor een maximum bouwhoogte geldt van 6 meter.

  • c. Voor bebouwing ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 5.1, onder k, gelden de aanvullende bepalingen van artikel 14.
5.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit in verband met de bebouwing van het ondergronds railtracé als bedoeld in lid 5.1, onder l, en het waarborgen van de integriteit daarvan, noodzakelijk is, nadere eisen stellen aan andere bouwplannen. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot constructieve en uitvoeringstechnische aspecten, waaronder mede begrepen uitvoeringsmethoden en hulpconstructies verbandhoudende met de uitvoering van deze andere bouwplannen, alsmede met betrekking tot de situering van (onderdelen van) die andere bouwplannen. In verband hiermee kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen één of meerdere onderzoeken te overleggen naar de effecten van het betreffende bouwplan op de (hoofd)draagconstructie van het ondergronds railtracé, waaronder mede begrepen de effecten van uitvoeringsmethoden en hulpconstructies, verbandhoudende met de uitvoering van bouwplannen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bouwplannen met een bouwhoogte van 30 meter of meer met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van bouwwerken ter voorkoming of beperking van windhinder. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een windtunnelonderzoek aan hen te overleggen.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen, indien advisering van de Regionale Brandweer daartoe aanleiding geeft en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van vluchtwegen van de te vestigen bestemmingen ter vergroting van de zelfredzaamheid van gebruikers van de bouwwerken.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot ondergrondse bebouwing inhoudende dat maatregelen dienen te worden getroffen welke noodzakelijk zijn om grondwateroverlast te voorkomen. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een onderzoek naar de effecten op het grondwater aan hen te overleggen.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Voor de functies die zijn genoemd in lid 5.1, onder a en b, geldt een maximum aantal kamers van 650.
  • c. Voor de functie welke is genoemd in lid 5.1, onder c, geldt een maximum brutovloeroppervlak van 3.000 m2.
  • d. Voor de functie welke is genoemd in lid 5.1, onder d, geldt een maximum brutovloeroppervlak van 200 m2.
  • e. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' dienen mede te worden ingericht ten behoeve van voet- en fietspaden.
  • f. Ten aanzien van parkeren gelden de volgende bepalingen:
    • 1. binnen de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag een maximum aantal van 0,375 parkeerplaats per kamer worden gerealiseerd en in gebruik genomen;
    • 2. parkeren mag uitsluitend plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen;
    • 3. laad- en losgelegenheden alsmede parkeergelegenheid ten behoeve van kort parkeren en taxistandplaatsen zijn van de hierboven onder 1 en 2 genoemde beperkingen uitgezonderd.

Artikel 6 Horeca - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.2 Bouwregels

Op en onder de in de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtnemening van de volgende bepalingen:

  • a. Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bovengrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van het aangegeven bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • maximum bouwhoogte: 10 meter;
      • maximum bebouwingspercentage ten behoeve van de functies als genoemd in lid 6.1, onder a tot en met d: 30% van het bouwvlak;
      • maximum brutovloeroppervlak ten behoeve van de functies als genoemd in lid 6.1, onder a tot en met c: 1.600 m2;
      • ongeacht het bepaalde in artikel 12 en 15 is het overschrijden van het bouwvlak aan de zijde ter plaatse van de aanduiding 'pad' niet toegestaan;
    • 2. ongeacht het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' toegestaan gebouwen in de vorm van gebouwverbindende constructies zoals loopbruggen, alsmede aansluitende trappen, liften en draagconstructies, met een maximale bouwhoogte van 10 meter, en met dien verstande dat de doorganghoogte ten opzichte van het maaiveld minimaal 2,75 meter bedraagt;
    • 3. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2', met een maximale bouwdiepte van 2 bouwlagen.
  • b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze binnen het gehele bestemmingsvlak zowel bovengronds als ondergronds mogen worden opgericht, met een maximum bouwhoogte van 4 meter, en met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'pad' obstakelvrij dienen te blijven.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'pad' dienen de gronden tijdens openingstijden van de horeca obstakelvrij en beschikbaar te zijn ten behoeve van openbaar gebruik.

