direct naar inhoud van 5.3 Ruimtelijke uitgangspunten
Plan: Postcodegebied 1012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03

5.3 Ruimtelijke uitgangspunten

5.3.1 Stratenpatroon

Het stratenpatroon en de bouwblokverkaveling gaan terug op de 14e eeuw en zijn sindsdien grotendeels ongewijzigd. Zij vormen de basis van de stedenbouwkundige structuur en hun behoud is in cultuurhistorisch opzicht van groot belang. In het plangebied wordt dan ook de stedenbouwkundige verkaveling in het huidige patroon gehandhaafd. Vernieuwing dient plaats te vinden binnen het bestaande verkavelingspatroon om de historische structuur te behouden. Uitgangspunt is behoud en herstel van de bestaande panden. Medebepalend voor het straatbeeld zijn de rechte voorgevelrooilijnen die eraan bijdragen dat de individueel vormgegeven gebouwen toch één geheel vormen. Om deze reden mag de bebouwing uitsluitend in de (bestaande) voorgevelrooilijn gesitueerd worden.

De binnen de bouwblokken gelegen stegen en gangen zijn een kenmerkend onderdeel van de fijnmazige structuur van de middeleeuwse stad en worden beschermd. Ze mogen niet worden bebouwd en overbouwd. Ze zijn in veel gevallen privé-gebied en hebben de bestemming 'Tuin - 2'.

Stegen die een openbaar karakter hebben en/of in gemeente-eigendom zijn hebben de bestemming Verkeer. Ook de overbouwde gangen en onderdoorgangen, die onderdeel zijn van openbare routes, worden beschermd. Ze zijn met de aanduiding 'onderdoorgang' op de verbeelding aangegeven.

5.3.2 Parcelleringsstructuur

De bouwblokken zijn onderverdeeld in een fijnmazige structuur van individuele percelen. De meeste percelen zijn afzonderlijk ontwikkeld, waarbij pand en gevel van oudsher een eenheid vormen. Resultaat is het kenmerkende beeld van zelfstandige panden. De panden hebben een ontsluiting met individuele voordeuren met als gevolg een diversiteit van kleinschalige functies en een positieve invloed op de leefbaarheid van straten. De parcelleringsstructuur is dus niet alleen bepalend voor het gevelbeeld. Hoewel in de loop van de tijd op een aantal plekken percelen zijn samengevoegd vormt dit weefsel – naast het stratenpatroon – nog steeds de basis van de stedenbouwkundige structuur van de binnenstad (zie afbeelding 'actuele kadastrale kaart'). Om deze waardevolle structuur te behouden is het samenvoegen van gebouwen – dit betekent het fysiek koppelen van twee of meerdere gebouwen – en het vergroten van al aanwezige doorbraken niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0034.jpg"
Actuele kadastrale kaart

Het plangebied heeft vanwege de gewenste transformatie een bijzondere status. Het laatste decennium heeft de binnenstad een sterke economische ontwikkeling doorgemaakt. Economische ontwikkeling en behoud van de stedenbouwkundige structuur kunnen prima samengaan. Dit betekent dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de ontwikkeling in 1012 en de cultuurhistorische en stedenbouwkundige structuur van het gebied.

Met het oog op de gewenste transformatie wordt het samenvoegen in uitzonderingsgevallen toegestaan. Uitgangspunt is het behoud van de historische en monumentale binnenstad. De mogelijkheid om af te wijken bij omgevingsvergunning is vooral bedoeld voor de straten uit de straatgerichte aanpak (zie hoofdstuk 5.2) en is niet van toepassing voor het plangebied dat onderdeel is van de kernzone van het Unescogebied: het gebied tussen de Spuistraat en het Singel. Samenvoeging zal worden overwogen als er sprake is van een innovatief initiatief of concept, dat bijdraagt aan de gewenste transformatie en waarbij op een creatieve wijze recht wordt gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige kwaliteiten. Architecten en projectontwikkelaars worden uitgedaagd om met voorstellen te komen in de geest van de historische binnenstad. Voorwaarde is, dat de cultuur- en bouwhistorische, de stedenbouwkundige en de functioneel-economische structuur in het plangebied in acht wordt genomen: er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting.

