direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noordhollands Kanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00119-0305

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Alkmaar heeft in 2012 het bestemmingsplan Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp opgesteld, welke op 16 mei 2013 gewijzigd is vastgesteld. Oorspronkelijk was een deel van het Noordhollands Kanaal en de daarin gelegen woonschepen onderdeel van dat bestemmingsplan. Gedurende het bestemmingsplanproces zijn zowel het Noordhollands Kanaal als de woonarken en woonschepen uit het bestemmingsplan 'Overdie, Omval en Oudorp' gehaald.

De raad van Alkmaar heeft op 16 mei 2013 een motie aangenomen waarin het College is gevraagd woonbotenbeleid op te stellen. Dit beleid is inmiddels vastgesteld (13 februari 2014). In deze nota wordt aangegeven dat een aantal gebieden met woonboten (vanaf de nota vallen onder dit begrip zowel woonschepen als woonarken) juridisch planologisch zijn geregeld in een bestemmingsplan. Dit geldt nog niet voor de woonboten die in (een deel van) het Noordhollands Kanaal liggen. Om die reden is onderhavig bestemmingsplan 'Noordhollands Kanaal' opgesteld.

1.2 Het plangebied

Het bestemmingsplan 'Noordhollands Kanaal' vervangt (gedeeltelijk) de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen 'Bedrijventerrein Overdie', vastgesteld door de Raad op 22-2-01 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18-9-01, 'Bedrijventerrein Laanenderweg', vastgesteld door de Raad op 20-6-88 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1-7-88', 'Bedrijventerrein Boekelermeer', vastgesteld door de Raad op 7-11-89 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5-6-90, 'Bp Boekelermeer-Zuid (part. herz.)', vastgesteld door de Raad op 3-11-97 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 16-6-98, 'Boekelermeer Zuid 2', vastgesteld door de Raad op 31-10-02 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 17-6-03, 'Overdie, Omval en Bedrijventerrein Oudorp', vastgesteld door de Raad op 16-5-13, 'Schelphoek-zuid', vastgesteld door de Raad op 01-12-11, de 'Bouwverordening' op enkele kleine locaties en het 'Inpassingsplan Gasopslag Bergermeer'.

Het plangebied 'Noordhollands Kanaal' bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de bestaande woonboten in de Baansingel;
  • van Voormeer nummer 5 tot en met Zeglis 84, de zuidelijke helft van het kanaal;
  • vanaf Bestevaerstraat nummer 2 en ten zuiden van de Kraspolderbrug, het hele kanaal tot aan de gemeentegrens met Castricum en de huidige gemeente Schermer.

Het gebied bestaat uit het zuidelijk deel van het Noordhollands Kanaal, het zuidelijk deel van het kanaal Alkmaar-Kolhorn, de Baansingel en een klein deel van de oeverstrook nabij bestaande woonboten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0001.png"  
Ligging woonboten  

1.3 Doel bestemmingsplan

Doel van het bestemmingsplan is het bieden van een centrale en eenduidige planologisch juridische regeling voor woonboten. Dit in overeenstemming met de uit de Wet ruimtelijke ordening voortvloeiende verplichtingen. Tevens dient het plan uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn.

Voortkomend uit de Nota Woonbotenbeleid is het bestemmingsplan conserverend van aard. Het beleidsmatige doel van het bestemmingsplan is om een actueel beheerskader te bieden voor de bestaande situatie. Daarbij zal het bestemmingsplan dienst doen als toetsingskader voor ligplaatsen voor woonboten en eventuele mogelijkheden van oevergebruik.

Het bestemmingsplan beoogt, rekening houdend met de specifieke ruimtelijke kernkwaliteiten, een passende planologische regeling te vinden voor bestaande functies. Woonschepen worden met onderhavig plan planologisch vastgelegd, waardoor er een planologisch recht ontstaat. Door recente jurisprudentie is vast komen te staan dat woonboten in veel gevallen als bouwwerken kunnen worden betiteld, waardoor deze ook aan een bestemmingsplan kunnen worden getoetst qua gebruik en omvang van het object. Uitgangspunt is deze rechten daadwerkelijk conserverend te hebben verankerd met onderhavig plan, zodat toekomstige (ongewenste) ontwikkelingen worden tegengegaan en de kwaliteit van het wonen in woonboten wordt bestendigd.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting worden de relevante Rijks, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders beschreven. In hoofdstuk 3 volgt na een kort historisch overzicht een verantwoording van de gewenste en mogelijke ontwikkelingen ten aanzien van het woonbotenbeleid. De belangrijkste functies worden afzonderlijk belicht.

Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de mogelijkheden die het plan biedt. In hoofdstuk 5 is een toelichting gegeven op de opzet van de planregels, welke in samenhang met de verbeelding het juridische bestemmingsplan vormen. Tot slot is in hoofdstuk 6 uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen, verdeeld in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
    • a. het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
    • b. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Hieronder zijn deze weergegeven:

  • 1. een excellent ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
    • a. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
    • b. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
    • c. efficiënt gebruik van de ondergrond;
    • d. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
    • e. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
    • f. het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
    • g. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
    • h. ruimte voor waterveiligheid en duurzame zoetwatervoorzieningen en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
    • i. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
    • j. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
    • k. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
    • l. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Hiermee vormt het geen belemmering voor het creëren van een excellente ruimtelijk-economische structuur.

Daarnaast wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met diverse milieuaspecten, de externe veiligheid, het regionale watersysteem en de cultuurhistorie. Er wordt derhalve voldaan aan het beleid zoals gesteld in de Structuurvisie.

Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Barro. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Conclusie
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.

Nota Mensen, wonen en wensen
In deze nota heeft het kabinet in november 2000 haar visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. Ten aanzien van het wonen dienen de kwaliteit en de keuzevrijheid centraal te staan.

De vijf kernopgaven van het beleid zijn:

  • a. Vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving.
  • b. Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities.
  • c. Bevorderen van wonen en zorg op maat.
  • d. Verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit.
  • e. Tegemoet komen aan de groene woonwensen.

Ten aanzien van het bevorderen van wonen en zorg op maat is opgemerkt dat de keuzevrijheid verder vergroot wordt door het verbeteren en vergroten van het aanbod van woningen die geschikt zijn voor zorgbehoevenden. Dit aanbod dreigt in de nabije toekomst af te nemen door de herstructurering van de naoorlogse wijken. Om dit op te vangen, wil het kabinet met gemeenten, provincies en woningcorporaties concrete afspraken maken over de aantallen te bouwen levensloopbestendige en toegankelijke woningen en over de aanpassingen in de bestaande woningvoorraad. Van groot belang is ook de nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen in de wijk. Gemeenten moeten daarop nadrukkelijk letten bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Een concentratie van voorzieningen als kinderopvang, scholen, gezondheidscentra en welzijnsvoorzieningen biedt zowel zorgbehoevenden als hun verzorgers uitkomst. Dat geldt ook voor ouders die werk en de zorgtaak voor hun kinderen willen combineren.

Het verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit is nodig om de stad weer aantrekkelijk te maken om in te wonen. Het kabinet heeft een visie op de totale bouwopgave, die nodig is om de gewenste woonkwaliteit in de steden tot stand te brengen. Daarbij gaat het vooral om een transformatie-opgave, waarbij de stedelijke buiten-centrum milieus worden getransformeerd in centrum-stedelijke milieus en/of groen-stedelijke milieus.

Conclusie
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en gaat uit van de bestaande situatie. De regelgeving in het bestemmingsplan geeft uitdrukkelijk uitwerking aan het beleid om de kwaliteit van de bestaande voorraad te verbeteren. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de nota.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Provinciale Structuurvisie

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) schrijft de provincies voor bij verordening te regelen dat zorgvuldig wordt omgegaan met de mogelijkheden van nieuwe vormen van verstedelijking, waaronder nieuwe woningbouw buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

De provincie heeft op 21 juni 2010 de structuurvisie en de provinciaal ruimtelijke verordening vastgesteld als vervanging van de twee streekplannen Noord-Holland Zuid en het Ontwikkelingsbeeld (streekplan) Noord-Holland Noord. In de Structuurvisie is het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord. De Structuurvisie gaat onder meer in op klimaatbestendigheid, de ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad en duurzaam ruimtegebruik.

Het ruimtelijke beleid van de provincie maakt onderscheid tussen stedelijk gebied en bestaand bebouwd gebied (BBG) enerzijds en gebieden buiten bestaand bebouwd gebied (BBBG) anderzijds. Het beleidsmatige uitgangspunt voor stedelijk gebied is innovatief ruimtegebruik, intensiveren, herstructureren, kwaliteitsverbetering en kennisintensieve en creatieve milieus. Het uitgangspunt voor gebieden buiten bestaand bebouwd gebied is de mogelijkheden voor nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen te beperken ten behoeve van een zorgvuldig ruimtegebruik en, in het geval deze ontwikkelingen niet binnen bestaand bebouwd gebied kunnen worden gerealiseerd, te verbinden aan voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit. De doelstelling daarbij is om de kernkwaliteiten van landschap en dorpsstructuren (waardevolle dorpsranden, kenmerkende bebouwingskarakteristieken, verkavelingen en lintstructuren) te behouden of te versterken. Wat onder kernkwaliteiten moet worden verstaan is vastgelegd in de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0002.png"  
Bestaand bebouwd gebied (BBG)  

Het plangebied van dit bestemmingsplan is voor het overgrote deel aangewezen als stedelijk gebied, te weten 'Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen Bestaand Bebouwd Gebied'. Een deel van het plangebied gelegen ten zuiden van de Leeghwaterbrug valt buiten het op de kaart aangewezen bestaand Bebouwd Gebied. Deze woonboten hebben echter een legale status en vallen daarmee onder de definitie van Bestaand Bebouwd Gebied.

