direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Cascade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00180-0305

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en planvoornemen

Het planvoornemen betreft de realisatie van twee onderling verbonden appartementengebouwen met in totaal 87 appartementen in het stationsgebied in Alkmaar. Beoogd wordt een woongebouw van circa 27 m hoog (negen verdiepingen) aan de Helderseweg te realiseren, daarachter aangevuld met een tweede, kleiner woongebouw van circa 15 m (vijf verdiepingen). Het tussenliggende deel heeft een geprojecteerde hoogte van 9 m. Het voorziene aantal woningen in beide woontorens betreft 59 respectievelijk 28 appartementen. In het tussendeel zijn geen woningen voorzien. Dit deel van het gebouw is met aangrenzende bouwdelen bedoeld voor gemeenschappelijke voorzieningen, zoals bergingen en entree. Onder het gebouw en een deel van de gronden wordt een parkeergarage gerealiseerd. De ontsluiting van deze parkeerkelder vindt aan de westkant plaats. Ook ondergronds kunnen als overloop van de ruimte er boven nog enige bergingsvoorzieningen worden gerealiseerd. Het bouwvoornemen draagt de naam 'Cascade'.

1.2 Ligging van het plangebied en planbegrenzing

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft gronden die in gebruik waren als parkeerterrein (betaald) voor algemeen gebruik in het stationsgebied van Alkmaar. Daarvoor was het plangebied in gebruik ten behoeve van de brandweerkazerne. Het terrein is omsloten door enig struikgewas en opgaand groen.

Het plangebied omvat het kadastrale perceel 9191 (kadastrale gemeentecode AMR01, sectie C). De planlocatie ligt ingeklemd tussen de Stationsweg aan de zuidkant, de busremise van Connexxion aan de westkant, het spoortraject Alkmaar - Heerhugowaard en rangeerterrein van de NS aan de noordkant en de Helderseweg langs het Noordhollands Kanaal aan de oostkant.

De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van dit bestemmingsplan. De onderstaande luchtfoto met kadastrale belijning geeft een concrete indruk van de huidige situatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0001.png"
Figuur 1. Luchtfoto plangebied (overeenkomend met nr. 9191) en directe omgeving

1.3 Huidig juridisch-planologisch regime

Voor het plangebied is het Bestemmingsplan Alkmaar Zuid-West (vastgesteld op 16-05-2013) van toepassing. In dit bestemmingsplan is het plangebied in de bestaande situatie van een enkelbestemming Verkeer - Railverkeer voorzien. Voor een deel van het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Binnen dit bouwvlak is het mogelijk om ten behoeve van de bestemming gebouwen tot een hoogte van maximaal 8 m te realiseren. Het planvoornemen voor twee woongebouwen met bijbehorende voorzieningen in het plangebied is niet passend binnen de huidige juridisch-planologische kaders. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is nodig om het planvoornemen mogelijk te maken. Op het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning is de coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. In paragraaf 5.6 wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0002.jpg"
Figuur 2. Kaartfragment geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, 2018)

1.4 Doelstelling

Met dit bestemmingsplan worden ten behoeve van het planvoornemen nieuwe juridisch-planologische kaders voor de betrokken gronden vastgelegd. Dit bestemmingsplan is daarmee ontwikkelingsgericht van karakter.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 op de beschrijving van het plan ingegaan. In hoofdstuk 3 is het relevante overheidsbeleid uitgewerkt. Een omschrijving van het onderzoek naar de omgevingsaspecten, uit oogpunt van milieu en planologie bezien, is in het daaropvolgende hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 is de toelichting op de juridische vormgeving van dit bestemmingsplan gegeven en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet. Bij dit bestemmingsplan zijn verder verschillende bijlagen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In het navolgende hoofdstuk is allereerst ingegaan op de gebiedsbeschrijving van de omgeving rondom het plangebied, afkomstig uit de Welstandsnota Alkmaar. Vervolgens is ingegaan op hoe het planvoornemen in dit gebied gestalte krijgt.

2.1 Stedenbouwkundige situatie rondom plangebied

De Helderseweg bestaat uit de route langs het Noordhollands Kanaal en de direct daaraan grenzende kavels met kantoren, voorzieningen en bedrijven. Het aanzien van deze invalsweg is aan sterke verandering onderhevig. Tussen de oudere bedrijfspanden is de afgelopen jaren veel nieuw gebouwd, waarbij er sprake is van een duidelijke schaalvergroting. Het strekt zich uit van de Sluismolen in het noorden tot aan schiereiland Mallegatsplein in het zuiden.

De Helderseweg is zowel een functioneel gebied als een invalsroute. Waar het tot recent vooral een goed bereikbaar bedrijventerrein was met onder meer autoverkoop en een gasfabriek, is het tegenwoordig een gebied in opkomst. Met onder meer het stadskantoor en het gerechtsgebouw is een kwaliteitsverbetering ingezet voor deze langgerekte zichtlocatie. De nieuwe gebouwen zijn representatief en gericht op de weg langs het kanaal. Langzamerhand vormen ze een bebouwingswand, een etalage voor de stad. Van het schiereiland tot aan het spoor is de Helderseweg een stedelijk gebied met aaneengesloten bebouwing, die vrijwel direct met de voorgevel aan de weg staat. Verder naar het noorden staat de bebouwing in de regel minder dicht op de weg. Een deel van de oudere bebouwing zoals het kantoorcomplex aan de Ampèrestraat is niet direct op de weg gericht, maar bij de meeste nieuwere panden is dit wel het geval.

Waar de oudere panden een hoogte hebben van één of enkele lagen met soms een kap, is de nieuwere bebouwing in de regel fors. Het stadskantoor, het gerechtsgebouw en de meeste bebouwing langs het spoor, maar ook enkele bedrijven van recente datum, zijn hoger. De gebouwen wisselen niet alleen in maat en schaal, maar ook in architectuur. Vlakbij de binnenstad staan enkele oudere gemetselde panden tegenover de gebogen vormen van het stadskantoor, waarachter een opengewerkte garage en laagbouwkantoren schuilgaan. Verderop staan representatieve kantoren met bijvoorbeeld het complex aan de Voltastraat. Ook zijn er bedrijfspanden met een meer functionele uitstraling te vinden, hoewel ook hier gemiddeld duidelijk zorg is besteed aan de architectonische kwaliteit.

Een deel van de afwijkende bebouwing betreft enkele panden uit de tijd, dat deze weg nog langs agrarisch gebied liep. Eveneens bijzonder is Het Bolwerk, een recent woongebouw dat samen met het stadskantoor een schakel vormt naar de binnenstad.

2.2 Motivering plan en locatiekeuze

Het plan Cascade heeft betrekking op het realiseren van een appartementengebouw in een stedelijk gebied waar de gemeente Alkmaar de ambitie heeft om nieuwe leefomgevingen met een uitgesproken stedelijk karakter met een hoge stedelijke dichtheid te realiseren en compact te bouwen. Vooral de ontwikkelzones, stedelijke knooppunten en de voorzieningencentra zijn locaties voor verdichting. In lijn met de omgevingsvisie Alkmaar 2040, is bewust gekozen voor duurzaam ruimtegebruik door te ontwikkelen op een inbreidingslocatie. De locatie grenst direct aan de Kanaalzone. De ontwikkelstrategie voor de Kanaalzone geeft ruimte aan de verdichting van de stad, als compacte en complete stad waar ruimte is voor een stedelijke vorm van wonen, werken en recreëren met een grote diversiteit. Stedelijk wonen kan in de vorm van individuele stadswoningen tot collectieve appartementencomplexen, altijd in een mix per locatie. In een stad wonen immers verschillende mensen met verschillende wensen dicht bij elkaar.

In de omgevingsvisie Alkmaar 2040 staat het volgende over 'Herontwikkelen stationsomgevingen':

"Station Alkmaar speelt met de aansluiting op het nationale intercitynetwerk een centrale rol in het succesvol ontwikkelen van de stad en de kanaalzone. De stad zet daarom in op een verdere frequentieverhoging van het aantal treinen richting de Metropoolregio Amsterdam. Het streven naar hoogfrequent spoor komt alleen van de grond als er voldoende gebruikers wonen en werken rond de stations langs de Zaancorridor richting Amsterdam.

Het ontwikkelen van de kanaalzone levert hieraan een belangrijke bijdrage door compact en stedelijk te bouwen en fietsroutes nadrukkelijk te koppelen als onderdeel van de vervoersketen. Rond station Alkmaar vindt daarom een herontwikkeling plaats gericht op stedelijk wonen en werken, aangevuld met commerciële functies die het gebruik van het station stimuleren. In de stationsomgeving is de stedelijke kwaliteit hoog: het station wordt beschouwd als belangrijke stadsentree van Alkmaar.

Ook rond station Alkmaar-Noord wordt de stationsomgeving stedelijker vormgegeven. Hier ontstaat ruimte voor nieuwe woningen en stedelijke functies. Uitgangspunt is behoud van de P+R functie zodat het station ook vanuit de regio aantrekkelijk blijft als overstappunt."

Cascade draagt vanwege de ligging, goede bereikbaarheid en de type woningen bij aan de ontwikkeling naar gemengde gebieden zodat deze gebieden aantrekkelijk blijven om te verblijven en in te investeren.

De regio geeft bij nieuwbouw de prioriteit aan de ontwikkeling van woningen op inbreidingslocaties en nabijheid van voorzieningen. Er wordt voorrang gegeven aan locaties bij knooppunten, conform de afspraken in het Actie- en uitvoeringsprogramma Zaancorridor. Het gaat dan om woningbouwplannen binnen bestaand bebouwd gebied met een straal van 1.200 m rondom een OV-knooppunt. De projectlocatie is op circa 275 m afstand van het station Alkmaar gelegen, wat onderdeel uitmaakt van de Zaancorridor. De Zaancorridor is de spoorlijn tussen Amsterdam en Heerhugowaard met daarop 13 OV-knooppunten. Door de goede bereikbaarheid vanuit Amsterdam liggen langs deze corridor volop kansen voor woningzoekenden, bedrijven en voorzieningen. Het stedelijk gebied van Heerhugowaard en Alkmaar heeft een belangrijke regionale functie, met uitgebreide voorzieningen, de historische binnenstad van Alkmaar en een goede treinverbinding met Amsterdam. Dit gebied kan zich verder ontwikkelen als een schakel tussen de Metropoolregio Amsterdam en Noord-Holland Noord. Het plangebied is gelegen in de Zaancorridor.

De locatie grenzend aan de binnenstad en bij het OV-knooppunt is niet alleen aantrekkelijk voor Alkmaarders zelf, maar biedt ook een serieus alternatief voor nieuwe doelgroepen, zoals bewoners van de Metropoolregio Amsterdam. Cascade versterkt de woningmarktsegmenten waar in Alkmaar een tekort aan is:

  • Het plan voorziet in levensloopbestendige woningen.
  • Het plan voorziet in de woonbehoefte in lage koopklasse, meer dan 50% van het plan is categorie 1 en 2 sociaal en biedt een alternatief tegen scheefwonen;
  • Het plan voorziet in de vraag vanuit de markt naar kleine appartementen. De krapte indicator voor appartementen tussen de 50 m² en 65 m² is 1,8. De NVM krapte-indicator geeft een benadering voor het aantal keuzemogelijkheden dat een potentiële koper op de woningmarkt heeft. Wanneer de indicator uitkomt tussen de 5 en 10, is sprake van een evenwichtige markt. Onder de 5 is er sprake van krapte en boven de 10 is er sprake van overaanbod.

Het plangebied is gelegen op een markante zichtlocatie aan één van de radialen aan de rand van de binnenstad. Deze locatie kan, gelet op de ontwikkelingen in de directe omgeving, een verbijzondering gebruiken. Het plan Cascade voorziet hierin. Door de initiatiefnemer/ontwikkelaar is een ambitiedocument ontwikkellocatie Cascade Alkmaar opgesteld (Bijlage 1). De ontwikkelaar heeft de ambitie uitgesproken om voor de stationslocatie te streven naar een totaalconcept die meerdere doelgroepen samenbrengt. De cascade, een plek met sterke sociale cohesie, waarbij deeleconomie en duurzaamheid hand in hand gaan. Denk hierbij aan deelmobiliteit, het beschikbaar stellen van persoonlijke eigendommen aan derden samen het pand onderhouden wat de sociale cohesie doet toenemen. Kortom 'Cascade klaar voor de toekomst'.

De locatie biedt mogelijkheden voor smart mobility wat onder andere kan leiden tot lagere C02-emissie. De trivialiteit aan mobiliteitskeuzes en -oplossingen maakt inzicht in deze opties noodzakelijk. De (toekomstige) bewoners van Cascade in Alkmaar zijn er bij gebaat om elke reis de beste keuze te kunnen maken op basis van behoefte en de beschikbare opties. De mobiliteitapplicatie van Cascade voorziet hierin. Dit levert een aantal voordelen op voor zowel bewoner als omwonende:

  • Focussen op duurzame mobiliteit gebruik verlaagt de autoafhankelijkheid, leidt tot lagere CO2-uitstoot en dus schonere lucht.
  • Het vermindert overlast van auto's.
  • Creëert een grotere sociale cohesie door het gezamenlijk delen van de mobiliteit.
  • Autodelers maken minder autokilometers wat resulteert in een lagere druk op het omliggende verkeersnetwerk wat weer resulteert in minder file.

Door vóór oplevering van het gebouw de omgeving in te richten voor duurzame deelmobiliteit, raken bewoners bij het betrekken van de nieuwe woningen gewend aan een andere routine. Hiermee wordt een nieuwe norm gecreëerd en maken toekomstig bewoners bij aankoop van de woning bewust de keuze om de mobiliteit te delen en laten daarmee de oude conservatieve gedachten van bezit van mobiliteit los. Hiermee wordt de deeleconomie versterkt.

Voor Cascade wordt onderzocht wat de precieze doelgroep is, het daarbij behorende gebruik en de daarbij passende mobiliteitsoplossing. Denk hierbij aan het aantal mobilteitsoplossingen die mogelijk zijn zoals deelfietsen, scooters, auto's maar ook bakfietsen of steps maar ook de benodigde aantal parkeerplekken. Het advies zal worden gebruikt om een mobiliteitspakket samen te stellen passend bij de bewoners van Cascade.

Conclusie
De voorgenomen functie is passend binnen de visie voor het gebied. De bouwhoogte in de visie Spoorzone Alkmaar (vastgesteld door het college) is 7 à 8 bouwlagen hoog. De bouwhoogte van het nieuwe plan wijkt hier vanaf. Het nieuwe plan is negen bouwlagen aftrappend naar vijf bouwlagen. Stedenbouwkundig is dit acceptabel. Het project kan bestempeld worden als een 'ruwe bolster met blanke pit', hard aan de buitenzijde en zacht naar binnen toe. Het gebouw krijgt meerdere toegangen waaronder een langs het Kanaal. Hier zal ook een hoge plint komen die past bij de uitstraling en de schaal van het Kanaal. Een hoge plint biedt ook betere kansen op functiemenging in de toekomst. Het voorliggende plan voorziet bovendien in een hoog percentage aan sociale woningbouw en aan woningen. Gelet op de functie van het gebied als ontwikkellocatie is de ontwikkeling voor de leefbaarheid van Alkmaar en de directe omgeving van het plangebied wenselijk.

