direct naar inhoud van 3.3 Ontwikkeling en beleid van de functies
Plan: Vijzelstraat 66-80 (Duintjer)
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1002PBSTD-VG01

3.3 Ontwikkeling en beleid van de functies

3.3.1 Voorzieningen
3.3.1.1 Ontwikkeling

De term voorzieningen omvat een grote groep van diverse soorten functies. Onder voorzieningen vallen onderwijs, gezondheidszorg, politie/brandweer, welzijn, sport en recreatie en cultuur.

Openbare voorzieningen noemt men voorzieningen die voorzien in een basisbehoefte, zoals onderwijs, politie en brandweer, gezondheidszorg en welzijn. Culturele en recreatieve voorzieningen worden ook wel bijzondere voorzieningen genoemd. Het gaat dan om een culturele doelstelling, zowel in de betekenis van het informeren, verspreiden, tentoonstellen en/of opvoeren van kunst, ontspanning en vermaak, als in de zin van uiting geven aan waarden en normen (voorzieningen met een ideële, religieuze en/of levensbeschouwelijke doelstelling).

Voorzieningen kunnen zowel commercieel zijn als niet-commercieel. Er kan verder onderscheid worden gemaakt naar het schaalniveau van voorzieningen:

  • kleinschalig (buurt-, wijk- of stadsdeelniveau). Voorbeelden van kleinschalige voorzieningen zijn: huisarts en kinderopvang, een centrum voor gezondheidszorg, buurt- en wijkcentra, basis- en voortgezet onderwijs, opvang van bepaalde doelgroepen, buurttheater of een kerkgenootschap.
  • grootschalig (stadsdeeloverschrijdend, stedelijk en regionaal niveau).Voorbeelden van grootschalige voorzieningen zijn: middelbaar en hoger onderwijs, een hoofdbureau van politie, een ziekenhuis, theater, museum, bioscoopen, tentoonstellingsruimte, sporthal.

Op basis van de centraal stedelijk vastgestelde beleidslijn met betrekking tot kinderopvang en luchtkwaliteit is een kinderopvang niet mogelijk aangezien de Vijzelstraat een 50 km/u weg is, en het gehele gebouw binnen een afstand van 50 meter van de weg van de Vijzelstraat ligt.

3.3.1.2 Uitgangspunten

De eerste bouwlaag is aangewezen als detailhandelslint met voorzieningen (openbare en bijzondere). De voorzieningen mogen in het projectgebied een bedrijfsvloeroppervlakte hebben van maximaal 300m2.

3.3.2 Galeries

Het culturele klimaat van Amsterdam is een van de belangrijkste toeristische trekkers van de stad. Om de aantrekkingskracht van Amsterdam voor toeristen te behouden en te vergroten dient cultuur te worden versterkt. Galeries zijn onderdeel van dit culturele klimaat. Galeries zijn in het algemeen kleinschalig, hebben nauwelijks verkeersaantrekkende werking, zeer beperkte reclame-uitingen en over het algemeen een positieve uitstraling. Galeries zijn daarom overal in het projectgebied toegestaan.

3.3.3 Horeca
3.3.3.1 Ontwikkeling

In de Vijzelstraat/Vijzelgracht bevinden zich vooral cafe's, restaurants en enkele snackbars, voornamelijk op een kleinschalig, maar op sommige plekken ook op een wat grootschaliger niveau. De Vijzelstraat maakt onderdeel uit van de Rode Loper, de entree van de stad bestaande uit Damrak, Rokin, Muntplein, Vijzelstraat, Vijzelgracht en Weteringcircuit. Dit gebied is in het horecabeleidsplan aangemerkt als een gebied waar een horeca-impuls mogelijk is. In de Vijzelstraat/Vijzelgracht kunnen maximaal 10 nieuwe horecainitiatieven worden ontwikkeld. Het gaat hierbij om toevoeging van cafés en/of restaurants met een dagvergunning. In het gebouw Duintjer kan in de plint maximaal 600m2 gebruiksoppervlak worden ingezet t.b.v. nieuwe horecainitiatieven. Uitgaande van de regel dat een horecagelegenheid maximaal 300m2 mag zijn, zou dat betekenen dat er in het gebouw 2 nieuwe horecagelegenheden van 300m2 zouden kunnen komen.
De verschillende horecasoorten zijn in dit bestemmingsplan ondergebracht in de categorieën horeca 3 en 4. De horecaregeling in de bestemmingsplannen en de horecaregeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zijn op elkaar afgestemd. In beide regelingen worden dezelfde categorie-indelingen voor horeca gehanteerd.

