direct naar inhoud van Regels

TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22c - perceel naast Aalsmeerderweg 342 en tussen 348 en 354

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0358.TAMOP22C-OW01
Plantype: bestemmingsplan

REGELS

 

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het mogelijk maken van 1 woning naast Aalsmeerderweg 342 en 2 woningen tussen Aalsmeerderweg 348 en 354 en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22c]) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Aalsmeer. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22c] van het omgevingsplan van de gemeente Aalsmeer. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22c]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘[22c]’ gelezen worden.

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Artikel 3 Toepassingsbereik

Artikel 4 Aanvraagvereisten

Artikel 5 Meet- en regelbepaling

HOOFDSTUK 2 Functies en activiteiten

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Artikel 7 Wonen - Lintbebouwing

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Artikel 10 Algemene bouwregels

Artikel 11 Overige regels

Artikel 12 Geluidszone industrie - 50 dB

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk 22c.

 

 

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

2.1 Aan huis gebonden beroep enof -bedrijf

het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, dat door de beperkte omvang ervan in diens woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

2.2 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

2.3 Horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

 

2.4 huishouden

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

 

2.5 Normale onderhoudswerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de functie;

 

2.6 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals afvalverzamelpunten, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwen, gasreduceerstations, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan) en voorzieningen voor transport van onder meer aardgas, water, elektriciteit, telecommunicatie en alarmeringssignalen;

 

2.7 Ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die onder het straatpeil is gelegen;

 

2.8 Onzelfstandige woonruimte

woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;

 

2.9 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

2.10 Woning

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

2.11 Wonen

activiteit inhoudende de permanente bewoning van een woonruimte door één huishouden;

Artikel 3 Toepassingsbereik

 

  1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het eerste lid.

  2. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c perceel naast Aalsmeerderweg 342 en tussen 348 en 354, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO. met identificatienummer NL.IMRO.0358.TAMOP22c-OW01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl

 

 

Artikel 4 Aanvraagvereisten

 

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. 

 

Artikel 5 Meet- en regelbepaling

 

  1. De meet- en rekenbepalingen, in aanvulling op a bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingenzijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het tweede lid tot en met het vijfde lid.

  2. De inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  3. De bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, ventilatiekanalen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  4. De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

  5. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel-en kroonlijsten, gevelisolatie, reclameaanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer bedraagt dan:

  1. 3 m voor balkons en erkers;

  2. 5 m voor luifels dienende als windschermen nabij hoge gebouwen en als markering van entrees van gebouwen;

  3. 1 m in overige gevallen.

 

HOOFDSTUK 2 Functies en activiteiten

 

 

 

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

 

 

 

 

Artikel 7 Wonen - Lintbebouwing

 

 

7.1 Functieomschrijving

Een als 'Wonen - Lintbebouwing' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  1. het wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf;

  2. tuinen en erven;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

  4. ontsluitingen ten behoeve van het wonen;

  5. parkeervoorzieningen.

 

7.2 Beoordelingsregels

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;

  2. een vrijstaande woning heeft een perceelsbreedte van minimaal 25 meter;

  3. van de perceelsbreedten zoals zijn genoemd onder b dit artikel mag worden afgeweken indien de stedenbouwkundige situatie daartoe aanleiding geeft, mits:

  1. de frontbreedte van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen niet meer bedraagt dan 50% van de perceelsbreedte; en

  2. het perceel zich voegt in de ritmiek van het bestaande lint

  1. de maximum bouwdiepte van het oorspronkelijk hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  2. de voorgevelbreedte van het oorspronkelijke hoofdgebouw mag niet meer dan 12 meter bedragen;

  3. de voorgevelbreedte van het oorspronkelijke hoofdgebouw bij een perceelsbreedte vanaf 30 meter mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  4. de voorgevels van de hoofdgebouwen dienen ten opzichte van elkaar te verspringen met een minimum van 2 meter en een maximum van 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn en de voorgevels dienen evenwijdig aan de weg te worden gebouwd;

  5. het aantal woningen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

  6. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag niet worden overschreden;

  7. de maximale goothoogte mag per dakvlak voor maximaal 30% worden doorsneden;

  8. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 60° bedragen. Deze contouren gelden voor ten minste twee dakvlakken;

  9. de afstand van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient niet minder dan 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;

  10. gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan inritconstructies, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;

  2. de bouwhoogte van gemetselde penanten in het voorerfgebied mag niet meer dan 2 meter bedragen;