2.3 Het plan

Uit het ambitiedocument (Bijlage 1) blijkt dat een binnenstedelijke herontwikkelingsopgave een aaneenschakeling is van uitdagingen. De initiatiefnemer heeft zichzelf uitgedaagd om, op een locatie die onderhevig is aan geluid en trilling, een woonprogramma te realiseren met een groot sociaal karakter. Dit sociale karakter trekken gaat verder dan alleen de absolute verkoopprijs van de woningen. De initiatiefnemer wil een prettig woonklimaat creëren waarin men prettig thuiskomt. Er wordt gestimuleerd om voor elkaar te zorgen en te anticiperen op het klimaat van morgen. Een wooncomplex dat in de breedte voldoet aan de lokale en regionale woonvisie en eveneens bestendig is voor toekomstig beleid. In het ambitiedocument is ingegaan op de thema's

  • Cascade klaar voor de toekomst
  • Integraal ontworpen
  • Zorg voor Elkaar
  • Mobiliteit
  • Kleine eenheden/doorstroming
  • Doelgroep

Voor de motivering en de gemaakte keuzes in dit ambitieuze plan op een belangrijke locatie voor de stad Alkmaar verwijzen wij dan ook naar het ambitiedocument.

In de huidige situatie is in het plangebied sprake van een parkeerterrein, verhard met stelconplaten. Het planvoornemen betreft de realisatie van twee appartementengebouwen van respectievelijk 27 m (negen verdiepingen) aan de Helderseweg, met een tweede, kleiner woongebouw van circa 15 m (vijf verdiepingen). Het tussenliggende deel heeft een geprojecteerde hoogte van 9 m. Het totaal aantal te realiseren appartementen is 87 verdeeld over twee torens met respectievelijk 59 en 28 appartementen. Onderstaand zijn de plattegrond en de gevelaanzichten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0003.png"
Figuur 4. Plattegrond voorlopig ontwerp (bron: caas architecten, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0004.jpg"
Figuur 5. Gevelaanzichten voorlopig ontwerp (bron: caas architecten, 2018)

In de nadere uitwerking/ontwikkeling van het plan is het aantal appartementen gegroeid van 79 naar 87. Het ontbreken van betaalbare woonruimte nabij de binnenstad met een optimale ligging ten opzichte van het openbaar vervoer, heeft de initiatiefnemer doen besluiten het woningbouwprogramma te herzien. Door het opdelen van grote appartementen naar kleinere eenheden is het woningaantal toegenomen en spelen wij in op deze vraag. Het sociaal programma omvat momenteel meer dan 50% van het totaalprogramma (zie ook Bijlage 1). In Bijlage 2 zijn de impressies van het planvoornemen weergegeven die in het ambitiedocument zijn opgenomen.

Hoofdstuk 3 Toets aan beleidskader

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen de wetten, de regels en het beleid van het Rijk, de provincie, regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente. In het navolgende is een bondig overzicht van het geldende overheidsbeleid gegeven en is het planvoornemen hieraan getoetst.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13. Hiermee vraagt het Rijk om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing. De tekst uit het Bro luidt als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Kwantitatieve behoefte
In de provincie Noord - Holland zijn per regio uitgangspunten en acties afgesproken op het gebied van nieuwe woningbouw en bestaande bouw, waaronder betaalbaarheid, bouwen bij OV-knooppunten, duurzaamheid en voorzieningen. De gemaakte afspraken staan in de regionale actieprogramma's. In opdracht van de provincie Noord-Holland is het Regionaal Actieprogramma regio Alkmaar (RAP) 2016 - 2020 opgesteld en vastgesteld (06-06-2017). Naast het RAP hebben de regio gemeenten ook het Convenant Regionaal Actie Programma Wonen 2016 - 2020 afgesloten. Zoals in paragraaf 3.3.2 nader is uitgewerkt is er op basis van de tabel waarin de indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsbehoefte zijn weergegeven, voor de gemeente Alkmaar binnen tien jaar nog Ladderruimte voor 582 woningen. Daarnaast is er een verwachte overloop naar onder andere gemeente Alkmaar vanuit de Metropoolregio Amsterdam te verwachten, waardoor de woningbehoefte kwantitatief zal toenemen. De regio geeft bij nieuwbouw prioriteit aan de ontwikkeling van woningen op inbreidingslocaties, nabij OV-knooppunten en nabijheid van (andere) voorzieningen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 87 woningen. Derhalve kan gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in de kwantitatieve behoefte.

De provincie volgt de ontwikkelingen rondom woningbouw nauwgezet. Jaarlijks voert de provincie de Monitor Woningbouw uit. Uit de meest recent uitgevoerde Monitor Woningbouw 2019 blijkt dat er in de regio Alkmaar voldoende plancapaciteit aanwezig is om in de woningbehoefte te voorzien tot 2040. Ook is een groot gedeelte hiervan al hard. Het project is opgenomen op de website www.plancapaciteit.nl onder projectnummer 142 voor 87 woningen. Daarnaast staat het project op de regionale lijst van woningbouwprojecten die de colleges van B&W van de regiogemeenten hebben vastgesteld in februari 2020.

Kwalitatieve behoefte
Het plan Cascade heeft betrekking op het realiseren van een appartementengebouw in een stedelijk gebied waar de gemeente Alkmaar de ambitie heeft om nieuwe leefomgevingen met een uitgesproken stedelijk karakter met een hoge stedelijke dichtheid te realiseren en compact te bouwen. Het programma is zo samengesteld dat voorzien wordt in woningmarktsegmenten waar in Alkmaar een tekort aan is:

  • Het plan voorziet in levensloopbestendige woningen.
  • Het plan voorziet in de woonbehoefte in lage koopklasse, meer dan 50% van het plan is categorie 1 en 2 sociaal en biedt een alternatief tegen scheefwonen.
  • Het plan voorziet in de vraag vanuit de markt naar kleine appartementen. De krapte indicator1 voor appartementen tussen de 50 m² en 65 m² is 1,8.

De doelgroepen sluiten hiermee aan bij de vraag in de regio. 

1 De NVM krapte-indicator geeft een benadering voor het aantal keuzemogelijkheden dat een potentiële koper op de woningmarkt heeft. De indicator wordt normaliter berekend als het aanbod aan het begin van de maand gedeeld door het aantal transacties in die maand. Voor de kwartaalanalyses wordt voortgeborduurd op deze wijze van berekenen en wordt uitgegaan van de volgende analyse:

  • (Aantal aanbod halverwege kwartaal uit vijvermodel/Aantal transacties in kwartaal) * 3
  • Er wordt vermenigvuldigd met 3 om te corrigeren voor het feit dat we rekenen met de transacties in een kwartaal in plaats van in een maand.

Wanneer de NVM krapte-indicator onder de 5 komt, is sprake van een verkopersmarkt. 

Wanneer de NVM krapte-indicator tussen de 5 en 10 zit, is sprake van een evenwichtige markt. 

Wanneer de NVM krapte-indicator boven de 10 komt, is sprake van een kopersmarkt.

De regiogemeenten willen dat nieuwbouwplannen een versterking opleveren van de bestaande kwaliteiten die de regio Alkmaar rijk is. Door middel van het afwegingskader uit het RAP 2016 - 2020 (bijlage C van het RAP) wordt zowel lokaal als regionaal gekozen voor plannen die de woningmarkt het meeste versterken. Dit afwegingskader wordt hieronder besproken. Het regionale kwalitatieve afwegingskader bestaat uit drie zeven (filters):

  • de eerste zeef gaat over de ruimtelijke aspecten van plannen (criteria 1 tot en met 3);
  • de tweede zeef gaat over de criteria gerelateerd aan gebouwen (criteria 4 tot en met 8);
  • de derde zeef heeft een markttechnisch karakter en biedt daarnaast ruimte aan lokaal beleid (criteria 9 tot en met 11).

Met het afwegingskader is het mogelijk om te bepalen welke plannen het beste aansluiten bij het complementaire karakter van de lokale woningmarkten. Met het afwegingskader wordt lokaal en regionaal gekozen voor de plannen die de woningmarkt het meest versterken. In het afwegingskader worden plannen getoetst aan ruimtelijke kwaliteit, gerelateerd aan gebouwen en markttechnische aspecten. Het inbreidingsplan voor 87 appartementen op de beoogde locatie is, afgewogen op basis van dit afwegingskader, een waardevolle aanvulling voor de stad en de regio Alkmaar. Aan 1 van de 11 te beoordelen aspecten voldoet het plan niet, te weten 'hergebruik bestaand vastgoed'. Ondanks dat het planvoornemen niet voorziet in hergebruik bestaand vastgoed, voorziet het planvoornemen wel in een invulling op een reeds gedeeltelijk bebouwd gebied. Het planvoornemen voldoet aan de overige 10 te beoordelen aspecten. Met de nieuwbouw wordt voldaan aan de vraag en wordt de ruimtelijke kwaliteit voor de directe omgeving verbeterd.

Conclusie
De behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling blijkt uit het regionale beleid zoals beschreven in paragraaf 3.3.2, maar met name uit het gemeentelijk beleid zoals beschreven in paragraaf 3.4. De locatie is uitermate geschikt voor de transformatie naar wonen (zie paragraaf 2.2) en dit is tevens in de diverse beleidsstukken bevestigd. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in woningen die betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen en wordt één derde van de woningen in de sociale sector gerealiseerd. De variatie in woningen die dit plan biedt, bevordert de doorstroming van de woningmarkt. Voor het inbreidingsplan voor 87 appartementen is op basis van de vereisten van de Ladder voldoende behoefte aangetoond.

3.1.4 Duurzaamheid

Op nationaal niveau zijn er diverse beleidskaders ontwikkeld voor een verdere duurzame ontwikkeling van Nederland. Een belangrijk kader hierbij is het Nationaal Energieakkoord, waarin doelstellingen tot aan 2023 zijn omschreven, zoals:

  • Duurzame energie: In 2020 is minimaal 14% van de energie uit duurzame bronnen.
  • Energiebesparing: Minimaal 1,5% energiebesparing per jaar.
  • Met ingang van 2020 is alle nieuwbouw bijna-energieneutraal (EPC = bijna 0).
  • Regeerakkoord 2017: Nieuw te bouwen woningen krijgen geen gasaansluiting meer.

Het plan voorziet onder andere in het plaatsen van groene gevels. Deze groene gevels reduceren het energieverbruik en de productie van CO2. Daarnaast wordt het plan aangesloten op het warmtenet Alkmaar. Het planvoornemen heeft een EPC-eis die minimaal 10% onder de landelijke eis van 0,4 ligt.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

"Balans tussen economische groei en leefbaarheid"
De te verwachten Omgevingswet zal veel bestaande wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu vervangen. De Provincie Noord-Holland anticipeert hierop door als eerste stap, samen met stakeholders en inwoners, de Omgevingsvisie NH2050 op te stellen als opvolger van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (met als ondertitel 'Kwaliteit door veelzijdigheid') uit 2010. De omgevingsvisie is vormvrij en bevat een geheel nieuwe, de provincie zelfbindende, visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. Hiervoor zijn verschillende participatievormen ingezet (cocreatie, consultatie) en is zowel online als offline het gesprek met belanghebbenden en belangstellenden aangegaan. De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld.

Doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op 'balans tussen economische groei en leefbaarheid', dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.

De provincie ontwikkelt ten behoeve van leefomgevingskwaliteit - passend bij de context - zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond. In de omgevingsvisie zijn hiervoor vijf samenhangende bewegingen benoemd, op basis van ruim 20 ontwikkelprincipes voor een toekomstige leefomgeving, te weten:

  • 1. Dynamisch schiereiland: Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend, waarbij de kustverdediging voorop staat en toeristisch-recreatieve kansen kunnen worden gegrepen en natuurwaarden toegevoegd.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt, waarbij door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem de agglomeratiekracht wordt vergroot.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: Deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • 4. Nieuwe energie: Hierbij gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: Deze beweging betreft het ontwikkelen van natuurwaarden (en vergroten van biodiversiteit) in combinatie met het versterken van een economisch duurzame agrifoodsector.

In de aanpak om ambities waar te maken, wordt de geldende sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' voortgezet. Aan de omgevingsvisie ligt tot slot een PlanMER ten grondslag waarmee in beeld is gebracht welke kansen en risico's er voor de leefomgeving bestaan. De algemene conclusie hierin is dat de opgenomen ontwikkelprincipes de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren.

De in de omgevingsvisie uitgesproken ambities worden vertaald in een omgevingsverordening en verder uitgewerkt in verschillende programma's waarin de uitvoering is geregeld. In paragraaf 3.2.3 wordt nader op de omgevingsverordening ingegaan.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2018)

Provinciale Staten hebben op 27 mei 2019 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld die per 07 juni 2019 in werking is getreden. In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van het plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking. Het planvoornemen van dit bestemmingsplan kan als liggende in bestaand bebouwd gebied worden aangemerkt. De invulling van het plangebied met woongebouwen is dan ook in lijn met het gevoerde beleid. Het kaartmateriaal behorende bij de PRV is voorts geraadpleegd om een beeld te krijgen van overige meer algemene thema's die in het plangebied een rol spelen. Dit betreft alleen 'Kleinschalige oplossingen voor duurzame energie' (hoofdstuk 4: Klimaatbestendigheid, §4.3: Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie). Rondom energie en duurzaamheidsvraagstukken kunnen nieuwe ontwikkelingen kansen bieden. Er bestaat echter geen wettelijke verplichting om duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Tegenwoordig dienen nieuwbouwwoningen op basis van het Bouwbesluit 2012 vrijwel energieneutraal (EPC 0,4) te worden gebouwd en bij voorkeur ook met duurzame materialen.

3.2.3 Omgevingsverordening Noord-Holland (ontwerp)

De ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 worden vertaald in provinciale regels die in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland worden verankerd. In deze eerste integrale omgevingsverordening voor Noord-Holland worden de bestaande twintig verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving geïntegreerd, waarmee onder meer de huidige PRV, Provinciale Milieuverordening, Waterverordening en Wegenverordening worden vervangen. Ruimtelijke thema's als thans nog in de PRV vastgelegd, komen in de nieuwe omgevingsverordening terug. De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van de omgevingsvisie met betrekking tot het handelen van anderen.

De uitgangspunten van de Omgevingswet vertalen zich voor de provincie in een andere, nieuwe manier van werken. De provincie ziet het opstellen van de omgevingsverordening dan ook als kans om dingen anders aan te pakken, in de geest van de Omgevingswet. Het provinciale doel (alsmede uitdaging) is uiteindelijk een eenvoudiger, duidelijker en meer integraal systeem van provinciale regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.

De ontwerp Omgevingsverordening NH2020 heeft van 18 februari 2020 tot en met 10 april 2020 ter inzage gelegen. De omgevingsverordening zal in de loop van 2020 worden vastgesteld en in werking treden. Daarnaast werkt de provincie Noord-Holland inmiddels aan de borging van de omgevingsvisie in programma's voor de kortere termijn.