Horeca 3

Onder horeca 3 worden horecabedrijven verstaan, die tot doel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van dranken en (kleine) etenswaren en/of maaltijden, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken. Onder horeca 3 bedrijven worden in elk geval begrepen: cafés en eetcafés.

Horeca 4

Horeca 4 omvat horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken. Onder horeca 4 bedrijven worden in elk geval begrepen: restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons.

3.3.3.2 Uitgangspunten

Horeca 3

Cafés en eetcafés geven over het algemeen minder overlast dan fastfoodzaken (horeca 1) en discotheken (horeca 2) en hebben daarenboven een andere ruimtelijke uitstraling. In de bestemmingsplannen voor de binnenstad is specifiek geregeld waar horeca 3 en waar horeca 4 mag zijn gevestigd. Daarbij is omzetting van cafés (horeca 3) naar restaurants (horeca 4) is toegestaan, omdat horeca in die categorie in de regel minder overlast geeft. In dit projectbesluit is dat echter niet het geval. Ten eerste is nog niet bekend waar in het gebouw zich een café of restaurant zal gaan vestigen. Ten tweede maakt het horecabeleidsplan ten aanzien van het projectgebied geen onderscheid tussen horeca 3 of 4.

Horeca 4

Restaurants, koffiehuizen, lunchrooms en dergelijke geven in principe de minste overlast en mogen daarom overal worden gevestigd waar in het plangebied horeca is toegestaan. Omzetting van restaurants (horeca 4) naar andere categorieën (1, 2 of 3) is in de bestemmingsplannen voor de binnenstad niet toegestaan. Om reden als onder het kopje Horeca 3 aangegeven wordt in dit projectbesluit geen beperking opgelegd ten aanzien van een omzetting van horeca 4 naar horeca 3.

Verhuren van een ruimte in een café of restaurant

Het verhuren van ruimte in een café (horeca 3) of restaurant (horeca 4) voor bijvoorbeeld een afscheidsborrel, verjaardag, jubileum, trouwreceptie, -diner of -feest wordt binnen de gebruikelijke voorwaarden van exploitatie toegestaan. Alle tafels in een restaurant reserveren maakt het restaurant voor een avond min of meer besloten. Een exploitant kan zelf beoordelen of het de goede naam van de zaak schaadt als dat te vaak voorkomt (te vaak nee verkopen kost ook klanten). Deze vorm van zalenverhuur wijkt niet wezenlijk af van de normale exploitatie als café of restaurant en heeft daarmee ook dezelfde kans op overlast.

Dansen in een café of restaurant

Dansen in een café (horeca 3) of restaurant (horeca 4) is toegestaan, mits dat past binnen het karakter van het café of restaurant. Zodra de zaak het karakter van een discotheek of zalenverhuur krijgt, wat bijvoorbeeld kan blijken uit het de grootte van de dansvloer of het heffen van entreegeld, is sprake van horeca 2 en dat is niet toegestaan.

Maximum maat

In het gehele plangebied is het behoud van de huidige kleinschaligheid in de plint gewenst. Daarom geldt voor horeca een maximum maat van 300 m2.

Overige uitgangspunten

Net als bij winkels, geldt ook voor horeca dat het construeren of veranderen van de gevel ten behoeve van gevelverkoop en open-puiverkoop niet is toegestaan.
Sinds juni 1992 is het gemeentelijke beleid om geen nieuwe gebouwde terrassen toe te staan, onder andere om 'privatisering' van de openbare ruimte tegen te gaan. Ongebouwde terrassen worden, voorzover deze zich in de openbare ruimte bevinden, niet in het bestemmingsplan geregeld. Regels daaromtrent zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening, afdeling 2 Horecabedrijven, artikel 3.5 Terrassen. Vanwege mogelijke overlast voor omwonenden, is het gebruik van de binnenterreinen ten behoeve van horecaterrassen niet toegestaan.

3.3.4 Wonen
3.3.4.1 Algemeen

In het gebied achter de Vijzelstraat waar het gebouw aan gelegen is en Vijzelgracht wordt zowel gewoond als gewerkt. In dit zuidelijk deel van de binnenstad zijn vrijwel geen sociale huurwoningen. Het overgrote deel is particuliere huur en koop.

3.3.4.2 Ontwikkeling

In het pand zijn op dit moment geen woningen aanwezig.

