direct naar inhoud van Regels
Plan: Tuinen van West omgeving centraal middengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1305BPSTD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Tuinen van West omgeving centraal middengebied met identificatienummer NL.IMRO.0363.F1305BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Nieuw-West.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels nadere regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 automatenhal

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

Een met een maatvoeringsaanduiding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend.

1.8 belwinkel

Een gelegenheid waar één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet.

1.9 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 bouwhoogte

De hoogte van de bebouwing.

1.14 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen.

1.15 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 dagrecreatie

Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie waaronder begrepen speeltuinen en speelterreinen, volkstuinen, kinderboerderijen en voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie en picknickplaatsen.

1.20 dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van stadsdeel Nieuw-West.

1.21 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gebouwde parkeervoorzieningen

Parkeervoorzieningen ten behoeve van auto's en fietsen die inpandig zijn gerealiseerd, danwel op maaiveld worden gerealiseerd maar door overkapping of overbouwing uit het zicht van de openbare weg worden gerealiseerd.

1.23 geluidsgevoelige bestemmingen

Geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

1.24 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 horeca van categorie 1

Een inrichting die overdag geopend is en kleine etenswaren, ijs en/of alcoholvrije dranken verstrekt, al dan niet voor consumptie terplekke.

1.26 horeca van categorie 2

Een inrichting die gericht is op het verstrekken van maaltijden die ter plaatse aan tafel genuttigd worden en verkoop van (alcoholhoudende) drank, eventueel aangevuld met een afhaalfunctie.

1.27 horeca van categorie 3

Een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, of anderzijds de uitstraling heeft van een café.

1.28 horeca van categorie 4

Een inrichting die fastfood en alcoholvrije drank verstrekt, al dan niet voor consumptie terplekke.

1.29 horeca van categorie 5

Een inrichting met nachtelijke openingstijden die bedrijfsmatig muziek ten gehore brengt en gelegenheid geeft tot dansen, al dan niet met levende muziek, al dan niet met het schenken van (alcoholhoudende) drank en/of etenswaren voor consumptie terplekke.

1.30 horeca van categorie 6

Verhuur van zalen ten behoeve van besloten feesten, muziek- en dansevenementen, al dan niet met levende muziek en al dan niet in combinatie met verkoop van (alcoholhoudende) dranken en etenswaren.

1.31 horeca van categorie 7

Verhuur van zalen ten behoeve van congressen en seminars, al dan niet als nevenactiviteit van een hotel.

1.32 horeca van categorie 8

Een inrichting met een logiescapaciteit.

1.33 kelder

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.34 leisure

Voorzieningen ten behoeve van wellness, spiritualiteit, ontspanning, kunst en cultuur met het accent op openluchtrecreatie, zoals meditatiecentrum met inbegrip van bijbehorende ondersteunende horeca.

1.35 maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarbinnen maatvoeringsaanduidingen gelden.

1.36 nutsvoorzieningen

Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding / riolering, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

1.37 omgevingsvergunning

Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.38 ondersteunende horeca

Niet zelfstandige horeca zoals een kantine, die binnen een gebouw met een andere hoofdfunctie gevestigd is waarbij:

  • a. het betreffende gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;
  • b. de ondersteunende horeca een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de hoofdfunctie van het gebouw;
  • c. maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van het gebouw voor ondersteunende horeca gebruikt mag worden.
1.39 ongebouwde parkeervoorzieningen

Niet-inpandige parkeervoorzieningen die worden gerealiseerd op maaiveld.

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.42 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.43 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.45 recreatief medegebruik

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.46 seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, sekstheater, seksautomatenhal en sekswinkel.

1.47 souterrain

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.48 stadslandbouw

Agrarisch natuurbeheer in combinatie met groene dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer van de Osdorper Binnenpolder Noord en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polder en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij tenminste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen. Voorbeelden van stadslandbouw zijn:

  • natuur- en landschapsbeheer;
  • natuur- en milieueducatie;
  • dierverzorging en moestuinieren;
  • een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
  • schoolwerktuinen;
  • recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
  • jeugd-, kinderactiviteiten, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten;
  • horeca die mede gericht is op bewustwording van de voedselproducerende functie van de agrarische sector en/of de recreatieve functie van polderlandschap, zoals de verwerking van streekeigen producten (vergeten groenten) en/of een theetuin.
  • In het kader van de stadslandbouw is de verkoop van agrarische producten en/of de verkoop van producten gerelateerd aan natuur- en milieueducatie toegestaan.

Onder stadslandbouw worden geen maneges en productiegerichte paardenhouderijen gerekend. Wel toelaatbaar is een op ruiterpaden gerichte paardenhouderij, een pensionstal, privéstal, paardenmelkerij en stalhouderij. Ook grootschalige functies zoals tuincentra, congrescentra en grootschalige leisureachtige functies zijn niet toelaatbaar.

1.49 verblijfsrecreatie

recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die beschikbaar zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een recreatiewoning.

1.50 verkeersareaal

Gronden die als verkeersruimte worden gebruikt, bestaande uit rijwegen, ongebouwde parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en bermen.