  3. de breedte en bouwhoogte van een toegangspoort in het voorerfgebied die onderdeel uitmaakt van de totale erf- of perceelsscheiding, of die geplaatst wordt tussen een groene erfafscheiding, mag niet meer bedragen dan 4 meter breed respectievelijk 2 meter hoog;

  4. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  5. er is maximaal 1 paal of mast toegestaan per woning;

  6. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;

 

7.3 Specifieke beoordelingsregels

 

7.3.1 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

In afwijking van artikel 7.2.1 onder l, kan de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend voor:

  1. het bouwen van het oorspronkelijke hoofdgebouw op een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 2 meter, indien een reeds bestaande woning (bij sloop en nieuwbouw) reeds op geringe afstand van de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, of;

  2. het bouwen van het oorspronkelijke hoofdgebouw op een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een korte afstand dan 2 meter, indien voldaan wordt aan de thans geldende 'Nota Ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van de gemeente Aalsmeer', paragraaf 4.5.

 

7.3.2 Erkers

Voor het bouwen van een erker gelden de volgende regels:

  1. Een erker wordt bij een woning gebouwd

  2. Een erker wordt alleen gebouwd aan een hoofdgebouw

  3. de maximum diepte van de erker bedraagt 1 meter waarbij een strook van minimaal 1 meter tot openbaar toegankelijk gebied onbebouwd blijft;

  4. de maximum breedte van de erker 3/5 deel van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt;

  5. De borstwering van de erker, het gedeelte van een muur tussen de vloer en de onderkant van het kozijn, is tussen de 0,45 meter en de 0,75 meter hoog;

  6. De kozijnen staan op de borstwering en zijn gevuld met helder glas;

  7. Het dak van de erker mag als balkon of dakterras worden ingericht;

  8. De gezamenlijke oppervlakte van alle aanwezige bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied is niet meer dan 50% van het totale voorerfgebied

  9. Een erker is niet hoger dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

 

7.3.3 Bijbehorende bouwwerken

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bestaande bijgebouw' is een bestaand bijgebouw toegestaan waarbij artikel 10.3 van toepassing is.

7.4 Specifieke functieregels

 

7.4.1 Aan-huis-gebonden beroep en of -bedrijf

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of aan-huis-gebonden bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;

  2. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf niet groter is dan 30% van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken;

  3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;

  4. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;

  5. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;

  6. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;

  7. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.

 

 

7.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze functie, zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het plaatsen of geplaatst hebben van onderkomens;

  3. het opslaan van goederen, stoffen, producten of materialen en materieel, waarvan de aanwezigheid voor de realisering of handhaving van de in lid 1 genoemde functie niet noodzakelijk is, dan wel kan worden geacht noodzakelijk te zijn;

  4. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;

  5. het gebruik ten behoeve van het kamperen;

  6. het gebruik ten behoeve van detailhandel;

  7. het gebruik ten behoeve van horeca;

  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

7.4.3 Voorwaardelijke verplichting bestaand bijgebouw

Het slopen van het bijgebouw, ter plaatse van de specifiek bouwaanduiding ‘bestaande bijgebouw’, is alleen toegestaan:

  1. als er uit nader vleermuizenonderzoek blijkt dat er geen vleermuizen gebruik maken van verblijfplaatsen in het betreffende bijgebouw;

  2. of als er uit nader vleermuizenonderzoek blijkt dat er vleermuizen gebruik maken van verblijfplaatsen in het betreffende bijgebouw en er een vergunning flora en fauna activiteit hiervoor is verleend.

 

7.4.4 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Het in gebruik nemen van de met dit TAM-omgevingsplan mogelijk gemaakte gebouwen en verhardingen ten behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 7.1 is slechts toegestaan, indien waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van waterberging zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden, met inachtneming van de volgende regels:

  1. per m2 toename verharding moet 0,15 m2 oppervlaktewater toegevoegd worden;

  2. watergangen en waterpartijen die worden gedempt dienen volledig gecompenseerd te worden.

 

7.4.5 Geluid

  1. Een nieuw geluidgevoelig gebouw wordt toegestaan indien de geluidbelasting op een gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde van 53 Lden.

  2. Een nieuw geluidgevoelig gebouw met een geluidbelasting die hoger is dan de standaardwaarde, als bedoeld in lid 1, is toegestaan als:

  1. geen geluidsbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen;

  2. de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidsbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt;

  3. er minimaal één geluidsluwe gevel aanwezig is;

  4. het geluid op nieuwe geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde van 68 Lden;

  5. bij het toevoegen van een geluidgevoelig gebouw bedraagt het gezamenlijke geluid op een geluidgevoelig gebouw 60 dB.

