direct naar inhoud van Regels
Plan: Catsstraat 2
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BW00103-0201

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Catsstraat 2' met identificatienummer NL.IMRO.0361.BW00103-0201 van de gemeente Alkmaar.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.4 aan huis verbonden beroep/bedrijf:

een praktijkruimte, kantoor, webwinkel, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde prostitutie en seksinrichtingen.

1.5 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 aanpandig:

gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd en geluidoverlast kan ontstaan door contactgeluid via een constructieve verbinding;

1.9 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorgevel, van het hoofdgebouw.

 

1.10 achtergevel:

de achtergevel van een hoofdgebouw.

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf voor akkerbouw, fruitteelt en tuinbouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend.

1.14 bedrijf:

een onderneming in hoofdzaak gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel (maximaal 20% van het totale bruto vloeroppervlak) van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, welke gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming is met de bestemming.

1.16 bestaand:

bestaand bouwwerk:
een bouwwerk, dat ten tijde van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan legaal aanwezig is, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of vergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd.

bestaand gebruik: 
het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevi-inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met ene zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met dak.

1.21 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwkundig afgescheiden

gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien zij constructief onafhankelijk van elkaar zijn gebouwd;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen als kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen niet inbegrepen.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bruto vloeroppervlak:

de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's en galerijen.

1.31 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1,2 of 3 en dat krachtens het Vuuwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.32 cultuur en ontspanning:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.34 dienstverlening:

commerciële activiteiten met een baliefunctie voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van het publiek, niet zijnde detailhandel. Dienstverlening omvat zowel persoonlijke als zakelijke dienstverlening.

1.35 evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, waaronder mede wordt verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging, en een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten, kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen- samenkomsten- en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, activiteiten als straatartiest, voetbalwedstrijden, en sport- en spelwedstrijden in of op de daartoe bestemde gebouwen en terreinen.

1.36 evenement categorie 1:

een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties.

1.37 evenement categorie 2:

een evenement: met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek, orkest, taptoe, etc.

1.38 evenement categorie 3:

een evenement: zoals popconcerten, live optredens, houseparty, Dj's, rap, dance-event en muziekprogramma's van radio en TV-omroepen, etc.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidsgevoelige gebouwen (andere):

bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning.

1.41 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.43 horeca:

een bedrijf of instelling, uitgezonderd een seksinrichting, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

1.44 horeca categorie 1 (discotheek, nachtclub, bar-dancing):

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.45 horeca categorie 2 (café, grand-café, café-restaurant):

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.46 horeca categorie 3 (restaurant, lunchroom):

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.47 horeca categorie 4 (snackbar, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak):

een horecabedrijf gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse en buiten, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.

1.48 hotel:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken ondergeschikt is.

1.49 huishouden:

de zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamenlijk gebruik maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer.

1.50 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.51 kampeermiddelen:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.52 kantoor:

ruimte die, of complex van ruimten dat, door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie.

1.53 kas:

een bouwwerk met een structuur van glas en metaal dat gebruikt wordt voor het kweken van planten.

1.54 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civiel-technische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.55 lessenaarsdak:

een dak dat is voorzien van één hellend dakvlak of dakschild.

1.56 logies met ontbijt:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, overnachtingsaccommodatie gericht op het verschaffen van kortdurend verblijf (logies) en ontbijt. De ruimte voor logies met ontbijt biedt plaats voor maximaal 4 personen en beschikt niet over een eigen kookvoorziening.

1.57 maatschappelijk:

overheids, medische, onderwijs, sociaal-culturele, religieuze, jeugd/kinderopvang, en vergelijkbare maatschappelijke doeleinden, met inbegrip van bijbehorende en aan de maatschappelijke doeleinden ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horecabedrijf categorie 3.

1.58 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak die binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen verschillende bouwhoogtes of bebouwingspercentages.

1.59 markt:

een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde markt.

1.60 medisch op een bedrijventerrein:

het leveren van (ambulante) zorg, waarbij er geen sprake is van nachtverblijf.

 

1.61 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van op het openbare net aangesloten voorzieningen, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.62 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.63 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.64 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.65 onderwijs op een bedrijventerrein:

een leerwerkbedrijf, waarbij ter plaatse de theorie in de praktijk wordt gebracht, alsmede een ruimte voor het geven van cursussen.

1.66 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd, het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • d. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.67 perifere detailhandel in ABC-goederen en grove bouwmaterialen

detailhandel die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling van de verkoop van grove bouwmaterialen en van auto’s, boten, caravans, motoren en scooters met uitzondering van tuinartikelen, bouwmarkten, brand- en explosiegevaarlijke goederen, keukens, sanitair en artikelen voor woninginrichting waaronder meubelen.

1.68 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.69 professioneel vuurwerk

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) niet is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.71 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een vorm alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.

1.73 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw dient te worden aangemerkt.

1.74 standplaats voor detailhandel:

een op een openbare en in de open lucht gelegen plaats om goederen en/of diensten te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, gebruik makend van mobiele middelen zoals een boot, een kraam, een wagen of een tafel.

1.75 standplaats voor woonwagen:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.76 vaarwatergebonden

bedrijvigheid die gerelateerd is aan watergebonden activiteiten zoals laden en lossen vanaf het water.

1.77 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.78 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige of aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.79 wet/ wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, c.q. verordeningen en dergelijke, dan dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

1.80 webwinkel:

detailhandel via internet, waarbij sprake is van opslag van goederen die hoofdzakelijk elders worden bezorgd en waar een afhaalpunt voor publiek aanwezig kan zijn, waarbij er geen sprake is van een showroom.

1.81 webwinkel op een bedrijventerrein:

detailhandel via internet, waarbij de goederen hoofdzakelijk elders worden bezorgd en er geen sprake is van een showroom, maar waar wel een afhaalpunt voor publiek aanwezig kan zijn.

