Plan: | Omgevingsvergunning i.a.v. het bestemmingsplan Hornmeer - Dreef 7a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0358.OIAVHB08xB-VG01 |
Op 27 januari 2011 is er een tijdelijke bouwvergunning, voor maximaal 5 jaar, verleend voor het realiseren van een buitenschoolse opvang (BSO) op het perceel Dreef 7 in Aalsmeer.
Op 4 december 2014 is er een aanvraag omgevingsvergunning ingediend (Z-2014/069756). De aanvraag ziet op het permanent vergunnen van de bestaande tijdelijke situatie. Het bestaande gebouw heeft een oppervlakte van 190 m². De hoogte ten opzichte van het maaiveld is 3 meter. De BSO is gelegen achter het zwembad de Waterlelie.
Het perceel is gelegen in de wijk Hornmeer. Hornmeer is gelegen tussen de Westeinderplassen (westen) en de bloemenveiling Flora Holland (oosten) en Stommer (noorden) en Uithoorn (zuiden). Het perceel is gelegen ten westen van de Burgemeester Kasteleinweg (oude N201), tussen de sportvelden dicht op de grens met Uithoorn. Het BSO is gelegen achter zwembad de Waterlelie, Dreef 7, dicht bij de midgetgolf, de kinderboerderij, een sportschool, het park en de voetbalvelden.
Situatie
In hoofdstuk 2 is een beschrijving gegeven van het project. Hierbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het project. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een beschrijving gemaakt van het provinciale en gemeentelijke beleid, dat een relatie heeft met het projectgebied en/of de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt op de diverse omgevingsaspecten ingegaan. Een juridische beschrijving van het project is gegeven in hoofdstuk 5. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het project. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Het bestaande gebouw heeft een oppervlakte van 190 m². De hoogte ten opzichte van het maaiveld is 3 meter. Het gebouw biedt plaats voor twee groepen met maximaal 20 kinderen (40 totaal).
Het gebouw is met een tijdelijke bouwvergunning gerealiseerd. Deze tijdelijke vergunning wil men omzetten naar een permanente vergunning.
Het perceel is gelegen in het bestemmingsplan 'Hornmeer', deze is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Het perceel ligt binnen de bestemming 'Sport'. De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sportgelegenheden en ontspanning met bijbehorende voorzieningen. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
De gevraagde omgevingsvergunning is in strijd met de bestemming qua gebruik en bouwen (er is geen bouwvlak).
Verder is de aanduidingsregel 'luchtvaartverkeerzone – Lib zone IV' van toepassing. Dit houdt in dat op grond van de andere aangewezen bestemmingen, mede bestemd is voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer van en naar Schiphol. Door de (toen nog) Vrominspectie is bij brief van 17 april 2012 verklaard dat kinderopvang niet als geluidsgevoelige bestemming wordt gezien. De aanvraag is niet in strijd met de aanduidingsregel.
Het perceel is gelegen in sport en recreatiegebied Hornmeer.
Het gebouw van de Bso staat in het groen en heeft een eenvoudige uitstraling. Het gebouw bestaat uit 1 bouwlaag en is door het omringende groen bijna niet waarneembaar vanaf de openbare weg en voldoet hiermee aan de stedenbouwkundige voorwaarden.
Bereikbaarheid nood- en hulpdiensten
Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is, aan twee zijden, voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).
Bluswatervoorziening
De brandweer heeft water nodig bij het bestrijden van brand. Primair wordt dit gedaan door middel van het drinkwaternet, maar wanneer de brand groter wordt van omvang is secundaire waterwinning van belang. Onder secundaire waterwinning wordt verstaan, bereikbare sloten, poelen die aan een aantal eisen moeten voldoen. Het aanwezige water kan tevens worden gebruikt door de brandweer. Dit gebruik is geen strijdig gebruik.
De structuurvisie is op 21 juni 2010 vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo’n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behouden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.
Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
De regels van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Bij het stellen van deze regels moeten provinciale belangen in het geding zijn. In een verordening kunnen regels worden opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen). De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen aan te passen aan de provinciale verordening.
