direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Landelijk Gebied Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09C-VG01

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw, mag niet meer dan 60º bedragen. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken, met uitzondering van lessenaarsdaken.

15.2.2 Aan- en uitbouwen

Aan- en uitbouwen ten behoeve van het vergroten van de woonfunctie mogen worden opgericht:

  • a. buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de diepte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter van de buiten het bouwvlak gelegen gronden behorende bij de bestemming Wonen (gemeten vanaf de grens van het bouwvlak);
    • 2. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
    • 4. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

15.2.3 Bijgebouwen

Bijgebouwen mogen worden opgericht:

  • b. buiten het bouwvlak. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 40% van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden (behorende bij de bestemming Wonen). De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 45 m². Voor gronden gelegen buiten het bouwvlak behorende bij de bestemming Wonen met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal 75 m² bedragen;
    • 2. de goot- en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan 3 respectievelijk 4,5 meter;
    • 3. de dakhelling van een bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen.

15.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen gesitueerd worden zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • b. de diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan één bouwlaag met een diepte (vrije hoogte) van 3 meter;
  • c. voor zover gelegen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 40% van de buiten het bouwvlak (behorende bij de bestemming Wonen) bestemde gronden met een maximum van 45 m²;
    • 2. voor gronden gelegen buiten het bouwvlak behorende bij de bestemming Wonen met een oppervlakte van 250 m² of meer mag de gezamenlijke oppervlakte van ondergrondse bouwwerken maximaal 75 m² bedragen;
  • d. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder.

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 6 meter voor palen en (licht-)masten;
    2. 3 meter voor het overige.
  • b. voor erf- en perceelsafscheidingen bij woningen in een achtererfgebied, dat naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van de afscheiding in een achtererfgebied mag vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 2,00 meter bedragen.

  • c. Voor het bouwen van paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden gelden de volgende regels:
    • 1. paardenbakken mogen slechts worden opgericht ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden en dienen te worden gerealiseerd buiten het bouwvlak voor Wonen bestemde gronden;
    • 2. de paardenbak mag een oppervlakte hebben van maximaal 1200 m²;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van het aantal bijgebouwen en de paardenbak mag niet meer bedragen dan 50% van de buiten het bouwvlak voor Wonen bestemde gronden;
    • 4. de afstand van enig punt van de omheining van de paardenbak tot de gevel van nabijgelegen woningen van derden moet minimaal 50 meter bedragen
    • 5. de paardenbak mag worden voorzien van buitenverlichting (maximaal 4) met een maximale hoogte van 4 meter, mits de afstand van de lichtmast (ipv paardenbak) tot nabijgelegen woningen van derden minimaal 75 meter bedraagt;
    • 6. de omheining van een paardenbak mag niet hoger zijn dan 1.50 meter.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan een windturbine worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de windturbine mag geen hinder in de zin van geluid, slagschaduw en/of gevaar voor omwonenden veroorzaken;
  • b. de landschappelijke inpasbaarheid in voldoende mate is gewaarborgd;
  • c. de bouwhoogte van de windturbine mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • d. de afstand van een windturbine tot de dichtsbijzijnde belendingen dient ten minste tweelmaal de ashoogte te bedragen en de uiteinden van de rotor dienen ten minste 2 meter binnen de perceelsgrenzen blijven.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. het gebruiken en inrichten van de daken van aan- en uitbouwen van woningen dan wel van bijgebouwen als dakterras;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het bedrijfsmatig (commercieel) houden van paarden, zoals het stallen en africhten van paarden van derden en de verhuur van paarden aan derden.