Artikel 7 Verkeer - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en wegen, met inachtneming van het aantal rijstroken zoals op de plankaart staat aangegeven;
  • b. tramverkeer;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterberging, waterlopen en waterpartijen;
  • g. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen, alsmede voorzieningen ten behoeve van tramverkeer, alsmede andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen;
  • h. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, dit alles uitsluitend ter plaatse van de in artikel 14 bedoelde gronden.
7.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  • b. Ongeacht het bepaalde onder a gelden voor bebouwing ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 7.1, onder h, de aanvullende bepalingen van artikel 14.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit in verband met de bebouwing van de onderliggende railinfrastructuur noodzakelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van bouwwerken. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een onderzoek te overleggen naar de effecten van het bouwplan op de (hoofd)draagconstructie van de onderliggende railinfrastructuur.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Voor de functie welke is genoemd in lid 7.1, onder b, geldt dat deze uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer'.

Artikel 8 Verkeer - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. detailhandel en horeca I,
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterberging, waterlopen en waterpartijen;
  • g. kunstwerken, zoals viaducten, tunnels, bruggen, alsmede andere bijbehorende verkeerskundige voorzieningen;
  • h. ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, dit alles uitsluitend ter plaatse van de in artikel 14 bedoelde gronden.
8.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
  • b. Onverminderd het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' artistieke kunstwerken worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 7,5 meter.
  • c. Ongeacht het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' tevens toegestaan gebouwen in de vorm van gebouwverbindende constructies zoals loopbruggen, alsmede aansluitende trappen, liften en draagconstructies, met een maximale bouwhoogte van 10 meter, en met dien verstande dat de doorganghoogte ten opzichte van het maaiveld minimaal 2,75 meter bedraagt.
  • d. Ongeacht het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' tevens een maximum aantal van twee kiosken worden opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4 meter, en een maximaal oppervlak van 15 m2 per kiosk.
  • e. Ongeacht het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' tevens een kiosk worden opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4 meter, en een maximaal oppervlak van 15 m2.
  • f. Ongeacht het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' tevens een kiosk worden opgericht, met een maximale bouwhoogte van 4,10 meter, en een maximaal oppervlak van 26 m2.
  • g. Onverminderd het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' voor kunstwerken ten behoeve van de verkeerskundige ontsluiting van de parkeervoorzieningen een maximum bouwhoogte van 6 meter.
  • h. Onverminderd het bepaalde onder a geldt voor vlaggenmasten een maximum bouwhoogte van 25 meter.
  • i. Ongeacht het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 7' tevens ondergrondse gebouwen worden opgericht, met een maximale bouwdiepte van 2 bouwlagen.
  • j. Ongeacht het bepaalde onder a gelden voor bebouwing ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 8.1, onder h, de aanvullende bepalingen van artikel 14.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien dit in verband met de bebouwing van de onderliggende railinfrastructuur noodzakelijk is, nadere eisen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de situering van bouwwerken. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer van een bouwplan verlangen een onderzoek te overleggen naar de effecten van het bouwplan op de (hoofd)draagconstructie van de onderliggende railinfrastructuur.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Straten en wegen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer', en mogen uitsluitend worden gebruikt voor straten en wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur of minder.
  • c. Met betrekking tot de functies als bedoeld in 8.1, onder c, geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan in kiosken als bedoeld in 8.2, onder d en e.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. aanlegsteigers;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. een voetgangers- en fietsbrug.
9.2 Bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met een maximum bouwhoogte van 3 meter.
  • b. Ongeacht het bepaalde onder a gelden voor aanlegsteigers de volgende regels:
    • 1. maximum aantal: 3;
    • 2. maximum omvang per aanlegsteiger: 1,2 bij 6 meter;
    • 3. maximum hoogte: 2 meter.
  • c. Ongeacht het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding' dat daar artistieke kunstwerken mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 25 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 9.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

