direct naar inhoud van Regels

HOV - verbinding

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.OIAVHB07xM-VG01
Plantype: omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

 

 

 

 

 

 

 

 

HOV Verbinding Aalsmeer

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

HOOFDSTUK 3 Beleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 7 februari 2018 is er een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van de Provincie Noord- Holland voor de ontwikkeling van een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding en het herinrichten van het bestaande fietsen- en wegennet op de Burgemeester Kasteleinweg in Aalsmeer. Het project omvat de afwaardering van het bestaande wegennet, de aanleg van een aparte busbaan over de lengte van het traject en kruisingen worden heringericht of vervangen door rotondes. Het project heeft als doel om de openbaarvervoerverbinding tussen Aalsmeer en Schiphol- Zuid te verbeteren.

 

De aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning voor ontwikkelingen op de Burgemeester Kasteleinweg in Aalsmeer (Z-2018/007842). De aanvraag voorziet in de aanleg van een openbaar vervoernetwerk en de herinrichting van het bestaande fietsen- en wegennet. De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in Bijlage 1 (aanvraagformulier).

 

In paragraaf 2.2 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling.

 

 

1.2 Aard en doel

 

Van toepassing op de projectlocatie zijn de volgende vigerende bestemmingsplannen:

 

De activiteiten waarvoor de aanvraag is ingediend zijn (gedeeltelijk) in strijd met de volgende bestemmingplannen:

 

Het ingediende plan is (gedeeltelijk) in strijd met de desbetreffende bouwvoorschriften en/of gebruiksvoorschriften (zie 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nodig om het plan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van de bestemmingsplannen kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB07xM-VG01 (Bijlage 2).

 

 

 

 

 

 

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het projectgebied ligt in Aalsmeer en bevat het tracé van de Burgemeester van Kasteleinweg tussen de Aalsmeerderdijk aan de ene kant en de Poelweg aan de andere zijde.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 1: begrenzing projectgebied

 

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde.

In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie

 

Het projectgebied was onderdeel van de N196 en vormt een belangrijke schakel in de regionale bereikbaarheid. In de huidige situatie is er sprake van 2 x 2 rijbanen voor motorvoertuigen met een groenstrook in het midden op de Burgemeester Kasteleinweg. Parallel aan deze weg is een fietspad aanwezig. Het verkeer op de kruispunten wordt geregeld door middel van verkeerslichten. De bus rijdt op de autoweg en er is geen sprake van een aparte busbaan.

 

 [image]

 

Figuur 2: oude situatie

 

 

2.2 De ontwikkeling

 

Ten noorden van Aalsmeer is de N201 aangelegd waardoor het doorgaande verkeer van de N196 af en buiten de bebouwde van Aalsmeer wordt geleid. Na de ingebruikname van de N201 is de bestaande N196, de Burgemeester Kasteleinweg, afgewaardeerd. Daardoor is het mogelijk om het openbaar vervoer beter te faciliteren, waarmee een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding mogelijk wordt met een verbeterde OV- bereikbaarheid van Aalsmeer en de bedrijventerreinen Green Park, Schiphol Rijk en het in aanleg zijnde Schiphol Logistics Park.

Er wordt een aparte busbaan gerealiseerd over de gehele lengte van het traject van de voormalige N196 door de bebouwde kom van Aalsmeer. De twee keer tweebaansweg verandert daartoe in twee enkele rijbanen met een aparte busbaan in het midden. De busbaan is recht over de rotondes en kruisingen geprojecteerd. Er zullen zes rotondes gerealiseerd worden, waarvan vijf in Aalsmeer. De voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd op het gedeelte tussen de Fokkerweg en de Poelweg (de N196), op de Burgemeester Kasteleinweg. De herinrichting van het traject wordt gecombineerd met groot onderhoud.

Voor een overzicht van de nieuwe situatie wordt verwezen naar de afbeelding van het projectgebied in Bijlage 2 (Besluiitvlak). De herinrichtingen betreffen de volgende locaties.