1.82 woning:

een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.83 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.84 woonark:

een drijvend casco van staal of beton dat zich niet op eigen kracht kan voortbewegen en dat voorzien is van een opbouw die geschikt is voor bewoning.

1.85 woonschip:

een vaartuig dat zich op eigen kracht kan voortbewegen, dat aan romp en opbouw herkenbaar is als een van origine varend schip met een authentieke opbouw, en dat geschikt gemaakt is voor bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van een bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsplangrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' zijn de volgende functies op de eerste bouwlaag toegestaan:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. medische voorzieningen;
    • 4. maatschappelijk;
    • 5. cultuur en ontspanning;
    • 6. sportvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' zijn de volgende functies op de eerste bouwlaag toegestaan:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. medische voorzieningen;
    • 3. maatschappelijk;
    • 4. cultuur en ontspanning;
    • 5. sportvoorzieningen;
  • e. horeca categorie 3 (restaurant, lunchroom), uitsluitend in de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3;
  • f. horeca categorie 4 (snackbar, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak), uitsluitend in de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4;
  • g. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • h. een autohandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
  • i. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • j. een nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • k. bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • l. een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • m. dakterrassen op aan- en uitbouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • n. de toegestane functies op de eerste bouwlaag zijn ook toegestaan op de tweede bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verdieping';
  • o. maatschappelijk in alle bouw lagen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’;
  • p. maatschappelijk, detailhandel, dienstverlening, horeca categorie 3 en bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, die staan vermeld in de categorieën A en B die zijn opgenomen in Bijlage 2, ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten – Functiemenging’, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – maatschappelijk’;
  • q. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
  • r. kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘kas’;
  • s. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, die staan vermeld in de categorieën A en B die zijn opgenomen in Bijlage 2, Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';

met daarbij behorende:

  • t. bouwwerken;
  • u. aan- en uitbouwen;
  • v. tuinen en erven;
  • w. wegen en paden;
  • x. waterlopen en waterpartijen;
  • y. speelvoorzieningen;
  • z. groenvoorzieningen;
  • aa. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. bij een lessenaarsdak: de kleinste goothoogte mag niet groter zijn dan de op de verbeelding weergegeven goothoogte, de grootste goothoogte mag niet hoger zijn dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte.

3.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. het achtererfgebied behorende bij een woning mag niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
  • c. aan- en uitbouwen mogen alleen worden gebouwd in het verlengde van het hoofdgebouw tot 3 meter achter de achtergevel;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 3 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn geen bijgebouwen en aan- en uitbouwen toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met dien verstande dat voor de voorgevelrooilijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan anders dan erf- en terreinafscheidingen als bedoeld in sub a.
3.2.4 Dakterassen

Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'terras', met dien verstande dat:

  • 1. deze uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van de woonfunctie op een aan- of uitbouw van de aangrenzende of direct ondergelegen bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van ten hoogste 1,20 m, gemeten vanaf het dak;
  • 3. geen dakterrassen zijn toegestaan bij hoofdgebouwen die in gebruik zijn als horecabedrijf;
  • 4. geen dakterrassen zijn toegestaan die een onevenredige afbreuk doen aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld.
3.2.5 Kassen en caravanstalling

Voor het bouwen van kassen en caravanstallingen bedraagt de maximale de maximale goothoogte 4 meter en de maximale nokhoogte 6 meter.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder sub b, onder de voorwaarden dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken optreedt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving wordt gewaarborgd;
  • c. de parkeerdruk in de directe omgeving niet onevenredig wordt vergroot.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden beroep/bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • d. de activiteit mag geen inrichting die is vermeld in bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.

3.5.2 Buurtcentrum

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – maatschappelijk’ gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijk gebruik voor detailhandel, dienstverlening, horeca 3 en bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten bedraagt maximaal 50% van het totale bruto vloeroppervlak (bvo) tot een maximum van 250 m2 bvo bedragen;
  • b. in geval van activiteiten die aanpandig zijn aan woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in Bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, vallen onder categorie A;
  • c. in geval van activiteiten die bouwkundig afgescheiden zijn van woningen en andere gevoelige functies op grond van de Wet milieubeheer, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in Bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, vallen onder categorieën A en B;

3.5.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamerverhuur;
  • b. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • c. de opslag en verkoop van professioneel en/of consumentenvuurwerk;
  • d. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en bedrijven die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO);
  • e. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld onder 3.1 sub c, h, k en q ;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. prostitutie.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder;

  • a. 3.5.1 ten behoeve van een verruiming van het maximale oppervlak dat mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 100 m²;
  • b. 3.5.2 ten behoeve van een verruiming van het maximaal percentage en/of het maximale vloeroppervlak, onder voorwaarde dat;
    • 1. er voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
    • 2. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken optreedt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken en reeds onherroepelijk verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval al van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 5.1 onder a en b is uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

5.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
  • a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
  • b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    • 3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    • 4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 sub b nummer 3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone-industrie' liggen de geluidszones vanwege de bedrijventerreinen Oudorp, Overdie en Boekelermeer. De geluidsbelasting buiten deze zone mag niet meer bedragen dan 50 dB (A).

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, de volgende regel:

  • a. de geluidsbelasting, afkomstig van industrielawaai, van de gezoneerde bedrijventerreinen Overdie, Oudorp en Boekelermeer, bedraagt ten hoogste 50 dB(A) of ten hoogste de hogere vastgestelde geluidwaarde.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken :

  • a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de in de regels toegestane maximale bouw- en goothoogten, anders dan bedoeld in a, met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat nutsvoorzieningen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 35 m² bedraagt.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Catsstraat 2'.