direct naar inhoud van 5.1 Cultuurhistorie, archeologie en monumenten
Plan: N201 - Zijdelweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09A-OH01

5.1 Cultuurhistorie, archeologie en monumenten

Archeologie

RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in het najaar van 2003 een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de omlegging van de N201 in de gemeenten Uithoorn en Aalsmeer. Het onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten.

In 1999 en 2000 zijn twee bureauonderzoeken uitgevoerd om de archeologische verwachting voor het nieuwe tracé vast te stelen (Molenaar, 1999b; Soonius, 2001). Naar aanleiding van het bureauonderzoek zijn 5 deelgebieden geselecteerd met een middelmatige of hoge archeologische verwachting. De in deze verslagen opgenomen aanbevelingen ten aanzien van de uitvoering van een karterend booronderzoek zijn door de provincie Noord-Holland overgenomen en vormen de basis voor onderhavig onderzoek.

Doel van onderhavig onderzoek was om in de deelgebieden met een middelmatige en hoge archeologische verwachting eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan.

Deels in overeenstemming met wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek (hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum en de Late Middeleeuwen) is tijdens het inventariserend archeologisch onderzoek één archeologische vindplaats uit de Late Middeleeuwen aangetroffen (vindplaats 1). De vindplaats ligt in de gehele breedte van het tracé van de N201 en strekt zich waarschijnlijk buiten het tracé uit. Mogelijk betreft vindplaats 1 een middeleeuwse huisterp of dijklichaam.

Op grond van de resultaten van het karterend booronderzoek wordt aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging nader vast te stellen door middel van een proefsleuvenonderzoek.

In opdracht van de afdeling Beheer en Uitvoering van de provincie Noord-Holland heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend archeologisch onderzoek door middel van twee proefsleuven uitgevoerd in het kader van de omlegging van de N201, in de gemeente Amstelveen.

Het voornaamste doel van het onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische (grond)sporen.

Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat in het plangebied een dikke laag opgebrachte grond aanwezig is. De tijdens het booronderzoek vermoede ouderdom van deze ophogingslaag, Late Middeleeuwen, bleek onjuist. Onder de ophogingslaag ligt een laag Hollandveen. In de top van het veen zijn enkele scherven gevonden, die in verband gebracht kunnen worden met de veenontginning, maar geen aanwijzing vormen voor de aanwezigheid van een huisterp, dijkversterking of ander type archeologische vindplaats.

Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten in het plangebied. Derhalve werd geen vervolgonderzoek aanbevolen.

Omdat de ongelijkvloerse kruising meer ruimte in beslag neemt dan de gelijkvloerse kruising is op die gronden ook archeologisch onderzoek uitgevoerd (“Plangebied N201 Aansluiting Zijdelweg”, RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-notitie 3393, april 2010). Conclusie van dit onderzoek is dat vrijwel zeker geen archeologische waarden worden verstoord.

De uitgevoerde onderzoeken zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Cultuurhistorie

Op de Cultuuhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord/Holland is het betreffende gebied op de subkaart Historische Geografie aangeduid als zijnde van waarde.

Uitgangspunt bij het analyseren van de effecten van een wegomlegging is de structuur van het gebied.

Het verleggen van de N201 treft het Utrechts-Hollands veenweidegebied. Dit gebied is onderdeel van het Groene Hart. In de beide vigerende provinciale streekplannen staat centraal dat de landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken, evenals de geledingsbufferfunctie van deze open ruimten, gehandhaafd blijven.

Het landschapsbeleid van beide provincies houdt echter al rekening met een omleiding van de N201. Bij aanleg van de nieuwe infrastructuur legt Noord-Holland de nadruk op bundeling met bestaande infrastructuur en inpassing in natuur en landschap.

Een wegomlegging kan zowel voordelen als nadelen voor de ontwikkeling van het gebied met zich meebrengen. Afhankelijk van de vormgeving kan een weg het landschap op positieve wijze begrenzen en definiëren: het kan de diversiteit tussen gebieden zichtbaar maken. Er kleven echter ook nadelen aan. Een weg brengt een bepaalde dynamiek met zich mee waardoor op den duur stadsrandverschijnselen en wildgroei op kunnen treden.

Het gekozen tracé is als een vrij recht tracé te karakteriseren. Vanaf de Bovenkerkerpolderdijk buigt het zich in de richting van de meest zuidelijke uithoek van de Bovenkerkerpolder. De Bovenkerkerpolderdijk, Midden weg en Amsteldijk worden doorsneden. De sluis bij de Hollandsedijk zal wellicht gesloopt moeten worden. De kruising met de Amstel vindt plaats in een bocht. Op deze plek biedt de Amstel een pittoresk uitzicht. De Bovenkerkerpolder wordt versnipperd en afgesneden op een manier die weinig recht doet aan het huidige voorkomen van de polder (oost-west lopende kavels, rechte lijnen).

De ongelijkvloerse kruising haakt aan bij de hiervoor beschreven route van de N201. De kruising zorgt voor een verbreding van het verkeersgebied en valt in zijn geheel binnen de Noorder Legmeerpolder en wordt opgenomen binnen het compensatiegroengebied rond de N201.