3.3.4.3 Uitgangspunten

Het gaat hier om een grootschalig kantoorpand met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1000m2. Beleidsuitgangspunt is dat deze panden niet mogen worden omgezet naar wonen. Het programakkoord 2006-2010 heeft op dit uitgangspunt een uitzondering gemaakt voor langdurig leegstaande kantoorpanden. Voor deze panden wordt gestreefd naar een nieuwe gemengde bestemming in een combinatie van wonen, werken en eventueel publieksfuncties. Er is een inventarisatie gemaakt met leegstaande kantoorpanden in de binnenstad die in aanmerking zouden kunnen komen voor een dergelijke herontwikkeling. Het gebouw Duijntjer is daar een van. Dit is door besluit van het dagelijks bestuur van 17 april 2007 geconcretiseerd. Daarnaast maakt het gebouw onderdeel uit van de Rode Loper, waarbij een gemengde invulling van het gebouw een bijdrage zal leveren aan de status van de Rode Loper als belangrijke stadsentree. De helft van het gebouw ( maximaal 50%), met uitzondering van de twee parkeerkelderlagen, wordt bestemd voor wonen.

Er wordt ingezet op menging van alle wooncategorieen met een nadruk op middeninkomens. Daarnaast zal gestreefd worden naar het realiseren van 30% woningen in de sociale huursector. Binnen de bestemming 'Gemengd 66-80' is wonen toegestaan vanaf de vierde bouwlaag. Aan de zuidzijde van de Kerkstraat is een woning vanaf de derde bouwlaag toegestaan. Dit houdt verband met milieuwetgeving met betrekking tot het geluid. Op de onderste bouwlagen, met uitzondering van de Kerkstraat, is de geluidsbelasting (het aantal decibellen) op de gevel te hoog om er woningen te mogen realiseren.

Op de begane grond en het souterrain die zijn aangewezen als 'detailhandelslint met voorzieningen' wordt de woonfunctie uitgesloten. Door de woonfunctie uit te sluiten in de plint, wordt bewerkstelligd dat een detailhandelslint met voorzieningen kan worden gerealiseerd, uitgebreid en in de toekomst in stand gehouden.

Ten aanzien van het omzetten van wonen naar niet-wonen geldt dat de woningvoorraad in de binnenstad wordt beschermd door de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening. Alle woonruimte is beschermd, ongeacht de huur- of koopprijs. Om het algemeen belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad te kunnen afwegen tegen de veelal individuele belangen bij onttrekking van woonruimte aan de woningvoorraad, zijn beleidsregels vastgesteld. Hierin is een onderscheid gemaakt tussen woonruimte onder en boven de individuele huursubsidiegrens en koopprijsgrens. Het beleid over het onttrekken van woningen onder deze grenzen is streng vanwege het belang dat is gediend met het behoud van goedkope woningen in de binnenstad.

3.3.5 Kantoren
3.3.5.1 Ontwikkeling

In de binnenstad zijn de afgelopen jaren niet-woonpanden vaak omgezet in appartementen. De gunstige prijsontwikkeling van (dure) appartementen in verhouding tot die van kantoren is hier debet aan. Het blijkt in veel gevallen winstgevend te zijn om kantoren en andere niet-woonfuncties om te zetten in appartementen, omdat de afzetrisico's voor appartementen lager worden geschat dan die voor kantoren. Dit wil echter niet zeggen dat de verhuur als kantoorpand (al dan niet na renovatie) niet rendabel is. Bij het omzetten van niet-woonfuncties in woonappartementen is doorgaans sprake van splitsing en verkoop aan meerdere, verschillende eigenaren. Bij grote panden gaat het dan om een groot aantal nieuwe eigenaren in het gehele pand. Vestiging op termijn van een groter kantoor of een andere, meer grootschalige werkfunctie wordt hiermee vrijwel onmogelijk gemaakt. Bij omzetting van een kantoor in een andere niet-woonfunctie (bijvoorbeeld een culturele voorziening, onderwijs of -mits passend in het hotelbeleid- een hotel) blijft splitsing van het eigendom achterwege. Een eventuele toekomstige omzetting in een andere grote werkfunctie blijft daarmee wel mogelijk.

3.3.5.2 Uitgangspunten

Het beleidsuitgangspunt is om in de binnenstad kantoorfuncties, maar ook andere niet-woonfuncties, met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2 te beschermen tegen omzetting naar wonen. Deze panden en combinaties van panden met een bruto vloeroppervlak groter dan 1.000 m2 en waarin geen zelfstandige woningen zijn gevestigd, mogen niet worden omgezet naar woningen. In het Programakkoord 2006-2010 is hierop een uitzondering gemaakt voor langdurig leegstaande kantoorpanden. Bij besluit van 17 april 2007 heeft het dagelijks bestuur voor het gebouw Duintjer invulling gegeven aan het Programakkoord op dit onderdeel.