Ter hoogte van Kwekerij 31, tussen de 1e J.C. Mensinglaan en de Zwarteweg (figuur 5), komt een rotonde en de bestaande kruisingen van de Burgemeester Kasteleinweg met de Dorpsstraat (figuur 3), de Van Cleeffkade (figuur 4), de Ophelialaan (figuur 6) en de Zwarteweg (figuur 7) worden vervangen door rotondes. Fietspaden worden verlegd en er wordt een fietstunnel gerealiseerd bij het kruispunt met de Legmeerdijk.

Tevens worden voorzieningen gerealiseerd in de vorm van fietsenstallingen, bushaltes en een busstation.

 

De rotonde bij de Zwarteweg wordt de enige reguliere rotonde op dit tracé, wat inhoudt dat de bus hier met de rest van het verkeer gebruik maakt van de rotonde. Het nieuwe busstation van Aalsmeer komt direct naast de rotonde bij de Zwarteweg te liggen. Dit is tevens de laatste halte in Aalsmeer. Ook worden er geluidsschermen geplaatst op het tracé om geluidshinder op de woningen te voorkomen.

 

 

 [image]

Figuur 3: te realiseren rotonde bij de Dorpsstraat

 

 

 [image]

Figuur 4: te realiseren rotonde bij de Van Cleeffkade

 

 

 

 

 

 

 [image]

 

Figuur 5: te realiseren rotonde tussen de 1e J.C. Mensinglaan en de Zwarteweg

 

 

 [image]

Figuur 6: te realiseren rotonde bij de Ophelialaan

 

 [image]

Figuur 7: te realiseren rotonde bij de Zwarteweg en nieuw busstation Aalsmeer

 

De maximum snelheid van 50 km/uur wordt op een deel van het traject, tussen de Ophelialaan en de Zwarteweg, teruggebracht naar 30 km/uur. Dit deel van het tracé is bedoeld voor bestemmingsverkeer. Auto's en fietser zullen samen rijden op een fietsstraat, waar de auto 'te gast' is. De bus zal op dit deel van het traject 50 kilometer per uur mogen rijden op een afgescheiden busbaan.

 

 [image]

Figuur 8: referentiebeeld van een van de te realiseren rotondes

 

Verder zal er een fietsenstalling en een wachtruimte voor chauffeurs gerealiseerd worden.

 

 

2.3 Bestemmingsplannen

 

Voor het projectgebied zijn gelden de volgende bestemmingsplannen

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Figuur 9: geldende bestemmingsplannen en projectgebied

 

Het plan is niet in overeenstemming met de gebruiksregels van de volgende bestemmingsplannen:

 

2.3.1 Planregels

 

N196 en Zwarteweg: Binnen de bestemming 'Groen' is geen verkeersweg toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum' is de aanleg van een fietspad niet toegestaan.

 

Stommeer: Binnen de bestemming 'Tuin' is de aanleg van een geluidsscherm niet toegestaan. Verder is een fietsenstalling en het gebruik van een verkeersweg niet toegestaan binnen de bestemming 'Groen'.

 

Hornmeer: Binnen de bestemming 'Water' is een voet- en fietspad niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Groen' is een fietsenstalling en een wachtruimte voor chauffeurs niet toegestaan.

 

Spoorlaan: De aan te leggen geluidsschermen komen niet overeen met de bestemming 'Groen'.

 

 

2.3.2 Strijdigheden

 

Binnen het projectgebied is een aantal strijdigheden met de voorheen geldende bestemmingsplannen geconstateerd.

 

N196 en Zwarteweg:

Binnen de bestemming 'Groen' wordt een verkeersweg aangelegd en binnen de bestemming 'Centrum' wordt een fietspad aangelegd.

 

 [image]

Figuur 10: strijdigheden groen en centrum ter hoogte van Ophelialaan

 [image]

Figuur 11: strijdigheden groen ter hoogte van kruising 1e J.C. Mensinglaan

 

Hornmeer: De fietsenstalling en wachtruimte voor chauffeurs zijn strijdig met de gebruiksregels van het bestemmingsplan. Het voet- en fietspad is strijdig met het gebruik 'Water'.

 

 [image]

Figuur 12: Strijdigheid fietsenstalling

 

 

 

 

 [image]

Figuur 13: strijdigheden fietsenstalling, wachtruimte chauffeurs en voet- en fietspad door water

 

 

Spoorlaan: Het geluidscherm is strijdig met de bestemming 'Groen'.