1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder mede begrepen (natuurlijke) oevers, duikers en dammen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het bebouwingspercentage wordt bepaald door projectie van de bebouwing in het bestemmingsvlak of bouwvlak, tenzij anders in de regels is bepaald, de kelders en souterrains niet mee te rekenen.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 brutovloeroppervlakte van een gebouw

de bebouwde oppervlakte van alle afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. graslanden;
  • b. agrarische doeleinden;
  • c. moestuinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. water, watergangen, oeververbindingen, waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • g. parkeervelden ten behoeve van evenementen, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein".
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:

  • a. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. voor gebouwen gelden de volgende maxima:
    • 1. bebouwingsoppervlak: 600 m2;
    • 2. bouwhoogte: 8 meter;
    • 3. bouwlagen: 2.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:

  • a. bouwhoogte erfafscheiding: 2 meter;
  • b. bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2,50 meter;
  • c. bebouwingsoppervlakte: 20 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het algemene gebruiksregels in artikel 16 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van:

  • a. een hotel of pension;
  • b. buitenopslag.
4.3.2 Parkeernormen

Voor de functies als genoemd in lid 4.1 gelden de volgende parkeernormen:

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 4.3.2 een omgevingsvergunning verlenen teneinde een lagere parkeernorm te hanteren, indien op basis van een parkeerbalans aangetoond wordt dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien.

Artikel 5 Recreatie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen bouwvlakken;
  • b. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: zoals met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' staat aangegeven;
  • c. maximum bruto vloeroppervlak per bouwvlak: zoals met de aanduiding "maximum bruto vloeroppervlak" staat aangegeven;
  • d. maximum goothoogte: zoals met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' staat aangegeven;
  • e. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 6 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie

Voor de in lid 5.1 genoemde verblijfsrecreatie gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximum aantal gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie: 21;
  • b. maximum bruto vloeroppervlakte van de eerste bouwlaag van een gebouw voor verblijfsrecreatie als bedoeld onder a: 60 m2.
5.3.2 Parkeren

Voor verblijfsrecreatie geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per gebouw zoals bedoeld in lid 5.3.1, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd.

5.3.3 Ondergeschikte horeca en detailhandel bij stadslandbouw

Per stadslandbouwbedrijf mag maximaal 40% van het brutovloeroppervlak van de bebouwing worden gebruikt voor aan stadslandbouw gerelateerde horeca en detailhandel.

5.3.4 Glastuinbouw

Van de gebouwen als bedoeld in lid 5.2.2 mag maximaal 40 m2 worden gebruikt ten behoeve van glastuinbouw.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 5.3.2 een omgevingsvergunning verlenen teneinde een lagere parkeernorm te hanteren, indien op basis van een parkeerbalans aangetoond wordt dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien.

Artikel 6 Recreatie - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stadslandbouw;
  • b. verkeersareaal;
  • c. ruiterpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. dagrecreatie;
  • f. water, watergangen, oeververbindingen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • b. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: zoals met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' staat aangegeven;
  • c. maximum goothoogte: zoals met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' staat aangegeven;
  • d. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a, b, c en d zijn ter plaatse van de bouwaanduiding "bijgebouwen" in totaal maximaal 10 bijgebouwen buiten de bouwvlakken toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. maximum oppervlak per bijgebouw: 10 m2;
    • 2. maximum bouwhoogte: 3 meter.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. windmolens zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. situering: uitsluitend binnen de bouwvlakken;
    • 2. maximum aantal windmolens per bouwperceel: 1;
    • 3. maximum ashoogte: 7 meter;
    • 4. maximum lengte rotorblad: 5 meter;
  • b. maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 6 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 6.1 genoemde functies gelden de volgende regels:

  • a. per stadslandbouwbedrijf mag maximaal 40% van het brutovloeroppervlak van de bebouwing worden gebruikt voor aan stadslandbouw gerelateerde horeca en detailhandel.
  • b. de bijgebouwen als bedoeld in sub 6.2.2 onder e mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de stadslandbouw;
  • c. van de gebouwen als bedoeld in lid 6.2.2 mag maximaal 40 m2 worden gebruikt ten behoeve van glastuinbouw.

Artikel 7 Recreatie - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen bouwvlakken;
  • b. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: zoals met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' staat aangegeven;
  • c. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' staat aangegeven.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 6 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Parkeren

Voor de in lid 7.1 genoemde functies gelden de volgende parkeernormen:

  • a. voor leisure geldt een parkeernorm van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd;
  • b. voor horeca van categorie 8 geldt een parkeernorm van 5,2 parkeerplaatsen per 10 kamers, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd.
7.3.2 Leisure

Voor de in lid 7.1 toegestane leisure gelden de volgende bepalingen:

7.3.3 Horeca van categorie 8

Voor de in lid 7.1 toegestane horeca van categorie 8 geldt:

7.3.4 Ondergeschikte horeca en detailhandel bij stadslandbouw

Per stadslandbouwbedrijf mag maximaal 40% van het brutovloeroppervlak van de bebouwing worden gebruikt voor aan stadslandbouw gerelateerde horeca en detailhandel.