Er wordt ingezet op een mix van kantoren, zowel een grootschalige vestiging van een kantoor met internationale allure als kantoorruimte voor de creatieve sector.

3.3.6 Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening
3.3.6.1 Ontwikkeling

Bij consumentverzorgende dienstverlening worden geen goederen verkocht, maar wordt in de vorm van tijd (uren) een dienst aangekocht of ingehuurd (bemiddeling) bij een zelfstandige ondernemer. Deze diensten hebben in de regel dezelfde ruimtelijke uitstraling als detailhandel, ze zijn vaak gevestigd in dezelfde straten en de diensten worden, net als bij detailhandel, vaak aangeboden via een balie. Deze dienstverlening valt daarom in dezelfde categorie als detailhandel. Voorbeelden van consumentverzorgende diensten zijn: schoenmakers, internetgelegenheden, kopieerwinkels, gereedschapverhuur en kappers.

3.3.6.2 Uitgangspunten

Detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening zijn binnen de bestemming 'Gemengd 66-80' toegestaan op de begane grond en in de kelder/het souterrain, mits passend binnen het maximale toegestane bruto vloeroppervlak. Het aanwijzen van dit deel van de Vijzelstraat als detailshandelslint met voorzieningen heeft tot doel detailhandel en publieksfuncties te bevorderen. Op de begane grond in dit gebouw is alleen vestiging toegestaan van detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening en andere niet-woonfuncties, zoals , kantoren met baliefunctie en voorzieningen.
In het plangebied is het behoud van de huidige kleinschaligheid in de plint gewenst. Daarom geldt voor detailhandel, consumentverzorgende diensten een maximum maat van 300 m2 .

Voor detailhandel, consumentverzorgende diensten en voorzieningen geldt dat het construeren of veranderen van de voorgevel ten behoeve van open gevelverkoop niet is toegestaan, omdat daarmee de kans op verstoring van de gevelwand wordt vergroot. Bovendien veroorzaakt open gevelverkoop een minder gewenst gebruik van de openbare ruimte. Open puien zijn evenmin toegestaan.
Een aparte detailhandelsfunctie is de smartshop. Hier worden zogenaamde psychotrope stoffen verkocht. Dit zijn stoffen die wijzigingen teweegbrengen in de zielstoestand en geestelijke gesteldheid. De ruimtelijke uitstraling van dit soort zaken verschilt van die van de reguliere winkels. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de producten die worden verkocht en anderzijds door het publiek dat wordt aangetrokken. In een aantal delen van de binnenstad is de tendens gesignaleerd dat zich concentraties van smartshops ontwikkelden, zoals in het Burgwallengebied. Vestiging van dergelijke ondernemingen tast het vestigingsklimaat voor andere, hoogwaardiger functies aan en daarmee de leefbaarheid. De veiligheid en leefbaarheid worden voorts aangetast door het agressieve gedrag van een deel van het publiek, mede voortvloeiend uit een combinatie van drank en (smart)drugs, en het feit dat dealers de directe omgeving van drugstoeristen opzoeken. Smartshops komen in het projectgebied niet voor. Vestiging van deze functie is uitdrukkelijk uitgesloten.

3.3.7 Bedrijven
3.3.7.1 Uitgangspunten

Het is algemeen beleid in de binnenstad om broedplaatsen en startersmilieus te stimuleren. De vestiging van bedrijven met een lage geluidsbelasting en ateliers in het plangebied draagt bij aan de (kleinschalige) functiemenging en is daarom overal mogelijk. Uitzondering hierop is de eerste bouwlaag (begane grondlaag) dat als detailhandelslint met voorzieningen is aangeduid. Hier mogen nieuwe bedrijven zich alleen vestigen als zij tevens een publieks- en/of balieunctie hebben, bijvoorbeeld een fietsreparatiebedrijf dat tevens (deels) als fietsenwinkel functioneert.
In het plangebied mogen alleen nieuwe bedrijven en ateliers zich vestigen die vallen in de milieuhindercategorieën 1 of 2, die worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan.

3.3.8 Overige functies
3.3.8.1 Ontwikkeling

Onder de 'overige functies' valt een aantal soorten gebruik die een ongewenste druk op het woon- en leefklimaat kunnen geven en waarvan nieuwe vestiging of verdere uitbreiding in de binnenstad niet gewenst is.