3.2.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018

Gedeputeerde Staten hebben op 10 april 2018 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt daarmee toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De Leidraad 2018 is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening verankerd in artikel 15 (ruimtelijke kwaliteitseis). De Leidraad is bestudeerd ten behoeve van het planvoornemen van dit bestemmingsplan. Uit de leidraad komen, mede vanwege de hoogstedelijke ligging, geen aanwijzingen voor het plangebied naar voren.

3.2.5 Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018

Op 15 december 2014 is het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Hierin zijn de milieudoelen van de provincie opgetekend en staat beschreven hoe deze moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Het milieubeleidsplan vormt voor de provincie de basis voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) en dient om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen. De basis van het milieubeleidsplan is het nakomen van wettelijke regels en normen. Daarnaast wil de provincie inzetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. De VTH-taken worden door de regionale uitvoeringsdiensten uitgevoerd. Dit bestemmingsplan wordt ter toetsing en advisering aan de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUD NHN) voorgelegd.

3.2.6 Provinciale Milieuverordening (2015)

In de Provinciale Milieuverordening (PMV) staan specifieke milieuregels voor de provincie Noord-Holland opgenomen. De PMV is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet bodembescherming (Wbb) en is op 14 december 2015 voor het laatst herzien. In de PMV zijn geen specifieke regels gesteld voor het plangebied van dit bestemmingsplan, zoals de aanwezigheid van milieubeschermingsgebieden (een stiltegebied of grondwaterbeschermingsgebied), aardkundige monumenten of geluidszones voor industrielawaai.

3.2.7 Provinciale Woonvisie 2010-2020 (2010)

In september 2010 is de Provinciale woonvisie 2010 - 2020: Goed wonen in Noord-Holland vastgesteld. Hiermee kiest de provincie wat betreft woningbouw voor een nadruk op de kwaliteit, naast de aantallen woningen. Doelstelling van de visie is dat de inwoners van Noord-Holland in 2020 beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit in een aantrekkelijk woonmilieu. In de woonvisie zijn drie opgaven benoemd waarvoor de provincie zich gesteld weet:

  • 1. De demografische ontwikkelingen vergrijzing, ontgroening en afnemende groei zijn trends die zich in de gehele provincie voordoen. Tegelijkertijd is een belangrijk kenmerk van die trends dat ze zich overal op een andere manier of snelheid voordoen. Dit maakt afstemmen en beleidsvorming op regionaal niveau des te belangrijker.
  • 2. Een combinatie van maatschappelijke ontwikkelingen: Individualisering en differentiatie van consumentenbehoeften, extramuralisering in de zorg en bewustwording van klimaatproblematiek.
  • 3. Economische ontwikkelingen en de effecten daarvan op de woningmarkt. De betaalbaarheid en financieringsmogelijkheden staan onder druk, terwijl tegelijkertijd sprake is van vraaguitval en waardedaling in bestaand vastgoed. De precieze consequenties hiervan op de woningmarkt laten zich moeilijk aanzien.

Op basis van de vorengaande opgaven en de ambities zijn drie speerpunten van beleid opgesteld. Dit betreft het verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten (en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning), het verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners en het verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving. Deze speerpunten zijn geconcretiseerd in opgaven voor de periode 2010 - 2020 die door de provincie en de regio's moeten worden vertaald in regionale afspraken. Op de regionale afspraken wordt ingegaan in paragraaf 3.3.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013 - 2020 (2013)

Het woonbeleid in de regio Alkmaar (waar de gemeente Alkmaar samen met de gemeenten Bergen, Castricum, Heerhugowaard, Heiloo en Langedijk deel van uitmaakt) is in de Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013 - 2020 vastgelegd. De gemeenten en woningmarktpartijen in de regio werken intensief samen en maken afspraken over ieders rol op het terrein van wonen. De regionale woonvisie is opgesteld om als kader te kunnen dienen voor lokale woonvisies van de gemeenten en om richting te geven voor afspraken met marktpartijen. Daarbij wordt voldoende ruimte gelaten om op de lokale behoefte in te spelen. De gemeente Alkmaar heeft op 3 juli 2013 met de regionale woonvisie ingestemd.

In de regionale woonvisie is geconstateerd dat er thans in de regio getalsmatig geen grote knelpunten zijn, maar dat er op termijn wel schaarste in de goedkope voorraad kan komen en dat de regio met vergrijzing te maken krijgt. Wel is er nu sprake van een beperkte doorstroming in zowel koop als huur. Naast een kwantitatieve balans is er een verdelingsvraagstuk. De opgave is betaalbaarheid en het toevoegen van het juiste aanbod. Aanvullend is als visie op de woningmarkt door de regio gesteld dat zij een aantrekkelijke regio wil zijn waar de huidige en toekomstige inwoners graag willen blijven wonen en een gewenste wooncarrière kunnen maken.

Omdat het, anders dan voorheen, moeilijker is om een oplossing in de nieuwbouw te realiseren, moet juist nu de focus op het waarborgen van de totale voorraad in de regio worden gelegd. Daarnaast is het de uitdaging om te zorgen dat de aantallen nieuwbouw überhaupt gerealiseerd worden met aandacht voor het betaalbare segment. Het is daarbij zaak geworden om in te spelen op de daadwerkelijke behoeftes en mogelijkheden van de klant en de ontwikkelende partij. Tegelijk wil de regio waarborgen dat woningbouwplannen kwalitatief bijdragen aan de lokale voorraad. De regio stelt daarom dat ontwikkelende partijen en gemeenten gezamenlijk moeten zoeken naar het optimale bouwplan.

Bij nieuwbouwplannen wordt een percentage van minimaal 30% sociale woningbouw gehanteerd. Er is niet vastgelegd dat dit huur of koop moet zijn maar er geldt wel een inspanningsverplichting om bij een bouwplan te kijken of ook in de onderste categorie van de huur kan worden gebouwd. Verder wordt er aandacht gevraagd voor specifieke doelgroepen (ouderen, starters et cetera).

Als gevolg van de Regionale Woonvisie dient er dus minimaal 30% sociale woningbouw te worden gerealiseerd. Het college van B&W hanteert nog een strengere eis: In het Coalitie-akkoord 'Alkmaar aan zet (2018 - 2022)' eist de gemeente dat minimaal eenderde deel van de nieuwbouwwoningen sociaal wordt. Het plan Cascade kent een sociaal percentage van meer dan 50% en voldoet daarmee aan de eisen.

Conclusie
Wat betreft het planvoornemen is meer dan 50% van de appartementen bestemd voor sociale koop/huur. De voorgenomen ontwikkeling is derhalve in overeenstemming met het regionale beleid.

3.3.2 Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (2017)

Het Regionaal Actie Programma 2016 t/m 2020 (RAP) geeft de belangrijkste ambities en afspraken op het gebied van wonen weer in de regio Alkmaar inclusief acties over hoe hier te komen. Het RAP vloeit voort uit de Provinciale Woonvisie 2010 - 2020 en sluit aan op de Regionale Woonvisie, de Regionale Economische visie, regionale en provinciale ambities en sluit aan bij de kaders die de Provincie Noord-Holland heeft gesteld. De regionale afstemming over woningbouwprogrammering opgenomen in het RAP is ook gewenst ten behoeve van de nationale 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

Afspraken
In het nieuwe RAP zijn voor de regio Alkmaar afspraken gemaakt over:

  • Een aanbod van woningen dat aansluit bij de vraag.
  • Woningbouwplannen die de regiogemeenten versterken.
  • Landelijke regelgeving (de ladder voor duurzame verstedelijking).
  • Het aantal te bouwen woningen (op basis van de geprognosticeerde huishoudensgroei voor de gemeente).
  • Het versterken van woningmarktsegmenten waar een tekort aan is.
  • Het monitoren van de woningbouw en de behoefte.
  • Duurzaamheid van woningen en woningbouw.

Ladderruimte
In het RAP is een tabel opgenomen waarin de indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsbehoefte, zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat er voor de gemeente Alkmaar binnen tien jaar nog Ladderruimte is voor 582 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0005.png"
Figuur 3. Uitsnede tabel indicatieve plannen in relatie tot de uitbreidingsbehoefte (bron: RAP regio Alkmaar)

Overloop vanuit MRA
Regio Alkmaar kan een deel van de benodigde nieuwbouwopgave van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) opvangen door aanvullende woonmilieus en productmarktcombinaties te realiseren in de regio Alkmaar om de druk op de woningmarkt te verlichten en achterblijvende nieuwbouw op te vangen. Als regio wordt ingezet op het realiseren van bovenregionaal aantrekkelijke nieuwbouwlocaties die hiervoor geschikt zijn. Taak is het dan ook om in die gemeenten die deze 'overloop' van huishoudens willen bedienen, gewilde en aantrekkelijke nieuwbouw(projecten) qua woningtypen en woonmilieus aan te bieden. De gemeenten in de regio Alkmaar hebben vooral een instroomoverschot van (jonge) gezinnen met kinderen en ouderen, maar een uitstroom van jongeren van 15 tot 30 jaar. Omdat de instromers een manifeste woningbehoefte hebben, terwijl de uitstromers geen zelfstandige woningen achterlaten betekent een klein positief verhuissaldo al een extra regionale woningbehoefte. Voor de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum en Heiloo wordt geconstateerd dat het aantal vanuit Amsterdam verhuisde personen in de afgelopen jaren is toegenomen. Doordat de woningmarkt weer op gang is gekomen en door de grote druk op de woningmarkt in zuidelijk Noord-Holland mag worden verwacht dat de vraag vanuit Amsterdam en zuidelijk Noord-Holland naar wonen in de zeven gemeenten verder kan gaan stijgen.

Nieuwbouw
De regio geeft bij nieuwbouw de prioriteit aan de ontwikkeling van woningen op inbreidingslocaties en nabijheid van voorzieningen. Er wordt voorrang gegeven aan locaties bij knooppunten, conform de afspraken in het Actie- en uitvoeringsprogramma Zaancorridor. Het gaat dan om woningbouwplannen binnen bestaand bebouwd gebied met een straal van 1.200 m rondom een OV-knooppunt. De projectlocatie is op circa 275 m afstand van het station Alkmaar gelegen, wat onderdeel uitmaakt van de Zaancorridor.

De regio Alkmaar werkt in de geest van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierdoor wordt prioriteit aan transformatie van bestaand vastgoed naar woningen gegeven. Ook wordt voorrang gegeven aan projecten die binnen het bestaand stedelijk gebied liggen. Hierdoor wordt onnodige aantasting van het buitengebied voorkomen en wordt bijgedragen aan versterking van de kernen.

De regio streeft ernaar de kwaliteit van het openbaar gebied goed te houden, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast wordt zorggedragen voor ruimte voor sterke initiatieven binnen het woningbouwprogramma. Er mag niet voor leegstand worden gebouwd. Er wordt verwacht dat binnen het bestaand stedelijk gebied de aankomende jaren veel vastgoed leeg komt te staan. Hiervoor wordt gekeken naar de mogelijkheden om deze te transformeren naar woningbouw. Denk hierbij aan wonen in leegstaand vastgoed, herontwikkeling van binnenstedelijke transformatielocaties, wonen aan het water in panden die hun functie verloren hebben en dergelijke.

Afwegingskader
De regiogemeenten willen dat nieuwbouwplannen een versterking opleveren van de bestaande kwaliteiten die de regio Alkmaar rijk is. Door middel van het afwegingskader wordt zowel lokaal als regionaal gekozen voor plannen die de woningmarkt het meeste versterken. In paragraaf 3.1.2 wordt nader ingegaan op dit afwegingskader, waarbij ook het gemeentelijk beleid betrokken wordt.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het RAP en voorziet, op basis van het RAP, in zowel de lokale als de regionale behoefte.

3.3.3 Woningbouwafspraken en programmering regio Alkmaar

In juni 2019 hebben de colleges in Regio Alkmaar de notitie 'Woningbouwafspraken en programmering Regio Alkmaar' vastgesteld. Deze notitie betreft een uitwerking van de ambities en opgaven, programmering- en woningbouwafspraken. Het doel van deze notitie is om de afspraken (inhoud en proces) voor de komende jaren in de regio Alkmaar verder te concretiseren.

De eerste conclusie wat betreft het actuele woningaanbod is dat het aanbod kleiner is dan de vraag, zowel in de huursector als de koopsector. Binnen de aangesloten gemeentes is met name behoefte aan sociale huurwoningen, woningen voor bijzondere doelgroepen en spoedzoekers, middeldure huurwoningen, betaalbare koop en flexibele woonvormen.

Door kleinere eenheden te realiseren wordt voorzien in de woonvraag die momenteel speelt in Alkmaar. Daarnaast kent Cascade een sociaal percentage van meer dan 50%. In de regionale woonvisie wordt de zorg uitgesproken over het schrijnende tekort aan betaalbare koopwoningen. Door relatief veel woningen te ontwikkelen in het betaalbare koopsegmenten wordt deze startersmarkt goed bediend. Ook wordt er voor de middeninkomens, die nu woonachtig zijn in een sociale huurwoning, een handreiking gedaan om door te stromen naar een koopwoning en daarmee de kans om vermogen en bezit op te bouwen. Een programmering die Alkmaarders en de omliggende regio's prikkelt om wooncarrière te maken en daarmee een katalysator vormt voor doorstroming op verschillende niveaus van de woningmarkt. Het gat tussen de hoge en de middeninkomens die momenteel alsmaar blijft verbreden word verdicht door wonen mogelijk te maken voor iedereen.

Conclusie 
De voorgenomen ontwikkeling is derhalve in overeenstemming met de notitie 'Woningbouwafspraken en programmering'.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Alkmaar 2040

Op 5 oktober 2017 heeft de gemeente Alkmaar haar Omgevingsvisie Alkmaar 2040 vastgesteld. Daarin worden de kaders geschetst waarbinnen de gemeente om wil gaan met ontwikkelingen die zich voordoen. De omgevingsvisie is een integraal strategisch document dat zich richt op het versterken van de omgevingskwaliteit van de stad en omliggende dorpen. De gemeente heeft in de omgevingsvisie haar ambities voor de stad en het buitengebied geformuleerd voor bewoners en bezoekers. Naast de ambities voor de ontwikkeling van de stad Alkmaar wordt in de omgevingsvisie ingezet op een toekomstbestendig en innovatief landelijk gebied.

In de omgevingsvisie heeft de gemeente de volgende ambitie voor herontwikkelen van de stationsomgevingen geformuleerd. Station Alkmaar speelt met de aansluiting op het nationale intercitynetwerk een centrale rol in het succesvol ontwikkelen van de stad en de kanaalzone. De stad zet daarom in op een verdere frequentieverhoging van het aantal treinen richting de Metropoolregio Amsterdam. Het streven naar hoogfrequent spoor komt alleen van de grond als er voldoende gebruikers wonen en werken rond de stations langs de Zaancorridor richting Amsterdam. Rond station Alkmaar vindt daarom een herontwikkeling plaats gericht op stedelijk wonen en werken, aangevuld met commerciële functies die het gebruik van het station stimuleren. In de stationsomgeving is de stedelijke kwaliteit hoog: het station wordt beschouwd als belangrijke stadsentree van Alkmaar.

