direct naar inhoud van 8.3 Archeologie
Plan: Bos en Lommer Noord
Plannummer: E1301BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.E1301BPSTD-VG01

8.3 Archeologie

Nederland heeft het Verdrag van Valletta (Malta) mede ondertekend. Het doel hiervan is archeologische waarden beter te beschermen en te verankeren in het ruimtelijke ordeningsproces. De inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg op 1 september 2007 is een uitwerking van dit verdrag en verplicht gemeenten (en dus ook stadsdelen) om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen.

Er is door het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam een bureauonderzoek verricht naar de archeologische waarden in het plangebied (zie bijlage 4). Daaruit is het volgende gebleken:

  • De Sloter- of Spaarndammerdijk is het tracé van de middeleeuwse dijk. Onder de dijk, op het oorspronkelijke oppervlakte, kan botanisch materiaal aanwezig zijn. Dit materiaal is van belang voor de reconstructie van het landschap van voor de middeleeuwse ontginningen. De materiële neerslag betreft losse vondsten, afval en sporen van de weg- of dijkstructuur. Tevens zijn sporen van aanplempingslagen en beschoeiingen te verwachten.
  • De zone van bewoning van het dorp Sloterdijk achter de middeleeuwse dijk kan sporen van gebouwen, losse vondsten en afval bevatten.
  • De zone van bewoning langs de Haarlemmervaart (de 17e-eeuwse trekvaart) kan eveneens sporen van gebouwen, losse vondsten en afval bevatten.
  • Er kan in de Overbrakerpolder (voor wat betreft het onderhavige plangebied vooral de beide volkstuincomplexen) een wijde verspreiding voorkomen van bewoningssporen, erven, terpen, verkavelingsporen, sloten en kades uit de ontginningsperiode (12e/13e eeuw) tot de periode van verstedelijking in de 20e eeuw.
  • Het uiterst noordwestelijke deel van het plangebied is in de 17e eeuw aangeslibd land buiten de zeedijk. De materiële neerslag kan bestaan uit wijd verspreide losse vondsten en afval.

Dit leidt tot de volgende conclusies:

Er geldt een hoge archeologische waarde voor het dorp Sloterdijk en direct aangrenzende gronden langs deze nog aanwezige historisch infrastructurele as buiten het historisch centrum van Amsterdam. Hier is bij bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld en met een oppervlakte groter dan 100 m2 archeologisch veldonderzoek noodzakelijk.

Er geldt een lage archeologische waarde voor de Overbrakerpolder. Hier liggen archeologische vondsten dicht aan het oppervlak. Op sommige plaatsen zijn relevante archeologische lagen opgenomen in de bouwvoor. De bouwvoor heeft gemiddeld een diepte van 0,30 tot 0,50 m waaronder een eerste sporenvlak zichtbaar wordt. Daarom is bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 of dieper dan 0,50 m onder het maaiveld archeologisch veldonderzoek noodzakelijk. Voor de overige onbebouwde gronden (het in de 17de eeuw aangeslibde land buiten de zeedijk) geldt dat afhankelijk van de grootte en diepte van de toekomstige ontgraving archeologische waarden die samenhangen met bewoning en landgebruik, kunnen worden aangetast. Er is dan ook bij bodemingrepen dieper dan 3,00 m onder maaiveld of met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 een inventariserend veldonderzoek in de planvorming opgenomen.

Het archeologisch bureauonderzoek is als Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek aan deze toelichting toegevoegd.

Het vorenstaande heeft vorm gekregen door middel van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie". De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 is gelegd op de gronden waar een hoge archeologische waarde geldt (in casu het dorp Sloterdijk). De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 zijn gelegd op de gronden waar een lage archeologische waarde geldt (in casu de volkstuincomplexen en het in de 17de eeuw aangeslibde land buiten de zeedijk). De resterende gronden behoeven in het kader van het bestemmingsplan uit een oogpunt van archeologie geen nadere bescherming.