Een eerste groep van deze 'overige functies' wordt gevormd door raamprostitutie en seksinrichtingen (seksclubs, -winkels en -bioscopen). Een tweede groep van deze 'overige functies' omvat automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops. Op dit moment is in het projectgebied geen van deze functies aanwezig.

3.3.8.2 Uitgangspunten

Vanwege de wens tot behoud van de attractiviteit van het plangebied is vestiging van nieuwe seksclubs en sekswinkels en -bioscopen, (raam)prostitutie, automatenhallen, telefoon- en/of faxservice, geldwisselkantoren en smartshops niet toegestaan.

3.3.9 Inpandige fietsenstallingen en parkeervoorzieningen
3.3.9.1 Inpandige fietsenstallingen

In de bovenste kelderlaag en op de eerste bouwlaag is toegestaan inpandige fietsenstallingen te realiseren t.b.v bewoners en en gebruikers van het pand. Voorwaarde voor de realisatie van deze inpandige fietsenstallingen is de goede bereikbaarheid van de toegangen. In de arcade worden geen voorzieningen geplaatst voor het stallen van fietsen. Het fietsparkeren mag geen inbreuk doen op het gebruik van de openbare ruimte.

3.3.9.2 Inpandige parkeervoorzieningen

Algemeen

In 2004 heeft de stadsdeelraad de Nota Bereikbaarheid Binnenstad 2004-2009 vastgesteld, waarin het algemene verkeersbeleid in al zijn aspecten voor het stadsdeel is verwoord. De volgende onderwerpen komen onder meer in deze nota aan de orde: bereikbaarheid en mobiliteit, verkeersveiligheid, openbaar vervoer, autoverkeer, parkeren in de openbare ruimte en inpandig parkeren. Het beleid op het gebied van inpandig parkeren is in de Garageverordening Amsterdam-Centrum 2005 vastgelegd. Voor het inpandig parkeren is in het stadsdeel Centrum een garagevergunning vereist. In de Garageverordening is de parkeernorm vastgelegd die geldt voor A-locaties, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 250 m2 en 0,5 parkeerplaats per woning. In de Garageverordening is tevens bepaald dat onder bepaalde voorwaarden de norm ruimer kan worden toegepast, te weten voor bedrijven één parkeerplaats per 125 m2 en één parkeerplaats per woning. Bij deze norm wordt ervan uitgegaan dat alle gebruikers van een gebouw gebruik kunnen maken van de parkeervoorziening en dus niet op in de openbare ruimte zullen parkeren. In de Nota van Uitgangspunten is bepaald dat deze ruimere norm wordt toegepast. Het gaat in dit geval om een bestaande garage.

Wanneer inpandig een zodanig aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd (aanwezig zijn) dat alle bewoners en gebruikers van het gebouw van die parkeervoorziening gebruik kunnen maken, neemt het Dagelijks Bestuur het besluit het gebouw aan te wijzen als zogenaamde 'witte vlek'. Dit betekent dat de bewoners en gebruikers van het gebouw geen recht hebben op een parkeervergunning voor straatparkeren. Het doel van deze regeling is dat enerzijds de bereikbaarheid van de functies wonen en economische bedrijvigheid wordt bevorderd, terwijl anderzijds het staatparkeren afneemt. Openbare ruimte wordt teruggewonnen op parkeren en beleidsdoelen zoals minder zoekverkeer en dus minder gevaarzetting en een betere milieukwaliteit worden gerealiseerd.

Door de eigenaar van de parkeergarage moet een garagevergunning worden aangevraagd. Hierin worden geen individuele rechten vastgelegd, de garagevergunninghouder bepaalt het gebruik van de garage. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de Nota van Uitgangspunten moet dan ook een regeling getroffen worden tussen de houder van de garagevergunning en de bewoners en gebruikers van het pand waarbij deze de mogelijkheid moeten krijgen in het gebouw te parkeren. Dit betekent dat voor alle woningen, dus ook voor sociale woningen, een parkeerplek aanwezig moet zijn. Dubbelgebruik is daarbij niet per definitie uitgesloten.

De initiatiefnemer heeft een parkeerbalans op laten maken en onderzoek naar verwachte verkeersbewegingen laten uitvoeren. De parkeerbalans wijst uit dat bij een kleine mate van dubbelgebruik het beoogde aantal parkeerplaatsen van 140 voldoende is. De rapportage is als bijlage bijgevoegd.