 

 [image]

Figuur 14: strijdigheid geluidscherm in 'Groen' nabij de Spoorlaan.

 

2.3.3 Motiveren om af te wijken van het bestemmingsplan

 

De aanleg van de hoogwaardige openbaarvervoerverbinding zorgt voor een verbetering van de OV- bereikbaarheid van Aalsmeer en de bedrijventerreinen Green Park, Schiphol Rijk en het in aanleg zijnde Schiphol Logistics Park. De gemeente Aalsmeer heeft de wens op de leefbaarheid, de bereikbaarheid en de veiligheid te verbeteren. Dit project geeft invulling aan deze wens.

 

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

 

3.1 Rijksbeleid

 

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.

 
In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

 

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

 

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bouwplan.

 

 

3.1.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2018)

 

In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) dat hoort bij de Schipholwet uit 2003 zijn ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur ( AMvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

 

Per 4 november 2015 is een wijziging van het LIB in werking getreden. Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a van het LIB.

 

De genoemde beperkingen betreffen:

 

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.

 

Op 1 januari 2018 is de meest recente wijziging van het LIB in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen.

 

Op gronden zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2, 2.2.2a en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking tot bebouwing en gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een vogelaantrekkende werking.

 

Het besluitgebied valt binnen de invloedzones van luchthaven Schiphol en is gelegen binnen beperkingenzone vier. Ter plaatse gelden beperkingen ten aanzien van hoogte. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van het bepaalde in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. Verder zijn wel/geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.

 

Voor het onderhavige project is er geen sprake van geluidgevoelige gebouwen. De wachtruimte voor chauffeurs is geen geluidgevoelig gebouw, omdat er geen sprake is van verblijf. De gebouwde parkeervoorzieningen voor verkeer, bijvoorbeeld busstations, mogen maximaal vier meter hoog zijn. In het LIB zijn hiervoor geen beperkingen opgenomen.

 

 

3.2 Provinciaal beleid

 

 

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

 

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

 

 

 

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

 

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

Op 23 april 2018 heeft Gedeputeerde Staten de meeste recente Provinciale

Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 mei 2018 in werking

getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke afwijkingsbesluiten geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de goede ruimtelijke onderbouwing of motivering bij afwijkingsbesluiten over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).

 
[Kijk via http://noordholland.planoview.nl/ welke regels voor dit bestemmingsplan van toepassing zijn vanuit de PRV]

 

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,

onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in

overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a) (5b voor detailhandel, 5c voor kleinschalige ontwikkeling, 5d voor transformatie glastuinbouw). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te

concretiseren.

 

Hoewel het project niet voorziet in een nieuwe stedenlijke ontwikkeling, heeft vanwege het regionale belang ervan wel afstemming plaatsgevonden met de regio. Dit heeft geleid tot het sluiten van overeenkomsten en beschikbaar stellen van budgetten door locale en regionale overheden (gemeenten, respectievelijk provincie en stadsregio).

 

Het project is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

 

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

 

3.3.1 Aalsmeers Verkeer en Vervoerplan

 

In 1999 heeft de gemeente Aalsmeer een verkeerscirculatieplan opgesteld. Landelijk heeft het verkeer- en vervoerbeleid sindsdien een duidelijke accentverschuiving van veiligheid naar bereikbaarheid gekregen.

Op 25 januari 2007 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer de ''kadernota verkeer en vervoer'' vastgesteld. Hierin staan de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het Aalsmeers Verkeer en Vervoerplan. Door middel van dit plan zet Aalsmeer zich in op de uitbreiding van de woningvoorraad en uitbreiding van het werkareaal. De gemeente Aalsmeer streeft naar een heldere en goed functionerende verkeersstructuur. Het doel van het Aalsmeers Verkeer en Vervoerplan is: "Het verkrijgen van een evenwichtig infrastructureel netwerk in Aalsmeer, waardoor functies in Aalsmeer middels verschillende modaliteiten goed bereikbaar zijn, de inrichting van het netwerk veilig is en dat overlast veroorzaakt door verkeer in Aalsmeer leefbaar is en blijft."

De ontwikkeling van de verkeersstructuur vindt plaats binnen de kaders van bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Dit is vertaald in drie doelstellingen:

 

Het onderhavige project is vastgelegd in dit Aalsmeers Verkeer en Vervoerplan. Het zorgt voor een verandering van de verkeersstromen. De gemeente streeft naar een heldere en goed functionerende verkeersstructuur. Daarom zet ze onder andere in op het verbeteren van het regionale openbaar vervoer in de komende jaren. Daarmee past dit project binnen het gemeentelijk beleid.

 

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

 

4.1 Actuele regionale behoefte

 

Op 1 april 2016 is de oude N201, nu N196 en plaatselijk bekend als de Burgemeester Kasteleinweg door de provincie Noord-Holland overgedragen aan de gemeente Aalsmeer.

Zoals hiervoor in 2.2 De ontwikkeling is aangegeven, is de bestaande N196 na de ingebruikname van de omgeleide N201 om de bebouwde kom van Aalsmeer afgewaardeerd. Daardoor is het mogelijk om met een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding een verbeterde OV- bereikbaarheid van Aalsmeer en de bedrijventerreinen Green Park, Schiphol Rijk en het in aanleg zijnde Schiphol Logistics Park te realiseren.

In 2013 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer het wensbeeld voor de herinrichting van de Burgemeester Kasteleinenweg vastgelegd.

In de buurgemeente Haarlemmermeer is gelijktijdig een project opgestart om de aansluiting in dit gebied opnieuw in te richten; knooppunt schiphol-Zuid. Alle onderdelen zijn nu samengevoegd tot één project.

 

De regionale behoefte aan deze hoogwaardige openbaar vervoerverbinding komt tot uitdrukking in de samenwerking tussen de betrokken overheden (provincie Noord-Holland, stadsregio en gemeenten Haarlemmermeer, Uithoorn en Aalsmeer. De provincie heeft dit onderstreept met een substantiële financiële bijdrage aan het project.

 

 

4.2 Bodem

 

Een goede ruimtelijke ordening omvat een bodem die duurzaam geschikt is voor de beoogde functie. Bij duurzame geschiktheid worden alle gebruiksfuncties van de bodem adequaat beschermd.

 

Bij het ontbreken van een verblijfsfunctie is de aanvrager niet verplicht tot het aanleveren van een bodemonderzoeksrapport. Echter, op basis van de ingediende documenten bestaat de verdenking dat de bodem lokaal verontreinigd is. In het kader van artikel 39 van de Wet bodembescherming is toch een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. (Bijlage 3)

 

Verkennend bodemonderzoek

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese "onverdachte locatie", strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehaltes en de toekomstige bestemming van de locatie is er vooralsnog geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Alleen als ter plaatse van de sterk verontreinigde locaties (zie paragraaf 6.2 van het onderzoek in Bijlage 3) grondverzet zal plaatsvinden, dan wordt aanbevolen om aanvullend onderzoek uit te voeren om de omvang van de sterk verontreinigde grond nauwkeurig vast te stellen.

 

De situatie omtrent de restverontreinigingen ter plaatse van de (voormalige) tankstations in Aalsmeer onder de provinciale weg zijn in het verleden afdoende vastgesteld. de onderzoeksresultaten zijn echter gedateerd. Aanvullend onderzoek wordt pas aanbevolen als voorgenomen wordt om de restverontreinigingen te verwijderen. Aanbevolen wordt om aanvullend onderzoek pas uit te voeren als de provinciale weg buiten gebruik is gesteld en het asfalt is verwijderd, voorafgaand aan de sanering.

 

Bij werkzaamheden in of op sterk verontreinigde grond dient rekening te worden gehouden met het doorlopen van procedures in het kader van de Wet bodembescherming (Saneringsplan of BUS-melding). Tijdens de werkzaamheden dient een milieukundige begeleider toezicht te houden op de werkzaamheden. De aannemer dient gecertificeerd te zijn conform de BRL 7000, protocol 7001. De milieukundige begeleider dient gecertificeerd te zijn volgens de BRL 6000, protocol 6001.