Hierbij zijn de volgende twee voorwaarden leidend:

  • Het te realiseren plan levert een bijdrage aan de transformatie van en een kwaliteitsimpuls voor het gebied. Voor criteria wordt aansluiting gezocht bij de strategienota en de straatvisies (zoals unieke concepten, diversiteit, hoogwaardige functies).
  • Het te realiseren plan brengt geen onevenredige schade toe aan de waarde van de stedenbouwkundige of bouwhistorische structuur.

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de volgende aspecten: de omvang van de samenvoeging (aantal panden), de aanwezigheid/behoud van bestaande entrees en de plek van de samenvoeging. Om te voorkomen dat de stedenbouwkundige structuur in fasen wordt aangetast, mogen doorbraken niet worden geïntensiveerd (in aantal en/of omvang).

Een andere mogelijkheid om af te wijken van het samenvoegingsverbod is bedoeld om wonen boven winkels mogelijk te maken. In veel panden aan de belangrijke winkelstraten zijn de trappen naar de bovengelegen bouwlagen niet meer aanwezig. Herstel van deze trappen is niet realistisch. Daarom is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om af te wijken. Alleen als aangetoond is dat de bovengelegen bouwlagen niet anders kunnen worden ontsloten dan door het samenvoegen van twee gebouwen, mogen ten behoeve van (nieuwe) woningen in de Kalverstraat en Nieuwendijk twee panden met elkaar worden verbonden, danwel wordt een samenvoeging met een pand in een aangrenzende steeg toegestaan. Voorwaarde is dat de doorbraak alleen dient voor de ontsluiting van de woningen.

5.3.3 Bouwdiepte

De panden maken deel uit van dichtbebouwde bouwblokken. Handhaving van de aanwezige bebouwing is uitgangspunt. Om deze reden is binnen veel bouwblokken geen achtergevelrooilijn aangegeven. De schaarse tuinen binnen de bouwblokken worden in hun huidige omvang gehandhaafd. Op de percelen met tuinen is de bestaande diepte van de bebouwing aangegeven.

Onbebouwde gronden aan de achterzijde van bebouwing, gelegen binnen de bestemmingen 'Gemengd', 'Centrum' en 'Maatschappelijk' mogen worden bebouwd onder de voorwaarde dat de diepte van de uitbreiding maximaal 2,50 meter bedraagt, gemeten vanaf de achtergevel van de minst diepe belending. Deze regel geldt voor iedere bouwlaag. Uitbreiding van bebouwing in hoeken van bouwblokken is niet toegestaan. Afwijking van deze regel is mogelijk voor zover de lichttoetreding in de belendende bebouwing niet in onevenredige mate wordt aangetast. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien tezamen met de buren een omgevingsvergunning voor uitbreiding wordt aangevraagd.

5.3.4 Binnenterreinen en tuinen

In het plangebied ontbreken open binnenterreinen en zijn maar weinig tuinen. Ze hebben de bestemming 'Tuin - 1' of 'Tuin - 2' gekregen, waarbij 'Tuin - 2' is bedoeld voor tuinen die direct grenzen aan het water of de openbare ruimte. Voor beide bestemmingen is het uitgangspunt dat de bestaande openheid gehandhaafd moet blijven. Voor de gronden met de bestemming 'Tuin - 1', heeft het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid voor de bouw van schuurtjes. In de tot 'Tuin - 2' bestemde tuinen gaat verdichting ten koste van de beleving van de open ruimte en de kwaliteit van het openbaar gebied. Om het open karakter te behouden is het oprichten van gebouwen hier niet toegestaan.

De bestaande aan- en bijgebouwen op de tuinen zijn bestemd tot 'Tuin - 3'. Deze bebouwing mag worden gehandhaafd en geheel worden vernieuwd, maar niet worden vergroot. Bij sloop/nieuwbouw van de hoofdbebouwing dient de bebouwing op gronden met de bestemming 'Tuin - 3' op hetzelfde bouwperceel ook te worden gesloopt en mag niet worden teruggebouwd. Bebouwing in tuinen die bestemd is tot 'Tuin - 3' mag niet zelfstandig worden gebruikt. De (onbebouwde) tuinen mogen niet bedrijfsmatig worden gebruikt.

