Plan: | Amsteleiland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0362.09B-VG03 |
Het landschap van de Amstel is in gevormd aan het eind van de Saalien-ijstijd. Na het smelten van de ijsmassa's, de stijging van de zeespiegel en de toename van de rivierafvoeren ontstonden er in Holland en Utrecht achter de strandvlaktes met duinen moerassen en zoetwatermeren waarin veenvorming plaatsvond (basisveen). Met de waterafvoer ontwikkelden zich veenriviertjes tussen de hoogveenkussens (o.m. polder De Ronde Hoep), waar vervolgens de zee in verschillende fasen inbreuk op deed en kleilagen in sterk verschillende dikten afzette. In het hierdoor ontstane klei-veen-inversielandschap zijn met ontginning en ontwatering voor de landbouw door verschillen in de zetting van klei en door inklinking en oxidatie van het veen de riviertjes met hun oeverwallen hoog in het landschap komen te liggen.
Afbeelding 9: Kaart 1900, plangebied rood omcirkelt, bron: historische kaart ca. 1850
De meanderende veenriviertjes vormden de basis van waaruit het veen is ontgonnen volgens de principes van de opstrekkende slagenverkavelingen, typisch voor het veenweide gebied. De oeverwallen werden vestigingsplaatsen en de veen- en kleipolders werden bebouwd en beweid. Door een gering debiet meanderden de riviertjes sterk. Op veel plaatsen zijn de oude veenkoepels afgegraven voor turfwinning en ontstonden meren die later weer zijn drooggelegd, waardoor diepgelegen droogmakerijen ontstonden. De aangrenzende polder De Ronde Hoep, die wordt omsloten door de relatief hoogliggende veenriviertjes de Amstel en de Waver, levert met een maaivelddiepte van - 4 meter een vergelijkbaar beeld op. Hier is echter alleen sprake van inklinking en oxidatie door de landbouwkundige ontwatering.
Het Amsteleiland dat al in de 18e eeuw is ontstaan door een bochtafsnijding, vormt dus een restant van het oude venige bovenland overgaand in een kleiige stroomrug (zie afbeelding 9). In de ontstane dode arm ontwikkelt zich in het rustige watermilieu weer veengroei in de vorm van rietvegetaties. De laatste 50 jaar is het eiland vooral rond de bedrijfsgebouwen opgehoogd met puin- en sintels, vanwege de inklinking. Plaatselijk zijn deze materialen tot 4 meter diep aangetroffen.
Een groot gedeelte van de gronden direct gelegen langs de Amstel ter hoogte van Amstelveen bestaan uit drechtvaaggronden (zie afbeelding 10). Amsteleiland maakte vroeger deel uit van het bovenland van de polders van Amstelveen. Het eiland is door kanalisatie nu een afgesneden stuk oeverwal van de Amstel. Door industrieel gebruik is de bodem sterk geroerd. Enkele profielen zijn te vinden in de als Bijlage 13 opgenomen boorprofielen.
Afbeelding 10: Bodemkaart, plangebied roodomcirkeld, bron: Topografische Dienst
De waterhuishouding wordt bepaald door de Amstel die het eiland volledig omsluit. Er vindt geen onderbemaling plaats. In het verleden is grond opgebracht om voldoende drooglegging te garanderen. Midden op het eiland is een pomp, die bij hoog water overtollig water afvoert.
Binnen deze regio is het landschapsbeeld van het uitgestrekte veenweidegebied met de oorspronkelijke slagenverkaveling uit de 12e eeuw, in beginsel nog gaaf aanwezig. Grote oppervlakten veenland zijn bewaard gebleven, denk aan de Amstelveensche of Middelpolder, de Bovenkerkerpolder, de Ronde Hoep, de Aetsveldsche polder of de Keverdijksche polder. Deze veenpolders zijn karakteristiek voor Noord-Holland met lange smalle, vaak gerende percelen, relatief brede sloten en het karakteristieke reliëf dat is ontstaan door de ongelijke zetting van het veen. De Ronde Hoep is omgeven door kronkelige riviertjes: Bullewijk, Waver, Oude Waver en de Amstel.
Het veenlandschap wordt ontsloten door veenrivieren. De hoogveenkoepels of kussens zijn in de middeleeuwen ontgonnen vanuit de omringende rivieren. Aan de oevers van de rivieren werden de boerderijen gebouwd, waardoor het centrale gebied open en onbebouwd bleef (zie afbeeldingen 11 en 12). Kenmerkend is de grootschalige openheid van de polder tegenover de verdichting in de randen. De door inversie hooggelegen randen worden ruimtelijk versterkt door de daaraan gelegen lintbebouwing in de vorm van boerderijen met erfbeplantingen. Bij knooppunten van rivieren is de bebouwing soms verdicht tot dorpen zoals bij Ouderkerk aan de Amstel. Ook was vroeger beplanting langs de dijk aanwezig. Recent zijn rond de oude arm van de Amstel Wilgen, Populieren en Essen geplant.
Afbeelding 11: Ruimtelijke structuur Amsteleiland en omgeving, bron: Adviesbureau Haver Droeze
Afbeelding 12: kaart 1850, plangebied rood omcirkelt, bron: Topografische dienst
Aan de westzijde van de Amstel ligt een relatief smalle strook bovenlanden. Daarachter ligt de veel lagere droogmakerij (Bovenkerkerpolder). Amstelveen is gebouwd in de droogmakerij. De bovenlanden waren vroeger meer beplant dan tegenwoordig het geval is en de rivier met erven en beplante dijken was ruimtelijk sterk beleefbaar.
