direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer - 4
Plan: Bestemmingsplan Westrandweg-2e Coentunnel
Plannummer: B0902BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.B0902BPGST-OH01

Artikel 9 Verkeer - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Verkeer - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een weg met ten hoogste acht doorgaande rijstroken en daarbij behorende in- en uitvoegstroken van verbindingswegen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel": een tunnel ten behoeve van het wegverkeer;
  • c. ter plaatse van de functieaanduidingen "brug": bruggen en viaducten over te handhaven wegen, te handhaven spoorwegen en te handhaven watergangen;
  • d. kunstwerken;
  • e. op- en afritten;
  • f. verbindingswegen;
  • g. onderliggend wegennet;
  • h. een doorgaande fietsverbinding;
  • i. onderdoorgangen;
  • j. taluds;
  • k. bermen;

met daarbij behorende:

  • l. voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer;
  • m. voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering met bermkasten en verkeerstechnische en tunneltechnische installaties;
  • n. lichtmasten inclusief bermkasten;
  • o. voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen;
  • r. luchtschermen en andere voorzieningen ten behoeve van de luchtkwaliteit;
  • s. lichtschermen;
  • t. straatmeubilair;
  • u. calamiteitenzones;
  • v. nutsvoorzieningen;
  • w. water en waterberging;
  • x. waterstaatkundige werken;
  • y. kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur;
  • z. duikers;
  • aa. mottoborden en bouwborden;
  • ab. één reclameobject;
  • ac. kunstobjecten;
  • ad. overige openbare ruimte;
  • ae. overige voorzieningen ten behoeve van het verkeer.
9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. twee bedieningsgebouwen voor de tunnel met een maximale oppervlakte van 750 m2 en maximale bouwhoogte van 20 meter per bedieningsgebouw;
  • b. gebouwen ten behoeve van verkeerstechnische en tunneltechnische installaties met een maximale oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 meter per gebouw, alsmede één gebouw met een hoogte van maximaal 8 meter en een oppervlakte van maximaal 750 m2 ten behoeve van verkeerstechnische en tunneltechnische installaties;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming met een maximale bouwhoogte van 25 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van schoorstenen 35 meter bedraagt;
  • d. een tunnel ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel" waarvan de maximale diepte van de onderzijde van de tunnel 30 meter onder N.A.P. bedraagt.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn - in de gevallen dat wordt afgeweken van het Tracébesluit Capaciteitsuitbreiding Coentunnel (2008) - met oog op de inpassing in de omgeving bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de bedieningsgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.3.2 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van deze bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de externe veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het overschrijden van de maximale oppervlakte van de bedieningsgebouwen met ten hoogste 10 %;
  • b. het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte van de bedieningsgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 5 meter.
9.4.2 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders toetsen bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de externe veiligheid;
  • c. de inpassing in de omgeving;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.