2.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening

In de provinciale ruimtelijke verordening is het ruimtelijke beleid in regels vertaald. Het betreft regels omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Onderwerpen van provinciaal belang zijn onder meer volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen, grootschalige (perifere) detailhandel, locaties voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen bestaand bebouwd gebied, het bouwen van woningen of bedrijventerrein in landelijk gebied, 'groene ruimten' zoals nationale landschappen en rijksbufferzones, 'blauwe ruimten' zoals waterkeringen en energie (zoals de bouw van windmolens).

Voor zover deze onderwerpen aan de orde zijn dienen nut en noodzaak en ruimtelijke kwaliteit van de beoogde ontwikkeling aangetoond te worden. In artikel 15 van de verordening zijn daartoe de elementen aangegeven die in een toelichting bij het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing van een ander planologisch besluit moeten worden verantwoord.

Voor Alkmaar zijn hoofdzakelijk de regels in de verordening met betrekking tot het bestaand bebouwd gebied en de regionale waterkering van belang. Het gaat dan vooral om regels voor de aanwijzing van het bestaand bebouwd gebied (hoofdstuk 3) en de regels met betrekking tot de waterkeringen.

Regionale waterkering Artikel 30 lid 1 PVRS
'Voor zover een bestemmingsplan mede betrekking heeft op regionale waterkeringen, voorziet het bestemmingsplan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels en voorziet het bestemmingsplan tevens in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkeringen opdat reconstructies van de waterkeringen niet onmogelijk worden gemaakt.'

Conclusie
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en regelt de reeds aanwezige woonfunctie van de ligplaatsen voor woonboten. De ligplaatsen vallen daarmee binnen 'Bestaand Bebouwd Gebied'.
Voor de regionale Waterkering is een regeling opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie. Hiermee is het bestemmingsplan niet in strijd met de provinciale verordening.

2.3 Sectoren van Rijks- en provinciaal overheidsbeleid

2.3.1 Milieu

Nationaal Milieubeleidsplan 4
In de kabinetsnota Nationaal Milieubeleidsplan 4 uit 2001 wordt het milieubeleid uiteengezet. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen.

Volgens het NMP4 moet het lukken binnen dertig jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) signaleert een aantal knelpunten waar nog niet kan worden voldaan aan de minimale milieukwaliteitcondities. Daarom krijgt het stedelijk gebied in het NMP4 extra aandacht. Het gaat om gezondheidsrisico's door luchtvervuiling (NO2 en fijn stof), geluidhinder of te grote risico's op calamiteiten. Volgens het NMP4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen, die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bewoning, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Om de milieukwaliteit van de stad te vergroten moeten lawaai, lucht, bodem- en (grond)waterverontreiniging worden aangepakt.

Conclusie
Het NMP4 heeft geen consequenties voor de vormgeving dan wel regelgeving van onderhavig bestemmingsplan.

2.3.2 Water

Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de woonschepenbeheerplannen. Als bijlage bij het Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.

Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van het bestaande openbare groen en water. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie juridisch planologisch vast en maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zijn daarom, als gevolg van het bestemmingsplan, geen (negatieve) effecten op de waterhuishouding te verwachten. De watergerelateerde aspecten worden in de waterparagraaf behandeld. Het bestemmingsplan wordt in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening aan de waterbeheerder voorgelegd.

Keur Hollands Noorderkwartier
De Keur is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 meter en 2 meter ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen. Voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd. Per 18 november 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. Een nieuwe keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en de daarmee samenhangende Algemene- en Beleidsregels 2009 maken het mogelijk dat het hoogheemraadschap van Hollands Noorderkwartier haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken.


Alle beleidsregels zijn van belang voor handelingen nabij oppervlaktewateren. Ten aanzien van woonboten is Beleidsregel 4.1 van belang.

Waterstaatswerken en Beschermingszone (beleidsregel 4.1)
Voor de gronden die als zodanig zijn aangewezen in de legger van het hoogheemraadschap geldt een beschermingszone. Binnen deze zone gelden geboden en verboden ten aanzien van handelingen in, op, boven of nabij de oppervlaktewateren. De woonschepen zijn veelal deels in deze zone gelegen. Voorafgaand aan het formele vooroverleg met instanties zal in overleg getreden worden met het Hoogheemraadschap. In overleg zal bepaald worden welke maatregelen noodzakelijk zijn.

Verder wordt opgemerkt dat ten behoeve van het innemen van een ligplaats een vergunning nodig is van het hoogheemraadschap. De bewoner of eigenaar van een woonboot zal deze moeten aanvragen. Het feit dat de ligplaats is opgenomen in een bestemmingsplan is niet voldoende.


Waterbeheersplan 4 2010-2015
Op 18 november2009 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 van door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vastgesteld (Planperiode 2010-2015). Het Waterbeheerplan van Hollands Noorderkwartier geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode (2010-2015) zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De 4 hoofddoelen zijn:

  • 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
  • 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden;
  • 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
  • 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

Conclusie
In het plan is de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' opgenomen om de belangen van de waterkeringen goed te waarborgen.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Wonen

Nota Woonbotenbeleid
Op 3 februari 2014 is de Nota Woonbotenbeleid vastgesteld door de gemeenteraad van Alkmaar, dit in navolging op de motie voor het opstellen van woonbotenbeleid die op 16 mei 2013 werd aangenomen.

In de Nota Woonbotenbeleid wordt aangegeven dat gebieden met woonboten die in (een deel van) het Noordhollands Kanaal liggen juridisch planologisch worden geregeld in een bestemmingsplan. In onderhavig bestemmingsplan wordt geregeld waar en hoeveel ligplaatsen voor woonboten zijn toegestaan. Daarbij is een regeling opgenomen voor de maximale afmeting van woonboten.

Wonen op het water vormt een specifieke woonvorm in Alkmaar en een deel van de oevers wordt dan ook door deze woonvorm gebruikt. Om te voorkomen dat een te groot deel van de oevers in beslag wordt genomen door woonboten, is het aantal ligplaatsen tot het huidige aantal beperkt. Hiermee wordt voorkomen dat een wildgroei aan woonboten ontstaat en deze de openheid en zichtbaarheid van het water te veel belemmeren. Op deze manier blijft de kwaliteit van het water voor de stad behouden.

Oevergebruik
Op locaties waar dit ruimtelijk toelaatbaar is biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid gebruik te maken van de oever. Afhankelijk van de gewenste openbaarheid van de oever en de breedte van de oever, is oevergebruik met bergingen of zonder bergingen mogelijk. Het gaat hierbij om een afgebakend stuk grond. Per situatie wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn. Bij het deel van het Zeglis is de oever te smal voor het plaatsen van bergingen, daar is alleen gebruik als tuin met een laag hekje toegestaan. Omdat vanuit het verleden veel verschillende bouwwerken zijn ontstaan is de bestaande situatie in beeld gebracht. Deze situatie is historisch gegroeid en wordt voor een groot deel gelegaliseerd. Om te voorkomen dat de situatie verder verrommelt geldt voor nieuwe situaties de regels uit dit bestemmingsplan.

Handhaving
Omdat de legale woonboten zijn geregeld in het bestemmingsplan is duidelijk waar woonboten mogen liggen en waar niet. Op grond van het bestemmingsplan kan worden gehandhaafd wanneer woonboten illegaal een ligplaats in gebruik hebben genomen. Ook oevergebruik is in het bestemmingsplan geregeld, waardoor ook tegen ongewenst gebruik van de oever opgetreden kan worden.

Nota wonen 2008 -2013
Alkmaar wil een aantrekkelijke stad zijn, ook om in te wonen. In de regio neemt Alkmaar als stad een bijzondere positie in en dat komt mede tot uitdrukking in de keuze die gemaakt wordt voor het realiseren van stedelijke woonmilieus. Het geeft een beeld hoe de stad zich zou moeten ontwikkelen. Deze zijn in hoofdlijnen al beschreven in een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma dat is opgesteld in het kader van het Grote Steden Beleid. In de Nota Wonen zijn de beleidsuitgangspunten voor de periode 2008-2013 uitgewerkt en geactualiseerd. Voor de komende jaren gelden de volgende uitgangspunten. De woningbouwproductie moet worden voortgezet en geïntensiveerd.

Keuzes maken en blijven inzetten is vooral van belang doordat de nieuwbouw de komende jaren bijna uitsluitend gebeurt op inbreidingslocaties die elk hun eigen specifieke kenmerken en dynamiek hebben. De kwaliteit van al bestaande woningen en woonwijken moet op peil zijn voor huidige en toekomstige bewoners.

Beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woonboten
Naast de traditionele vrije beroepen is er een toename waar te nemen van beroepen-aan-huis. In de nota Werken aan huis is aangegeven dat enerzijds het beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen stimulerend kan werken op de economische ontwikkeling. Anderzijds kan dit het woongenot van de omgeving bederven en concurrentievervalsing met zich meebrengen.

In Alkmaar was behoefte aan algemeen beleid ten aanzien van dit medegebruik van woningen. Dit beleid moet zorgen voor een positief evenwicht tussen de positieve en negatieve effecten van werken-aan-huis. Het voorgestelde beleid geldt voor geheel Alkmaar. Bij een beroep-aan-huis dient de woonfunctie behouden te blijven. Daarnaast mag de activiteit geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de woonomgeving.

Conclusie
Het bestemmingsplan voorziet in de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ligplaats', waarbinnen het mogelijk is om een woonboot aan te meren. Binnen deze bestemming is het toegestaan om een beroep/bedrijf aan huis te hebben.