De locatie grenst aan de Kanaalzone Alkmaar. Langs het kanaal bouwt Alkmaar aan nieuwe leefomgevingen met een uitgesproken stedelijk karakter met een voor de gemeente hoge stedelijke dichtheid. Hiermee versterkt Alkmaar haar bijzondere rol als stad te midden van een regio met voornamelijk lage bebouwingsdichtheden. De ontwikkeling van het kanaal betekent een impuls voor de hele stad: hier vinden voorbeeldprojecten plaats op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie en ontstaan kleine representatieve bedrijven. De nieuwe stedelijke woonomgevingen zijn niet alleen aantrekkelijk voor Alkmaarders zelf, maar bieden ook een serieus alternatief voor nieuwe doelgroepen, zoals bewoners van de Metropoolregio Amsterdam. Het ontwikkelen van de kanaalzone levert een belangrijke bijdrage door compact en stedelijk te bouwen en fietsroutes nadrukkelijk te koppelen als onderdeel van de vervoersketen.

Een van de ambities in de omgevingsvisie is de 'Compacte stad Alkmaar'. Alkmaar beschouwt haar relatief kleine schaal als pluspunt. Ze kiest daarom niet voor uitbreiding, maar voor verdichting die bijdraagt aan de kwaliteit van de stad. Dit motiveert de noodzaak van meerlaagse bouw op deze locatie. Daarnaast is de compacte stad Alkmaar een duurzame en klimaatbestendige stad, waarin iedereen gezond kan leven. Alkmaar streeft daarbij naar kwaliteit en groen.

Op de locatie is een landschapsarchitect in geschakeld om er voor te zorgen dat het gebouw optimaal land in het groen op deze locatie (zie paragraaf 3.4.5). Tevens worden vertical gardens toegepast om de overgang tussen groen en bebouwing niet alleen op 2D-niveau aan te vliegen maar ook op 3D-niveau. Hiermee wordt antwoord gegeven aan het vergroenen van de spoorzone en tevens aandacht geschonken aan de klimatologisch kwaliteit van het gebied (zie tevens Bijlage 1).

3.4.2 Programma Duurzaam Alkmaar 2020 - 2024

Op 28 mei 2020 heeft de Alkmaarse gemeenteraad unaniem ingestemd met het nieuwe Programma Duurzaam Alkmaar 2020 - 2024. In het programma is als hoofddoel opgenomen:

  • In 2024: 25% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. Deze doelstelling is in lijn met de nationale doelstelling van het Klimaatakkoord, namelijk een 49% CO2-reductie t.o.v. 1990 in 2030 en klimaatneutraal in 2050. Het gaat hierbij om de CO2-uitstoot in het gebied binnen de gemeentegrenzen.

Met de volgende subdoelen wil Alkmaar bereiken dat:

  • In 2024: wekken we 16% van het totale energieverbruik op met duurzame energie. Dat is in lijn met het nationale Energieakkoord waarin is afgesproken dat het aandeel hernieuwbare energieopwekking stijgt van 14% in 2020 naar 16% in 2023.
  • In 2024 realiseren we een besparing van het energieverbruik met 1,5% per jaar. Ook dit komt overeen met het nationale Energieakkoord.

Het plan Cascade draagt bij aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente door onder andere gebruik te maken van groene gevels die het energieverbruik en de productie van CO2 reduceren. Daarnaast voorziet het plan in gezamenlijke buitentuinen. De grote daktuin fungeert als een soort 'tiny forest' welke een geborgen klimaat geeft aan de bewoners door haar natuurlijke airco. Het wordt een plek waar men beschutting vindt tijdens warme dagen, hittestress reducerend en voorzien van waterretentie. Verder worden op diverse woonlagen van het gebouw gezamenlijke dakterrassen aangelegd. Ook deze terrassen worden voorzien van groen in grote royale plantenbakken. Het totaal ensemble heeft een CO2 en hittestress reducerende werking en draagt bij aan een hogere luchtkwaliteit.

3.4.3 Welstandsnota Alkmaar (2016)

In de Welstandsnota Alkmaar (vastgesteld 26-09-2016) zijn de criteria uitgewerkt die ten grondslag liggen aan de redelijke eisen van welstand, die gelden voor de gemeente, om zo het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving te behartigen. Doel van het welstandsbeleid is het streven naar behoud van en versterken van de kwaliteit van het beeld in het beschermd dorpsgezicht en het landelijk gebied. Voor de overige kernen en gebieden geldt dat de historische karakteristieken zo goed mogelijk beschermd dienen te worden en dat nieuwe ontwikkelingen voortbouwen op wat reeds aanwezig is. De gemeente is onderverdeeld in verschillende welstandsgebieden. Bij herontwikkeling van de planlocatie, zal het geldende welstandsregime in acht worden genomen.

Het plangebied aan de Helderseweg ligt in welstandsgebied 13 betreffende de Multifunctionele gebieden (categorie overige gebieden). Voor de Helderseweg, en daarmee het plangebied, geldt als invalsroute een bijzonder welstandsniveau. Als entree van de stad is deze weg van groot belang voor het aanzien van de stad. Uitgangspunt voor welstand is het verbeteren van de kwaliteit van de oudere bebouwing, waarbij de beeldbepalende nieuwbouw als referentie dient. De op de weg en het kanaal gerichte nieuwere gebouwen moeten dus worden gezien als de bepalende context bij het maken van plannen. Van eventuele nieuwbouw van enige omvang wordt verwacht dat deze past in de doorgaande ontwikkeling van de route als bebouwingslijn op stedelijk niveau. Voor de overige terreinen geldt het reguliere welstandsniveau. Hier is beheer van de bestaande kwaliteit het uitgangspunt.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het bouwplan getoetst aan welstand.

3.4.4 Beleidsnota Erfgoed 2016 - 2026

Bij het behoud van het cultureel erfgoed gaat het om het geheel van boven- en ondergrondse monumenten, straatbeelden, samenhangende bebouwing, stratenpatronen, pleinen, waterwegen, historische groenpartijen et cetera. Alkmaar is per slot van rekening een monumentale gemeente. Dat wil niet zeggen dat de ontwikkeling van die gemeente stilstaat. Dat is ook in het verleden nooit zo geweest. Het beleid heeft daarom, naast behoud, vooral ook tot doel om de cultuurhistorie als kwaliteitskenmerk in te brengen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Waar wordt voortgeborduurd op de historische ontwikkeling van de stad en haar ommeland behoudt zij haar kwaliteit, terwijl ook aan de eisen van een moderne centrumgemeente kan worden voldaan.

Om dit beleid gestalte te kunnen geven, is een gedegen kennis van de cultuurhistorische waarden van essentieel belang. De afgelopen jaren is deze kennis flink toegenomen. Monumenten en beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd en aangewezen, onderzoek op het gebied van archeologie, architectuurhistorie en bouwhistorie hebben belangrijke gegevens opgeleverd over de geschiedenis van de stad en haar bewoners. Door onderzoek blijft de kennis groeien en dit leidt steeds tot nieuwe inzichten. Het erfgoedbeleid richt zich op een integrale benadering van te onderzoeken of te ontwikkelen objecten en gebieden. De initiatiefnemer krijgt hierdoor snel een heldere eenduidige visie. In paragraaf 4.6 worden de consequenties voor het plan op het gebied van archeologie en cultuurhistorie beschreven.

3.4.5 Groenbeleidsplan 2017 - 2027

De gemeente Alkmaar heeft haar visie en ambities op het gebied van (openbaar) groen omschreven in het Groenbeleidsplan 2017 - 2027. Het groenbeleidsplan is kaderstellend en geeft richting aan het groenbewust handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Groen in Alkmaar is essentieel voor een duurzame, gezonde en prettige omgeving. De diversiteit aan groen in het stedelijk gebied, de dorpen en het omliggende landschap vormt een waardevol geheel. Het groen in Alkmaar draagt positief bij aan een goede leefkwaliteit. Groen draagt bij aan de identiteit van de leefomgeving, het bevorderen van de gezondheid van mens en milieu, het behoud en versterken van biodiversiteit en het realiseren van een klimaatbestendige gemeente.

Door Diekman Landschapsarchitecten is een ontwerp maaiveldinrichting d.d. 3 juli 2020 uitgewerkt. Er is nog sprake van een ontwerp omdat de exacte positie van het gebouw nog niet vast staat en er nog een nadere uitwerking moet plaatsvinden voor de boombeplanting (zie onderstaand). Mocht de positie van het gebouw wijzigen (binnen het bouwvlak) zal de maaiveldinrichting meeschuiven. De ontwerp maaiveldinrichting is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

Plantoelichting op ontwerp maaiveldinrichting
Het te realiseren woongebouw Cascade staat op de hoek bij de afslag van het kanaal met zijn grootstedelijke bebouwing naar het station. Tegenover de locatie aan de Stationsweg staat kleinschalige bebouwing. De kavel ligt een meter hoger dan de Stationsweg op het niveau van de Helderseweg. De te bebouwen kavel is momenteel een deels met groen omzoomde open plek nabij het station. De nieuwbouw doet aan de kanaalzijde mee aan de gewenste grootschalige bebouwing langs het kanaal, maar verlaagd zich als een rots in de Stationsweg.

De landschappelijke inpassing vertaald zich in het ontwerp voor het maaiveld door op de kavel alleen de noodzakelijke verharding aan te brengen. Door deze keuze is 90% van de kavel groen, hetgeen rainproof en klimaatadaptief is. De bebouwing is als het ware in het groen geland.

Het hoogteverschil op de kavel is opgelost door het plaatsen van betonelementen in het gras aan de zuidzijde van het gebouw. Op deze elementen zijn op enkele plekken voorzien van houten zitelementen. Het bestaande hoogteverschil is op deze manier op de kavel oplost.

Voor de boombeplanting zijn twee voorstellen gemaakt. In het eerste voorstel sluiten de gebruikte bomen langs de Stationsweg aan op de bestaande structuur. Het voorstel is om Gleditsia Triacanthos toe te passen, een transparante 2e grootte boom. In het gras komen in dit voorstel bloesem bomen, de Prunus 'Accolade'. De prunus is een 6-8 meter hoge boom met in april licht roze, geurende bloemen. In de herfst kleurt deze geel/oranje. Deze boom is tevens een drachtboom voor veel insecten. De Gleditsia Triacanthos krijgt een hoogte van 6-10 meter met een brede open pirimidale kroon. Hij bloeit in mei/juni met geel witte trossen en is interessant voor insecten. De voorgestelde heesters hebben allemaal een terughoudende, mooie sierwaarde. In het tweede voorstel worden alle bomen op de kavel Robinia pseudoacaci 'Sandraudiga' waardoor de kavel meer autonoom is en een geheel eigen sfeer krijgt. Een boom met een brede piramidale, open kroon en een drachtboom is voor bijen. Het voorstel voor de heesters blijft in dit voorstel hetzelfde, heesters met een terughoudende, mooie sierwaarde.

3.4.6 Parkeernormennota Alkmaar 2017 - 2027

Op 5 oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Alkmaar de Parkeernormennota Alkmaar 2017 - 2027 vastgesteld. Deze nota vormt het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies en plannen voor (her)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip 'voldoende parkeer- of stallingsruimte' in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De nota is het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of wijzigen van de functie. De parkeeropgave wordt in al deze gevallen op basis van deze nota bepaald. De centrale gedachte uit de eerdere nota van 2007, betreffende het niet afwentelen van de parkeerdruk op de omgeving, blijft van toepassing. Echter daar waar wel ruimte is, kan die ruimte beter benut worden. Op het aspect parkeren wordt nader ingegaan in paragraaf 4.10.

3.4.7 Beleid hogere waarden Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder biedt, onder voorwaarden, burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een hogere geluidsbelasting op woningen toe te staan dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit kan worden vastgelegd in beleid. Op deze wijze kan ingespeeld worden op specifieke lokale omstandigheden. Het beleid hogere waarden Wet geluidhinder geeft het beleid van de gemeente Alkmaar weer met betrekking tot de hogere waarden Wet geluidhinder. Op het aspect geluid en hogere waarde wordt nader ingegaan in paragraaf 4.1.1.

Hoofdstuk 4 Onderzoek omgevingsaspecten

Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de relevante milieukundige en planologische randvoorwaarden beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het plangebied.

4.1 Milieuhinder geluid en trilling

4.1.1 Geluidhinder (spoor en weg)

Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidshinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidshinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. De Wgh bepaalt dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Voor wegverkeer bedraagt deze waarde 48 dB, voor het spoor 55 dB.

Overschrijdingen, in binnenstedelijk gebied tot een maximale ontheffingswaarde van 63 dB bij wegverkeerslawaai en 68 dB voor spoorweglawaai, zijn middels het doorlopen van een procedure hogere waarde mogelijk waarbij - voor zover mogelijk - maatregelen (bron, overdracht, ontvanger) dienen te worden getroffen. Voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het van belang dat de binnenwaarde als gevolg van de te verwachten geluidshinder acceptabel is. In het Bouwbesluit is opgenomen dat nieuwe woningen geïsoleerd moeten worden tot een binnenwaarde van 33 dB.

Toetsing
De ligging van het plangebied is geluidsbelast vanwege wegverkeer door een aantal (drukke) wegen, een busstation in de directe omgeving en met name vanwege railverkeer door de ligging aan een doorgaand spoor en het spoorwegemplacement van Alkmaar Centraal Station. Voor dit bestemmingsplan is akoestisch onderzoek naar geluidshinder als gevolg (spoor)weginfrastructuur relevant.

In het kader van het voorliggende planvoornemen is de te verwachten geluidshinder op de woningnieuwbouw vanwege wegverkeerslawaai en spoorweglawaai door M+P raadgevende ingenieurs onderzocht. De onderzoeksrapportage hiervan geldt als Bijlage 4 bij het voorliggende bestemmingsplan. Een procedure hogere waarde blijkt hieruit noodzakelijk omdat er sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden. Een procedure om hogere waarde dient gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan te worden doorlopen. Alvorens dit bestemmingsplan vast te stellen moet de hogere waarde zijn vastgelegd.

Daarnaast zijn diverse geluidsbeperkende maatregelen aan de gevel aan de orde waarmee dit bestemmingsplan uitvoerbaar kan worden geacht. Het treffen van maatregelen ter voorkoming van geluidshinder is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Onderstaand zijn de resultaten en conclusies uit het onderzoek van M+P vermeld.

Resultaten
Uit de berekeningen blijkt dat de situatie rondom geluidsbelast is door verschillende geluidsbronnen. Het is niet mogelijk om de geluidsbelasting en trillingshinder bij de bron zodanig te reduceren dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden. Dit zou betekenen dat het emplacement niet of nauwelijks meer in bedrijf zou kunnen zijn, het treinverkeer gedecimeerd zou moeten worden evenals het wegverkeer. Dit is ongewenst. De stad Alkmaar is immers niet gebaat bij een niet werkend station. Maatregelen aan de weg of het spoor kunnen ten hoogste enkele dB's 'winst' opleveren hetgeen de conclusies ten aanzien van het plan niet of nauwelijks beïnvloeden. Gedacht zou kunnen worden aan raildempers (niet mogelijk om toe te passen bij en nabij wissels) en toepassing van een geluidsreducerend wegdek (praktisch niet toepasbaar gezien de kruisingsvlakken, toerit bushalte en spoorovergang). Maatregelen in de overdracht (schermen) zijn alleen effectief als deze voldoende hoogte hebben (enkele meters). Schermen bij de wegen zijn gelet op deze hoogte stedenbouwkundig niet mogelijk. Bij het spoor is een scherm niet effectief vanwege de breedte van het spoor en het feit dat aan de oostzijde geen scherm mogelijk is door de kruising met de weg en de spoorbrug. Ook hier zou een scherm meerdere meters hoog moeten zijn om een effect te hebben. Om genoemde redenen is er ten slotte voor gekozen om ten behoeve van het woon- en leefklimaat van de woningen aan het gebouw en bij de woningen maatregelen te treffen.

Uit de berekeningen door M+P blijkt dat er ter hoogte van de westelijke en noordelijke gevels een geluidsbelasting vanwege het emplacement optreedt die resulteert in de noodzaak van dove gevels. Deze gevels mogen geen te openen delen bevatten en dienen voldoende geluidswering te hebben conform het Bouwbesluit. Daarnaast is in een dove gevel geen spuiventilatie toegestaan.

In overleg met de gemeente zijn voorstellen gedaan voor de uitvoering van deze gevel, passend binnen het beleid. De maatregelen zijn te beschouwen als een plaatselijke onderbreking van de dove gevel door een afschermende voorziening, waarbij de geluidsbelasting van de gevel ter plaatse van die voorziening overeenkomt met de voorkeursgrenswaarde. De maatregelen bij de balkons worden zodanig gedimensioneerd dat het geluidsniveau voldoet aan de standaard grenswaarden voor weg, rail en bedrijvigheid. Daar waar dit een buitenruimte betreft wordt daarmee tevens voldaan aan de eis voor een geluidsluwe gevel in het gemeentelijke beleid.

Om nachtventilatie mogelijk te maken is waar nodig een buitenruimte ontwikkeld die, afhankelijk van de geluidsbelasting, beperkt of sterk wordt afgeschermd. Zo is voor elk appartement een buitenruimte aanwezig die niet geluidsbelast is.

Ten opzichte van het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer opnieuw berekend voor het bepalen van de geluidswerende gevelmaatregelen. De onderzoeksrapportage hiervan geldt als Bijlage 5 bij het voorliggende bestemmingsplan. Hierbij is rekening gehouden met twee nieuw geintroduceerde maatregelen, namelijk een absorberend gedeelte op het scherm dat blok A verbindt met blok B, en een 1,2 meter hoge gesloten borstwering langs de rand van het terras tussen beide bouwvolumes. In dit rapport worden de benodigde geluidswerende maatregelen in de gevel omschreven. Deze bestaan grofweg uit het toepassen van:

  • geluidsisolerende gevelconstructie;
  • geluidsisolerende beglazing;
  • mechanische ventilatie;
  • afschermende maatregelen bij balkon/terras;
  • goede kier- en naaddichting.

Op de andere gevels is in de meeste gevallen sprake van de aanwezigheid van een verhoogde geluidsbelasting vanwege wegverkeer, (doorgaand) spoor of het emplacement. Voor de appartementen achter deze gevels is een hogere waarde nodig. Bij de aanvraag van de hogere waarden dient rekening gehouden te worden met het gemeentelijke beleid van de gemeente Alkmaar. Met het realiseren van bijvoorbeeld vides of afsluitbare balkons kan aan het gemeentelijke beleid voldaan worden. Een enkel appartement beschikt over een geluidsluwe zijde zonder dat daarvoor extra maatregelen nodig zijn.

Uit onderzoek naar het geluid vanwege het busstation blijkt dat deze beperkt bijdraagt aan de geluidsbelasting aan de westzijde. Dit als gevolg van de overgang naar elektrische bussen in de nabije toekomst.

Besluit hogere waarden

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat de geluidbelasting vanwege het railverkeer op het spoor tussen Alkmaar en Alkmaar Noord ten hoogste 68 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden, maar de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 68 dB niet.

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de in het onderzoek betrokken wegen inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh ten hoogste bedraagt:

  • 62 dB vanwege de Helderseweg
  • 60 dB vanwege de Stationsweg
  • 51 dB vanwege de Noorderkade
  • < 48 dB vanwege de Kruseman van Eltenweg

Voor wat betreft de Helderseweg, de Stationsweg en de Noorderkade wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB (nieuwbouw langs bestaande weg binnen de bebouwde kom, dus stedelijke situatie) wordt nergens overschreden. Voor wat betreft de Kruseman van Eltenweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB nergens overschreden.

Voor alle appartementen waar sprake is van een geluidbelasting vanwege het railverkeer op het spoor tussen Alkmaar en Alkmaar Noord hoger dan 55 dB en alle appartementen waar sprake is van een geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Helderseweg, de Stationsweg en/of de Noorderkade hoger dan 48 dB en niet sprake is van een dove gevel (zie punt 'Geluid vanwege emplacement' in Bijlage 6 en Bijlage 5 voor het overzicht met dove gevels), dient een hogere waarde te worden vastgesteld.

Omdat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden dienen akoestische maatregelen en/of compenserende maatregelen, om het woonklimaat te verbeteren, te worden genomen. Voor het verkrijgen van hogere waarden is beschouwd of er maatregelen te treffen zijn waardoor deze geluidbelasting lager kan worden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen maatregelen aan de bron, maatregelen in de overdracht of maatregelen bij de ontvanger.

Het treffen van maatregelen aan de bron en/of in de overdracht zijn onvoldoende doelmatig om de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren appartementen te verlagen tot ten hoogste de voorkeursgrenswaarde.

Voor de appartementen die zijn gelegen binnen de zone van het voornoemde spoor en de wegen en respectievelijk een geluidbelasting hoger dan 55 dB en 48dB ondervinden is op 15 juni 2021 het besluit inzake het vaststellen van hogere waarden vanwege rail- en wegverkeerslawaai in de zin van de Wet geluidhinder met betrekking tot de appartementen gelegen binnen het plan Cascade aan de Stationsweg in Alkmaar vastgesteld. Het besluit is als Bijlage 6 bijgevoegd.

De hogere waarden zijn op basis van de algemene ontheffingsgrond ‘opvullen van een open plaats’ en de specifieke ontheffingsgrond ‘doelmatige akoestische afscherming’, zoals verwoord in het ‘Beleid hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Alkmaar 2016’, verleend.

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient overeenkomstig het Bouwbesluit rekening te worden gehouden met de vereiste waarde in geluidgevoelige ruimten van maximaal 33 dB ten gevolge van de cumulatieve geluidbelasting exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.

Programma Hoogfrequente Spoorvervoer (PHS)

Prorail treft voorbereidingen voor het realiseren van het Programma Hoogfrequente Spoorvervoer (PHS). Het doel is de dienstregeling, onder andere tussen Amsterdam en Alkmaar, te intensiveren. Dat leidt tot meer geluid rondom het spoor.

Prorail is gehouden aan zogenaamde geluidsproductieplafonds die vaak meer dan 10 jaar geleden zijn vastgelegd. Omdat treinen steeds stiller zijn geworden, zal in de veel gevallen het geluidsniveau niet hoger worden dan is toegestaan op basis van deze geluidsproductieplafonds. Zo ook voor het plan Cascade. Voor het plan is al rekening gehouden met de uitgangspunten voor deze geluidsproductieplafonds.

Om het extra treinmaterieel te kunnen opstellen worden extra opstelplaatsen gerealiseerd, onder andere in Heerhugowaard. Dit heeft extra treinverkeer tot gevolg tussen Alkmaar en Heerhugowaard.

Door dit extra treinverkeer is wat meer geluid te verwachten ter hoogte van de planlocatie, meer geluid dan de geluidsproductieplafonds toelaten. Prorail overweegt dan ook maatregelen om het geluidsniveau terug te brengen tot het geluidsproductieplafond.

Onderzocht wordt met name geluid dat afkomstig is van de brug bij de Helderseweg. Uit vooronderzoeken uitgevoerd in het kader van het PHS blijkt dat bij de planlocatie inclusief maatregelen geen toename van geluid is te verwachten. Overigens is zonder maatregelen de toename van geluid dusdanig klein (ordegrootte 0 – 0,5 dB) dat dit geen noemenswaardige negatieve gevolgen heeft voor de beoordeling van het plan en de getroffen maatregelen.

4.1.2 Trillingshinder (spoor)

Wet- en regelgeving
Door te bouwen naast het spoor bestaat er de mogelijkheid van hinderoverlast vanwege trillingen door treinverkeer. In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Het bestaande wet- en regelgevende kader biedt verschillende handvatten voor de omgang met trillingshinder bij nieuwbouw. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. Ondanks dat er geen sprake is wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen dient dit aspect wel te worden beoordeeld vanuit het wettelijke criterium van een 'goede ruimtelijke ordening'. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling.

Toetsing
In algemene zin geldt dat het moeilijk is om de te verwachten trillingsniveaus exact te bepalen omdat dit sterk afhankelijk is van de bodemweerstand, de constructies van de omliggende bebouwing en het gebruik van de spoorlijn. Voor de situatie in Alkmaar ter hoogte van het plangebied kan worden geconstateerd dat het beoogde bouwvoornemen direct naast het spoor met daarin wissels ligt. Over deze wissels komen en vertrekken de treinen van en naar station Alkmaar en worden ook via de wissels naar het juiste perron geleid. Ten noorden hiervan ligt het rangeerterrein. Het spoor direct aangrenzend aan het bouwplan leidt tot de spoorwegovergang van de Helderseweg en de stalen spoorbrug over het Noordhollands Kanaal. Over het spoor rijden zowel intercitytreinen als sprinters, in beide richtingen. Goederentreinen rijden normaliter niet over dit traject. In de huidige dienstregeling stoppen alle reizigerstreinen bij station Alkmaar.

Door M+P raadgevende ingenieurs is onderzoek naar trillingshinder op het bouwplan verricht. In 2018 is een indicatieve meting verricht (Bijlage 7). Gemeten is uitsluitend in de verticale richting en op meerdere punten op de kavel om te bepalen hoe de trillingsniveaus zich verhouden op de verschillende posities. Omdat is gebleken dat er sprake is van significante trillingsniveaus, is een aanvullende meting (Bijlage 8) uitgevoerd gedurende een week van maandag 16 september tot maandag 23 september 2019. Deze langere meetduur is in overeenstemming met de bepalingen uit de SBR richtlijn B1 hinder voor personen in gebouwen en de onlangs verschenen Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen2. De metingen zijn uitgewerkt conform de statistische methode3 zoals deze ook in de Beleidsregel trillingshinder spoor (BTS)4 wordt toegepast en volgens de SBR richtlijn B.

Het doel van het onderzoek is om het trillingsniveau vast te stellen dat als uitgangspunt dient voor de planregels in het bestemmingsplan. Er kan pas gebouwd worden indien bij de omgevingsvergunning aanvraag wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de richtwaarden van de SBR richtlijn deel B. Hiervoor zijn maatregelen nodig. Dit kunnen bijvoorbeeld maatregelen zijn in de overdracht of bij het gebouw. Deze maatregelen dienen nader uitgewerkt te worden.

1 SBR deel B, Hinder voor personen in gebouwen, meet- en beoordelingsrichtlijn, augustus 2002).

2 Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen, referentie 111016/19-007.368. MInW, mei 2019).

3 Memo Reparatie BTS, Kenmerk: LA.131001a.M04, Level Acoustics, 26 februari 2014).

4 Beleidsregel trillingshinder spoor, IENM/BSK-2012/5478, Staatscourant 2012 7532 tot en met de wijziging Staatscourant 2014 8251, 27 maart 2014.

Resultaten
Uit metingen ter plaatse van het maaiveld bij het bouwplan blijkt dat de grenswaarde voor hinder conform de SBR richtlijn deel B overschreden wordt. Er is een reductie nodig van 16,5 dB in de verticale richting en 14,7 dB in de horizontale waarbij de frequentiekarakteristiek uit tabel V in acht moet worden genomen.

Bij de nieuwbouw van woningen dient te worden voldaan aan de streefwaarden voor nieuwe situaties uit de SBR deel B. Hiervoor zijn speciale maatregelen nodig zoals het opnemen van veren of dempingsmateriaal tussen de fundering en hoofddraagconstructie. Met deze maatregelen zijn reducties mogelijk tot 20 dB, zodat in er in de woningen geen hinder van trillingen is. De maatregelen zijn in het bouwkundig ontwerp nader uitgewerkt. Hierbij moet bij het ontwerp worden gestuurd op een reductie tot het niveau van de onderste streefwaarde A1. Wij stellen voor om de streefwaarde voor bestaande woningen als grenswaarde (eis) voor de nieuwbouw te hanteren zoals te doen gebruikelijk is.

Door M+P is geadviseerd om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan trillingen door een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Dit betekent dat de woningen alleen mogen worden gebouwd wanneer een bepaald trillingsniveau niet wordt overschreden, al dan niet na het nemen van trillingsreducerende maatregelen. De geadviseerde voorwaardelijke verplichting (die qua formulering in meerdere plannen wordt toegepast) is opgenomen in de regels.

4.1.3 Beoordeling en conclusie

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat voor de aspecten geluid en trillingen niet voldaan kan worden aan de grenswaarden maar dat deze aspecten technisch, met te treffen maatregelen, op te lossen zijn. Een belangrijk uitgangspunt is dat de binnenniveaus voldoen en dat er voor de buitenruimte keuzes gemaakt worden. Gelet op de functie van het gebied als ontwikkellocatie voor wonen (zie onder andere paragraaf 2.2) is de ontwikkeling voor de leefbaarheid van Alkmaar, de directe omgeving van het plangebied en de ligging van Alkmaar in de Metropoolregio Amsterdam wenselijk. De beoogde ontwikkeling is aanvaardbaar.

4.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

Normstelling en beleid
Uit oogpunt van ruimtelijke ordening
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wro, geldt eveneens de noodzakelijkheid tot een voldoende ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Gebruik is gemaakt van het stappenplan en de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De grootste afstand is bepalend. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.

In de genoemde VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden. Bij het omgevingstype 'rustige woonwijk of rustig buitengebied' wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe mogen de aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2 et cetera).

Uit oogpunt van milieu
Bedrijvigheid in de directe omgeving van (recreatie)woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geluid, geur, stof, gevaar en dergelijke veroorzaken. Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder voor hindergevoelige functies, zoals woningen, zo veel mogelijk voorkomen.

Toetsing
De geldende bestemmingsplannen in het plangebied en omgeving vormen het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die zijn toegelaten. Op basis van deze plannen kan in planologisch-juridische zin ook worden nagegaan welke milieuhinderlijke bedrijvigheid in hoeverre is toegelaten. Vanwege het woningbouwplan dient hinder van bedrijven en voorzieningen rondom het plangebied te worden bestudeerd. Hiervoor wordt uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de VNG-publicatie ‘Bedrijven- en milieuzonering’ gehanteerd.