De bomen worden beschermd door de gemeentelijke kapverordening, waarbij het criterium 'in het belang van handhaving van natuur-, landschaps- of stadsschoon' bij een aanvraag om een omgevingsvergunning inzake het kappen van een boom zeer strikt wordt toegepast.

Op gronden met de bestemming 'Tuin - 1' en 'Tuin - 2' mag niet worden geparkeerd. Bij één gebouw (hotel The Grand) wordt op de entreehof geparkeerd. Andere locaties met een afwijkend gebruik van de tuinen en erven zijn het laad- losterrein van de Bijenkorf aan de Warmoesstraat en vier locaties met een horecaterras (Dam 9, Oudezijds Voorburgwal 197, Nieuwe Doelenstraat 20, Warmoesstraat 131). Deze uitzonderingen zijn op de verbeelding voorzien van de respectievelijke aanduidingen 'specifieke vorm van tuin - parkeren toegestaan', 'speciefieke vorm van tuin- laden en lossen toegestaan' en 'specifieke vorm van tuin - horecaterras toegestaan'.

5.3.5 Bouw- en goothoogten

De gevariëerde bouw- en goothoogte van de individuele panden is kenmerkend voor het plangebied. Doel van het bestemmingsplan is om deze karakteristiek te beschermen. Voor alle panden met de waardering orde 1 of orde 2 (zie hoofdstuk 5.4) is de bestaande bouw- en goothoogte de maximaal toegestane bouw- en goothoogte.
Voor panden met de waardering orde 3, voor panden zonder waardering - dit is de bebouwing van ná 1970 - en voor de open terreinen en onderstukken aan de straat zijn de maximale bouw- en goothoogte aangegeven op de verbeelding. Deze hoogte is gebaseerd op de gemiddelde bestaande bouw- en goothoogte binnen de betreffende gevelwand. Voor orde 3-panden en gebouwen zonder waardering met een bestaande grotere goot- en bouwhoogte dan aangegeven op de verbeelding, geldt dat deze bestaande grotere goot- en bouwhoogte kan worden gehandhaafd.

Ingeval van ingrijpende verbouw of nieuwbouw van een orde 3-pand worden de resultaten van de zogenaamde 'kwaliteitstoets' (zie hoofdstuk 5.5.4) bij de beoordeling betrokken.

Bij orde 1- en orde 2-panden bestaat de mogelijkheid om aan de achterzijde van de bouwhoogte af te wijken tot de bestaande goothoogte die het desbetreffende pand aan de straatzijde heeft. Van deze afwijking kan bijvoorbeeld gebruikt gemaakt worden om (bestaande uitbouwen of andere) lagere bouwdelen te verhogen of om het gebouw (binnen het bestemmingsvlak) in de diepte te vergroten.

Ten behoeve van een overzicht van de gemiddelde bestaande bouw- en goothoogte van de bebouwing in het plangebied is een hoogtekaart gemaakt. De hoogtekaart is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Kapvorm
Naast de gevarieerde bouw- en goothoogte draagt de beëindiging, waaronder de kapvorm, van de gebouwen bij aan het individuele karakter van de panden. Dit is niet alleen van invloed op de gevelwand – een pand met een langskap oogt in de straat anders dan een pand met een dwarskap – maar heeft ook grote betekenis voor het daklandschap. Doel van het bestemmingsplan is om deze waardevolle karakteristiek te bewaren. De orde 1-panden zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening. De kappen van orde 2- en orde 3-panden zijn beschermd via de bepalingen van de dubbelbestemming 'waarde cultuurhistorie'. Voor orde 2-panden geldt dat de kap en de gevel behouden dient te worden.
In geval van verbouwing van orde 3-panden geldt dat voor zover de oorspronkelijke kapvorm van het pand nog aanwezig is deze gehandhaafd dient te worden. Het ophogen van een orde 3-pand kan uitsluitend als de kapvorm behouden blijft.