2.4.2 Milieu / duurzaamheid

Klimaatagenda 2009-2012
De gemeente Alkmaar heeft de klimaatproblematiek aangewezen als speerpunt van het milieubeleid. Het betekent dat energie de basis vormt voor de duurzame ontwikkeling van de gemeente Alkmaar. Het hoofddoel is een totale besparing op niet duurzame energie van 30% in 2020 t.o.v. 1990, wat neerkomt op een besparing van 3% per jaar. Om deze doelstelling voortvarend en praktisch op te pakken is de volgende agenda opgesteld;

  • Nieuwbouw: Op weg naar energieneutraal bouwen;
  • Bestaande bouw: Samen werken aan het klimaat;
  • Verkeer en vervoer: De brandstof van de toekomst;
  • Energie opwekking: Duurzame energie uit Alkmaar;
  • Voorbeeldfunctie: De gemeente Alkmaar loopt voorop.

Conclusie
De ruimtelijke mogelijkheden om duurzaamheidaspecten en dergelijke te realiseren via een bestemmingsplan zijn beperkt. Op de locatie waar ontwikkelingen zijn voorzien zullen, voor zover mogelijk, mogelijkheden worden gecreëerd om duurzame voorzieningen te realiseren en daarmee invulling te geven aan de energieambities van de gemeente Alkmaar.

Warmte- en koudenota gemeente Alkmaar
De gemeente Alkmaar voert een actief klimaatbeleid dat onder andere is gericht op het beperken van de uitstoot van het broeikasgas CO2. Concrete doelstellingen zijn vastgelegd in het Milieubeleidsplan van de gemeente en in klimaatafspraken met Provincie en Rijk. In de klimaatagenda worden deze doelstellingen bevestigd en waar mogelijk aangescherpt.

Voor nieuwbouwprojecten en herstructureringsprojecten geldt op basis van het huidige gemeentelijke beleid een EPL-doelstelling van 7,0 (EPL=Energieprestatie op Locatie). Deze EPL kan in de praktijk worden gehaald met een 20 a 30% besparing op het energiegebruik voor verwarmen en koelen ten opzichte van de minimale eisen in het bouwbesluit. Voor de gemeente Alkmaar is er aanleiding om de aanleg van warmteleidingen in openbare grond mogelijk te maken en om de toepassing van restwarmte voor verwarming en koeling zoveel mogelijk te stimuleren. Hiermee wordt invulling gegeven aan het klimaatbeleid van de gemeente. Dit betekent dat voor nieuwbouwlocaties en herstructureringslocaties wordt gekozen voor duurzame warmtelevering. Voor bestaande bouw geldt dat aansluiting op duurzame warmte en, voor zover daar behoefte aan is, duurzame koude wordt gestimuleerd.

Duurzame Stedenbouw Alkmaar
In het Milieubeleidsplan zijn specifieke doelstellingen opgenomen ten aanzien van duurzame stedenbouw. In de nota “Duurzame Stedenbouw Alkmaar” van juni 2002 is het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzame stedenbouw nader uitgewerkt in concrete ambities en maatregelen. De nota is samengesteld in de vorm van een naslagwerk met een indeling naar woonmilieus. Elke wijk of buurt heeft haar eigen ruimtelijke kenmerken. Door de diversiteit in de ruimtelijke kenmerken verschillen ook de kansen en mogelijkheden voor duurzame stedenbouw per woonmilieu. Met concrete maatregelen zijn hierin de duurzaamheidsmaatregelen van de belangrijkste stedenbouwkundige keuzen inzichtelijk gemaakt. De maatregelen zijn geen bindende richtlijnen, maar ambities welke nagestreefd worden.

Bij de ontwikkeling van beleid op het gebied van duurzame stedenbouw moet rekening worden gehouden met een aantal bestaande beleidskaders, waarin op het gebied van duurzaamheid al afspraken of regels zijn opgenomen. In de nota is aangegeven op welke wijze de duurzaamheidsaspecten van die beleidskaders in Alkmaar een vervolg krijgen.

Conclusie
Ambities op het vlak van milieu en duurzaamheid worden buiten het bestemmingsplan om verwezenlijkt.

2.4.3 Bereikbaarheid / verkeer / parkeren

Kadernota Duurzame Bereikbaarheid
Parkeernormen 2007 – 2015
De nota Parkeernormen 2007 – 2015 van de gemeente Alkmaar beschrijft de achtergronden en keuzes ten aanzien van het gemeentelijke parkeerbeleid. De centrale gedachte uit deze nota is dat bij de ontwikkeling van een locatie de parkeerdruk nu en in de toekomst niet mag worden afgewenteld op de directe omgeving. Alleen in de binnenstad mag een uitzondering worden gemaakt vanwege het historische karakter. Daar behoren collectieve oplossingen in parkeerbeleid en parkeergarages tot de mogelijkheden. In de nota wordt ingegaan op parkeren in relatie tot een bepaald type voorziening.

Conclusie
Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, vinden er geen ontwikkelingen op het gebied van parkeren plaats. Indien een ontwikkeling plaats vindt binnen het plangebied wordt deze getoetst aan de vastgestelde gemeentelijke parkeernormen.

Parkeren in balans (2009)
De nota Parkeren in Balans is op 19 juli 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De nota bevat een aantal mogelijke maatregelen om het evenwicht in parkeren (beleidsmatig en financieel) te herstellen voor de periode totdat de Schelphoekgarage gereed is (2012). De nota is vooral gericht op de situatie in het noordwestelijk deel van de binnenstad en geeft een gewenst eindbeeld van het parkeren in Alkmaar vanaf 2012 en hoe dat bereikt kan worden. Het parkeerbeleid zal sterk vereenvoudigd en verduidelijkt moeten worden. Andere aanleidingen om het parkeerbeleid te optimaliseren zijn de volgende. De kwaliteit en de gebruikswaarde van de binnenstad worden verhoogd door herinrichting van de Kanaalkade, Hofplein, Doelenveld, Laat, Paardenmarkt, Gedempte Nieuwsloot en Dijk met als gevolg dat een flink aantal parkeerplaatsen verdwijnt. De bestaande parkeermogelijkheden kunnen effectiever benut worden.

Daarnaast heeft ook het oplossen van een aantal knelpunten in het parkeren een belangrijke aanleiding voor optimalisatie van het parkeerbeleid gevormd. In Parkeren in Balans zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • Mogelijk maken van een deel van de kwaliteitsverbetering van de binnenstad.
  • Voldoende inkomsten om alternatieven te kunnen bekostigen.
  • Betere verdeling van de parkeerdruk.
  • Wegnemen van onduidelijkheden op straat.
  • Uniformiteit in beleid met mogelijkheden oor maatwerk per wijk.
  • Betere benutting van bestaande parkeercapaciteit.

Conclusie
Gezien het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, vinden er geen ontwikkelingen op het gebied van parkeren plaats. Indien een ontwikkeling plaats vindt binnen het plangebied wordt deze getoetst aan de vastgestelde gemeentelijke parkeernormen.

2.4.4 Groen

Groenbeleidsplan Alkmaar 2004 - 2014
Het groenbeleidsplan Alkmaar 2004-2014 bevat de hoofdlijnen van beleid voor de groenstructuur en het groenbeheer. Groen (parken, groene verbindingen, bomen en plantsoenen) is essentieel voor de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving. In het Groenbeleidsplan Alkmaar wordt gestreefd naar het beschermen en ontwikkelen van een heldere, stabiele, groene structuur.

Groene hoofdstructuur 
Alkmaar streeft naar het in stand houden, ontwikkelen en creëren van een groene hoofdstructuur. De hoofdgroenstructuur heeft betekenis voor iedereen in de stad, voor sfeer, herkenning en voor het recreatieve gebruik, zoals wandelen, fietsen en verblijven.

De groene hoofdstructuur bestaat uit:

  • 1. parken en/of ecologische kerngebieden
  • 2. groen lineair netwerk van bomen, landschappelijke lijnen en groenstroken als bermen
  • 3. blauwe lijnen die bestaat uit het waternetwerk met oevers.

Het groenbeleid richt zich op het in stand houden van de essentiële waarden van deze hoofdstructuur. Deze waarden worden gevormd door de omvang, de aaneensluiting, de verdeling en de samenhang van de gebieden, de leeftijd en de resultaten van (langdurige) ontwikkelingsprocessen. Het resultaat zijn waarden ten aanzien van cultuurhistorie, ecologie, gebruiksmogelijkheden, beleving en structuur die zich niet laten vervangen of compenseren. Alkmaar moet zuinig zijn op het groen en daarom de hoofdgroenstructuur beschermen om onherstelbare verliezen te voorkomen.

De hoofdgroenstructuur sluit aan op de omliggende landschappen in het buitengebied en op het regionale en provinciale beleid zoals de provinciale ecologische hoofdstructuur, de Groene- en Blauwe loper (HAL), de herinrichting Bergen-Egmond-Schoorl (BES) en het Otterplan.

De grote groengebieden en de natte oeverzones en waterlopen vormen samen een raamwerk voor de natuurontwikkeling in de stad: de natuur dichtbij. In het ecologisch groen richt het beheer zich op het begeleiden en stimuleren van natuurlijke processen en natuurontwikkeling.

Het groen en het water is om te gebruiken en te beleven, op de fiets of wandelend, met speelplekken en picknickplaatsen. Spelen in het groen moet ook overal dichtbij huis kunnen, omdat de straat daartoe steeds minder ruimte biedt. In de grote groengebieden horen ook volkstuinen of aan de randen een kinderboerderij.