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende functies met daarbij behorende maximale richtafstanden gesitueerd zoals een spoorwegemplacementen (300 m), bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie A en B die staan vermeld in bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (50 m), bioscoop (30 m), casino (30 m), kantoorfuncties (10 m) en woningen. Omdat er sprake is van diverse functies naast het wonen kan gesteld worden dat er sprake is van een gemengd gebied. In de VNG-brochure is vermeld dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstand van 300 m wordt in een dergelijk geval 200 m, 50 m wordt 30 m en 30 m wordt 10 m (stap 1 uit de VNG-brochure). Aangenomen wordt namelijk dat een dergelijke omgeving al een hogere milieubelasting kent.

Inwaartse werking
Geluid
Indien de richtafstand niet wordt overschreden, is het plan inpasbaar. Op het spoorwegemplacement na zijn alle aanwezige functies op een grotere afstand gelegen dan de VNG-brochure voorschrijft in het geval van een gemengd gebied. De richtafstand voor geluid van spoorwegemplacementen bedraagt 200 meter voor gemengd gebied. Deze richtafstand wordt voor het gehele plangebied overschreden. Onderzoek naar geluidshinder vanwege het spoorwegemplacement is noodzakelijk omdat niet op voorhand kan worden gesteld dat voldaan wordt aan de waarden wat betreft de geluidsbelasting van stap 2 en/of 3 uit de VNG-brochure.

In de navolgende paragraaf is ingegaan op de uitgevoerde akoestische onderzoeken naar geluidshinder. Op deze plaats wordt hier derhalve naar verwezen. Gebleken is dat het plan zich op het gebied van geluid in de vierde stap van het stappenplan van de VNG Handreiking Bedrijven en Milieuzonering bevindt (zie Bijlage 4, paragraaf 3.3 en 3.4). Dit maakt de uitvoering van het plan zonder aanvullende maatregelen niet mogelijk en dient dit door het bevoegd gezag grondig onderbouwd te worden, zie het navolgende.

Leefomgevingskwaliteit
Doordat de projectlocatie pal naast het spoor gelegen is, vormen geluid en trillingen de belangrijkste aandachtspunten. Dit maakt uitvoering van het plan zonder aanvullende maatregelen niet zonder meer mogelijk. Naast het (technisch) mogelijk maken van de woonbestemming moet ook gemotiveerd worden dat er sprake is van een goede leefomgevingskwaliteit waarbij er sprake is van verblijfsvriendelijke (openbare) buitenruimtes. Het oplossen van het geluids- en trillingsvraagstuk gaat niet enkel over het technische aspect en het voldoen aan een norm maar ook over goede ruimtelijke ordening en de kwaliteit van het woon- en leefklimaat.

Uit paragraaf 2.2 blijkt dat er goede redenen zijn om dit gebouw op deze aangewezen ontwikkellocatie voor woningbouw te realiseren. Naast het treffen van maatregelen in de vorm van dove gevels is onderzocht of de hoge geluidswaarden voor de te realiseren appartementen een goed woon- en leefklimaat niet in de weg staan. Het plan Cascade wordt in de basis voorzien van hoogwaardige balansventilatie per appartement. Uiteraard moet spuien ook mogelijk zijn indien de situatie dit vereist. Door de hoge geluidsbelasting op de gevel is gekeken naar oplossingen die dit mogelijk maken zonder dat de bewoners hier hinder van ondervinden. Immers moet een goed woon- en leefklimaat hier geborgd worden. M+P heeft samen met de architect gekeken naar een oplossing die technisch sluitend is met respect voor het architectonisch ontwerp. Dit zijn de geluidsserres en geluidserkers geworden. Beide bestaan uit een dubbele gevel en zijn voorzien van een hoogwaardig geluidswerend rooster. In de basis wordt de frisse buitenlucht via dit rooster de serre/erker ingebracht. Het is aan de bewoner zelf om deze frisse lucht toe te laten tot de rest van het appartement. Verder bestaat er de mogelijkheid een deel van de erker/serre open te schuiven om het een volwaardige buitenruimte te laten zijn en te spuien. Los van de geluidswerende maatregel en de spuivoorziening hebben de serre en erker nog een bijkomend voordeel. Doordat deze volledig te sluiten zijn kan men hier het gehele jaar gebruik van maken, immers kan men zich volledig afsluiten van weersinvloeden. Kortom een passende oplossing voor deze situatie die recht doet aan de eisen en een goed woon en leefklimaat borgt.

Daarnaast is er een gezamenlijk dakterras die het mogelijk maakt om ook buiten te zitten op plekken die niet direct grenzen aan de spoorzone. Het gezamenlijke dakterras is aanvullend op de buitenruimte grenzend aan de woningen. Hier is ruimte voor ontmoeting en samenkomst tussen bewoners. Om het leefklimaat op het dakterras op het gewenste kwaliteitsniveau te brengen is er gekozen te werken met een scherm van glas en metselwerk, waarbij het metselwerk is bekleed met hoogwaardig groen. Het groen zorgt voor een hittestress reducerende werking, dempt geluid en draagt bij aan meer ruimtelijke kwaliteit.

Door deze extra technische oplossingen is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het binnenklimaat is prettig, de bewoners kunnen de woningen ventileren en er is een aangename buitenruimte aanwezig.

Visuele hinder
In de Bedrijven en milieuzonering komt visuele hinder ten gevolge van verlichting aan de orde aan de hand van indices. Het aspect visuele hinder in deze brochure is een grove, subjectieve indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Zo hebben hoge omvangrijke bedrijfsbouwwerken index 3 en kleine(re) kantoorgebouwen index 1. Bus- en treinstations kennen in de brochure een index 2. In de nabijheid van het plangebied liggen de opstelplaatsen en haltes van  het busstation. Op deze plaatsen staan de bussen met de voorzijde in de richting van het station. Lichtinval door op het emplacement rijdende bussen is derhalve niet aan de orde. Daarnaast wordt het emplacement verlicht door middel van enkele lichtmasten waarbij de lampen recht naar beneden zijn gericht op het busstation. Deze verlichting is dus niet op de planlocatie gericht. Van invallend licht in het voorgenomen appartementencomplex is daardoor geen sprake. Gesteld mag worden dat geen sprake is van visuele hinder.

Uitwaartse werking
Naast de invloed van de diverse functies in het plangebied op het planvoornemen moet ook beoordeeld worden of bestaande functies in de nabijheid van het planvoornemen niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden geschaad door de komst van het woongebouw. In onderhavig geval is dat het spooremplacement. In het kader van het geluidsonderzoek heeft overleg plaatsgevonden met Prorail (zie bijlage G in het akoestisch onderzoek (Bijlage 4). In het gespreksverslag staat het volgende;

"Prorail staat nieuwe woningen bij het emplacement toe-, mits de bedrijfsvoering niet in gevaar komt. Hiervoor staat de gemeente aan de lat. Prorail kan wel aangeven richting de gemeente bij een bestemmingsplanwijziging dat wanneer haar bedrijfsbelang wordt geschaad er maatregelen moeten worden genomen. Denk hierbij aan gevelmaatregelen of trillingsmaatregelen. Eventueel verhoogde geluidsniveaus bij nieuwe woningen moeten worden vastgelegd via ambtshalve opgelegd maatwerk. Prorail volgt daarbij het gestelde in het geluidsbeleid van de betreffende gemeente. Maatwerk tot 55 dB(A) is daarbij mogelijk, en als het nodig is tot 60 dB(A) ook nog wel. Mits e.e.a. goed wordt gemotiveerd en past binnen het beleid van de gemeente. De voorgestelde oplossingen met afsluitbare loggia's/balkons zijn toegelicht. Ook daar geldt weer: als de gemeente dit toestaat, gaat Prorail daarin mee".

Gelet op de uitgevoerde onderzoeken en de maatregelen die getroffen worden is er geen sprake van een belemmering van (toekomstige) activiteiten op het emplacement. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Conclusie
De overschrijding van geluid en trilling wordt veroorzaakt door railverkeer vanwege de ligging aan een doorgaand spoor en het spoorwegemplacement van Alkmaar Centraal Station. Door maatregelen te treffen (zie paragraaf 4.1) en de bovenstaande alinea's met betrekking tot leefomgevingskwaliteit is het plan in het kader van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen inpasbaar. Gelet op de functie van het gebied als ontwikkellocatie, de te realiseren woningmarktsegmenten, de wenselijkheid van de aanwezigheid van deze functie en de ambities van de gemeente Alkmaar, wordt de toekomstige ontwikkeling inclusief te treffen maatregelen voor de leefbaarheid van Alkmaar, de directe omgeving van de planlocatie en de woonkwaliteit. aanvaardbaar geacht.

 

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim; ook bekend als het Activiteitenbesluit).

Toetsing
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het planvoornemen van dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten (in dit geval risicobronnen) op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Een kaartfragment van de risicokaart is in de navolgende figuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0006.jpg"
Figuur 5. Kaartfragment risicokaart (bron: IPO, 2020)

Uit de studie naar risico's is gebleken dat in het plangebied en in de wijde omgeving hiervan geen risicobronnen aanwezig zijn die doorwerking in het voorliggende bestemmingsplan hebben. De meest nabijgelegen risicobronnen betreffen risicovolle inrichtingen ten noorden en ten oosten van het plangebied op ruim 500 m afstand. Overigens ligt het plangebied aan de Intercity-spoorlijn van Alkmaar. Dergelijke infrastructuur leidt tot risico's met betrekking tot verkeersongevallen ter plaatse van het spoor. Een dergelijk risico heeft derhalve geen betrekking op de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Verder dient daarbij opgemerkt te worden dat er geen sprake is van een relevant risico ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. In de gegevens van het Basisnet Spoor is hier namelijk geen melding van gemaakt. Een dergelijk risico is hier dan ook niet aan de orde.

Conclusie
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Normstelling en beleid
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Anderzijds betekent het dat onder meer inzicht verkregen moet worden in de benodigde financiële investering van saneringswerkzaamheden die mogelijk noodzakelijk zijn vanwege het plan.

Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen.

Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval. Voor te ontgraven en eventueel buiten een plangebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) een milieuhygiënische verklaring van de gronden noodzakelijk zijn (en deze is met bodemonderzoek te verkrijgen). Dit is echter sterk afhankelijk van de toepassingslocatie.

Toetsing
Omdat de woonfunctie een voor bodemverontreiniging gevoelige functie betreft, is inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit van een plangebied dan ook vereist. Op de bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat is in dat kader zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem in Nederland. Dit zogeheten bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die in het verleden zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Ook voor onverdachte terreinen geldt overigens dat bodemverontreiniging kan worden aangetroffen, omdat altijd activiteiten kunnen hebben plaatsgevonden die tot verontreiniging van de bodem hebben geleid en die thans niet bekend zijn. Het plangebied heeft in het verleden onderdeel uitgemaakt van bodemonderzoek in een breder kader te weten:

  • Oriënterend bodemonderzoek NS-emplacement te Alkmaar, Omegam, project 11051002, d.d. 05-06-2000.
  • Nader bodemonderzoek en asbestonderzoek; NS-emplacement Alkmaar - overige gevallen, CSO, projectcode 03.L176.20, rapportnummer 04.129, d.d. 17-06-2005.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0007.jpg"
Figuur 6. Kaartfragment bodemloket (bron: Rijkswaterstaat, 2020)

Uit de informatie van het bodemloket blijken thans de volgende onderzoeksrapporten, van recenter datum en meer concreet, ter plaatse van het plangebied bekend te zijn:

  • Verkennend bodemonderzoek 2 locaties op het NS-emplacement van Alkmaar; Locatie: Kwikfit en Heldersweg 16, CSO, projectcode 04.R321, d.d. 04-03-2005.
  • Nader onderzoek asbest Heldersweg 16 te Alkmaar, Grondslag, project 13605, d.d. 28-05-2008.
  • Meldingsformulier BUS saneringsplan, Grondslag, nummer onbekend, d.d. 09-06-2008.
  • Meldingsformulier BUS evaluatieverslag, Grondslag, 13605, d.d. 16-11-2009.

Op deze locatie heeft een bodemsanering plaatsgevonden van een verontreiniging met asbest in grond. De beschikking met de instemming van de uitgevoerde sanering is als Bijlage 9 bijgevoegd. Voor de rest blijkt uit eerder bodemonderzoek dat de locatie geschikt is voor het beoogd gebruik, wonen. De uitgevoerde onderzoeken zijn nog actueel, omdat het terrein vanaf 2010 tot heden afgedekt is geweest door stelconplaten. Het is niet aannemelijk dat er in de tussentijd nieuwe verontreinigingen bij zijn gekomen.

Conclusie
Vanuit het oogpunt van bodem bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • Woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen.
  • Projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.655 auto's dan wel 141 vrachtwagens per weekdagetmaal (grenswaarde in 2018 per 15-05-2018).

PM10 en PM2,5 zijn sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

Toetsing
Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van maximaal 87 woningen aan het plangebied. Hiermee valt het plan in de bovenstaande eerstgenoemde vrijstellingscategorie. Verder geldt dat een appartement tot een verkeersaantrekkende werking van hooguit zeven motorvoertuigbewegingen per etmaal leidt. In totaal zal de toevoeging van woningnieuwbouw aan het plangebied dan ook dagelijks maximaal 609 motorvoertuigbewegingen betreffen (zie 4.10).

Voor kleinere ruimtelijke- en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00180-0305_0008.png"
Figuur 7. NIBM tool

Conclusie
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.

4.6 Erfgoed

Wet- en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in het plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.6.1 Archeologie

Toetsing
Wat betreft archeologie is een archeologisch bureauonderzoek (Bijlage 10) uitgevoerd zodat meer inzicht wordt verkregen in de bodemopbouw en archeologische verwachting van het plangebied.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de diepere ondergrond van het plangebied bestaat uit fluviatiele afzettingen van de Formatie van Kreftenheye, gevormd tot in begin van het Holoceen, de huidige warme periode (vanaf 11.700 jaar geleden). Tot ongeveer 4300 jaar geleden heeft het plangebied vervolgens in zee gelegen, waarbij de top van de Formatie van Kreftenheye waarschijnlijk ook is geërodeerd, waarna de kust zich begon uit te bouwen. Ten zuidwesten van het plangebied is de strandwal van Alkmaar gevormd. Het plangebied zelf lag echter onder invloed van het Zeegat van Bergen, waardoor getijdenafzettingen zijn afgezet die worden gerekend tot de Laag van Bergen. Rond 3400 jaar geleden sloot het Zeegat van Bergen, waarna veen is gevormd. Dit veen is vanaf de Late Middeleeuwen als gevolg van veenontginningen en kustinbraken weer is geërodeerd. De top van de stratigrafie in het plangebied bestaat uit een ophoging met een geschatte dikte van 1.7-2.5 m, opgebracht tijdens de aanleg van de spoorlijn en de Stationsweg.