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de afmetingen van de bebouwing, met inbegrip van het aantal bouwlagen en de kapconstructie. Toetsingscriteria hierbij zijn het behoud, herstel en versterking van het stadsbeeld en de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0035.jpg"

Daklandschap rond het Oudekerksplein

5.3.6 Minimale bouwhoogte

Gebouwen dienen aan de straatzijde een minimale bouwhoogte te hebben van 9 meter. Mogelijkheid tot afwijken van deze bepaling ten behoeve van een bouwhoogte lager dan 9 meter bestaat indien hierdoor – met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving – een betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.

Als op de verbeelding een lagere bouwhoogte dan 9 meter is aangegeven en ter plaatse van orde 1- en orde 2-panden met een bouwhoogte lager dan 9 meter dan geldt deze lagere bouwhoogte.

5.3.7 Straatwand en gevelopbouw

Met betrekking tot de straatwand, de gevelopbouw en de aansluiting op belendingen zijn in het bestemmingsplan onderstaande regels opgenomen om de ruimtelijke structuur van het plangebied te handhaven dan wel te versterken.

Plinthoogte/functie

Kenmerkend voor de (oude) bebouwing binnen het plangebied is de driedeling in het gevelvlak, te weten plint (eerste bouwlaag), gevelvlak en beëindiging, waarbij de eerste bouwlaag hoog is. Dit is een van de factoren die de gevelwanden een zekere statigheid verleent. Verder maakt deze ruime maat een flexibel gebruik van de begane grond mogelijk. Om deze redenen schrijft het bestemmingsplan voor dat de eerste bouwlaag een minimale hoogte van 3,50 meter moet hebben, gemeten vanaf het aangrenzende maaiveld (i.v.m. het straatbeeld). In verband met de uitwisselbaarheid van functies dient de interne hoogte van de eerste bouwlaag (vanaf de bovenkant begane grondvloer tot de bovenkant van de vloer van tweede bouwlaag) eveneens minimaal 3,50 meter te zijn. Deze maat geldt minimaal in de eerste vijf meter vanaf de voorgevel ten behoeve van goed toegankelijke verblijfs- en/of publieksruimten aan de straat. In de planregels is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken indien een lagere eerste bouwlaag beter aansluit bij de karakteristiek van de gevelwand.

Het karakter van de straten en stegen wordt in grote mate bepaald door de functies in de plint. De eerste bouwlaag van een gebouw heeft grote invloed op de beleving van de openbare ruimte. Niet alleen het gebruik van de begane grond maar ook transparantie en openheid van de gevel zijn hierbij bepalend. Gesloten gevels verstoren de gewenste openheid en hebben tevens een negatieve invloed op de sociale veiligheid. Om deze reden zijn op de eerste bouwlaag bergingen aan de straatzijde niet toegestaan.

Voor de begane grond van panden is in de planregels opgenomen dat de bestaande al dan niet zelfstandige ontsluitingen naar de hogere verdiepingen moeten worden gehandhaafd. Deze regeling is bedoeld om binnen de overwegend kleinschalige pandenstructuur leegstaande verdiepingen, zoals die nog in veel (hoofd)winkelstraten voorkomen, weer te gebruiken en om de mogelijkheid voor vestiging van zelfstandige functies, waaronder woningen, op de hoger gelegen bouwlagen te behouden. In het plangebied bevinden zich ook (grote) gebouwen zoals de Bijenkorf, die in gebouwtypologie en ontsluitingsstructuur afwijkend zijn en waar de noodzaak tot het behouden van de bestaande roltrappen/trappartijen minder groot kan zijn. Dat is één van de redenen om in het bestemmingsplan een binnenplanse mogelijkheid op te nemen om af te wijken, waarin als voorwaarde wordt gesteld dat de tweede en hogere bouwlagen in voldoende mate bereikbaar moeten blijven.