Groen vormt eveneens een onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit en herkenbaarheid van de delen van de stad. Met groen kunnen historisch landschappelijke lijnen (dijken en wegen) worden geaccentueerd.

Het gemeentelijk groenbeleid adviseert de aanleg van een volledige ruimtelijke hoofdstructuur van laanbomen langs ontsluitingswegen en stadsgrachten.

Groen in de wijken 
Buiten de groene hoofdstructuur zorgt het fijnmazig groen in de woonwijken voor een directe bijdrage aan de leefbaarheid, omgevingskwaliteit en leefklimaat. Het groen beïnvloedt dus dagelijks de ervaring van de openbare ruimte en moet daarom voldoen aan de gewenste uitstraling, sfeer en herkenbaarheid. Het groenbeleid gaat uit van het handhaven van het areaal groen.

Omdat groen in elk van deze gebieden een andere functie heeft wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. de binnenstad en centrumgebieden
  • 2. woonwijken;
  • 3. bedrijventerreinen.

Gebruik en functies 
Om de kwaliteit van de openbare ruimte te vergroten streeft de gemeente Alkmaar naar groen dat betekenis geeft aan de verschillende functies. Afhankelijk van de functie(s) of gebruik wordt de inrichting bepaald. Een voorbeeld hiervan is bijzondere accenten zichtgroen langs bedrijventerreinen.

2.4.5 Water

Een Waterplan voor Alkmaar 2002 - 2012
De stad Alkmaar heeft van oudsher een band met water. Alkmaar staat de komende jaren voor de taak om de wateropgave in het stedelijk gebied op te lossen. De gemeente werkt daarom vanaf 2002 onder de titel “Alkmaar, stad aan het water” samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan een integrale visie. De visie vormt de leidraad voor het omgaan met water in de ruimtelijke ontwikkelingen en bij een goed stedelijk beheer. Veel van de karakteristieke elementen van Alkmaar hebben van oudsher een relatie met water, zoals de grachten in de binnenstad, de diverse molens in de stad, de waterrijke parken en de ligging aan het Noordhollands kanaal. Bij het oplossen van de wateropgave wordt aansluiting gezocht bij deze elementen. Voor het plangebied speelt het aanwezige water een belangrijke rol als 'piekberging' bij grote hoeveelheden neerslag.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om wateroverlast te voorkomen. Het stedelijk watersysteem van Alkmaar is aan deze afspraken getoetst in de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Hieruit blijkt dat er extra waterberging moet worden gerealiseerd in enkele polders in en rondom Alkmaar. Binnen de bestaande stad gelden maatregelen die in het Waterplan zijn overeengekomen. In deze visie zijn maatregelen beschreven die uitgevoerd moeten worden om een optimaal en duurzaam ingericht watersysteem te krijgen met aandacht voor waterkwaliteit, waterkwantiteit, ecologie en recreatie. Het watersysteem zal niet alleen aan de veiligheid in de stad bijdragen, maar ook aan de belevingswaarde, de gebruikswaarde en de natuurwaarde voor de komende generaties. De visie en de uitwerking per deelgebied zullen voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen het kader vormen voor de watertoets.

Alkmaar, stad aan het water is geenszins een 'af ' plan maar vormt een leidraad voor toekomstige ontwikkelingen en brengt afzonderlijke projecten in onderlinge samenhang. De visie is richtinggevend voor stedelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat bij stedelijke ontwikkelingen uitgegaan wordt van het oplossen van opgaven en benutten van kansen zoals aangegeven in deze visie.

Conclusie
Goed waterbeheer in het plangebied is van belang. Het bestaande water is dan ook als zodanig bestemd.

2.4.6 Cultuurhistorie en Archeologie

Beleidsnota cultuurhistorie 2009-2019
Bij het behoud van het cultureel erfgoed gaat het om het geheel van boven- en ondergrondse monumenten, straatbeelden, samenhangende bebouwing, stratenpatronen, pleinen, waterwegen, historische groenpartijen etc. Alkmaar is per slot van rekening een monumentale stad. Dat wil niet zeggen dat de ontwikkeling van die stad stilstaat. Dat is ook in het verleden nooit zo geweest. Het beleid heeft daarom, naast behoud, vooral ook tot doel om de cultuurhistorie als kwaliteitskenmerk in te brengen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Waar wordt voortgeborduurd op de historische ontwikkeling van de stad behoudt zij haar kwaliteit, terwijl ook aan de eisen van een moderne centrumstad kan worden voldaan.

Om dit beleid gestalte te kunnen geven is een gedegen kennis van de cultuurhistorische waarden van essentieel belang. De afgelopen jaren is deze kennis flink toegenomen. Monumenten en beeldbepalende panden zijn geïnventariseerd en aangewezen, onderzoek op het gebied van archeologie, architectuurhistorie en bouwhistorie hebben belangrijke gegevens opgeleverd over de geschiedenis van de stad en haar bewoners. Door onderzoek blijft de kennis groeien en leidt dit steeds tot nieuwe inzichten. Het beleid richt zich op een integrale benadering van te onderzoeken of te ontwikkelen objecten en gebieden. De initiatiefnemer krijgt hierdoor snel een heldere eenduidige visie.

Conclusie
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische en archeologische waarden aanwezig.

2.4.7 Overig

Welstandsnota
In de 'Welstandsnota Alkmaar' staat het beleid en de toepassing van dat beleid beschreven op het onderdeel welstand. Bouwplannen worden getoetst aan welstand. In de nota zijn de criteria opgenomen waaraan getoetst wordt. De criteria hangen af van het soort bouwwerk en het gebied waar dit bouwwerk in gerealiseerd wordt.

Conclusie
Bouwplannen voor de gronden van dit bestemmingsplan worden aan de welstandscriteria getoetst.

Prostitutiebeleid
Het prostitutiebeleid van de gemeente Alkmaar is vastgesteld in september 2000. Het beleid is een middel voor het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie. De aanpak is erop gericht om de exploitatie van prostitutie waarin meerderjarige prostituees die vrijwillig werkzaam zijn in goede banen te leiden, zo gezond, veilig en transparant mogelijk te maken en te ontdoen van criminele randverschijnselen. Het beleid heeft betrekking op de openbare orde en veiligheid, de kwaliteit van het pand en de inrichting, arbeidsomstandigheden en hygiënische voorzieningen en gezondheid. Uitgangspunt van het beleid is een bevriezing van het huidige aanbod van raamprostitutie en overige seksinrichtingen.

Conclusie
Van belang voor het bestemmingsplan is dat er geen seksinrichtingen worden gevestigd. Er is een verbodsbepaling opgenomen in de gebruiksregels voor prostitutie en seksinrichtingen.

Hoofdstuk 3 Plangebied

3.1 Historie

Woonboten
Het Noordhollands Kanaal is een belangrijke waterweg. Het kanaal loopt dwars door de stad en heeft daarmee ook een stedelijke structuurfunctie. In het verleden hebben diverse woonschepen en woonarken een plek langs het kanaal gevonden. In de tijd dat het water beheerd werd door Rijkswaterstaat vormde dit geen probleem. Later heeft de provincie het water overgenomen. Zij zagen problemen in de doorvaarbaarheid van het kanaal voor de vrachtschepen. Langs het Zeglis is hierdoor jarenlang een onduidelijke situatie ontstaan.

De provincie heeft in 2011 een besluit genomen over de doorvaarbreedte van het kanaal ter hoogte van het Zeglis. Dit besluit houdt in dat grote vrachtschepen op dit deel van het kanaal niet tegelijk in twee richtingen mogen varen. Hierdoor kan de gemeente de woonschepen en woonarken die al langere tijd in het Noordhollands Kanaal aanwezig zijn opnemen in het bestemmingsplan. De meeste van deze schepen en arken hebben in het verleden een huisnummer van de gemeente gekregen. In het bestemmingsplan wordt een regeling opgenomen voor de bestaande woonschepen en woonarken. Alleen op de plekken die zijn aangegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn woonboten toegestaan. Ook oevergebruik is alleen toegestaan indien dit op de verbeelding van het bestemmingsplan is aangegeven.

Bedrijventerreinen
De woonboten liggen tegen bedrijventerreinen aan waarvoor een geluidzonering is vastgesteld. Het bedrijventerrein Boekelermeer heeft invloed op het zuidoosten van Overdie. Het geluid van de bedrijven mag niet over deze vastgestelde geluidbelasting heen gaan. Ditzelfde geldt voor de woningen die grenzen aan bedrijventerrein Overdie en Oudorp. Hierbij worden de eerder vastgestelde geluidzones en hogere waarden gerespecteerd.

Voor het bedrijventerrein Oudorp is in 2008 'paraplu bestemmingsplan geluidszonering Bedrijventerrein Oudorp' vastgesteld. De aanleiding om te komen tot een nieuwe geluidzonering zijn de plannen voor woningbouw langs het Noordhollands Kanaal, het Jaagpad en het voormalige Stoel van Klaverenterrein. Deze beide terreinen maakten deel uit van het bedrijventerrein Oudorp maar zijn door het vertrek van de daar gevestigde bedrijven vrijgekomen. Het bestemmingsplan met betrekking tot de geluidzonering is in 2008 vastgesteld en in december 2009 onherroepelijk geworden.

Voor het bedrijventerrein Overdie is in 1993 een geluidzone vastgesteld. Deze is met name relevant voor de woningen aan de Bestevaerstraat en de Omval.

Het geluid van de bedrijventerreinen mag maximaal de vastgestelde waarde zijn. Voor een aantal woningen, die binnen de zone vallen zijn hogere waarden geluidbelasting vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn de eerder vastgestelde geluidzones opgenomen en treden hierin geen wijzigingen op. Dit geldt ook voor de eerder vastgestelde hogere waarden geluidbelasting.