7.3.5 Glastuinbouw

Van de gebouwen als bedoeld in lid 7.2.2 mag maximaal 40 m2 worden gebruikt ten behoeve van glastuinbouw.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 7.3.1 een omgevingsvergunning verlenen teneinde een lagere parkeernorm te hanteren, indien op basis van een parkeerbalans aangetoond wordt dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien.

Artikel 8 Recreatie - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in lid 8.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegestaan binnen bouwvlakken;
  • b. maximum bebouwingspercentage bouwvlak: zoals met de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" staat aangegeven;
  • c. maximum goothoogte: zoals met de aanduiding "maximum goothoogte (m)" staat aangegeven;
  • d. maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" staat aangegeven;
  • e. maximum bruto vloeroppervlak per bouwvlak: zoals met de aanduiding "maximum bruto vloeroppervlak" staat aangegeven;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding "vrijstaand" zijn gebouwen uitsluitend toegestaan:
    • 1. met een maximum oppervlakte van een bouwwerk: van 500 m2;
    • 2. indien de afstand tot andere gebouwen binnen het bouwvlak minimaal 10 meter bedraagt.
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 6 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Horeca van categorie 1 en 2

Maximum bruto vloeroppervlakte horeca van categorie 1 en horeca van categorie 2 samen: 500 m2.

8.3.2 Ondergeschikte horeca en detailhandel bij stadslandbouw

Per stadslandbouwbedrijf mag maximaal 40% van het brutovloeroppervlak van de bebouwing worden gebruikt voor aan stadslandbouw gerelateerde horeca en detailhandel.

8.3.3 Glastuinbouw

Van de gebouwen als bedoeld in lid 8.2.2 mag maximaal 40 m2 worden gebruikt ten behoeve van glastuinbouw.

8.3.4 Parkeernormen

Voor de functies als genoemd in lid 8.1 gelden de volgende parkeernormen:

8.3.5 Toegestane bedrijven

Voor de bedrijven als genoemd in lid 8.1 gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bedrijven categorie A en B zijn toegestaan, voor zover deze vallen onder de SBI codes 15, 17 en 20 van de bij deze regels gevoegde Bedrijvenlijst functiemenging;
  • b. maximum bruto vloeroppervlak per bedrijf: 150 m2.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in 8.3.4 een omgevingsvergunning verlenen teneinde een lagere parkeernorm te hanteren, indien op basis van een parkeerbalans aangetoond wordt dat in voldoende parkeercapaciteit wordt voorzien.

8.4.2 Toegestane bedrijven

Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder artikel 8.3.5 sub a een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging voorkomt en in vergelijking met de krachtens artikel 8.3.5 sub a toegelaten bedrijven een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersareaal;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water, watergangen, oeververbindingen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in lid 9.1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 6 meter.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 11 Leiding - Leidingstrook

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een kabel- en leidingenstrook alsmede de beschermingszone van de leidingen.

11.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • 2. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 4. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • 5. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • 6. het verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • 7. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • 8. het aanlegen van voorzieningen ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik of natuur- milieueducatief medegebruik;
  • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. reeds is vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 4. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
11.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het leidingtransport en de kabel- en/of leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.
  • b. De in lid 11.4.1 genoemde vergunning moet worden geweigerd indien de belangen van het kabel- en leidingtransport onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden in de omgevingsvergunning op te nemen, waarover de kabel en/of leidingbeheerder vooraf is gehoord.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een waterkering;
  • b. De bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen en dubbelbestemmingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden:

  • a. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  • b. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • c. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1.0 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 m langs een rijweg, 2,4 m boven een rijwielpad en 2,4 m boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 m.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidszone industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein “Westpoort” op geluidsgevoelige bestemmingen.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' de volgende regel:
    • 1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelige bestemming, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein “Westpoort” op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
15.2 Luchtvaartverkeerzone

Binnen de aangeven aanduiding “luchtvaartverkeerzone” geldt dat er dient te worden getoetst aan hetgeen is bepaald in het “Luchthavenindelingbesluit Schiphol”.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

16.2 Verbodsregels

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 16.1 wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en bebouwing:

  • a. ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. als stortplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden;
  • d. als opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop;
  • e. behoeve van een seksinrichting, prostitutiebedrijf, belwinkel, smartshop en automatenhal.
16.3 Doelmatigheidsbepaling

Het bevoegde gezag verleent een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in lid 16.1 wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het bevoegde gezag bevoegd om in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van:

  • a. het bouwen van de volgende bebouwing:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 15 m², alsmede;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 10% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  • b. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt vergroot;
  • c. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • d. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 2 meter worden overschreden ten behoeve van balkons, luifels, erkers, toegangsportalen, tochtportalen, brandtrappen, ventilatiekanalen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen;
  • e. de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met ten hoogste:
    • 1. 5 meter worden overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, bouwkundige maatregelen ten behoeve van een stille zijde, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen;
    • 2. 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
    • 3. 2 meter worden overschreden ten behoeve van de aanleg van daktuinen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tuinen van West omgeving centraal middengebied.