5.3.8 Gevelverkoop en open-puiverkoop

Onder gevelverkoop wordt verstaan het vanuit de gevel van een gebouw – gelegen aan de openbare ruimte – verkopen van goederen of eetwaren. Open-puiverkoop betreft het exploiteren van een winkel of horecabedrijf, waarvan de voorgevel, op straatniveau geheel of grotendeels ontbreekt, dan wel geheel of grotendeels bestaat uit een afsluiting die tijdens de openingsuren kan worden geopend.

Deze verkoopvormen hebben negatieve gevolgen, zoals hinder voor het overig gebruik van de openbare ruimte, vervuiling op straat, aantasting van de openbare orde en aantasting van het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld. Daarom zijn gevelverkoop en open-puiverkoop niet toegestaan.

5.3.9 Gevelvlak

Hoewel door de eeuwen heen vele gevels vervangen of gewijzigd zijn is het straatbeeld zeer homogeen. Behalve materialisatie en gevelbreedte is de vlakheid van de gevelwand een belangrijke samenbindende factor. Erkers en kleine balkons komen bijna alleen voor in bebouwing uit de 19e en begin 20e eeuw, in de oudere bebouwing slechts incidenteel.

Om de karakteristiek van de vlakke gevelwanden te behouden is het niet toegestaan erkers of balkons (met uitzondering van de zgn. Franse balkons, die tot maximaal 20 cm buiten de voorgevel uitsteken) aan de voorgevel te construeren.

Voor de achtergevel bestaat de mogelijkheid om, ingeval van overschrijding van de bestemmingsgrens, van de regels af te wijken voor balkons tot maximaal 2 meter diep, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging worden ook de gevolgen voor de nabijgelegen panden betrokken.

5.3.10 Beëindiging van gebouwen

Voor orde 3 panden en voor gronden/gebouwen zonder ordewaardering (de nieuwbouw van na 1970 en de open terreinen en onderstukken), waarbij de maximale bouw- en goothoogte op de verbeelding is aangegeven, dient boven de maximale goothoogte binnen een hellingshoek van maximaal 60 graden te worden gebouwd. Als ervoor gekozen wordt om een gebouw plat af te dekken dan geldt dat de maximale goothoogte ook de maximale bouwhoogte vormt. Het bestemmingsplan kent een afwijkingsbevoegdheid om de maximale goothoogte met 1 meter te overschrijden. Voorwaarde is dat een overschrijding geen negatieve gevolgen heeft voor het straatbeeld.

Dakopbouwen – ten behoeve van onder andere liften, trappenhuizen en centrale verwarmingsinstallaties – en schoorstenen, afvoerkanalen e.d. kunnen het silhouet van het stadsbeeld verstoren. Ook antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie kunnen het straatbeeld en het daklandschap ernstig verstoren. Om de kwaliteit van het stadsbeeld te waarborgen dient met de plaatsing van antennes zorgvuldig te worden omgegaan.

Installaties dienen zoveel mogelijk binnen het pand te worden aangebracht. Installaties op het dak, zoals koelinstallaties, nieuwe dakopbouwen, antennes, afvoerkanalen, condensatoren en ventilatie-inrichtingen zijn dan ook slechts met een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk.

5.3.11 Dakterrassen

De binnenstad wordt gekenmerkt door een duidelijke scheiding tussen het openbaar gebruik van de openbare ruimte en het privé-gebruik, dat zich achter de voorgevel en eventueel op het binnenterrein afspeelt. Ook op binnenterreinen kunnen dakterrassen ten koste gaan van rust en privacy van omwonenden. Om deze redenen zijn dakterrassen niet zonder meer toegestaan.

In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de regels voor het maken van een dakterras. Voorwaarden zijn dat het dakterras gelegen is aan de achterzijde van het hoofdgebouw of dat het terras op een aanbouw of bijgebouw wordt gerealiseerd en dat het daklandschap en de kapvorm niet worden aangetast. Verder wordt bij de belangenafweging gekeken of door het dakterras de privacy van de omwonenden onevenredig in het geding komt.