De locatie van de woonboten is historisch gegroeid. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan spelen de aangrenzende bedrijventerreinen een belangrijke rol bij het beoordelen van de planologische situatie.

Baansingel
In het vigerende bestemmingsplan Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp zijn de ligplaatsen aan de Baansingel reeds opgenomen. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan is echter per abuis de aanduiding ligplaats voor woonschepen opgenomen in plaats van woonarken. In voorliggend bestemmingsplan wordt dit hersteld. Naar aanleiding van zienswijzen is de situatie van de Baansingel nader bekeken en is geconstateerd dat voor deze locatie maatwerkregels nodig zijn. Dit heeft geleid tot een aantal wijzigingen in het bestemmingsplan waardoor de regels beter aansluiten bij de historisch gegroeide situatie.

3.2 Ruimtelijke en functionele analyse

Het plangebied omvat meerdere clusters van ligplaatsen voor woonboten aan het Noordhollands Kanaal:

  • Oudorp: Clusters langs Schermerweg
  • Omval: Cluster langs de Korte Schermerdijk
  • Zeglis: Cluster tussen het Raaksje en de Bestevaerstraat
  • Zeglis: Cluster tussen Bestevaerstraat en punt waar Kanaal Omval-Korn begint
  • Zeglis: Cluster ter hoogte van Kitmanstraat
  • Zeglis: Cluster ten zuiden van de Leeghwaterbrug
  • Baansingel.

Ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur geeft op het schaalniveau van het plangebied en van de directe omgeving een beeld van de belangrijkste structurerende ruimtelijke elementen.

Water- en groenstructuur
De aanwezigheid van water- en groenstructuren versterken de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de omgeving. Water en groen bieden bovendien mogelijkheden voor recreatie en /of recreatieve verbindingen. Het Noordhollands Kanaal geeft het gebied zijn hoofdstructuur. Het Noordhollands Kanaal is een belangrijke waterweg voor onder andere vrachtschepen.

Westfriese Omringdijk
De Westfriese Omringdijk is een middeleeuwse ringdijk rond West-Friesland en is als contour bepalend voor de identiteit van deze regio. Om zich tegen overstromingen te beschermen zijn de Westfriese gronden vanaf de 11de eeuw bedijkt. Aan het begin van de 13de eeuw ging men de afzonderlijke bedijkte gebieden met elkaar verbinden en werd de dijkring gesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0003.png"  
De polders binnen de Westfriese Omringdijk  

Nog altijd vormt de 126 km lange Westfriese Omringdijk de markante begrenzing van het oude zeekleigebied. De Westfriese Omringdijk is van grote cultuurhistorische waarde. De stedelijke kernen liggen hoofdzakelijk aan de rand van West-Friesland, bij de Omringdijk. De groei van deze steden is behalve door hun ligging aan het water (Zuiderzee) ook te danken aan hun ligging aan de Omringdijk, waardoor ze relatief goed met elkaar waren verbonden.

Alkmaar ligt historisch gezien buiten de Westfriese Omringdijk. Toen de stad stadsrechten kreeg op 11 juni 1254 van Willem II van Holland deed de stad voornamelijk dienst als grensvesting en uitvalsbasis in de strijd tegen de West-Friezen.

Bij de gemeentelijke herindeling van 1 oktober 1972 is Oudorp en een gedeelte van Koedijk, bij Alkmaar gevoegd, waardoor de gemeente Alkmaar deels binnen de Westfriese Omringdijk kwam te liggen. Passend bij de groeikernstatus werd de ruimte binnen de nieuwe gemeentegrenzen gebruikt voor woningbouw en werd Alkmaar als een van de eerste "overloopsteden" aangemerkt.

De Westfriese Omringdijk is de enige ringdijk in Noord-Holland die nog vrijwel geheel intact is. Aangezien mensen aan de dijk wonen en werken en er verkeer over gaat moeten nu en dan voorzieningen aan de dijk worden aangebracht. Dit dient op de voor de dijk minst schadelijke manier te gebeuren. In 2009 heeft de Provincie Noord-Holland een beeldkwaliteitsplan opgesteld met daarin richtlijnen voor (mogelijke) ontwikkelingen rond de Westfriese Omringdijk. Deze zijn echter sterk gericht op de dijk in landschappelijke context. De dijk is op Alkmaars grondgebied vaak minder goed herkenbaar door het subtiele profiel en de (waterloze) context met omliggende bebouwing (woonwijken 2de helft 20ste eeuw). Uitzonderingen hierop is het dijktracé langs het Noordhollands kanaal in Koedijk en het dijktracé langs het Kanaal Omval-Kolhorn in Oudorp.

De Westfriese Omringdijk met bijbehorende onderdelen is beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. De Westfriese Omringdijk met bijbehorende onderdelen is beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. Onderdelen van de Westfriese Omringdijk binnen Alkmaar zijn: Kanaaldijk / Rekerdijk, Frieseweg, Randersdijk, Oudorperdijk, Schermerweg, Kraspolderweg, Nieuwe Schermerweg, Geestmerambachts, Omloopdijk en een gedeelte Huigendijk (Galgendijk) NieuweSchermerweg.

3.3 Nieuwe planvisie

3.3.1 Doelstelling

In het gemeentelijk woonbotenbeleid is opgenomen dat de legaal aanwezige woonboten planologische geregeld worden. Daarmee kan gestuurd worden op toekomstige ontwikkelingen, zodat het vastgelegde beleidsdoel van een goede ruimtelijke situering en maatvoering wordt bereikt.

3.3.2 De 4 bouwstenen van het planregime

1. Begripsbepaling
Een woonark kan worden omschreven als een drijvend object te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen. Een woonark is doorgaans voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw. Het is ook mogelijk dat het casco bestaat uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf. De afgelopen jaren is er, in Alkmaar maar ook elders, een duidelijke trend waarneembaar dat woonarken qua verschijningsvorm steeds meer op zogenaamde drijvende woningen gaan lijken.

Een woonschip is een drijvend of varend object te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast), dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.

In dit bestemmingsplan wordt de term 'woonboot' gebruikt als verzamelbegrip, waaronder een woonark en een woonschip worden gerekend.

2. Vigerend ruimtelijk beleid
De tweede bouwsteen wordt gevormd door het vigerende, gemeentelijke beleid. Gegeven de problematiek bij vergunningverlening en handhaving, is de opgave met inachtneming van de vigerende, ruimtelijke beleidskaders de bestaande woonboten van een passende planologische regeling te voorzien. Uitgangspunt is het vastleggen van de huidige legale situatie.

Het proces van materiële planvorming is daartoe met name gericht op enerzijds een zorgvuldige en precieze inventarisatie van bestaande legale ligplaatsen, en anderzijds de vertaling van de doelstellingen van een wensbeeld naar een eenduidige, uitvoerbare en rechtszekere regelgeving. Gelet op deze conserverende doelstelling, staan de ruimtelijke beleidskaders voor de ontwikkelingsrichting van de gebieden waarbinnen de bestaande woonboten zich bevinden niet ter discussie. Op januari 2014 is de Nota Woonbotenbeleid van de gemeente Alkmaar vastgesteld. Dit beleid vormt onder andere het kader voor de vastlegging van de woonboten in het bestemmingsplan.

Gelet op ruimtelijke ontwikkelingen bij onder andere Overstad en Oud Overdie kunnen nadere regels voor de verschijningsvorm van woonboten bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de betreffende woonomgeving. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in Oud Overdie om de wijk een kwaliteitsimpuls te geven. Naast nieuwbouw en renovatie wordt ook geïnvesteerd in de openbare ruimte, wat de leefbaarheid verbetert en de waardering van de wijk doet stijgen. Ook de uiterlijke verschijningsvorm van de woonarken en woonschepen en het oevergebruik zijn van invloed op de kwaliteit van de openbare ruimte en beleving van de wijk. Ook Overstad bevindt zich in een transformatie proces. Waar de woonboten eerst nog op een achteraf situatie lagen met de behoefte zichzelf af te schermen, zie je nu een kwaliteitsslag plaatsvinden van de bedrijven gelegen tussen de Koedijkerstraat en Kwakelkade. De transformatie/kwaliteitsslag is ingezet. Het zou mooi zijn als de woonarken hierin mee kunnen gaan.

Bestaande woonboten
De locatie en afmeting van woonboten wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan. De bestaande legale woonboten mogen in stand worden gehouden zonder omgevingsvergunning en zonder eisen uit het bouwbesluit.

Nieuwe woonboten
Een nieuwe woonboot mag alleen op een locatie worden neergelegd die in het bestemmingsplan is aangemerkt als ligplaats. Nieuwe woonboten dienen vervolgens te voldoen aan de regels van de nieuwe bouwregelgeving. Indien de afmeting van de te vervangen woonboot groter is dan in de regels is toegestaan wordt dit beschouwd als 'bestaande' situatie en mogen de bestaande maten worden gehanteerd bij vervanging. Bij de regels wordt de bestaande situatie als bijlage bijgevoegd.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Provincie Noord-Holland hebben ook regels bij het vervangen van woonboten. In het geval iemand een woonboot vervangt moet ook aan die regels worden getoetst.

3. Bouwregelgeving en vergunningsvrij bouwen
De derde bouwsteen van de regeling wordt gevormd door het uitgangspunt dat in de toekomst aangesloten dient te worden bij geldende bouwregelgeving. Hiermee wordt recht gedaan aan de opvatting dat een woonboot een volwaardig verblijfsobject is om op te wonen, dat dienovereenkomstige eisen stelt aan het kwaliteitsniveau van het object. Met het oog op het gebruikscomfort, maar ook met het oog op (brand)veiligheid en milieuhygiëne wordt het van belang geacht zoveel mogelijk aan bouwregelgeving te voldoen.