Op basis van de landschappelijke ligging en stratigrafie, in combinatie met de bekende archeologische en historische gegevens, kan de archeologische verwachting voor het plangebied gespecificeerd worden. Allereerst geldt er een lage verwachting op het aantreffen van resten van tijdelijke bewoning uit het Laat- Paleolithicum en Mesolithicum op de afzettingen van de Formatie van Kreftenheye. Dit niveau is gelegen op circa 31.9 m onder maaiveld (29.4 m –NAP). Voor het Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd geldt een lage verwachting op het aantreffen van sporen en resten van bewoning op de afzettingen van de Laag van Bergen. Voor de periode vanaf de Midden-Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen geldt slechts een zeer lage verwachting op het aantreffen van sporen en resten onder de ophoging. Er geldt ook slechts een lage verwachting op het aantreffen van sporen en resten van bewoning uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd onder de ophoging. Deze niveaus bevinden zich vanaf circa 1.7-2.5 m onder maaiveld (0.7-0.3 m NAP). Blijkens kaartmateriaal is pas in de tweede helft van de 20ste eeuw een klein gebouw aanwezig in het plangebied, die relatief recent moet zijn gesloopt. Resten van dit gebouw worden verwacht vanaf het maaiveld. Dit gebouw is te recent om als archeologische waarde te beschouwen.

Op basis van de lage verwachtingen voor het plangebied is het niet zinvol of noodzakelijk om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Dit komt ook overeen met de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Alkmaar, waar is gesteld dat het niet noodzakelijk is om archeologisch onderzoek uit te voeren bij bodemingrepen met een oppervlak kleiner dan 10.000 m2. Het plangebied overschrijdt deze grens niet. Om deze redenen wordt vrijgave geadviseerd voor de voorgenomen werkzaamheden.

Conclusie
Het planvoornemen van dit bestemmingsplan mag wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.

Nota bene
Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, dan dient daar conform de Erfgoedwet melding van te worden gemaakt. Dit kan bij de gemeente Alkmaar en de gemeentelijk archeoloog.

4.6.2 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid
Per 1 januari 2012 is in het kader van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in het Bro opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing
Als handreiking voor het onderzoek naar cultuurhistorie heeft de provincie Noord-Holland de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie met bijbehorende digitale informatiekaart beschikbaar gesteld. Voor het planvoornemen van dit bestemmingsplan is deze informatie geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen cultuurhistorische aspecten aanwezig zijn die mogelijkerwijs zouden moeten worden beschermd met dit bestemmingsplan.

Conclusie
Met het planvoornemen van dit bestemmingsplan worden geen onderkende cultuurhistorische waarden verstoord. Dit bestemmingsplan mag dan ook uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het cultuurhistorisch aspect.

4.7 Ecologie

Normstelling en beleid
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 01-01-2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.

Onderzoek
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot uit Alkmaar. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het gehele ecologisch onderzoek is als Bijlage 11 bij de voorliggende toelichting opgenomen. In het navolgende is volstaan met het overnemen van de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek.

Soortenbescherming

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieën, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen.
  • Gezien de uitgevoerde toetsing, zullen van de amfibieën en grondgebonden zoogdieren alleen 'vrijgestelde' soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte 'vrijgestelde' soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het voorliggende, besproken plan.
  • In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
  • Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door vogels met jaarrond beschermde nesten (huismus), wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Gebiedsbescherming en overige natuurwetgeving
Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden, is op voorhand uit te sluiten dat andere natuurwetgeving aan de orde is dan die hierboven beschreven bij de soortenbescherming.

Nota bene: zorgplicht
Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht (Wnb art 1.11). Teneinde de zorgplicht na te leven kunnen voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen worden gehanteerd:

  • Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kunnen gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Bij ecologisch gevoelige werkzaamheden kan zodanig worden gewerkt dat richting te behouden leefgebied van aanwezig fauna wordt gewerkt en dieren niet ingesloten raken en (meer) kans hebben te vluchten.
  • Bij de sloop- en bouwwerkzaamheden moet voorkomen worden dat 's nachts met sterke bouwverlichting wordt gewerkt.

Aanbevelingen ter bevordering van stadsnatuur
Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in de stad versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. Hiervoor zijn voor dit plan de volgende vrijblijvende aanbevelingen gedaan door Van der Goes en Groot:

  • Het plaatsen van vleermuiskasten of geschikt maken of open houden van spouwmuren van nieuwbouw voor vleermuizen.
  • Plaatsen van voorzieningen voor huismussen, spreeuwen en gierzwaluwen door middel van speciale dakpannen, vogelvides of inmetselstenen.
  • Beplanten en aanleggen van groenstructuren met inheemse soorten die insecten, vogels en vlinders kunnen aantrekken.

Bij de nadere uitwerking van de plannen onderzoekt de initiatiefnemer de mogelijkheden om op de platte daken en in de te planten bomen voorzieningen te treffen die tegemoet komen aan de aanbevelingen. Daarnaast zal de initiatiefnemer bij het beplanten en aanleggen van groenstructuren gebruikmaken van inheemse soorten die insecten, vogels en vlinders kunnen aantrekken.

Stikstof
Een AERIUS-berekening van de stikstofuitstoot van het planvoornemen moet uitwijzen of er negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden zullen optreden. Op basis daarvan kan worden bepaald of vervolgstappen nodig zijn, zoals het aanvragen van een vergunning van de Wnb. Op 23 november 2020 is de berekening stikstofdepositie voor het onderhavige project uitgevoerd (Bijlage 12). De berekening met AERIUS genereert een gml-bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen natuurgebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

Conclusie
Op grond van het voorgaande omschreven en uitgevoerde onderzoek naar ecologie en stikstof mag worden geconcludeerd dat het ecologisch- en stikstofaspect de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.8 Water

Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets als procesinstrument wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

In de ruimtelijke ordeningspraktijk is het doorlopen van de wettelijk verplichte 'watertoets' bij de betrokken waterbeheerder (in dit geval Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)) van belang. De watertoets wordt gezien als procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen in een vroegtijdig stadium aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit en kwantiteit van het water.
Om de wateraspecten van planvoornemens goed te beoordelen en mee te nemen, is de watertoets beschikbaar. Bij toename van verharding dient deze te worden doorlopen. Deze toets is tevens een middel om het waterschap op de hoogte te stellen van de op handen zijnde ontwikkeling en inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen die genomen dienen te worden. Het resultaat van deze toets is als Bijlage 13 opgenomen. De watertoets is op 20 juni 2019 ingediend.

Uit de toetsing komt naar voren dat de locatie is gelegen in de zonering regionale waterkering. Daarnaast neemt de verharding in het plan toe. Naar aanleiding van het ontvangen wateradvies heeft overleg plaatsgevonden met het HHNK. Er is een infiltratieadvies opgesteld en ter beoordeling voorgelegd aan het HHNK. Op 13 mei 2020 heeft het HHNK aangegeven in te kunnen stemmen met het voorstel tot het creëren van een ondergrondse waterberging middels infiltratiekratten conform het infiltratieadvies ´Nieuwbouw appartementengebouw Cascade aan de Stationsweg Alkmaar´ d.d. 24 april 2020, als aan de aandachtspunten onder paragraaf 3.5 van het infiltratieadvies voldaan kan worden. Aan deze aandachtspunten kan worden voldaan en deze worden bij de verdere planuitwerking meegenomen. Het infiltratieadvies is als Bijlage 14 opgenomen.

Daarnaast heeft overleg met HHNK plaatsgevonden omdat de globale contour van de nieuwbouw op circa 15 m is gelegen van de kernzone van de waterkering. Vanuit HHNK is aangegeven dat de locatie is aangemerkt als beschermingszone B van de regionale waterkering. Voor ontgravingen voor kelders en het plaatsen van bouwwerken geldt een vrijstelling van de vergunningplicht. Mocht er grondwateronttrekking nodig zijn dan dient dit bij HHNK te worden aangemeld. Voor de rest gelden er geen beperkingen vanuit het hoogheemraadschap.

Conclusie
Het aspect water staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Toetsing
In het plangebied kan sprake zijn van nutsinfrastructuur zijnde de gebruikelijke huisaansluitingen betreffende gas, water, elektriciteit, kabel en/of telecom. In en direct rondom het plangebied zijn echter geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering voor het planvoornemen zouden kunnen opleveren.

4.10 Parkeren en verkeerseffecten

Onderzoek parkeren
De Parkeernormennota Alkmaar 2017-2027 is gebaseerd op de landelijke parkeernormen van CROW, het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur, waarbij een flexibilisering van parkeernormen is doorgevoerd. De gemeente volgt onder meer in haar parkeernormennota de mate van verstedelijking zoals die door het CROW wordt aangegeven. De gemeente Alkmaar valt binnen de verstedelijkingsgraad 'sterk stedelijk'.

De binnenstad neemt een bijzondere positie in omdat dit gebied meer verstedelijkt is dan de rest van de gemeente en er zijn veel collectieve garages. Deze positie leidt tot lagere parkeernormen. Uit de nota valt af te leiden dat het voorliggende plangebied tot de Spoorbuurt wordt gerekend. In dit gebied is het parkeren gereguleerd. Voor de Spoorbuurt gelden, vanwege het karakter van de wijk en het relatief lage autobezit, eveneens als in de binnenstad lagere parkeernormen. Om tot de parkeerberekening te komen, zijn de volgende uitgangspunten relevant:

  • De parkeernormen zijn vraaggestuurd en bestaan uit een bandbreedte met een minimum- en maximumnorm. De initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling moet in beginsel voldoen aan minimumnormen, zodat parkeerproblemen niet worden afgewenteld op de omgeving. De ontwikkelaar is leidend in de keuze om meer ruimte voor het parkeren te bieden (het al dan niet leveren van extra kwaliteit van de ontwikkeling) en kiest in dat geval een getal tussen de minimum- en maximumnorm.
  • De landelijke richtlijn gaat verder uit van een gebruikersdeel en een bezoekersdeel. Gebruikers (bewoners) en bezoekers stellen namelijk verschillende eisen aan het parkeren.

In de onderstaande tabel zijn de parkeernormen vermeld die van toepassing zijn bij de realisatie van woningen. Bij een grotere woning is sprake van een grotere parkeerbehoefte.

  Eenheid   Centrum &
Spoorbuurt  
  Aandeel bezoekers   Aantal
woningen  
Parkeer-
balans  
Aandeel bezoe-
kers  
    min.   max.       min.   max.    
Woning klein (< 45 m2 bvo)   per woning   0,4   0,6   0,2   3   1,2   1,8   0,6  
Woning klein (45 - 75 m2 bvo)   per woning   0,6   0,8   0,3   60   36   48   18  
Woning (75 - 100 m2 bvo)   per woning   0,8   1,0   0,3   18   14,4   18   5,4  
Woning (100 - 125 m2 bvo)   per woning   0,9   1,1   0,3   3   2,7   3,3   0,9  
Woning groot (> 125 m2 bvo)   per woning   1,1   1,3   0,3   3   3,3   3,9   0,9  
Totaal (afgrond naar boven)           87   58   75   26  

Figuur 8. Parkeernormen gemeente Alkmaar voor woningen

In het plan moeten parkeerplaatsen worden voorzien voor 87 appartementen. Uit de parkeerbehoefte blijkt dat minimaal (= norm gemeente Alkmaar) 58 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Hiervan zijn 26 parkeerplaatsen bedoeld voor bezoekers. In de te realiseren parkeerkelder zijn 62 parkeerplaatsen voorzien. Het plan voorziet daarmee in de eigen parkeerbehoefte. Onderdeel van het parkeren is ook de inzet van deelauto's als extra aanvulling op de 58 benodigde parkeerplaatsen. De locatie is zodanig gelegen dat er sprake is van een optimale aansluiting op de looproutes naar het bus- en treinstation waardoor bezit van een eigen auto overbodig is. Voor wie nog wel een auto bezit is er ruimte in de overdekte parkeerfaciliteit onder het gebouw die tevens efficiënter wordt ingezet om parkeren op straat overdag te ondervangen. Door de samenwerking met Parkbee kunnen bewoners die in het bezit zijn van een ondergrondse parkeerplaats hun parkeerplaats ter beschikking stellen op momenten dat zij deze zelf niet gebruiken.

Onderzoek verkeersgeneratie
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten op de Stationsweg die aan de oostkant eindigt in een kruising met de Helderseweg, voorzien van een verkeersregelinstallatie. Met behulp van de CROW-publicatie Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, is de verkeersgeneratie berekend. Voor het gebiedstype 'schil' (in het als 'sterk stedelijk' aangemerkte Alkmaar) bedraagt de verkeersgeneratie afgrond minimaal 418 en maximaal 487 (zie de onderstaand figuur). Voorheen was er op deze locatie sprake van een openbaar betaald parkeerterrein met 60 parkeerplaatsen. Voor dergelijke terreinen bedraagt de verkeersgeneratie per parkeerplaats gemiddeld 10 ritten per etmaal. In de voorgaande situatie resulteerde dit in een verkeersgeneratie van 600 voertuigbewegingen. Het omliggende wegennet was voldoende in staat om dit aanbod van verkeer te kunnen verwerken. Nu er sprake is van afname van het aantal voertuigbewegingen per etmaal leidt het voorliggende plan niet tot capaciteitsproblemen voor het omliggende wegennet.

  Grootte   Aantal   Verk. gen. min   Verk. gen. max   Totaal min   Totaal max   Klasse  
Woning klein   < 45 m2   3   3,9   4,7   11,7   14,1   appartement goedkoop  
Woning klein   45 - 75 m2   60   4,7   5,5   282   330   appartement midden  
Woning   75 - 100 m2   18   4,7   5,5   84,6   99   appartement midden  
Woning   100 - 125 m2   3   6,4   7,2   19,2   21,6   appartement duur  
Woning   > 125 m2   3   6,4   7,2   19,2   21,6   appartement duur  
Totaal           417,6   486,3    

Figuur 9. Verkeersgeneratie plan Cascade

Conclusie
Het aspect parkeren en verkeerseffecten staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.11 M.e.r.-verantwoording

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken. Op het planvoornemen is categorie D11.2 van het Besluit m.e.r. betreffende stedelijke ontwikkeling van toepassing. De hiervoor geldende drempelwaarden worden evenwel niet overschreden met de in het plangebied beoogde activiteiten. Voor dit bestemmingsplan is daarom de vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Bij wetswijziging van het Besluit m.e.r. per 7 juli 2017 moet een particulier of ondernemer een vormvrije m.e.r.-beoordeling middels een aanmeldnotitie bij het bevoegd gezag aanvragen. Aan de hand hiervan wordt beoordeeld of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Door het bevoegd gezag, in deze de gemeente, zal op grond van de aanmeldnotitie binnen zes weken na indiening worden beslist of een milieueffectrapportage voor een planvoornemen moet worden opgesteld.

De initiatiefnemer heeft een aanmeldnotitie opgesteld (Bijlage 15). Gezien de kenmerken van de potentiële effecten van het voornemen in combinatie met de kenmerken/gevoeligheid van de omgeving waarin deze optreden, is de impact van het plan op het milieu gering te noemen. Het is dus niet noodzakelijk om een mer op te starten.

