direct naar inhoud van 2.1 Rijksbeleid
Plan: Amsteleiland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09B-VG03

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

Het ruimtelijk beleid op rijksniveau is verwoord in de Nota Ruimte (2006). Hierin zijn de hoofdlijnen voor het ruimtelijk beleid uitgezet voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar de lange termijn tot 2030. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimte vragende functies in Nederland. Meer specifiek is het beleid gericht op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en de borging van de veiligheid.

Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk uit van de bundelingsstrategie. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand dient te komen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De uitwerking van deze beleidspunten is overgelaten aan de provincies en gemeenten, die randvoorwaarden dienen te formuleren.

2.1.2 Nota mensen, wensen, wonen

In de Nota Wonen, mensen, wensen, wonen (november 2000) zijn 5 kernopgaven geformuleerd voor het woonbeleid:

  • meer zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
  • kansen voor mensen in kwetsbare posities
  • bevorderen van wonen en zorg op maat
  • verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit
  • tegemoet komen aan de wens om ruim en groen te wonen

In de nota wordt geconstateerd dat er een groot tekort is aan woonmilieus in stedelijke centra ('centrum stedelijke milieus') en aan de stadsranden ('groenstedelijke milieus'). In mindere mate geldt dit ook voor woonmilieus in het landelijk gebied. Nu de woningnood grotendeels is verdwenen, stijgt de vraag naar kwaliteit. De stedelijke woonkwaliteit moet fors omhoog, zowel van de woningen als van de woonmilieus, aldus de Nota Ruimte. Vooral in de Randstad Holland waar het plangebied deel van uitmaakt, is de vraag naar groene woonmilieus hoog (60% van de vraag). In deze behoefte moet in de eerste plaats worden voorzien in en aan de steden, bijvoorbeeld door het transformeren van stedelijke buiten-centrummilieus. Daarnaast moet zoveel mogelijk worden gezocht naar win-win-situaties, door aan te sluiten bij of gebruik te maken van ontwikkelingen in andere sectoren, zoals het realiseren van woningbouw op plaatsen waar bedrijfsgebouwen kunnen worden gesloopt na beëindiging van het bedrijf en / of de ontwikkeling van nieuwe woon- en verstedelijkingsvormen in de overgangsgebieden tussen stad en ommeland. Dit zijn nu vaak rommelige zones, die kwalitatief kunnen worden verbeterd door de aanleg en bouw van bijvoorbeeld landgoederen, buitenplaatsen of plassen met waterwoningen.

In de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zijn de mogelijkheden hiervoor aangegeven. Bij de uitwerking van deze mogelijkheden speelt de provincie een belangrijke regisserende rol. In een regiovisie legt zij vast welke mogelijkheden er zijn voor verspreid landelijk wonen en hoe de stedelijke druk op het landelijk gebied kan worden geconcentreerd en kleinere kernen beter kunnen worden gespaard.

2.1.3 Nationaal Landschap Groene Hart

Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is 'behoud door ontwikkeling': mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (ja, mits principe) zijn binnen Nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en voor regionale en lokale bedrijvigheid.

Het nationaal landschap Groene Hart bestaat uit drie met elkaar samenhangende delen: het Hollands-Utrechts veenweidengebied, de "waarden" en de plassen. Deze hebben elk eigen kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van het Hollands-Utrechts veenweidengebied bestaan uit een grote mate van openheid, strokenverkaveling met een hoog percentage water ten opzichte van land en het veenweidekarakter.

Het plangebied maakt deel uit van het noordelijke deel van het nationaal landschap waar belangrijke cultuurhistorische waarden liggen in de vorm van De Stelling van Amsterdam en de Hollandse Waterlinie (zie afbeelding 2). Het plangebied zelf vormt hierin echter geen directe schakel. Wel is het plangebied in die zin kenmerkend dat het een eiland is in één van de rivieren die het polderlandschap doorsnijdt en grenst aan een nog redelijk gaaf open polderlandschap (De Ronde Hoep) met de kenmerkende lange opstrekkende verkaveling in smalle percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0362.09B-VG03_0003.jpg"

Afbeelding 2: begrenzing Groene Hart, bron: Nota Ruimte

2.1.4 (Ontwerp) AMvB Ruimte

Op 1 juli 2007 is de Wro in werking getreden. De Wro voorziet in een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, Provincie en Gemeente. Ook de bevoegdheden zijn voor zowel de beleidsvorming als voor de uitvoering ingrijpend gewijzigd. Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen gaan realiseren.

Zowel de Nota Ruimte als het Streekplan worden op termijn vervangen door een Structuurvisie waarin de ruimtelijke toekomstvisie is vastgelegd, inclusief de financiering voor die plannen. De Structuurvisie is uitsluitend zelfbindend voor overheden. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven, is het Besluit algemene regels Ruimtelijke Ordening, ook wel de AMvB Ruimte genoemd, het aangewezen instrument. De AMvB Ruimte bevat een beleidsneutrale vertaling van de bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's: Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, de grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkelingen en de Waddenzee.

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en bestemmingsplannen. De AMvB Ruimte zal naar verwachting in 2010 in werking treden.