Dit houdt in dat woonboten omgevingsvergunningplichtig zijn voor de activiteit bouwen. Daarmee wordt voor elke uitbreiding, verbouwing, en vervanging of (ver)plaatsing van een woonboot een toets aan bestemmingsplan, welstand en bouwregelgeving rechtstreeks afgedwongen.

Van oudsher werd een woonark niet gezien als een bouwwerk, terwijl dit sinds de introductie van drijvende woningen voor deze objecten wel geldt. Derhalve viel een drijvende woning wel, maar een woonark niet onder de Woningwet en het Bouwbesluit.

Recente jurisprudentie laat zien, dat de meeste woonarken tegenwoordig ook als een bouwwerk moeten worden beschouwd. Het begrip bouwwerk wordt niet omschreven in de Woningwet. De ABRvS heeft een bouwwerk in diverse uitspraken als volgt gedefinieerd: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren (onder meer ABRvS 28 mei 2008, Sittard-Geleen 200706251/1)”. Alle woonboten voldoen aan het criterium dat het constructies van hout, steen, metaal of ander materiaal zijn. Het tweede criterium veronderstelt plaatsgebondenheid. Het is ten aanzien van dit criterium dat zich een kentering in het denken over woonboten voordoet.

Indien volgens vaste jurisprudentie (de meeste) woonarken als bouwwerken moeten worden aangemerkt, ontstaat er een plicht om ook woonschepen aan reguliere bouwregelgeving te toetsen. Het bouwbesluit voorziet daar echter nog niet in. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in een brochure over bouwregelgeving voor drijvende woningen enige handreikingen gedaan. Daarnaast houden ook arkenbouwers bij de bouw steeds meer rekening met het Bouwbesluit en doen zij onderzoek naar de wijze waarop in de bouwregelgeving het beste kan worden toegesneden op drijvende objecten.

Bouwbesluit 2012
In mei 2015 is een concepttekst voor de wijziging van de Woningwet gepubliceerd. In deze wijziging wordt antwoord gegeven op de definitie van een bouwwerk in relatie tot woonboten. In de voorgenomen wetswijziging worden woonboten aangemerkt als 'drijvende bouwwerken' die vergunningsplichtig zijn. De nieuwe regelgeving zou alleen gaan gelden voor nieuwe woonboten. Deze woonboten moeten voldoen aan het Bouwbesluit. Dit geldt niet voor bestaande woonboten. Deze worden onder het overgangsrecht gebracht.

3.3.3 Beleid ten aanzien van de maximale omvang van de woonboten

Alle bestaande legale ligplaatsen voor woonboten zijn geregeld in dit bestemmingsplan. De ligplaatsen zijn ook opgenomen in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Wonen op het water vormt een specifieke woonvorm in de stad. Een deel van de oevers in Alkmaar worden door deze woonvorm gebruikt. Om te voorkomen dat een te groot deel van de oevers in beslag wordt genomen door woonboten, is het aantal ligplaatsen tot het huidige aantal beperkt. Hiermee wordt voorkomen dat een wildgroei aan woonboten ontstaat en deze de openheid en zichtbaarheid van het water te veel belemmeren. Het water behoudt op deze wijze zijn kwaliteit voor de stad. De afmetingen van de woonboten zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

3.3.4 Beleid ten aanzien van de ligging en maximale omvang van de bijgebouwen bij woonboten

Op locaties waar dit ruimtelijk toelaatbaar is biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid gebruik te maken van de oever. Afhankelijk van de gewenste openbaarheid van de oever en de breedte van de oever, is oevergebruik mogelijk. Het gaat hierbij om een afgebakend stuk grond. Bij gemeentelijk eigendom van de oever bestaat de mogelijkheid het gebruik te formaliseren door middel van een huurovereenkomst. Of verhuur daadwerkelijk mogelijk is hangt ook af van bijvoorbeeld kabels en leidingen. In overleg met de eigenaar van de woonboot wordt per situatie bekeken wat de mogelijkheden zijn. Voor de gebieden langs het Noordhollands Kanaal die nog niet in een bestemmingsplan zijn opgenomen, wordt waar toelaatbaar het oevergebruik in het nieuw op te stellen bestemmingsplan meegenomen.

Voor de bijgebouwen op de oever wordt het uitgangspunt gehanteerd dat deze bijgebouwen in principe in de directe nabijheid van het betreffende woonschip moeten worden opgericht. De regeling is zo ingericht dat bijgebouwen binnen de zogenaamde functieaanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' binnen de groenbestemming dienen te worden opgericht, grenzend aan de ligplaats, om daarmee een verstrooiing van die bijgebouwen op de oevers te voorkomen. Er wordt uitgegaan van maximaal één bijgebouw per ligplaats.

Indien oevergebruik met de mogelijkheid voor bergingen is toegestaan is de grootte van het bijgebouw bij woonboten maximaal 6 m2.

In bestaande situaties kan hiervan afgeweken worden. Daarvoor geldt de situatie zoals is ingemeten in oktober 2016. De bestaande bijgebouwen die binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' en 'ligplaats' zijn opgericht mogen conform de ingemeten situatie (bijlage bij de regels) in stand worden gelaten en herbouwd.

Conclusie
De legaal aanwezige woonboten worden met dit bestemmingsplan binnen de gemeente Alkmaar op een rechtvaardige, rechtszekere en doelmatige wijze verankerd. De werkelijke, actuele maten en verschijningsvormen worden positief bestemd.

Bestaande woonboten zullen in de landelijke wet- en regelgeving middels overgangsrecht in stand worden gehouden zonder omgevingsvergunning en zonder eisen uit het bouwbesluit. Nieuwe woonboten zullen in de toekomst wel getoetst moeten worden aan de bouwregelgeving. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen woonschepen en woonarken. Woonschepen zijn drijvende objecten die van origine schip zijn, maar in de loop van de tijd een andere functie hebben gekregen. Zij zullen niet worden beschouwd als bouwwerken. Nieuw te bouwen watervilla's, woonarken en scharken zullen wel getoetst worden aan het Bouwbesluit 2012.

Hoofdstuk 4 Milieu en Waarden

4.1 Geluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woonschepen, binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). In het plangebied speelt ook industrielawaai een rol. De ligplaatsen voor woonboten vallen binnen de 'geluidzone-industrie'. De geluidbelasting op de ligplaatsen moet getoetst worden aan het op 1 juli 2015 gewijzigde Besluit geluidhinder en Activiteitenbesluit.

4.1.1 Wettelijk kader

Sinds de aanpassingen van de Wet Milieubeheer en Wet Geluidhinder per 1 juli 2012 is een ligplaats voor woonschepen als geluidsgevoelig aangemerkt. Daarmee vallen zij in de categorie geluidsgevoelig terrein en moeten zij aan de normen die daarvoor gelden getoetst worden. Omdat de normen gelden voor het terrein, gelden geen normen voor de binnenwaarden in de woonschepen, zoals bij woningen wel het geval is. Van belang is of er sprake is van een nieuwe functie ligplaats, of dat er gebruik gemaakt wordt van het overgangsrecht.

Allereerst kan worden geconstateerd dat de ligplaatsen voldoen aan de definitie ‘een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen wordt gezien als een geluidsgevoelig terrein’ volgens het Besluit geluidhinder.

Ligplaatsen in het water die op 1 juli 2012 in een gemeentelijke verordening zijn aangewezen om door een woonschip te worden ingenomen kunnen tot 1 juli 2022 bij de eerste toepassing van een aantal procedures van rechtswege worden opgenomen in het bestemmingsplan zonder dat ze worden getoetst als geluidsgevoelig terrein. In het overgangsrecht Wet geluidhinder is opgenomen dat een ligplaats die ´in een gemeentelijke verordening is aangewezen´ (artikel 4 besluit geluidhinder), bij eerste opname in het bestemmingsplan niet wordt beschouwd als geluidsgevoelig terrein. Dit om te voorkomen dat de wijziging van het ene juridische instrument (verordening) naar het andere (bestemmingsplan) worden overgeheveld. Het is daarom niet nodig de geluidsbelasting bij die overgang te toetsen. De ligplaatsen in het bestemmingsplangebied zijn geregeld in de provinciale verordening en de gemeentelijke verordening Openbaar Water.

In de gemeentelijke verordening voor openbaar water is in artikel 12 lid 1 vastgelegd dat het verboden is om een ligplaats in te nemen zonder ligplaatsvergunning van B&W. In artikel 12 lid 3 is opgenomen dat dat verbod niet geldt als er een ontheffing op grond van het Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 24 oktober 1995, nr. 95-901256 of het Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 1 juli 1993, nr. 93900647 vereist is, tenzij het betreft de Kanaalkade en de Noorderkade gelegen aan het Noordhollands kanaal. Daarmee is dus bepaald dat de woonboten legaal liggen als zij een ligplaatsvergunning hebben óf een ontheffing van GS. Daarmee worden door de gemeentelijke verordening deze door GS af te geven ontheffingen gelijk gesteld aan de gemeentelijke vergunning. Voor wat betreft het wegverkeerslawaai is het daarmee mogelijk om de ligplaatsen op te nemen in het bestemmingsplan.

Datzelfde geldt voor het geluid van de gezoneerde industrieterreinen. Op 1 juli 2015 is het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit gewijzigd voor wat betreft de bescherming van ligplaatsen van woonschepen tegen geluidhinder van industrielawaai. Voor ligplaatsen in de zone van gezoneerde industrieterreinen is het geldende overgangsrecht verlengd tot het inwerking treden van de Omgevingswet. Dit betekent dat op dat moment de geluidsbelasting bij de ligplaatsen moet voldoen aan de vergunde waarde (Wet milieubeheer) danwel de waarde uit het activiteitenbesluit (BARIM).

