direct naar inhoud van 4.3 De bouwblokkenstructuur
Plan: Postcodegebied 1012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03

4.3 De bouwblokkenstructuur

In eerste aanleg ontstond aan de dijken enkelzijdige lintbebouwing.De huizen aan de dijk stonden op relatief smalle, diepe kavels, die voldoende ruimte boden voor het houden van kleinvee of het uitoefenen van een bedrijf of ambacht. Er kwamen straten die van de dijk aftakten, op de plek van de oude polderpaden of sloten. Aan deze dwarsstraten kwamen ondiepe kavels die geleidelijk bebouwd werden, over het algemeen met woonhuizen waarin ook een winkel of ambacht onder was gebracht. Met het graven van de grachten aan de achterzijde werden de oude schuurtjes, werkplaatsen, achterkeukens en pakhuizen die behoorden bij de hoofdhuizen aan de voorzijde, gaandeweg vervangen door zelfstandige woonhuizen (afsplitsing). De afgesplitste erven waren minder diep dan de erven aan de Warmoesstraat. Aan de kant van de Warmoesstraat was de bebouwing aaneengesloten terwijl in de minder voorname bebouwingswand van de Oudezijds Voorburgwal veel stegen werden uitgespaard. Deze doodlopende stegen gaven toegang tot de achtererfbebouwing, verhuurde woningen en kleine pakhuizen. Deze stegen zijn nog steeds beeldbepalend aanwezig (afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0004.jpg" 1. Lintbebouwing aan de dijk, landzijde. Gesloten bouwblok tussen de Oudezijds Voorburgwal en Warmoesstraat (het Blaauwlakenblok) en tussen de Nieuwendijk en de Nieuwezijds Voorburgwal. Lichtgroen in afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600'.

Voor of tegelijkertijd met het ontstaan van de gesloten bouwblokken echter, ontwikkelden ook de dijken zich, tot een tweezijdige lintbebouwing. Hiertoe werden de gronden aan de overzijde van de Warmoesstraat en de Nieuwendijk aan de Amstel aangeplempt, zodat ook aan de waterzijde van de dijk gebouwd kon worden. Aan de Amstelzijde van de Warmoesstraat was daarbij vanwege de geringe diepte geen sprake van volwaardige bouwblokken, maar van een strokenverkaveling die doorliep tot in het water. Aan de Nieuwe Zijde was wel een kade, het Damrak, en hadden de bouwblokken vier zijden. Hier was de strook aan de Amstel wat breder dan die aan de Oude Zijde, waardoor de bouwblokken zich op dezelfde manier hiërarchisch ontwikkelden als bijvoorbeeld het Blaauwlakenblok: aaneengesloten aan de chique dijkzijde en meer gericht op werken aan de Amstelzijde. Ook waren vanaf deze kade inpandige stegen. De strook was niet breed genoeg voor veel inpandige bebouwing. Uiteindelijk zou hier rug-aan-rugbebouwing ontstaan (afbeelding 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0005.jpg" 2. Benedendijks waterzijde. Strokenverkaveling tussen de Warmoesstraat en de Amstel en tussen de Nieuwendijk en de Amstel. Lichtgroen in afbeelding 'Middeleeuws Asmterdam tot aan 1600'.

Bij de eerste stadsuitbreiding werd de achtergracht verbreed en transformeerde de voormalige buitengracht in een stedelijke woongracht, waarbij ook de bebouwing in status werd opgewaardeerd. Dit opwaarderingsproces van achtergracht tot woongracht zou zich bij de volgende stadsuitbreidingen herhalen en verklaart tevens de afwisseling van pakhuizen en woonhuizen met rijk versierde geveltoppen aan de burgwallen. De eerste uitbreiding betrof een zeer smalle schil, waardoor niet een bouwblok met binnenterrein werd gevormd, maar doorlopende erven, van rooilijn tot rooilijn (afbeelding 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0006.jpg" 3. Eerste uitbreiding. Strokenverkaveling tussen Oudezijds Voorburgwal en Oudezijds Achterburgwal en aan de nieuwe zijde tussen Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal (Spuistraat). Paars is afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan`1600'.