Op 30 maart 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar ingestemd met de conclusie uit de Aanmeldnotitie Cascade dat er door dit project geen sprake is van belangrijke nadelige effecten op het milieu en dat het niet nodig is een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling op te stellen voor het bestemmingsplan Cascade. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit is als Bijlage 16 bijgevoegd.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het plan voldoet aan de bepalingen van de Wro en de daaruit volgende aanvullende regelingen. De Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stellen de digitalisering van ruimtelijke plannen en besluiten volgens daartoe gestelde standaarden verplicht. Het Bro stelt verplicht dat een bestemmingsplan in digitale vorm volgens de RO-standaarden voor de digitalisering wordt vastgesteld en dat daarvan tevens een analoge verbeelding wordt vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, en er is tevens een digitaal plan.

5.2 Regels

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken.

In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten, die zijn opgenomen in de regels, dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, dat niet op een bepaalde bestemming betrekking heeft, maar voor het gehele bestemmingsplan geldt.

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel zijn opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is hierbij een vaste volgorde aangehouden.

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving.
  • Bouwregels.
  • Nadere eisen.
  • Afwijken van de bouwregels.
  • Specifieke gebruiksregels.
  • Afwijken van de gebruiksregels.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In een aantal gevallen is een afwijking van de regels in de eerder genoemde leden mogelijk, in sommige gevallen is dit slechts mogelijk na afwijking.

In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de bestemmingsomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

In dit bestemmingsplan is de enkelbestemming Wonen - Appartementengebouw en de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen, conform de gemeentelijke systematiek. In de navolgende paragrafen is nader ingegaan op de opgenomen bestemmingen.

5.3.1 Wonen - Appartementengebouw

Binnen deze bestemming zijn de te realiseren woongebouwen met daarbij behorende voorzieningen en maatregelen met betrekking tot geluidshinder en trillingshinder geregeld. Daarnaast is geregeld dat parkeren alleen mag op gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', waarbij het gaat om ondergrondse parkeervoorzieningen, en dat laden en lossen is aangemerkt als specifiek gebruik van de gronden.

Tot slot wordt opgemerkt dat deze bestemming ook een voorwaardelijke verplichting bevat, Deze voorwaardelijke verplichting is een uitwerking van de benodigde garanties en maatregelen op het gebied van geluid. Zie hiervoor ook paragraaf 4.1.1 (Geluidhinder (spoor en weg)). De regels van deze bestemming schrijven voor dat:

"Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en kwantitatieve en kwalitatieve instandhouding van dove gevels aan de noordelijke en westelijke zijde en een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' van de ter plaatse aanwezige hoofdgebouwen teneinde te komen tot een goed woon- en leefklimaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, met dien verstande dat maatregelen mogelijk zijn die een onderbreking vormen van de dove gevels indien deze overeenkomen met de in Bijlage 1 (Akoestisch onderzoek) en Bijlage 2 (Onderzoek geluidswering gevel) bij deze regels bedoelde maatregelen."

Daarbij de opmerking dat de bij de regels opgenomen bijlagen indentiek zijn aan Bijlage 4 (Akoestisch onderzoek) en Bijlage 5 (Onderzoek geluidswering gevel) bij de toelichting.

5.3.2 Waterstaat - Waterkering

In het uiterste oostelijke deel van het plangebied is een strook ten behoeve van de regionale waterkering langs het Noordhollands Kanaal aanwezig. Ter plaatse is vanuit het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering van toepassing die in het voorgaande bestemmingsplan wordt gecontinueerd. Deze dubbelbestemming, die over de onderliggende enkelbestemming heen ligt, is bedoeld voor de bescherming van de waterkerende werken ter plaatse. De waterbouwkundige doeleinden beslaan het feitelijke tracé van de waterkering.

5.4 Overige regels (parkeerbepaling)

De stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen zijn sinds 29 november 2014 niet meer van toepassing op nieuw vast te stellen bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan zal daarom nu zelf moeten voorzien in parkeerregels. In dit bestemmingsplan is daarom in de algemene regels een regeling opgenomen om de parkeerbehoefte te kunnen sturen. Deze regels sluiten op grote lijnen aan bij wat eerder was opgenomen in artikel 2.5.30 van de gemeentelijke Bouwverordening.

De vraag hoe bepaald wordt of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt beantwoord in de CROW-publicatie waarin de parkeercijfers zijn vermeld (ten tijde van de opstelling van dit plan is dat publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). De gemeente Alkmaar heeft de parkeernormen enigszins genuanceerd en maakt onderscheid in verschillende gebieden afhankelijk van de mate van verstedelijking. Het plangebied is daarbij ingedeeld binnen het gebied 'Schil' waar een hoge verstedelijkingsgraad geldt.

Door middel van de gemeentelijke parkeernormen in combinatie met de CROW-normen wordt een duidelijk en actueel houvast geboden voor het beoordelen van aanvragen van een omgevingsvergunning. Momenteel is de Parkeernormennota Alkmaar 2017-2027 het meest recent. Met de opgenomen algemene regel wordt gewaarborgd dat het planvoornemen wordt getoetst en voldoet aan de meest actuele parkeernormen.

5.5 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase
De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overlegreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Tijdens de planvorming op 28 februari 2019 is de omgeving geïnformeerd over de plannen. De conclusie van deze avond was dat het plan en het ontwerp van het gebouw positief zijn ontvangen. Over het algemeen werd aangegeven dat het ontwerp goed aansluit op de omgeving en de omwonenden zijn blij met de kwaliteitsverbetering op deze plek. Uit de gehouden bewonersparticipatie met de omgeving blijkt dat er geen belemmeringen zijn om het plan verder tot uitvoering te brengen.

Terinzageleggingsfase
Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant, het Gemeenteblad en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Dit gebeurt als volgt:

  • Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen, of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging zes weken na vaststelling.
  • Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT, wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk twee weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk twee weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

5.6 Coördinatieregeling

Op het voorliggende bestemmingsplan en op de omgevingsvergunning voor de bouw van het plan Cascade, is door de gemeenteraad van Alkmaar op 27 februari 2020 de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard.

Artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening stelt twee eisen aan de toepassing van de coördinatieregeling. Het moet gaan om de verwezenlijking van gemeentelijk beleid en het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Coördinatie is alleen toegestaan wanneer een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan voorkomen, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging - het bestemmingsplan - als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen. Daarmee is de samenhang tussen de besluiten maximaal zichtbaar.

Het voorliggende plan voldoet aan de wettelijke eisen om de coördinatieregeling te kunnen toepassen. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt naar verwachting voor tijdwinst, lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Grondexploitatiewet stelt als onderdeel van de Wro een gegarandeerd kostenverhaal als eis aan bestemmingsplannen. Daarom maakt een zogenaamd exploitatieplan verplicht onderdeel uit van het bestemmingsplan, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd.

De gemeente gaat de locatie niet zelf ontwikkelen of bouw- en woonrijp maken. De voorgenomen nieuwbouw, waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld, berust op particulier initiatief. Voor de locatie wordt de ontwikkeling volledig bij de ontwikkelende partij neergelegd.

De gemeente heeft met de ontwikkelende partij een anterieure overeenkomst gesloten, waarin in ieder geval het verhaal van planschade is geregeld. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd. Op grond van het voorgaande wordt het plan derhalve economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatie

Voor project Cascade is begin 2019 aangevangen met de participatie nadat het eerste initiatief was afgerond. Op 28 februari 2019 is de omgeving geïnformeerd over de plannen. De conclusie van deze avond was dat het plan en het ontwerp van het gebouw positief zijn ontvangen. Over het algemeen werd aangegeven dat het ontwerp goed aansluit op de omgeving en de omwonenden zijn blij met de kwaliteitsverbetering op deze plek. Uit de gehouden bewonersparticipatie met de omgeving blijkt dat er geen belemmeringen zijn om het plan verder tot uitvoering te brengen.

Doordat er een transitieperiode heeft plaatsgevonden voor het project, van Bot Bouw naar de vof Horizon, is er in die periode niet actief naar buiten toe getreden. Vanaf september 2019 is Timpaan, vanuit de vof Horizon, als ontwikkelaar betrokken en is het plan verder in de steigers gezet. Na intensief overleg met de gemeente, overlegpartners en het projectteam is het plan naar een DO-status gebracht. Tevens is het ruimtelijk kader in maart 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Alkmaar. Er wordt geopteerd voor de coördinatieprocedure. Nu het plan DO gereed is en het bestemmingsplan voor 95% gereed is dient de omgeving te worden geconsulteerd. Dit wordt tweeledig ingestoken. Door enerzijds het voorontwerp bestemmingsplan en ten tweede een dialoogronde met de directe belanghebbenden.

Afbakening belanghebbenden/stakeholders

In overeenstemming met de projectleiders van de gemeente is de scope afgestemd waarbinnen de uitnodigingen per brief verspreid zou worden. De scope is gelijk aan die van de informatieavond van 28 februari 2019, te weten:

  • Deel van de Stationsweg, vanaf hoek Helderseweg t/m Stationsstraat;
  • De gehele Stationsstraat;
  • Deel van de Snaarmanslaan, vanaf de Helderseweg t/m de kruising met de Stationsstraat;
  • De gehele Kinheimstraat;
  • Deel van de Gashouderstraat, vanaf de Snaarmanslaan t/m Stationsstraat.

In totaal zijn er circa 200 brieven gepost. Uiteindelijk is de uitnodiging ook nog via het gemeentelijk mediakanaal rondgestuurd.

Wijze van participeren

Gezien de recente ontwikkeling omtrent het Covid-19 virus was een lijfelijke bijeenkomst onmogelijk. Een digitale bijeenkomst bood hierop een passend alternatief. Om de digitale bijeenkomst in goede banen te leiden is het plan via een webinar het plan interactief gepresenteerd. Dit platform biedt de mogelijkheid om direct te communiceren met de genodigden middels een ingebouwde chatfunctie. Op donderdag 15 oktober 2020 is een succesvolle webinar gehouden.

Uitkomst participatie

Voor de bijeenkomst hadden zich uiteindelijk 19 mensen online aangemeld. In totaal hebben daadwerkelijk 14 mensen de bijeenkomst bijgewoond. Gedurende de presentatie zijn er totaal 10 vragen gesteld. De gestelde vragen hadden betrekking op de punten:

  • 1. Parkeren 3x
  • 2. Invulling openbare ruimte / groen 3x
  • 3. Ander soortige vragen 4x

Gezien het beperkt aantal vragen kan worden geconcludeerd dat de presentatie helder en duidelijk was. Alle vragen zijn zoveel en snel als mogelijk beantwoord. Op drie vragen is later terug gekomen. Zoals bijvoorbeeld de vraag die betrekking heeft op of de toekomstige bewoners straks ook een parkeervergunning kunnen aanvragen zodat zij hun auto buiten het complex kunnen stallen. Deze vraag is op 6 november 2020, na overleg met de gemeente, beantwoordt. De gestelde vragen en de beantwoording van deze vragen zijn opgenomen in Bijlage 17.

Vervolg

Bij de afsluiting van de webinar is aangegeven dat de presentatie en de Q&A op de website zijn terug te vinden. Op 21 oktober 2020 is er een mail uit gegaan naar alle ingeschrevenen van de webinar waarin de link naar de website is kenbaar gemaakt voor het bekijken van de zonstudie en het terug kijken van de webinar. Verder is duidelijk aangegeven dat voor de start van de ruimtelijke procedure er een nieuwsbrief wordt gestuurd. Hierin wordt stilgestaan bij planning van het plan en in hoeverre en hoe men als belanghebbende bezwaar kan maken tegen het plan.

6.2.2 Wettelijk vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Bro verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Facultatief kan overleg worden gevoerd met ander maatschappelijke organisaties. Dit overleg is vormvrij en de betreffende instanties kunnen ook aangeven wanneer overleg niet nodig is. Het bestemmingsplan is aan de overlegpartners toegezonden.

Prorail

Planregels dove gevels

Prorail meent dat de tekst in de toelichting niet overeenkomt met de voorwaardelijk verplichting in de planregels. In de planregels wordt namelijk gesproken over dove gevels aan de noordelijke en westelijke zijde van het nieuwe gebouw, terwijl de toelichting op het bestemmingsplan aangeeft dat de dove geval aan de noordzijde van het gebouw onderbroken kan worden door een afschermende voorziening.

Gemeentelijke beantwoording

Het belang van Prorail is gelegen in het voorkomen van geluidsoverlast van de spoorbaan en het emplacement welke beide dichtbij gelegen zijn, omdat overlast bij toekomstige bewoners kan leiden tot een beperking in de bedrijfsvoering.

Geluid van het doorgaande spoor voldoet in alle gevallen aan de maximale ontheffingswaarde en het bouwplan bevat aan de spoorzijde dove gevels om het geluid van het emplacement te dempen. Een dove gevel is traditioneel gezien een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een voorgeschreven geluidwering. In de gewijzigde Wet geluidhinder mag de dove gevel wel te openen delen hebben mits deze niet direct grenzen aan geluidgevoelige ruimtes.

Bij het ontwerpen van Cascade zijn de ontwikkelaar en architect van deze mogelijkheden om een leefbaar appartementengebouw te maken. Als het geluidswerende effect van de afschermende voorzieningen gelijk is aan een dove gevel is in principe voor Prorail niet relevant of er ter plaatse sprake is van een dove gevel of een vervangende voorziening.

Uit de uitgevoerde geluidsonderzoeken blijkt dat door maatregelen te treffen voldaan kan worden aan de grenswaarden en de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar is en aan het geluidsbeleid van de gemeente Alkmaar kan worden voldaan.

In het ontwerpbestemmingsplan Cascade zal de tekst van de planregels aangepast worden zodat deze aansluit bij de toelichting op het bestemmingsplan. In de voorwaardelijk verplichting zoals opgenomen in artikel 3.4.2 van de Planregels zal de mogelijkheid van een afschermende voorziening opgenomen worden. De Nota van beantwoording voorontwerpreacties is als Bijlage 17 bijgevoegd.

6.2.3 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Cascade Alkmaar” heeft van donderdag 24 september 2020 tot en met woensdag 4 november 2020 voor inspraak ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan in te dienen. Tijdens deze inspraakperiode zijn er, naast de gestelde vragen tijdens het webinar (zie 6.2.1) geen inspraakreacties ingediend. De Nota van beantwoording voorontwerpreacties is als Bijlage 17 bijgevoegd.

6.2.4 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan wordt na behandeling van de ingekomen overleg- en inspraakreacties ter visie gelegd. Binnen de termijn van tervisielegging kunnen belanghebbenden zienswijzen op het plan naar voren brengen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ingevolge de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 8 april tot en met 19 mei 2021 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een zienswijze indienen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend.

De zienswijzen zijn ontvankelijk. De ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke reactie / beantwoording daarop zijn opgenomen in de Nota beantwoording zienswijzen (Bijlage 18).

Een van de zienswijzen heeft aanleiding gegeven om het plan aan te passen. Het begrip 'Wonen' is toegevoegd aan de begripsbepalingen.

6.2.5 Vaststelling

De gemeenteraad van Alkmaar heeft het bestemmingsplan, met inachtneming van de ingekomen zienswijzen, op 8 juli 2021 gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit, dat zes weken ter inzage komt te liggen, is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd. Het raadsvoorstel en -besluit zijn als Bijlage 19 bijgevoegd.