In het Activiteitenbesluit is voor ligplaatsen van woonschepen de normering van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal toegestane geluidsniveau met 5 dB(A) verhoogd. In de nota van toelichting wordt dit als volgt gemotiveerd: 'Met deze 5 dB(A) extra ruimte voor reeds bestaande woonschepen ontstaat een goed uitvoerbare regeling, waarbij tegelijkertijd ook voldoende recht wordt gedaan aan het doel van milieubescherming. Waar toch nog een knelpunt ontstaat, kan in beginsel met het opleggen van een maatwerkvoorschrift een oplossing worden gecreëerd'.

4.1.2 Onderzoek geluid ligplaatsen

Het bestemmingsplan biedt woonboten, die reeds legaal aanwezig zijn en zijn opgenomen in een gemeentelijke of provinciale verordening, de mogelijkheid om binnen het plangebied een aangewezen ligplaats in te nemen. Voor deze geluidsgevoelige terreinen is een akoestisch onderzoek verricht.

Door M+P is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op ligplaatsen als gevolg van wegverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de zone van enkele binnenstedelijke wegen, provinciale wegen N242, N243 en N244 en de gezoneerde industrieterreinen Oudorp, Overdie en Boekelermeer.

De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Voor alle ligplaatsen geldt dat niet aan de voorkeursgrenswaarden voor het wegverkeerslawaai of industrielawaai kan worden voldaan. En in de meeste gevallen tot overschrijding van de maximaal te ontheffen grenswaarde voor ligplaatsen (55 dB).

Op basis van het overgangsrecht in de Wet geluidhinder is het opnemen van deze ligplaatsen in het bestemmingsplan wel mogelijk.

De geluidsbelasting van individuele bedrijven op de ligplaatsen om op termijn te kunnen voldoen aan de grenswaarden Wm en BARIM is onderzocht, ook dit onderzoek is in de bijlage terug te vinden.

Uit de onderzoeken blijkt dat weliswaar niet overal kan worden voldaan aan de vigerende grenswaarden voor vergunningverlening en BARIM, maar wel wordt voldaan aan de grenswaarden uit het besluit tot wijziging van het Besluit geluidhinder en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Met het van kracht worden van het nieuwe activiteitenbesluit behoeven geen maatwerkvoorschriften te worden opgesteld.

Het is dan ook uitsluitend noodzakelijk om te voldoen aan de grenswaarden van het nieuwe Besluit geluidhinder. Dat houdt in dat er op termijn op één locatie een maatregel genomen moet worden. Uit onderzoek blijkt dat bij een ligplaats ter plaatse van Scheepswerf Witsen (fig. 7.3.3. akoestisch onderzoek RUDnhn, d.d. 1 december 2014, zie bijlage 21 bij bestemmingsplan) de norm voor LAr,LT van 55 dB(A) etmaalwaarde in de dagperiode met maximaal 4 dB wordt overschreden. Om te kunnen voldoen aan de geluidnorm voor LAr,LT van 55 dB(A) dient de bestaande schutting met circa 3,5 meter te worden verlengd. Om de afschermende werking te kunnen garanderen dienen de aanwezige openingen in de bestaande schutting te worden afgesloten en dient het scherm een minimale massa te bezitten van 10 kg/m2.

4.1.3 Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering. Met betrekking tot industrielawaai is er op termijn een aandachtspunt, het aanpassen van het scherm bij de ligplaats ter plaatse van Scheepswerf Witsen. Indien die maatregel wordt getroffen voordat de Omgevingswet in werking treedt, vormt industrielawaai geen belemmering.

4.2 Bodem

Daar waar nieuwe (bouw-)werkzaamheden worden toegestaan is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Dit bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek is daarom niet aan de orde.

4.3 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met, advies vragen aan, de regionale brandweer.

(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Door de provincie Noord Holland wordt in het kader van externe veiligheid aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent Externe Veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Een ministeriële regeling is op 8 september 2004 in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven.

Plangebied
In het kader van het bestemmingsplan is het aspect externe veiligheid onderzocht. Een toets aan de risicokaart van de provincie Noord-Holland heeft uitgewezen dat in de directe omgeving van het projectgebied geen inrichtingen aanwezig zijn die tot gevaarzetting kunnen leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0004.png"  
Uitsnede risicokaart  

N242
Een deel van het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de N242, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In 2009 heeft DHV een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de gemeente. Hieruit blijkt dat er geen plaatsgebonden risico contour 10-6 per jaar aanwezig is. Aangezien er in dit bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen waardoor de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de N242 toeneemt, heeft dit geen gevolgen voor het groepsrisico.

Noordhollands Kanaal
In de notitie Basisnet Water van het ministerie is het Noordhollands Kanaal opgenomen als groene route. Dit houdt in dat er beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en dat er geen beperkingen zijn voor de omgeving.

Buisleidingen
De transportleidingen van TAQA lopen door plangebied, namelijk dwars door het kanaal bij zuidelijk Boekelermeer. Daarnaast lopen er leidingen van Gasunie door het plangebied. Het betreft de volgende leidingen:

  • Leiding Taqa K-508-24 (36 inch – 80 bar)
  • Leiding Gasunie A-550-11 (36 inch – 66,2 bar)
  • Leiding Gasunie W-571-15 (12 inch – 40 bar)

De woonschepen liggen buiten het invloedsgebied van deze leidingen. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk, waardoor de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de buisleidingen toeneemt. Er vinden derhalve geen veranderingen in de gevolgen voor het groepsrisico plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0005.png"  
Ligging transportleidingen  


Conclusie
Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is, en er als gevolg van het bestemmingsplan geen sprake is van een toename van de personendichtheid, vormt externe veiligheid geen belemmering.

4.4 Water

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterhuishouding van het plangebied. Het plan heeft geen wijzigingen in de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied tot gevolg. Zo staat het bestemmingsplan geen substantiële toename van verharding toe en voorziet het bestemmingsplan niet in de demping van waterwegen of ander oppervlaktewater. Ook staat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen toe die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterkwaliteit of op grondwaterstromen.

Uitgangspunt is dat er geen conflict ontstaat tussen ruimtelijk planologische regels en waterhuishoudkundige regelingen. De keur van het hoogheemraadschap blijft onverkort van toepassing op alle handelingen in het watersysteem. De keur heeft immers een breder bereik dan een ruimtelijk plan. Een bestemmingsplan borgt de ruimtelijke kwaliteit; een Keur met name het functioneren van het watersysteem, aan het laatste zitten naast ruimtelijke voorwaarden ook technische.

Naast het bestemmingsplan en de keur volgt een nieuw beleidstuk waar aan getoetst moet worden. Dit betreft de nota 'Wonen op Water' van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De nota is nog geen vastgesteld beleid. Daarnaast zal vergunning bij het hoogheemraadschap moeten worden aangevraagd voor het innemen van een ligplaats.

Met de waterbeheerder heeft over de opzet van de planregeling afstemming plaatsgevonden. Het bestemmingsplan is daarop aangepast.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt er in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen getroffen behoeven te worden.

Plaatselijk luchtkwaliteit
Alkmaar neemt deel aan de Nationale Samenwerking Luchtkwaliteit (NSL). In dat kader is er ieder jaar een herijking van de luchtkwaliteit door middel van de Monitoringstool. De Monitoringstool is een instrument waarmee jaarlijks op nationaal niveau de luchtkwaliteit wordt bepaald. Voor het jaar 2010 waren er geen situaties in Alkmaar waar een overschrijding van de norm voor de diverse stoffen optrad. In het kader van de samenwerking NSL neemt de gemeente Alkmaar maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Het bestemmingsplan Noordhollands Kanaal legt de bestaande situatie vast en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in negatieve zin van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is nader onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig.

4.6 Ecologie

Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.

Tegen deze achtergrond is voor de voorkomende activiteiten in het plangebied nagegaan of er nadelige gevolgen voor beschermde planten en dieren zijn te verwachten.

Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is en bestaande functies van een passende planologische regeling voorziet, heeft het plan in beginsel geen negatieve effecten op de beschermde soorten in het gebied.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten zoals geur en stof, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.

Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Over het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Het bedrijventerrein Overdie kent een zonering binnen de toegestane milieucategorieën, waarbij in een zone langs de Bestevaerstraat de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan en voor het overige terrein de milieucategorieën 1 t/m 4. Voor het bedrijventerrein Oudorp is de zonering geregeld door op het hele terrein milieucategorieën 1 en 2 toe te staan en de bedrijven van een hogere milieucategorie expliciet op de verbeelding aan te duiden. Door deze aanduiding is het voor alle gevestigde bedrijven mogelijk hun huidige activiteiten voort te zetten. De beoordeling van de mogelijkheden voor het vestigen van een nieuw bedrijf vindt plaats op basis van de toegestane milieucategorie en de richtafstanden die bij een bepaalde activiteit horen. In de milieuvergunning kunnen eventueel maatregelen worden opgelegd om de overlast voor de omgeving te beperken.

4.8 Verkeer

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan heeft daarom geen significante gevolgen voor de verkeersintensiteiten in en rondom het plangebied. Ook voor wat betreft de parkeermogelijkheden sluit het bestemmingsplan aan bij de bestaande situatie. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de parkeervraag in het gebied.