Op 3 november 2010 is de verordening in werking getreden.
Conclusie
Het project valt binnen bestaand bebouwd gebied. Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en de bereikbaarheid van die locaties. Uitgangspunt is een zorgvuldige afweging tussen verschillende belangen, waarbij milieukwaliteiten als (externe) veiligheid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geur en geluid, maar ook waterkwaliteit belangrijke randvoorwaarden zijn.
De gevraagde permanente kinderopvang past binnen de provinciale structuurvisie en verordening.
Het actuele beleid voor het gebied is neergelegd in de “Gebiedsvisie Aalsmeer Aandacht voor Kwaliteit 2020 (vastgesteld op 26 november 2009)”. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De locatie is aangewezen in de gebiedsvisie als (sport) park en zit tussen wonen en bedrijven in.
Aalsmeer streeft naar een optimaal voorzieningenniveau op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs, jeugd, kinderopvang, sport, cultuur en vrije tijd. Voldoende kwalitatief goede voorzieningen voor buitenschoolse opvang en kinderopvang is essentieel voor een goed werkende economie, waarbij een goede balans tussen wonen en werken kan worden gevonden.
Conclusie
Het permanent maken van de buitenschoolse opvang in het (sport)park sluit aan op de "Gebiedsvisie Aalsmeer 2020". De Bso is goed bereikbaar. Ze kunnen gebruik maken van de faciliteiten die het park biedt zoals zwemlessen bij het achter de locatie gelegen zwembad en sportactiviteiten.
Momenteel wordt er gewerkt aan een ontwikkelvisie van de Hornmeer. Door de fusie van voetbalverenigingen RKAV, VVA en JAU én van de basisscholen de Hoeksteen en de Wegwijzer is er meer ruimte voor sport, groen, recreatie, (sociale) woningbouw en onderwijs in de wijk Hornmeer. Het concept heeft eind 2014 ter inzage gelegen.
Het gebied waar de Bso binnen valt wordt in de toekomst gebruikt voor de bouw van een nieuwe school, op het vrijkomende hoofdveld van voetbalvereniging Aalsmeer (ligt ten noorden van het zwembad), en de bouw van een nieuwe sporthal bij het zwembad.
De Bso staat de gewenste ontwikkelingen niet in de weg.
Op basis van beperkt archiefonderzoek is het niet de verwachting dat de bodem ernstig verontreinigd is. Het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid wijst uit dat de locatie onverdacht is. Op basis van artikel 2.1.5, lid 3 van de bouwverordening besluit de gemeente af te wijken van de verplichting tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport zoals bedoeld in Woningwet art.8 lid 4 en de Regeling omgevingsrecht art. 2.4.
Conclusie
Aanvrager is niet verplicht tot het aanleveren van een bodemonderzoeksrapport
Waterbeheerplan
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom dat het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden.
Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Beleidsregels Waterkeringen
Om veiligheid tegen overstromingen te bieden kent het hoogheemraadschap van Rijnland ge- en verbodsbepalingen. Deze zijn opgenomen in artikel 3.1.1 van “De keur van het hoogheemraadschap van Rijnland 2009”. Hierin is opgenomen dat het verboden is zonder watervergunning in, op, onder en/of boven waterstaatswerken en hun beschermingszone:
Daarnaast is het zonder watervergunning verboden de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden. Ook is het verboden zonder watervergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen.
Op de gronden is de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland.
Toename verharding
Bij een toename van verharding met meer dan 500m2 hanteert Rijnland de eis dat binnen het betreffende peilgebied 15% van het extra verharde oppervlak als open water dient te worden gecompenseerd. Het hier gaat een reeds geplaatste gebouw met een oppervlakte van 190 m2, het plein eromheen is verhard. De totale oppervlakte bedraagt circa 650 m2. Dit betekent dat er 97,5 m2 water gecompenseerd dient te worden. Dit zal met de toekomstige ontwikkelingen die beschreven staan in de ontwikkelvisie van de Hornmeer (zie 3.2.2) meegenomen worden.