Vanouds is de Amstel voor de stad een belangrijke mogelijkheid geweest om uit de drukte te ontsnappen en "buiten" te zijn. Dit heeft al in een vroege periode (16e eeuw) geresulteerd in een groene woonrivier, vergelijkbaar met de Vecht. Haar karakter als "plezierrivier" en "buiten" is nog altijd aanwezig, maar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan is veranderd. De huidige identiteit is een mengeling van beelden uit het verleden, eigentijdse kwaliteiten en vooral een continuïteit van water, land en groen.
De oude buitenplaatsen en lusthoven langs de rivier zijn in de 17e en 18e eeuw zijn ontstaan dankzij de goede bereikbaarheid over het water. Veel welgestelde Amsterdammers bouwden aan de oevers van Amstel en Vecht hun buitenplaatsen en landgoederen om 's zomers de stank van de stad te ontvluchten. Langs de Amstel zijn er nog drie van over: Oostermeer (1728), Westeramstel (hiervan resteert alleen nog de tuinaanleg met het Rococo inrijhek) en Amstelrust (1740).
Langs de Amstel steken de resterende parkbossen in de aangrenzende open weilanden als een groene scheg diep in het verstedelijkte stedelijk gebied, dat zich hier inmiddels heeft ontwikkeld. Het behoud van de geledende werking van het veenstromenland tussen Amsterdam en het Gooi is van groot landschappelijk belang.
Het Amsteleiland maakt in feiten deel uit van de Bovenkerkerpolder, maar is letterlijk door de doorgraving van de Amstelbocht een eiland geworden en maakt sindsdien deel uit van het rivierenlandschap van Amstel. Dit onderscheidt zich als een snoer van boerderijen met erfbeplantingen, (restanten van) oude buitens met parkbossen en ook dorpen en bedrijven die zich langs het water hebben ontwikkeld. Dit kralensnoer ligt als een opmerkelijk langgerekte kronkelende eenheid in de wijde polders met de open slagenverkaveling, waar zelfs nauwelijks een boom te vinden was.
Sinds de bocht in de Amstel werd afgesneden, heeft het Amsteleiland diverse verschijningsvormen gehad. Aanvankelijk was het een open eiland met weilanden gelijk aan de bovenlanden langs de westzijde van de Amstel. Omstreeks 1900 was er een brede strook beplanting aan de buitenrand van het eiland. Op een foto die dateert uit het begin van de 20e eeuw is het eiland opnieuw vrijwel onbeplant. Zichtbaar is de scheepswerf aan de westzijde en de weilanden met een bosje aan de oostzijde van het eiland. Door dat het eiland als gevolg van de afsnijding moeilijk bereikbaar was, nam de agrarische betekenis van het eiland steeds verder af. Door de afsnijding ontstond voorts een grote rechte oeverlengte in combinatie met voldoende diepgang in de vaargeul. De keuze om hier een scheepswerf te vestigen lag daarmee voor de hand.
De verschillen in karakter tussen de gegraven doorsteek - de doorgaande rivier - en de oude arm geven het eiland als het ware twee gezichten met elk een eigen uitstraling: dynamisch aan de Amstelzijde en landschappelijk aan de zijde van de oude arm. Vanuit de polders de Ronde Hoep en de Bovenkerkerpolder vormt het eiland één geheel met de rand van de Amstel. Voor de beleving vanaf het water en vanaf de dijk, zijn de hoekpunten van het eiland waar de rivier zich splitst en waar nu steigers met bootjes liggen, interessante en bedrijvige plekken. Ook de toegang met brug is zo'n punt. Gevoelsmatig is het karakter van het eiland niet publiek en wordt dit alleen betreden met een duidelijke reden (bewoner, booteigenaar of klant).
Een groot gedeelte van de gronden direct gelegen langs de Amstel bestaan uit drechtvaaggronden. Het Amsteleiland maakte vroeger deel uit van het bovenland van de Bovenkerkerpolder. De grondslag bestaat uit onvergraven veen dat overwegend in gebruik is als grasland. De veengebieden kennen een vlakke ligging en een zeer open karakter. Hierbinnen vormen de lange bebouwingslinten belangrijke ruimtevormende elementen. De ontginningswijze van de veengebieden wordt veelal gekenmerkt door een lange ontginningsas langs een natuurlijk of gegraven water langs een weg. Loodrecht op de ontginningsas zijn evenwijdig sloten gegraven, waarmee een strookvormig slagenverkavelingspatroon is ontstaan.
Op de overslaggronden langs oevers van deze veenrivieren ligt de oorsprong van veel kernen. De bewoning en bebouwing is gesitueerd langs de ontginningsas, waardoor langgerekte streekdorpen zijn ontstaan. Veel huizen werden gebouwd van hout aangezien klei weinig voorhanden was en hout minder zwaar is en minder snel verzakte op de drassige bodem dan steen. Aan de oevers van deze rivieren liggen landgoederen en buitenplaatsen. Als vervoersader en vestigingsplaats vormen deze rivieren de ruggengraat in een veelal open landschap.
Thans wordt dit landschap veelvuldig doorsneden door grote infrastructurele werken: snelwegen (A1, A2, A9), spoorlijnen en het Amsterdam Rijnkanaal. Door de veelheid aan grote infrastructurele lijnen is het landschap binnen dit deelgebied sterk versneden en opgedeeld in van elkaar gescheiden fragmenten. Dit leidt tot een verlies aan historische, ruimtelijke en ecologische samenhang van in beginsel één en dezelfde morfologische eenheid.