direct naar inhoud van Artikel 5 Cultuur en ontspanning
Plan: Binnenstad Centrum
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00105-0401

Artikel 5 Cultuur en ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken;
  • h. erven;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. ontsluitingswegen;
  • l. voet- en rijwielpaden;
  • m. verkeer- en verblijfsgebied;
  • n. waterlopen en waterpartijen;
  • o. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming;

5.2.2 Situering van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Voor zover de voorgevel direct grenst aan de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied', mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd indien deze aaneengesloten in de bestemmingsgrens met de bestemming Verkeer - verblijfsgebied' worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a:
    • 1. mogen gebouwen anders dan in de bestemmingsgrens met de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' worden gebouwd;
    • 2. mogen gebouwen niet-aaneengesloten worden gebouwd;
    • 3. zijn stegen toegestaan;
  • c. het bepaalde onder b is van toepassing op voorwaarde dat de afwijking ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.
5.2.3 Bouwhoogte

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven.
5.2.4 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mag tot aan de vloer van de tweede bouwlaag niet worden gebouwd, met uitzondering van voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.

5.2.5 Aan- en uitbouwen
  • a. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat aan- en uitbouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de aan- en uitbouwen mogen uitsluitend direct aan de achtergevel van de hoofdbebouwing worden gebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen mogen alleen worden gebruikt conform het toegestane gebruik van de aangrenzende hoofdbebouwing alsmede voor gebouwde parkeervoorzieningen;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
    • 4. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  • b. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat hogere aan- en uitbouwen en bebouwingspercentages zijn toegestaan dan op grond van het bepaalde onder a mag, indien deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde onder a is toegestaan niet groter worden.
5.2.6 Bijgebouwen
  • a. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat bijgebouwen zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
    • 2. de maximale bouwhoogte bedraagt 4,50 meter;
  • b. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat grotere bijgebouwen en hogere bebouwingspercentages zijn toegestaan dan op grond van het bepaalde onder a mag, indien deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde onder a is toegestaan niet groter worden.
5.2.7 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor de in lid 5.1 genoemde gronden geldt dat bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 2 meter.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een grotere hoogte als bedoeld onder a indien deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend, met dien verstande dat de afwijkingen ten opzichte van hetgeen op grond van het bepaalde in a is toegestaan niet groter worden.
5.2.8 Dakterrassen

Dakterrassen zijn toegestaan op een aan- en uitbouw, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend mogen worden gebruikt conform het toegestane gebruik van de aangrenzende of direct ondergelegen bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • b. op dakterrassen bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan van maximaal 1,20 meter hoogte, gemeten vanaf het dak;
  • c. geen dakterrassen zijn toegestaan op delen van het dak die 3 meter of minder van de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' liggen, tenzij deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
  • d. geen dakterrassen zijn toegestaan die een onevenredige afbreuk doen aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld;
  • e. dakterrassen in combinatie met een horecabedrijf zijn niet toegestaan.
5.2.9 Begane grond

Het is niet toegestaan de voorgevel zodanig te construeren of te wijzigen dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen in de eerste bouwlaag niet aan de zijde worden gerealiseerd die grenst aan de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied', tenzij deze ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan rechtmatig waren gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.

5.2.10 Toegelaten overschrijdingen

Het is, op voorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld, toegestaan om:

  • a. de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
    • 1. goot- en dakoverstekken met een maximale diepte van 0,60 meter;
    • 2. erkers, met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • een maximale diepte van 0,80 meter;
      • een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
      • over maximaal één bouwlaag van het hoofdgebouw
    • 3. balkons, met inachtneming van de volgende bepalingen:
      • een maximale diepte van 0,80 meter;
      • een maximale breedte van 1/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
    • 4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, zonneschermen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen.
  • b. de in dit plan aangegeven maximale goot- en bouwhoogten te overschrijden ten behoeve van:
    • 1. lichtkappen tot 1 meter;
    • 2. schoorstenen tot 3,60 meter.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2.3 voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte voor dakopbouwen ten behoeve van trappen, liften of andere (bouw)technische voorzieningen met maximaal 3,60 meter, met dien verstande dat het totaal-oppervlak aan dakopbouwen maximaal 30% bedraagt van het totaal-oppervlak van het dak van het hoofdgebouw en in totaal geen grotere oppervlakte heeft dan 200 m².