5.3.12 Openbare ruimte

De openbare ruimte is bestemd tot 'Verkeer' of 'Groen'. Alle straten, stegen en pleinen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer'. De hoven van het Begijnhof hebben een groen karakter en zijn, evenals twee kleine buurtparkjes in de Bethaniënbuurt tot 'Groen' bestemd. Op gronden met de bestemming 'Groen' mag niet worden geparkeerd en is gebruik als rijweg voor autoverkeer niet toegestaan.

Op gronden met genoemde bestemmingen mag niet worden gebouwd. Een uitzondering geldt voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming.

Vooral langs de grachten komen stoepen en pothuizen voor, en met name bij monumenten. Bestaande stoepen en pothuizen mogen vernieuwd worden, maar niet vergroot. Nieuwe stoepen en pothuizen zijn niet toegestaan. De mogelijkheid is opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het verbod te bouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer', ten behoeve van stoepen en toegangen voor souterrains.

Het bestemmingsplan spreekt zich niet uit over de inrichting van de openbare ruimte maar uitsluitend over het gebruik van de gronden. Behoud en versterking van de waardevolle groenstructuur, alsmede kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte worden onder meer uitgewerkt binnen het kader van het Handboek Inrichting Openbare Ruimte.

5.3.13 Verkeer en parkeren

Verlichting van de parkeerdruk wordt niet gezocht in uitbreiding van parkeerplaatsen. Het gemeentelijk beleid is gericht op het verminderen van het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte, het verminderen van het autogebruik en het verbeteren van het openbaar vervoer.

Om gevels met een gesloten karakter te voorkomen zijn inpandige parkeergarages op de begane grond niet toegestaan en geldt voor ondergrondse parkeergarages dat deze alleen onder gebruikmaking van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid zijn toegestaan. Hierbij dient voldaan te worden aan een aantal in de planregels genoemde voorwaarden. Om aantasting van het waardevolle stadsbeeld te voorkomen is één van de voorwaarden dat nieuwe parkeergarages aan grachten, waarvoor een nieuwe entree aan de gracht moet worden gemaakt, niet zijn toegestaan. Ook in de belangrijke winkelstraten (bestemmingen 'Centrum - 1', 'Centrum - 2', 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4') zijn geen parkeergarages toegestaan .

Om de druk op de openbare ruimte te verminderen zijn in de bebouwing (met de bestemmingen 'Gemengd', 'Centrum - 3' en 'Centrum - 4', 'Maatschappelijk') fietsenstallingen op de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzonder bouwlagen zonder meer toegestaan. Verwezen wordt naar hoofdstuk 6 voor aanvullend beleid en uitgangspunten ten aanzien van parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming Verkeer is het mogelijk om onder het Beursplein een fietsenstalling te realiseren.

5.3.14 Gebouwde terrassen

In het plangebied bevinden zich een aantal gebouwde terrassen behorend bij horecazaken. Sinds juni 1992 is het gemeentelijk beleid van kracht om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om privatisering van de openbare ruimte tegen te gaan. Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn alleen de bestaande gebouwde terrassen aan het Spui opgenomen. De gebouwde terrassen aan het Damrak zijn met het oog op de doelstellingen uit de Nota van Uitgangspunten voor de Rode Loper (2009) niet opgenomen in het definitieve ontwerp voor de herinrichting van het Damrak en daarom ook niet op de verbeelding.

5.3.15 Water

Het water in het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Water. Het bestemmingsplan Water, dat voor het water in de hele binnenstad is opgesteld (met uitzondering van het zogenaamde Natte Damrak), is een vertaling van de "Visie op het water van de Amsterdamse binnenstad". In de Visie, die in januari 2006 door de stadsdeelraad is vastgesteld, staan de globale plannen van het stadsdeel met betrekking tot ligplaatsen en steigers. Het bestemmingsplan Water is op 26 juni 2012 door de stadsdeelraad vastgesteld en is sinds 16 november 2012 in werking. Het water draagt bij aan het typisch Amsterdamse karakter van het plangebied en daarom dient de waterstructuur beschermd te worden. Privatisering van het water en de walkant dient te worden vermeden om dit karakter niet aan te tasten.