Bij de tweede stadsuitbreiding werd het principe van de parallelstraatverkaveling ingevoerd. Al eerder was een parallelstraat uitgezet, de Sint Annendwarsstraat, maar dit was veeleer een korte verbindingsroute naar de Oude Kerk. In latere uitbreidingen kwamen deze planmatige parallelstraten vaker voor, echter niet als verbindingsroute, maar met het doel het aantal bouwkavels te vergroten (Nieuwstraat). De parallelstraten betekenden dat iedere woning ontsloten was vanaf de openbare weg, in plaats vanaf de inpandige steeg (afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0007.jpg" 4. Herverkaveld bouwblok (1587) tussen Oudezijds Achterburgwal en Kloveniersburgwal en strokenverkaveling aan de nieuwe zijde tussen de Nieuwezijds Achterburgwal (Spuistraat) en het Singel. De tweezijdige strokenverkaveling is bewust mogelijk gemaakt door de introductie van een parallelstraat (Oude Nieuwstraat, circa 1440). Rood in afbeelding 'Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03_0008.jpg" 5. Het principe van parallelstraat werd in later eeuwen verder uitgewerkt. Hier tussen Singel en Herengracht. De diepe erven zijn uitgezet vanuit het water, de ondiepe afsplitsingen aan de straatkant. Donkergroen. De afbeelding rechts toont hoe de erven ontsloten worden in de structuur van 'moderne'' bouwblokken (parallelstraat en dwarsstraat) en in de structuur van het middeleeuwse bouwblok met inpandige stegen en een doorbraak.

De dertiende-eeuwse of vroeg veertiende-eeuwse verkavelingsprincipes resulteerden in een efficiënte, economische, fijnmazige en systematische parcellering die al in de vroege zestiende eeuw volledig was uitgekristalliseerd. Dit is niet zo vreemd als het lijkt, immers de kosten van de ontginning moesten worden terugverdiend. De verkaveling is veel planmatiger dan tot nog toe altijd werd aangenomen en bleek uiterst effectief te zijn. De breedtemaat van de middeleeuwse kavels kent weinig variatie. De breedte van de woonhuizen, circa 4,5 tot 6 meter, komt overeen met de lengte van de balken, die in het middeleeuwse bouwproces gangbaar waren. De dieptemaat is afhankelijk van de structuur en de positie in het bouwblok en vertoont meer variatie. Op de hoeken met de dwarsstraten vertoont de verkaveling ingenieuze vlechtwerkjes, waarbij de hiërarchie van de straten van doorslaggevend belang was. Ook nu nog is deze hiërarchie afleesbaar aan de voor- en zijgevel of meer subtiel aan de richting van de nokbalk. De planmatige verkavelingsprincipes uit het middeleeuwse Amsterdam waren zo effectief dat ook in de grachtengordel feitelijk geen nieuwe systematiek werd ontworpen, maar dat werd voortgebouwd op het bestaande. De continuïteit in verkaveling vanaf circa 1300 - gestaafd door archeologisch, historisch en archiefonderzoek - is daarmee de grote constante in de herkenbare, afleesbare en beleefbare structuur van de stad.

In de vroege geschiedenis van de koopmansstad Amsterdam ontstond zo een systematisch geordend hiërarchisch geleed bouwblok, waarin kooplieden, werklui en ambachtslieden op korte afstand van elkaar, maar toch duidelijk onderscheiden, een eigen plek hadden. De kleinschalige, sterk diverse verkaveling bood een succesvolle, levensvatbare formule waarbinnen de stad telkens opnieuw nieuwe functies en bestemmingen kon opvangen.

In het stadshart, met name in het noordoostelijk deel, zijn de middeleeuwse maatvoering en parcellering nog steeds gaaf en beeldbepalend aanwezig.