Indien de grond van de locatie vrijkomt en wordt toegepast, gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hierdoor is mogelijk en generiek of gebiedsspecifiek beleidskader van kracht voor het toepassen van de grond. Onderhavig onderzoek betreft geen AP04 partijkeuring, zoals genoemd in het Besluit bodemkwaliteit.

Bij de uitvoering van grondwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met veiligheidsmaatregelen conform CROW-publicatie 132 "Werken in of met verontreinigde grond", of de CROW 400 zodra deze van toepassing is.

 

Voor de vergunningverlening is geen verder onderzoek noodzakelijk.

 

 

4.3 Water

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Plannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.

 

Een deel van de werkzaamheden valt onder de werkingssfeer van de Waterwet en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is hiervoor het bevoegd gezag. Een deel van de werkzaamheden is vergunningsplichtig op grond van de Waterwet. Aanvraag van de vergunning moet ingediend worden door de aanvrager.

Door middel van het uitgevoerde waterbodemonderzoek 'Verkennend waterbodemonderzoek', uitgevoerd door Sweco (referentienummer: SWNL0207737) (Bijlage 4), is inzicht verkregen in de kwaliteit van de waterbodem in de watergangen.

 

Voor het voorliggende plan worden geen problemen voorzien in het toestaan van de werkzaamheden.

 

 

4.4 Geluid

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerslawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5).

Ter voorkoming van een te hoge geluidsbelasting op de gevels van woningen langs de Burgemeester Kasteleinweg, worden geluidsschermen geplaatst als onderdeel van dit project. Langs het baanvak bij de Ophelialaan wordt een geluidsscherm van 2,20 meter hoog aan de zuidzijde geplaatst. Ter hoogte van de Mensinglaan- Zwarteweg wordt een geluidsscherm van 2 meter hoog aan de noordzijde, een geluidsscherm van 1,10 meter aan de zuid- en noordzijde van de busbaan geplaatst. De maximale bouwhoogte voor deze schermen is 3 meter.

 

Daarmee is het aspect geluid gewaarborgd in dit project.

4.5 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

 

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

 

Er is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van dit project op de luchtkwaliteit (Bijlage 6). Door de verminderde concentratiebijdrage NO2 van het wegverkeer in de plansituatie en de dalende achtergrondconcentraties, zal de maximale jaargemiddelde concentratie NO2 lager uitvallen dan in de huidige situatie. Voor fijnstof PM10 en PM2,5 zullen de maximale jaargemiddelde concentraties nauwelijks wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Het is daarmee aannemelijk dat grenswaarden voor de luchtkwaliteit in onderhavig project niet worden overschreden. Daarmee vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor dit project.

 

 

4.6 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de bouw van de appartementen gaat het in beginsel om een kwetsbare objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeente, waterschappen, provincie en rijk.

 

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risciovolle bedrijven en/of activiteiten zijn vermeld.

 

Het projectgebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, route vervoer gevaarlijke stoffen, lpg-tankstation, een andere inrichting die valt onder het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (BRZO) of opslagplaats met gevaarlijke stoffen. De herinrichting van het traject heeft geen gevolgen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Nader onderzoek naar het groepsrisico of plaatsgebonden risico is niet nodig. Daarmee is de externe veiligheid met dit project niet in het geding.

 

 

4.7 Ecologie

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een  implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

Voor het voorliggende plan is er een verkennend en aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd (Bijlage 7). Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten zullen optreden voor beschermde soorten. Er is echter geadviseerd de aanbeveling in het rapport op te volgen, te weten het opstellen van een ecologisch werkprotocol. Daarmee is de ecologie volgens wet natuurbescherming gewaarborgd.

 

 

4.8 Archeologie

 

De gemeente Aalsmeer heeft in 2008 haar archeologische beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot de toegestane bodemverstoring zijn verbonden. Bij waardevolle gebieden geldt dat in principe een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht is bij bodemverstoringen groter dan 50m2 én dieper dan 30 cm.

 

Voor de Burgemeester Kasteleinweg geldt een archeologievrij regime. Voor het deel gelegen tussen de Stommeerkade en de gemeentegrens Uithoorn, is archeologisch onderzoek uitgevoerd, (Bijlage 8) Op dit deel kunnen potentiële archeologische resten aanwezig zijn en wordt archeologische begeleiding geadviseerd, omdat de eventuele verstoring van het projectgebied moeilijk in te schatten is. Hiermee zijn de archeologische belangen voldoende geborgd.