Waterkering
Het plan ligt niet in een waterkering.
Riolering
Het gebouw is aangesloten op een drukrioleringsgemaal. Het hemelwater (dakvlakken en erfverhardingen) is niet op de riolering aangesloten omdat er in de nabijheid oppervlaktewater aanwezig is.
Materiaalkeuze
Voor de nieuwbouw worden geen materialen gebruikt die de kwaliteit van het regen- en oppervlaktewater negatief beïnvloeden, zoals uitloogbare materialen als koper, zink of lood.
Beleidskader
In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
Plangebied
Naschoolse opvang is geen geluidgevoelige bestemming. Er hoeft geen onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op de gevels.
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.
In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
Conclusie
In 2008 is onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd voor de gehele gemeente Aalsmeer. In dat onderzoek is indertijd niet gebleken dat er binnen de gemeente sprake is van een overschrijding van normen. Het onderzoek is inmiddels niet meer actueel maar er kan op basis van het onderzoek wel worden gesteld dat er op voorhand geen knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit te verwachten zijn.
Het permanent maken van een Bso van deze omvang is een ontwikkeling die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet nodig. Daarbij geldt dat de Burgemeester Kasteleinweg binnenkort zal worden afgewaardeerd, hetgeen positieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in Aalsmeer zal hebben.
Op 17 februari 2011 heeft de gemeenteraad besloten het vervoer van gevaarlijk stoffen vooral via provinciale wegen te laten verlopen. Door deze te voorzien van routeringsborden worden de gemeentelijke wegen uitgesloten van het vervoer gevaarlijke stoffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen vindt plaats over onder andere de provinciale wegen Legmeerdijk, Bosrandweg en Burgemeester Kasteleinweg. Alle overige wegen zijn verboden voor transport van gevaarlijke stoffen, tenzij daarvoor ontheffing wordt verleend.
Vanwege het groepsrisico geldt er in het algemeen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidszone van 200 meter vanuit de as van de betreffende vervoerslijn.
Conclusie
Het plangebied ligt buiten deze veiligheidszone van de Burgemeester Kasteleinweg (circa 300 meter). Naar verwachting zal in 2015 de Burg. Kasteleinweg worden afgewaardeerd en door de provincie worden overgedragen aan de gemeente Aalsmeer. Dit betekent dat vanaf dat moment de aanwijzing van de Burg. Kasteleinweg als route transport gevaarlijke stoffen zal worden ingetrokken en dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg zonder ontheffing dan niet meer is toegestaan.
Voor alle mogelijk aanwezige broedvogels geldt dat werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen buiten het broedseizoen dienen te worden gestart. De werkzaamheden mogen alleen doorlopen tot in het broedseizoen wanneer vooraf zeker is gesteld dat broedvogels ontbreken binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden. Vaak kan dit middels een eenvoudige inspectie vooraf worden bepaald.
Conclusie
Aangezien er niet gebouwd wordt hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd op grond van de flora en fauna wet.
Er wordt niet gebouwd. Ook is de locatie aangemerkt als archeologie vrij, er is dus geen archeologisch onderzoek vereist.
De gewenste ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Hornmeer. Er is dan ook een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) noodzakelijk om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
Deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het permanent maken van een Bso op de dreef 7A in Aalsmeer.
Het ontwerp omgevingsvergunning is gedurende zes weken ter inzage gelegd van 3 april 2015 tot en met 13 mei 2015. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om zienswijzen kenbaar te maken. Hiervan is vooraf kennis gegeven op de gemeentelijke website, de Nieuwe Meerbode en de Staatscourant van 2 april 2015. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Voorliggende onderbouwing voorziet in het permanent maken van een tijdelijke vergunning voor een Bso, zoals opgenomen in het ingediende bouwplan. Dit is geen bouwplan in de zin van artikel 6.12 van de wet ruimtelijke ordening. Er is dus geen plicht om een exploitatieplan vast te stellen.
Het project is al met de tijdelijke vergunning gerealiseerd.