Plan: | N 196 en Zwarteweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0358.N196zwarteweg-VG01 |
Het voormalige tracé van de N 201 (nu N 196) over de Burgemeester Kasteleinweg en de aangrenzende gebieden zullen worden herontwikkeld tot woon- en werkgebieden. De doelstelling daarbij is de leefbaarheid van de dorpskern van Aalsmeer te verbeteren en de samenhang tussen de twee helften van de dorpskern aan weerszijden van de Burgemeester Kasteleinweg te herstellen.
De herontwikkeling wordt gefaseerd per deelgebied uitgewerkt. De uitgangspunten van de gebiedsontwikkeling worden per deelgebied in een bestemmingsplan vastgelegd. Met het oog hierop zijn de gronden van het ontwikkelgebied buiten het actualiseringsprogramma gehouden dat is uitgevoerd om te voldoen aan de wettelijke plicht vóór 1 juli 2013 de herziening van verouderde bestemmingsplannen te hebben afgerond.
Voor het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg en de ten westen daarvan gelegen deelgebieden 'Zwarteweg" en "Opheliahof" is de herontwikkeling echter nog in een voorbereidende fase, zodat de gebiedsontwikkeling nog niet zijn beslag heeft kunnen krijgen in een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet ruimtelijke ordening is voor dit gebied het bestemmingsplan komen te vervallen. Het voorheen vigerende bestemmingsplan is namelijk onder het regime van de Woningwet 1901 tot stand gekomen. Dit betekent niet alleen dat geen leges mogen worden geïnd, maar ook dat aanvragen om omgevingsvergunning slechts aan de stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening mogen worden getoetst en het gebruik vrij mag worden gewijzigd.
Om te voorkomen dat de gebiedsontwikkeling daardoor wordt belemmerd, heeft de raad van de gemeente op 31 oktober 2013 besloten alsnog een bestemmingsplan voor te bereiden voor het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg en de aan de westzijde daarvan gelegen deelgebieden. Het voorbereidingsbesluit is op 1 november 2013 in werking getreden voor de duur van één jaar. Binnen deze termijn dient een ontwerpbestemmingsplan in procedure te zijn gebracht.
Een bestemmingsplan kent zowel een juridische als een beleidsmatige doelstelling. Het juridische doel van het onderhavige bestemmingsplan is voor de toekomst te voorkomen dat de gronden minder geschikt worden voor de verwezenlijking van de voorgenomen herontwikkeling en de bescherming van het voorbereidingsbesluit voort te zetten. Het beleidsmatige doel is een actueel kader te bieden voor het beheer van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarmee zuiver conserverend van aard. Het bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie qua gebruik en bebouwing vast te leggen.
Het voorheen vigerende bestemmingsplan voor de betreffende gronden was het uitbreidingsplan in onderdelen "Stommeer-Zuid 1964", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 3 februari 1965 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 24 januari 1967.
Deze plantoelichting bevat de verantwoording van dit bestemmingsplan en geeft een toelichting op de keuzes die hebben geleid tot de nieuwe planregeling. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 en 4 wordt een beschrijving gegeven van de planologische en juridische status quo van het gebied. Hoofdstuk 3 gaat in op de in het gebied aangetroffen ruimtelijke waarden en functies. Hoofdstuk 4 beschrijft het vigerende planologische regime. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de voor het gebied relevante wet- en regelgeving van de hogere overheden. De doelstellingen van het ruimtelijke beleid van de gemeente worden toegelicht in hoofdstuk 6. Hoe de planvisie is vertaald in de keuze van bestemmingen wordt uiteengezet in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 doet verslag van de wijze waarop burgers en overlegpartners bij de planvorming zijn betrokken. De motivering van de verschillende aspecten van uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan volgt in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 bevat tot slot een toelichting op de systematiek van de planregels.
Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het tracé van de N 196 over de Burgemeester Kasteleinweg tussen de kruising met de Oosteinderweg en de van Cleeffkade enerzijds en de kruising met de Zwarteweg anderzijds, en de aan de westzijde gelegen ontwikkelgebieden "Zwarteweg" en "Opheliahof". Het ontwikkelgebied "Zwarteweg" omvat de gronden gelegen tussen de Burgemeester Kasteleinweg, de gemeentewerf en de achterzijde van de percelen van de Hortensialaan. Het ontwikkelgebied "Opheliahof" bestaat uit het Heegstrapark en het perceel aan de Ophelialaan 92.
Het plangebied is onder te verdelen in vier verschillende gebieden: het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg, de groene en parkachtige omgeving van het Heegstrapark, het pand met bijbehorend erf van de voormalige garage Kost aan de Ophelialaan 92 en het verouderde kassengebied achter de Zwarteweg. Dit gebied is hoofdzakelijk bebouwd met kassen en loodsen. Deze zijn haaks op de Zwarteweg geplaatst.
De stedenbouwkundige structuur is divers. Bepalend voor de ruimtelijk opbouw van het plangebied is de doorsnijding van het centrum van Aalsmeer door het tracé van de voormalige N201 over de Burgemeester Kasteleinweg. Hierdoor is het kassengebied achter de Zwarteweg geïsoleerd komen te liggen. In dit deel van het plangebied is de lintbebouwing van de Zwarteweg bepalend voor de stedenbouwkundige structuur. Hierin manifesteert het gebouw van de brandweerkazerne zich dominant. Aan de noordzijde van het plangebied wordt het beeld bepaald door de dorpsuitbreidingen van de jaren '50 en 60, waarvan de bebouwing aan de Ophelialaan deel uit maakt. Bepalend voor het beeld is hier het gebouw van het aan de Ophelialaan 92 gevestigde garagebedrijf.