Bundeling verstedelijking en landelijk gebied

Zoals aangegeven in de AMvB Ruimte en de beleidsuitgangspunten uit de Nota Ruimte zo beleidsneutraal mogelijk omgezet. Ten aanzien van de verstedelijking gaat het Rijk nog altijd uit van het bundelen van verstedelijking, zodat steden eenvoudiger kunnen worden ontsloten en infrastructuur en voorzieningen optimaal kunnen worden benut. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt ook de noodzaak om de open ruimte te gebruiken voor bebouwing, waardoor de variatie in de stad en land behouden blijft. De provincie moet op grond van het ontwerpbesluit in een verordening regels maken die ervoor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, of aansluitend daarop, of in nieuwe clusters daarbuiten. Verspreide bebouwing kan worden toegestaan als die bebouwing qua functie gebonden is aan het buitengebied of als die bebouwing past binnen specifieke regels van de Provincie gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, zoals bijvoorbeeld een "rood-voor-groen regeling" en een "ruimte-voor-ruimte regeling". Daarbij moeten eisen worden gesteld aan de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten het bestaande bebouwde gebied, zodat langdurige leegstand en verpaupering worden tegengegaan.

EHS

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het Rijk de ecologische hoofdstructuur (EHS) aangewezen. De Provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing en begrenzing in een verordening van de gebieden die de EHS vormen. Deze begrenzing kan alleen worden gewijzigd om ecologische redenen (als het de EHS ten goede komt) als ruimtelijke ontwikkelingen compensatie door grenswijzigingen nodig maken of als toepassing van de saldobenadering tot grenswijziging leidt.

Ook kleinschalige ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn voor een grensaanpassing. Voor de EHS geldt het "nee, tenzij" principe: alle nieuwe activiteiten die de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS significant aantasten, zijn verboden tenzij sprake is van groot openbaar belang, er geen andere mogelijkheden voor realisatie zijn en de negatieve gevolgen worden beperkt en gecompenseerd.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor gebieden die deel uitmaken van de EHS dient rekening te zijn gehouden met de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De verordening moet een regeling over compensatie bevatten die er ten minste voor moet zorgen dat er geen netto verlies aan oppervlakte, samenhang of kwaliteit van de ecologische hoofdstructuur optreedt en dat compensatie op de juiste wijze plaatsvindt. De verantwoording hiervan dient deel uit te maken van de toelichting van het bestemmingsplan. Ook dienen in de provinciale verordening regels te worden opgenomen inzake de invulling, uitvulling, uitvoering en verantwoording van de saldobenadering van op basis van een bestemmingsplan toegestane activiteiten die afzonderlijk niet passen binnen het nee, tenzij regime, maar die door compensatie per saldo positief bijdragen aan de EHS.

Nationale Landschappen

De 20 Nationale Landschappen zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. Het rijksbeleid is erop gericht dat de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van de nationale landschappen behouden blijven, duurzaam worden beheerd en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is daarbij dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt. De provincies moeten in een verordening het planologisch regime voor de nationale landschappen opnemen volgens het "ja, mits" regime. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en nieuwe bebouwing wordt gebundeld. De verordening moet binnen het nationaal landschap ruimte geven voor nieuwbouw van woningen, maar hooguit voor de eigen bevolkingsgroei, waarbij de Provincie het maximaal aantal woningen vaststelt. Dit is omschreven als 'migratiesaldo nul'. Het migratiesaldo is het aantal mensen dat zich in een nationaal landschap heeft gevestigd minus het aantal mensen dat is vertrokken. Daarbij moet rekening worden gehouden met woningen die door herstructurering en intensivering beschikbaar komen. Bij bevolkingskrimp kan van deze regel worden afgeweken.

De provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland waarbinnen het groene hart is gelegen monitoren gezamenlijk dat het migratiesaldo per saldo nul blijft (= 35.700 woningen). De 30 woningen van het Amsteleiland zijn al opgenomen in deze lijst. Hiermee wordt voldaan aan het migratiesaldo nul.

2.1.5 Vierde Nota Waterhuishouding

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft goed functionerende watersystemen en duurzaam watergebruik tot doel. In het algemeen is de Kaderrichtlijn gericht op de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam en evenwichtig gebruik. Daarbij staan stroomgebieden centraal. De doelstellingen voor oppervlaktewater en grondwater vormen de basis. Het accent ligt op de kwaliteit en het ecologisch functioneren van water. De Kaderrichtlijn bepaalt dat in 2015 een goede oppervlakte- en grondwatertoestand moet zijn bereikt in alle Europese wateren. Dit beleid is op Rijksniveau verder uitgewerkt in de Vierde Nota Waterhuishouding.

De essentie van het Rijksbeleid, naar aanleiding van het advies "Waterbeleid voor de 21e eeuw" van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, is dat water meer ruimte moet krijgen en er geen afwenteling van waterproblemen plaatsvindt in ruimte en tijd. Dit is verwoord in de strategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast geldt voor de waterkwaliteit het uitgangspunt van: schoonhouden, scheiden, schoonmaken.

Deze uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal Waterplan Noord-Holland 2010-2015 'Beschermen, Benutten & Beleven en Beheren' (2008) en het Stedelijk Waterplan van de gemeente Amstelveen.

2.1.6 (Ontwerp) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan de provincies. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden zijn gemeenten en provincies in staat om de opgaven integraal en doeltreffend aan te pakken.

Ontwikkelingen en ambities 2040

Het rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Concurrentiekracht

De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijke economische structuur.

Bereikbaarheid

De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over een optimale ketenmobiliteit.

Leefbaarheid en veiligheid

  • De ambitie is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de vraag.
  • Dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt.
  • Dat Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoetwater in droge perioden.
  • Dat Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarde heeft en de Flora en Faunasoorten in stand houdt.
  • Dat Nederland in 2040 een robuust internationaal energienetwerk kent en de energietransitie substantieel ver gevorderd is.

De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.