direct naar inhoud van Artikel 8 Maatschappelijk
Plan: Oostelijke eilanden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A0901BPSTD-OH01

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijsvoorzieningen, welzijnsvoorzieningen, alsmede voor medische- en sociaal-culturele voorzieningen;
  • b. inpandige fietsenstallingen in de eerste bouwlaag;
  • c. tuin, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.5.1.
8.2 Bouwregels

Op de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Situering bebouwing

Gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor bebouwing op de binnenterreinen.

8.2.2 Minimale bouwhoogte
  • a. De bouwhoogte van de eerste bouwlaag bedraagt minimaal 3,50 meter ten opzichte van de vloer van de eerste bouwlaag, met dien verstande dat deze bouwhoogte tot een diepte van minimaal 5 meter, gemeten vanaf de voorgevel, gehandhaafd dient te worden.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal 9 meter, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor aan- en uitbouwen en ter plaatse waar op de plankaart een lagere maximale bouwhoogte is aangegeven.
8.2.3 Maximale bouwhoogte van gebouwen
  • a. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven bouwhoogte,dan wel de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande grotere bouwhoogte.
8.2.4 Gevelindeling

Met uitzondering van straten waarvan de gevelindeling van gebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan overwegend afwijkt, dient de gevel een duidelijke driedeling te bevatten, bestaande uit een plint, een gevelvlak en een gevelbeƫindiging, waarbij het accent wordt gelegd op verticale plaatsing van ramen en andere geveldoorbrekingen.

8.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 8.2en 8.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud en/of herstel van een of meerdere panden, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd ontheffing te verlenen van de volgende bouwregels.

8.4.1 Maximale bouwhoogte

het bepaalde in artikel 8.2.3 sub b voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;

Ontheffing voor lift- en trappenhuizen, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties wordt alleen verleend indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd onder de voorwaarde dat:
a.deze installaties zo klein als technisch mogelijk dienen te zijn;
b. deze installaties zoveel mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte dienen te worden geplaatst, en;
c. rekening gehouden dient te worden met de bouwhoogte van de omringende bebouwing.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Gebruik als tuin

De onbebouwd blijvende gedeelten van de tot 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen worden gebruikt als Tuin - 1, met in achtneming van het bepaalde in artikel 10.5.3.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16, 17, 18 en 19.

8.6.1 Gemengd - 2

Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2' als bedoeld in artikel 5.

8.6.2 Inpandige parkeervoorzieningen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige parkeervoorzieningen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van de toegang tot de parkeervoorziening ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • b. de parkeervoorziening geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en van de karakteristiek van het stadsgezicht tot gevolg heeft;
  • c. de parkeervoorziening voldoet aan het algemene verkeers- en parkeerbeleid van het stadsdeel en de hogere overheden;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse parkeervoorziening geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
8.6.3 Ondergrondse fietsenstallingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen inpandige fietsenstallingen te realiseren en in de eerste bouwlaag een toegang tot deze fietsenstalling met dien verstande dat:

  • a. de breedte van de toegang tot de fietsenstalling ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • b. de fietsenstalling in niet meer dan twee aaneengesloten panden wordt gerealiseerd;
  • c. de fietsenstalling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en de karakteristiek van het stadsgezicht tot gevolg heeft;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse fietsenstalling geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
8.6.4 Horeca 5

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging dan wel de uitbreiding van horeca 5.

Uitbreiding en nieuwvestiging van horeca 5 is mogelijk, indien en voor zover:

  • a. voor een gebouw met de bestemming 'Maatschappelijk' geen maatschappelijke functies voorhanden zijn;
  • b. de functiemenging in de omgeving en/of binnen het pand wordt bevorderd;
  • c. het initiatief leidt tot een kwaliteitsimpuls voor de locatie en/of de omgeving;
  • d. uitbreiding of vestiging van de hotelfunctie geen overmatige verkeersaantrekkende werking ten gevolge zal hebben;
  • e. de parcellering wordt hersteld;
  • f. de geveldindeling geen afbreuk doet aan de architectonische kwaliteit van de omringende bebouwing;