direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: N201 - Natuurcompensatie 2e fase
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09D-OH01

5.4 Externe veiligheid

Buisleidingen

Het Besluit houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen) is per 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb bevat regels voor de exploitant, regels voor gemeenten over het opnemen van buisleidingen in bestemmingsplannen en regels voor het melden van ongewone voorvallen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft op deze manier een grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro.

Daarnaast vervangt het Bevb de circulaires Zonering langs hogedrukaardgasleidingen (1984) en Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie (1991).

In het Bevb is geen sprake meer van veiligheids-/bebouwings- en toetsingsafstanden zoals deze werden voorgeschreven in de circulaires. Het Bevb gaat uit van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR).

De regeling voor buisleidingen is hiermee vergelijkbaar met de regeling voor inrichtingen zoals vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen zijn volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de infrastructuur. Hierbij is de risicocontour van 10-6 per jaar maatgevend voor (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De norm van 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De minimale omvang betreft 10 slachtoffers. Het GR kent een oriënterende waarde dat als ijkpunt dient. Het GR dient verantwoord te worden. Het GR heeft betrekking op alle mensen in het invloedsgebied van een buisleiding dus niet enkel personen die zich bevinden ter plaatse van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Huidige situatie van de gastransportleidingen
Binnen het plangebied ligt één regionale gastransportleiding. Deze leiding is als zodanig aangegeven op de verbeelding en ligt parallel aan de Middenweg. Het betreft de gastransportleiding 6” 40 bar (W-529-02). Binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van het hart van de gastransportleiding mag niet worden gebouwd (zogenaamde "belemmerde strook").

Toekomst
Vooruitlopend op eventuele toekomstige ontwikkelingen is in het kader van de externe veiligheid het plaatsgebonden risico van de leiding berekend.

De risicoberekening is conform CPR-18E (Committee for the Prevention of Disasters, Guidelines for Quantative Risk Assessment) uitgevoerd met PIPESAFE, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport.

De risicoberekening is uitgevoerd op basis van de in tabel 1 opgenomen leidingparameters.

Tabel 1 Parameterwaarden van de leiding

Parameter   W-529-02  
Diameter (mm)   169.3  
Wanddikte (mm)   4.78  
Staalsoort (-)   Grade B  
Ontwerpdruk (barg)   40  
Dekking (m)   fluctueert  


De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

  • De faalfrequentie is gebaseerd op schade door derden en corrosie;
  • De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd met een factor 2.5 als gevolg van een wettelijke grondroerdersregeling;
  • De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd voor recent ingevoerde maatregelen (factor 1.2) en een dalende trend in leidingbreuken (factor 2.8). Deze factoren zijn onder voorbehoud van formele goedkeuring door VROM;
  • In de risicoberekening is rekening gehouden met directe ontsteking (75%) en ontsteking na 120s (25%);
  • In de risicoberekening is rekening gehouden met de uit casuïstiek verkregen diameter en druk afhankelijke ontstekingskans plus een opslag van 10% voor indirecte ontsteking bij RTL leidingen.

Plaatsgebonden risico
De PR 10-6 contour van de 6" 40 bar leiding (W-529-02) ligt op maximaal 0 meter. Er bevinden zich geen kwetsbare objecten binnen deze contour. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor realisatie van het plan.


Groepsrisico
Voor wat betreft de groepsrisico gelden de volgende afstanden voor de leiding W-529-02 6"/40 bar:

  • De 1% letaliteitsgrens (9,8 kW/m2 contour) van deze leiding ligt op 70 meter. De planontwikkeling vindt derhalve plaats binnen de invloedssfeer van deze leiding.
  • De 100% letatliteitsgrens (35 kW/m2 contour) ligt op 50 meter van de leiding. Binnen dit gebied is sprake van geen of een geringe toename van het groepsrisico.

Voor wat betreft het groepsrisico zijn door Arcadis groepsrisicoberekeningen uitgevoerd voor geheel Amstelveen, in de bestaande situatie en met ontwikkelingen. Deze berekeningen zijn vastgelegd in de rapportage met kenmerk D01011.000150.0330 d.d. mei 2011. Uit deze berekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde overschrijding lager is dan 0,1 (zie afbeelding 4 op pagina 8 van de rapportage). Dit betreft de bestaande situatie zonder ontwikkelingen. Aangezien de orientatiewaarde lager is dan 0,1 en gelet op het lage aantal mensen dat zich ophoudt in het nieuw te ontwikkelen natuurgebied, is de verantwoordingsplicht niet van toepassing. Zie voor de berekeningen bijlage 6.