  1. Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het tweede lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

  2. De slaapkamers dienen aan de geluidluwe gevel (de oost- en/of de zuidgevel) gesitueerd te worden.

 

 

 

 

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

 

 

8.1 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen locatie heeft, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede de functie bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Deze functie is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende functies.

 

8.2 Algemene regels: vergunningvrij

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van overige aan deze gronden toegekende functies worden gebouwd indien deze bouwwerken voldoen aan de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 4' reiken de bodemingrepen niet verder dan een maximale diepte van 0,40 meter;

  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing bij een oppervlakte kleiner dan 10.000 m2;

  3. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

8.3 Specifieke beoordelingsregels

 

8.3.1 Beoordelingsregels

In afwijking van artikel 8.2, kan de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend voor het bouwen ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende functie indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of;

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;

  3. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

 

8.3.2 Vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 8.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de als Waarde - Archeologie aangewezen locatie zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;

  3. het bebossen van gronden;

  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;

  7. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;

  8. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;

  9. het door- of vergraven van historische kades;

  10. het bepaalde onder a t/m i is niet van toepassing bij een oppervlakte groter dan 10.000 m2.

 

8.4.2 Vergunningvrije werkzaamheden

Het onder 8.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit TAM- omgevingsplan.

 

 

8.4.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 kan worden verleend, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;

  3. dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

 

 

8.4.4 Vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 8.4.3 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan het door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

 

10.1 Toegelaten overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven functiegrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:

  1. ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclame-uitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen), galerijen (al dan niet ondersteund door kolommen) en gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2,50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de aangewezen gronden voor verkeersdoeleinden, en met dien verstande dat funderingen en ondersteuningen van gebouwen niet buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd;

  2. ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:

  1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt;

  2. de hoogte niet meer dan 5 meter boven op de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

 

10.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in deze regels opgenomen afwijkingsmogelijkheden en specifieke regels, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van (het ondergrondse deel van) bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor straatmeubilair, nutsvoorzieningen, inritconstructies en voorzieningen ten behoeve van warmte-koudeopslag;

  2. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken, niet zijnde een parkeergarage, mag niet meer dan 3 meter beneden het straatpeil bedragen;

  3. de verticale diepte van een ondergrondse parkeergarage (semi-verdiept) mag niet meer dan 1,5 meter beneden het straatpeil bedragen;

  4. het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden, de bodem- en waterhuishouding en de waterleidingen.

 

10.3 Bestaande maten

  1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in het TAM-omgevingsplan is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;

  2. Voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a van dit artikel slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de regels niet wordt vergroot.

 

 

Artikel 11 Overige regels

 

11.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene

maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling

niet zijnde de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', dan geldt deze wet, algemene maatregel

van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling, zoals die luidt en van

kracht is op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

11.2 Voorrangsregels

In het geval van strijdigheid van belangen tussen de locatie 'wonen - lintbebouwing' en de locatie 'waarde - archeologie 4', gaat het belang van de locatie 'waarde - archeologie 4' voor.

 

11.3 Parkeren

 

11.3.1 Parkeernormen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of functiewijziging van een gebouw of perceel wordt slechts verleend, wanneer wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid 'Nota Parkeernormen Aalsmeer'. Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode door het bevoegd gezag wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging van deze regels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

11.3.2 Laden en lossen

Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en/of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

 

11.3.3 Specifieke beoordelingsregels parkeernormen

Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kan in afwijking van artikel 11.3.1 de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend indien:

  1. de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of:

  2. met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.

 

11.3.4 Specifieke beoordelingsregels laden en lossen

In afwijking van artikel 11.3.2 kan de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend indien:

  1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en/of losruimte wordt voorzien.

 

 

Artikel 12 Geluidszone industrie - 50 dB

 

 

 

12.1 Functieomschrijving

De voor 'Geluidszone industrie - 50 dB' aangeduide locaties zijn, naast het bepaalde in de andere voor die locaties aangewezen functies (basis functies), aangeduid voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege de binnen de zone aanwezige grote lawaaimakers, op geluidgevoelige gebouwen.

 

12.2 Bouwactiviteiten

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - Industrie 50 dB' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van de aanwezige bedrijventerrein Schiphol - Oost.

 

12.3 Specifieke beoordelingsregels

In afwijking van artikel 12.2 kan de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend, mits de geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde.

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

 

12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze functie, zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidgevoelige gebouwen als geluidgevoelige gebouwen.

 

12.4.2 Specifieke beoordelingsregels

In afwijking van artikel 12.4.1 kan de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met de in dat onderdeel bedoelde regels toch worden verleend, mits de geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde.