direct naar inhoud van Regels
Plan: Noordhollands Kanaal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00119-0305

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanlegplaats:

plaats, waar een pleziervaartuig kan aanmeren, niet zijnde een woonschip.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aan huis verbonden beroep/bedrijf:

een praktijkruimte, kantoor, webwinkel, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde prostitutie en seksinrichtingen.

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.5 bestaand

de afmetingen van bijbehorende bouwwerken, van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en van woonboten, conform de opname in oktober 2016 (Bijlage 1), voor zover gelegen binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 of 3' of 'ligplaats'.

1.6 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0361.BP00119-0305 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.10 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.11 huishouden:

de zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamenlijk gebruik maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer.

1.12 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.13 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civiel-technFische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.14 ligplaats:

een gedeelte van het water, bestemd of geschikt voor plaatsing van een woonboot voor permanente bewoning.

1.15 logies met ontbijt:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, overnachtingsaccommodatie gericht op het verschaffen van kortdurend verblijf (logies) en ontbijt. De ruimte voor logies met ontbijt biedt plaats voor maximaal 4 personen, is onderdeel van het hoofdverblijf en beschikt niet over een eigen kookvoorziening.

1.16 oever:

aan het water grenzende strook land bestaande uit een oevertalud en een horizontaal gelegen oever.

1.17 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd, het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • d. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.18 plan:

het bestemmingsplan 'Noordhollands Kanaal' van de gemeente Alkmaar.

1.19 pleziervaartuig

een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.20 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.21 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een vorm alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.22 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.23 voorzieningen voor woonboten:

een voorziening voor een woonboot is een object in of boven het water dat verband houdt met het wonen op de woonboot, zoals een loopplank of steiger.

1.24 waterhuishoudkundige voorzieningen:

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.25 waterlijn:

het grensvlak tussen water en lucht.

1.26 bewoning:

gebruik als zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.27 woonark:

een drijvend casco van staal of beton dat zich niet op eigen kracht kan voortbewegen en dat voorzien is van een opbouw die geschikt is voor bewoning.

1.28 woonboot:

een drijvend of varend bouwwerk te water, zoals een woonschip of een woonark, dat geschikt is voor bewoning.

1.29 woonschip:

een vaartuig dat zich op eigen kracht kan voortbewegen, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast) en dat geschikt is gemaakt voor bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de hoogte van een bouwwerk op het land:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de hoogte van een woonboot:

Vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van de woonboot, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de lengte en breedte van een woonboot:

Tussen de langste lengte en de langste breedte (buitenkant bak van de woonboot) exclusief overstekken, loopranden, gangboorden, stootranden e.d..

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. beeldende kunst;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. (ondergrondse) afvalcontainers;
  • h. oevergebruik ten behoeve van ligplaatsen voor woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 en 3';

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken;
  • j. voet- en fietspaden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. in- en uitritten, ten behoeve van aangrenzende bebouwing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden ten behoeve van speelvoorzieningen en onderhoud gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 30 m3 per gebouw;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 en 3' dient minimaal 1 meter, gemeten vanaf de oeverlijn onbebouwd en onoverdekt te blijven;

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1 en 3' , is per woonboot maximaal 1 zelfstandig bijbehorend bouwwerk op de oever toegestaan, met een maximaal grondoppervlak van 6 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte van een zelfstandig bijbehorend bouwwerk bedraagt 2,5 meter;
  • c. de minimale afstand van het zelfstandige bijbehorend bouwwerk tot de oeverlijn bedraagt 1 meter.
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen binnen de lengte van de woonboot te worden gebouwd;
  • e. indien het aantal bouwwerken en de maatvoering in de bestaande situatie afwijkt van de genoemde maten onder sub a, b en c., is de bestaande situatie toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1 en 2' bedraagt de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 1 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 3' bedraagt de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 2 meter;
  • c. erf- en terreinafscheidingen mogen tot maximaal 2,50 meter aan weerszijden van de lengte van de woonboot worden geplaatst;
  • d. indien de maatvoering in de bestaande situatie afwijkt van de genoemde maten onder sub a, en b. is de afmeting van de bestaande situatie toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen, onderhoud en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
  • b. de plaats van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Oevergebruik

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 en 3' kan de oever gebruikt worden over maximaal de lengte van de aanwezige woonboot, verlengd met maximaal 2,5 meter aan weerzijden van de woonboot, of zoveel minder als de bestaande situatie toelaat.

3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. prostitutie;
  • f. een parkeerplaats, (winter-) stalling van boten en opslag van goederen en materialen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - oever 1, 2 en 3'.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. waterwegen;
  • e. oeverstroken;
  • f. scheepvaartdoeleinden;
  • g. infiltratievoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. beeldende kunst;
  • j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • k. een woonboot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats'
  • l. aan huis verbonden beroep/bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • m. een schiphuis ten behoeve van opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis'
  • n. een loswal ten behoeve van het aangrenzende bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water – loswal'.

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. paden;
  • q. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
    • 2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 7 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - erf afscheiding' is een geluidswerende voorziening toegestaan:
    • 1. deze mag voorzien zijn van palen in de grond;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis' bedraagt de maximale bouwhoogte 4 meter boven de water-spiegel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water – terrassteiger' zijn tussen de oever en de woonboot terrassteigers toegestaan.

4.2.2 Woonboten

Voor woonboten gelden de volgende regels:

  • a. woonboten dienen binnen de aanduiding 'ligplaats' gelegen te zijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' mag het aantal woonboten niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de afstand tussen woonboten onderling dient 5 meter te bedragen, of zoveel minder als de bestaande situatie toelaat;
  • d. de hoogte van een woonboot mag maximaal 3,5 meter boven de waterspiegel bedragen, met uitzondering van ondergeschikte (bouw)delen;
  • e. de breedte van woonboten mag maximaal 5 meter bedragen;
  • f. de lengte van een woonschip mag maximaal 30 meter bedragen;
  • g. de lengte van een woonark mag maximaal 20 meter bedragen;
  • h. de maximale afstand van de woonboot tot de oeverlijn bedraagt 1 meter, met uitzondering van de woonboten aan de Baansingel waar de bestaande afstand geldt.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd om af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder sub d en toe te staan dat de hoogte van woonboten wordt verhoogd mits:

  • a. de hoogte van de woonboten niet groter wordt dan 4,50 meter, en;
  • b. de lengte van de opbouw waarvoor de afwijking wordt toegestaan niet groter is dan 1/3 deel van de lengte van de woonboot.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroep/bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • d. de activiteit mag geen inrichting die is vermeld in bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamerverhuur;
  • d. de bewoning van een woning door meer dan één huishouden;
  • e. ligplaatsen ten behoeve van woonboten met uitzondering van het bepaalde onder 4.1 sub k;
  • f. woonboten die op enige wijze onderheid worden of op palen staan;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. prostitutie.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair mede bestemd voor een gasleiding.

5.2 Bouwregels

Op de gronden mogen ten behoeve van het bepaalde onder 5.1 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. daarover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de onder 5.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld archeologisch Programma van Eisen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. de aanleg van een drainage ongeacht de diepte;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

5.4.2 Toegestane werken

Het onder 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

5.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 5.4.1wordt slechts verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. daarover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 6 Leiding - Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair mede bestemd voor een waterleiding.

6.2 Bouwregels

Op de gronden mogen ten behoeve van het bepaalde onder 6.1 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. daarover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de onder 6.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van archeologische opgravingen volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld archeologisch Programma van Eisen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. de aanleg van een drainage ongeacht de diepte.

6.4.2 Toegestane werken

Het onder 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 6.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning daarover schriftelijk advies van de desbetreffende leidingbeheerder is overgelegd.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen bestemming, primair mede bestemd als waterstaatkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de onder 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing van het Keur benodigd is of niet.

7.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterkeringsbelang, waarbij de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, oordeelt of er sprake is van onevenredige aantasting.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken en reeds onherroepelijk verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval al van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.1 onder a en b is uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

9.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
  • a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen, met uitzondering van gronden bestemd als 'Leiding - Gas'.
  • b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    • 3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    • 4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 sub b nummer 3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone-industrie' liggen de geluidszones vanwege de bedrijventerreinen Oudorp, Overdie en Boekelermeer. De geluidsbelasting buiten deze zone mag niet meer bedragen dan 50 dB (A).

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor ligplaatsen ten behoeve van woonboten de volgende regel:

  • a. de geluidsbelasting, afkomstig van industrielawaai, van de gezoneerde bedrijventerreinen Overdie, Oudorp en Boekelermeer, bedraagt ten hoogste 55 dB(A) of ten hoogste de hogere vastgestelde geluidwaarde.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de in de regels toegestane maximale bouw- en goothoogten, anders dan bedoeld in a, met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat nutsvoorzieningen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 35 m² bedraagt.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

13.1 schema van volgorde dubbelbestemmingen

Indien en voor zover de gronden meer dan 1 dubbelbestemming als geregeld in de artikelen 'Leiding - Gas´, ´Leiding - Water'' en 'Waterstaat - Waterkering´ gelden, zijn voor zover de voor die dubbelbestemmingen geldende regels ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, de regels van toepassing die gelden voor de dubbelbestemming met de hoogste prioriteit volgens de volgorde die is aangegeven in onderstaand schema:

Doeleinden   Artikelnummer   Volgorde van toepassing  
Leiding - Gas   5   1  
Waterstaat - Waterkering   7   2  
Leiding - Water   6   3  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Noordhollands Kanaal'.