 

 

4.9 Belangenafweging

 

De uit te voeren werkzaamheden kunnen nagenoeg worden gerealiseerd binnen de bestaande verkeersbestemmingen. De overschrijding van de bestemmingsgrenzen vindt plaats ten behoeve van de aanleg/verlegging van (gedeelten van) vrijliggende voet- en fietspaden, wachtruimten voor chauffeurs en geluidschermen.

Gelet op het regionale belang bij deze hoogwaardige openbaarvervoerverbinding wordt de afwijking van de geldende bestemmingsplannen noodzakelijk gevonden. Daarbij is in ogenschouw genomen dat er niet of nauwelijks sprake zal zijn van de aantasting van privacybelangen en dat voldaan wordt aan de normen van geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

In de voorbereiding van het plan is een participatietraject doorlopen. Na indiening van het verzoek om vergunning is deze ruimtelijke onderbouwing onderwerp geweest van het wettelijk vooroverleg en heeft het voornemen om vergunning te verlenen ter inzage gelegen.

 

 

5.1.1 Participatie

 

Bij vaststelling van de uitgangspunten inzake het wensbeeld heeft de gemeenteraad van Aalsmeer gevraagd naar een plan voor de participatie bij de opgave om de door de raad vastgestelde uitgangspunten te vertalen in een ontwerp. Voor het participatieplan was van de participatieladder het niveau 3 aangegeven: dat is het niveau raadplegen.

Bij een omvangrijk project als dit zijn er vele partijen met verschillende belangen te onderscheiden. In het participatietraject zijn de volgende partners betrokken geweest. De betrokken overheden (provincie, stadsregio, Haarlemmermeer en Uithoorn), een klankbordgroep, samengesteld uit verschillende belanghebbenden (bewoners, ondernemers, belangengroepen), bewoners bij de geluidschermen en partijen betrokken bij de fusie van de PCBS.

 

 

5.1.2 Wettelijk vooroverleg

 

Het project is op 13 november 2018 voorgelegd aan gedeputerde staten van de provincie Noord-Holland ten behoeve van het wettelijk vooroverleg. Er is van hen geen inhoudelijke reactie ontvangen, hetgeen betekent dat zij kunnen instemmen met de voorgenomen ontwikkeling.

 

 

5.1.3 Zienswijzen

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om mondeling dan wel schriftelijk zienswijzen in te dienen.

 

De termijn van inzage liep van 21 december 2018 tot en met 31 januari 2019. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

 

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

Op 23 maart 2016 hebben de provincie Noord-Holland en de gemeente Aalsmeer in een overeenkomst vastgelegd hoe en wanneer de voor dit project noodzakelijke overdracht van grondeigendommen zal plaatsvinden. Daarmee is het project voor wat betreft de grondeigendom uitvoerbaar.

 

 

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

 

5.3.1 De financiële uitvoerbaarheid

 

In de samenwerkingsovereenkomst hoogwaardig openbaar vervoer Aalsmeer en Schiphol Zuid (HOVASZ) zijn afspraken gemaakt over de bijdragen in de financiering van het project. De stadsregio financiert verreweg het grootste deel.

Bij besluit van 7 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer het budget beschikbaar gesteld voor de bijdrage van Aalsmeer aan de financiering van het project.

 

 

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

 

Artikel 6.12, eerste lid, Wro, biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal. De gemeenteraad is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is op grond van artikel 6.2.1 sub a het geval bij de bouw van één of meer woningen. In het geval betreft het de aanleg van infrastructurele werken. Dit is een bouwplan op grond van de wet. Van kostenverhaal is dus geen sprake.

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de ontwikkeling van een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding en het herinrichten van het bestaande fietspaden- en wegennet op de Burgemeester Kasteleinweg in Aalsmeer. De activiteiten zijn in strijd met de gebruiksregels van de bestemmingsplannen:

 

Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 van de Wabo kan het plan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

Geconcludeerd wordt, dat het plan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening, zodat het geoorloofd is toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de