  • a. Het bepaalde in artikel 13 dient in acht te worden genomen.
  • b. Aanlegsteigers en het gebruik ervan zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger'.
  • c. Bruggen zijn uitsluiten toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug'.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - ontheffingsgebied' worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.3 ten behoeve van het realiseren en in gebruik nemen van (nacht)ligplaatsen voor passagiersvaartuigen.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterstaatkundige werken, waaronder begrepen waterkeringen.
  • b. De bestemming Waterstaat - Waterkering is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

  • a. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
    • 1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
    • 2. gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, overstekende daken, erkers, balkons en dergelijke delen van gebouwenen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter en deze werken niet lager gelegen zijn dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg danwel 2,4 meter boven een rijwielpad, danwel 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van de bedoelde strook van 1,5 meter;
    • 3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter en deze niet lager zijn gelegen dan 4,2 met boven het aangrenzende maaiveld.
  • b. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwhoogtes te overschrijden ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.
  • c. Het bepaalde onder b is niet van toepassing indien daarmee de maximale bouwhoogte als bedoeld in artikel 5, lid 5.2, onder a, onder 2 wordt overschreden.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
    • 1. inrichtingen als aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van automatenhallen, seksinrichtingen, raam- resp. straatprostitutie en prostitutiebedrijven, telefoneerinrichtingen of belhuis, en geldwisselkantoren;
    • 3. het gebruik van water en aangrenzende gronden ten behoeve van woonboten.
  • b. Het totaal aantal parkeerplaatsen als bedoeld in artikel 3, lid 3.4, onder g en artikel 5, lid 5.4, onder f, bedraagt niet meer dan 4.243.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Overige zone - ondergronds railtracé

In aanvulling op de in de bestemmingsregels opgenomen bepalingen is ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - ondergronds railtracé' tevens toegestaan ondergrondse bebouwing ten behoeve van een ondergronds railtracé, met inbegrip van daarbij behorende ondergrondse voorzieningen, zoals perrons, voetgangersverbindingen en vluchtschachten, ondergrondse stationsgebouwen, fietsenstallingen, andere ondergrondse voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder tevens zijn begrepen detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening, en zakelijke dienstverlening, alsmede onder- en bovengrondse in- en uitgangen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor in- en uitgangen gelden voor de daarbij behorende bovengrondse bebouwing de volgende bepalingen:
    • 1. situering uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    • 2. maximum bouwhoogte: 5 meter;
  • b. voor luchtkokers geldt een maximum bouwhoogte van 5,5 meter;
  • c. detailhandel, horeca I, horeca IV, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening zijn, zijn ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' ondergronds toegestaan, met een gezamenlijk maximum brutovloeroppervlak van 500 m2.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

  • a. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning om af te wijken van de bouw- dan wel gebruiksregels kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd omgevingsvergunnuing te verlenen om af te wijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen kunnen worden toegestaan met een maximum bouwhoogte van 6 meter, en een maximum brutovloeroppervlak van 25 m²;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken worden toegestaan;
    • 3. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 1 meter.
  • b. Het bepaalde onder a, onder 3 is niet van toepassing indien daarmee de maximale bouwhoogte als bedoeld in artikel 5, lid 5.2, onder a, onder 2 wordt overschreden.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Burgemeester en wethouders nemen bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3, lid 3.3, artikel 4, lid 4.3 en artikel 5, lid 5.3 de volgende regels in acht:

  • a. Burgemeester en wethouders leggen het ontwerp van de te stellen nadere eis, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp ter inzage;
  • b. Voorafgaand aan de terinzagelegging geven Burgemeester en wethouders in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis van het ontwerp, volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud;
  • c. Belanghebbenden kunnen bij Burgemeester en wethouders naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over de ontwerp naar voren brengen;
  • d. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in het voorgaande lid bedraagt twee weken, welke termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

Artikel 17 Overige regels

Waar in de planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Amsterdam RAI.