4.9 Monumenten

Zoals eerder aangegeven ligt een deel van de Westfriese Omringdijk in het plangebied. Deze historische dijk is een provinciaal monument en wordt beschermd op grond van de provinciale monumentenverordening Noord-Holland. De dijk heeft om deze reden geen aanvullende planologische bescherming nodig en is niet op de verbeelding aangeduid

4.10 Archeologie

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg dienen de gemeenten te beschikken over archeologiebeleid. Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in de Beleidsnota Cultuurhistorie 2009 – 2019 en de bijbehorende archeologische verwachtingskaart, welke op 10 september 2009 door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

In de archeologische verwachtingskaart wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met zeer hoge verwachting (rood op de archeologische Verwachtingenkaart), hoge verwachting (oranje) en middelmatige verwachting (geel). In het plangebied bevinden zich geen van de gebieden van deze kaart. Vanuit archeologie zijn daarom voor het onderhavige bestemmingsplan geen belemmeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00119-0305_0006.png"  
Toelichting op de archeologische gebieden  

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemene plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit één verbeelding (plankaart) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding bestaat analoog uit een uitsnede (A1-formaat).

De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing.

De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende paragraaf wordt een uitleg per bestemming gegeven.

5.2 Methodiek van de regels

Het bestemmingsplan is ingericht volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (verder: SVBP 2012). In de SVBP 2012 zijn standaardregels voor de inrichting van bestemmingsplannen gegeven. Deze standaardregels bestaan onder meer uit vaste hoofdgroepen van bestemmingen met bijbehorende functies, vaste kleuren en afkortingen voor bestemmingen en vaste symbolen en figuren voor (dubbel)bestemmingen en aanduidingen.

De wettelijke basis voor het gebruik van de SVBP 2012 is gelegen in artikel 1.2.6 Bro en de daarop gebaseerde Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (hierna: Regeling). De SVBP 2012 maakt als bijlage II onderdeel uit van de Regeling. Volgens artikel 2 van de Regeling worden bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld overeenkomstig de SVBP 2012.

Voor de bestemmingswijze en -benamingen is aangesloten op de laatste jurisprudentie over de SVBP.

5.3 De bestemmingen

5.3.1 Water

De aanduiding ligplaats
(Delen van) het Noordhollands Kanaal, waar woonboten (al of niet geclusterd) langs een oever zijn gelegen, zijn in dit bestemmingsplan meegenomen en hebben deze bestemming gekregen.

Binnen deze bestemming wordt door middel van de aanduiding 'ligplaats' aangegeven waar een woonboot mag liggen. De aanduiding ligplaats bepaalt naast de locatie en aantallen ook welke afmetingen van een woonboot gelden, waarbij onderscheid is gemaakt tussen woonarken en woonschepen. Altijd dient de gehele woonboot binnen deze aanduiding te liggen.

Terrassteigers
Bij de woonboten aan de Baansingel zijn in het verleden terrassteigers gerealiseerd tussen de oever en de woonboot in. Hierdoor zijn een aantal van de woonboten verder dan 1 meter uit de oever komen te liggen. Gelet op de historisch gegroeide situatie en dat de situatie geen gevolgen heeft voor de doorvaarbaarheid van de Baansingel kan deze situatie gelegaliseerd worden. Hiervoor wordt een aparte regeling opgenomen.

Bouwmogelijkheden van zelfstandige bijbehorende bouwwerken
Binnen de bestemming 'Water' bestaat geen mogelijkheid om zelfstandig bijbehorende bouwwerken te plaatsen. De opbergruimte voor de woonboten wordt voorzien binnen de groenbestemming toegestane (oever)bebouwing. Uitbreidingen van een woonboot met bijbehorende bouwwerken (een kleine uitbouw) moeten passen binnen de toegekende, maximale maten van de woonboot.

Toegestaan gebruik
Een woonboot gelegen binnen de aanduiding voor een ligplaats binnen de bestemming 'Water' mag permanent bewoond worden.

5.3.2 Groen

De aanduiding oever en het overige gebied
Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' wordt ruimte geboden voor en gebruik door de aangrenzende ligplaats, waarbij het oevergebruik niet groter is dan de lengte van de aanwezige woonboot, met aan weerszijden maximaal 2,5 meter extra ruimte (indien aanwezig). Bergingen mogen niet gebouwd worden in deze 2,5 meter aan weerzijden van de woonboot, maar dienen binnen de afmeting van de aanwezige woonboot te worden geplaatst.

In het verleden zijn er verschillen in oevergebruik ontstaan. Daarom is voor het verschillend type oevergebruik maatwerk opgenomen. De volgende drie typen oevergebruik worden onderscheiden:

specifieke vorm van groen - oever – 1
Voor de woonboten aan het Zeglis met een voldoende brede oever, de Korte Schermerdijk en de Schermerweg krijgen de gronden voor oevergebruik de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oever-1'. Hier gelden de volgende regels:

  • bijbehorende bouwwerken, met bijgebouwen van maximaal 6 m2 en maximaal 2,5 meter hoog gebouwd minimaal 1 meter vanaf de oeverlijn;
  • erfafscheidingen van maximaal 1 meter hoog.

specifieke vorm van groen - oever – 2
Voor de woonboten aan het Zeglis met een smalle oever krijgen de gronden voor oevergebruik de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oever – 2' Hier geldt de volgende regel:

  • erfafscheidingen van maximaal 1 meter hoog.

specifieke vorm van groen - oever – 3
Voor de woonboten aan de Baansingel krijgen de gronden voor oevergebruik de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oever - 3'. Hier gelden de volgende regels:

  • bijbehorende bouwwerken, met bijgebouwen van maximaal 6 m2 en maximaal 2,5 meter hoog gebouwd minimaal 1 meter vanaf de oeverlijn;
  • erfafscheidingen van maximaal 2 meter hoog;

Gelet op de historisch gegroeide situatie wordt naast bovenstaande mogelijkheden voor oevergebruik ook de bestaande situatie toegestaan. Bij de regels van het bestemmingsplan wordt de ingemeten situatie voor zover gelegen binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' en 'ligplaats' opgenomen als 'bestaand', zodat bij vaststelling duidelijk is welke bouwwerken die buiten bovenstaande regels vallen zijn toegestaan en verbouwd, vernieuwd en vervangen mogen worden. Het gebied gelegen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 en 3' is bedoeld voor openbaar groen.

5.3.3 Leiding - Gas (Dubbelbestemming)

Voor de gronden met de bestemming Leiding – Gas geldt dat deze primair mede bestemd zijn voor een gasleiding. Bouwen op deze gronden is mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

5.3.4 Leiding - Water (Dubbelbestemming)

Voor de gronden met de bestemming Leiding – Water geldt dat deze primair mede bestemd zijn voor een waterleiding. Bouwen op deze gronden is mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

5.3.5 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waarde – Waterstaat geldt voor de gronden die mede bestemd zijn voor waterkeringen, waterbergingsgebieden en dergelijke.

5.4 Toelichting op de andere (belangrijke) artikelen

5.4.1 Begripsbepalingen en artikel 2 Wijze van meten

In artikel 1 worden in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd en in artikel 2 wordt aangegeven hoe gemeten moet worden. Zo wordt voorkomen, dat bij het gebruiken van de regels interpretatieverschillen optreden. Zo is ook omschreven wat onder een woonboot valt.

Wat betreft de hoogte van woonboten in het water wordt gerekend vanaf de waterlijn. De waterlijn is gedefinieerd als 'Het grensvlak tussen water en lucht'.

Het begrip oever is als volgt gedefinieerd: 'aan het water grenzende strook land bestaande uit een oevertalud en een horizontaal gelegen oever'. In de regels wordt aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' op de oever zelfstandige bijbehorende gebouwen zijn toegestaan. Het gaat hier om de horizontaal gelegen oever.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Participatie
In 2012 heeft participatie plaatsgevonden over het voorontwerp bestemmingsplan Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp en bestemmingsplan Boekelermeer Noord. In verband met de nieuwe wetgeving is toedertijd besloten voor het Noordhollands Kanaal een afzonderlijk bestemmingsplan te maken, omdat meer tijd nodig was om een goede afweging te maken over het bestemmen van de ligplaatsen in relatie tot de bedrijventerreinen. De opmerkingen die in dat proces zijn gemaakt zijn meengenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juni 2016 tot en met 20 juli 2016 ter inzage gelegen ten behoeve van zienswijzen. Gedurende deze periode van zes weken zijn 19 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Beantwoording zienswijzen, welke als bijlage bij de toelichting is gevoegd.

Veel zienswijzen hebben betrekking op het oevergebruik. Dit heeft geleidt tot maatwerk in de regels voor het oevergebruik. Ook op een aantal andere punten zijn de regels verhelderd en aangescherpt. Gelet op de historisch gegroeide situatie van ligplaatsen en het oevergebruik zijn de Baansingel, Zeglis en Schermerweg ingemeten. Deze meetgegevens zijn als bijlage bij de regels gevoegd en zijn uitgangspunt voor de 'bestaande situatie' die mag worden voortgezet.

6.2 Overleg art. 3.1.1. Bro

Het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is in 2012 gevoerd op basis van het voorontwerp bestemmingsplan Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp en bestemmingsplan Boekelermeer Noord. Met betrekking tot het Noordhollands Kanaal zijn geen opmerkingen gemaakt.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die tot verhaalbare kosten voor de gemeente kunnen leiden.

De bouwmogelijkheden die op basis van het bestemmingsplan worden toegestaan zijn zeer beperkt en hebben betrekking op incidentele en zeer bescheiden uitbreidingen van woonboten of bijgebouwen die volledig kunnen geschieden op basis van particulier initiatief.

Het bestemmingsplan bevat een planologische regeling voor reeds bestaande rechten en gevestigde belangen, waardoor geen kosten ontstaan en het plan economisch uitvoerbaar is.