De Burgemeester Kasteleinweg is een belangrijke schakel in de verkeersstructuur van Aalsmeer. De tweedeling die het gevolg was van het oude tracé van de N 201 over de Burgemeester Kasteleinweg is nog duidelijk zichtbaar in dit deel van het dorp. De aan weerszijden gelegen woonbuurten zijn van de weg afgeschermd door een appartementsgebouw met een dove gevel aan de zijde van de Burgemeester Kasteleinweg en enkele geluidschermen. Halverwege het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg vormt het Heegstrapark een groene afscheiding tussen de Burgemeester Kasteleinweg en de woningen aan de Cyclamenstraat. Het pand aan de Ophelialaan maakt onderdeel uit van het buurtwinkelcentrum langs de Ophelialaan aan weerszijden van de Burgemeester Kasteleinweg tussen de kruising met de Cyclamenstraat en de Spoorlaan. Samen met de tegenovergelegen bebouwing vormt het pand de afronding van de westelijke kop van het winkelgebied. Het kassengebied achter de Zwarteweg ligt geïsoleerd verscholen aan de achterzijde van de bebouwing aan de Zwarteweg en de achtertuinen van de woningen aan de Hortensialaan. Vanaf de openbare weg is geen zicht op dit gebied.
Dit hoofdstuk beschrijft de planologische status quo van het gebied met als doel op voorhand een inventarisatie te maken van de ruimtelijke relevante feiten en omstandigheden die op voorhand van belang geacht kunnen worden voor de planontwikkeling. Het gaat dan om een beschrijving van de aanwezige waarden, eventuele milieuhygiënische belemmeringen en occupatiepatronen.
Grondgebonden waarden hebben betrekking op landschap en natuur, cultuurhistorie, archeologie en water. Indien in het gebied grondgebonden waarden worden aangetroffen, dient hiermee bij de planontwikkeling rekening te worden gehouden.
In het plangebied bevinden zich geen natuurgebieden die op grond van de Flora- en faunawet voor gebiedsbescherming in aanmerking komen.
De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geeft een overzicht van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren. Het plangebied wordt op de kaart aangeduid als stedelijk landschap. Er bevinden zich in het gebied geen waardevolle cultuurhistorische objecten en structuren.
In november 2009 heeft de tweede Kamer ingestemd met de moderniseringsplannen van de Monumentenwet. Eén van de veranderingen is dat cultuurhistorische belangen mee dienen te worden gewogen in de ruimtelijke ordening. Dit is verankerd in artikel 3.1.6 onder 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De gemeente heeft daarom voor haar grondgebied een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de Globale, Cultuurhistorische analyse 'Gebroken landen, geheelde gronden"(CHA) die op 29 maart 2012 is vastgesteld.
In de CHA is een onderverdeling gemaakt in deelgebieden waarbij per deelgebied beleidsaanbevelingen zijn gemaakt. Het plangebied van dit bestemmingplan behoort tot het deelgebied 'Aalsmeer-Dorp'. De planregeling dient in overeenstemming te zijn met de beleidsaanbevelingen voor dit deelgebied. Daarbij is vooral relevant de aanbeveling het 'overall' onderscheid in ruimtelijke geleding te handhaven.
De gemeente heeft op 24 juni 2010 de Beleidsnota Archeologie vastgesteld, waarin het gemeentelijke archeologiebeleid uiteen is gezet. Daarbij is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met bijbehorend regime. Het grootste deel van het plangebied behoort tot het gebied waarvoor geen archeologische verwachting geldt. Ter plaatse van de kruising van de Burgemeester Kasteleinweg met de Stommeerkade en de Oosteinderweg en de Van Cleeffkade geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze locatie is onderdeel van het historische boezemlandschap waarin het oude dorp en de historische linten van de Uiterweg en de Oosteinderweg tot ontwikkeling zijn gekomen.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Uit de legger van het Hoogheemraadschap blijkt dat het plangebied ter plaatse van de kruising met de Stommeerkade tevens de boezemkering omvat die de droogmakerij Stommeer beschermt tegen het water van de omliggende boezem. Ter bescherming van de boezemkering is op de legger een kernzone aangegeven. Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap is een aantal werkzaamheden ter plaatse van deze kernzone verboden teneinde het waterkerende vermogen van de kering niet aan te tasten. Ter plaatse van de Burgemeester Kasteleinweg zijn duikers aanwezig om het water ten zuidwesten van de weg af te voeren naar het gemaal bij de Molenvliet (in het zuidoosten van de polder).
Het plangebied is gelegen in de Horn- en Stommeerpolder. Deze polder heeft een gemiddeld maaiveldniveau van circa 4,00 meter - NAP. Het gebied ligt in een peilvak met een zomerpeil van NAP -5,00 en een winterpeil van NAP - 5,10. de drooglegging is hierbij circa 1,10 meter. In de Stommeerpolder zijn lage zuurstofconcentraties aanwezig maar daarentegen worden er weinig zware metalen in het oppervlaktewater aangetroffen.
Op de bodemkaart is aangegeven dat de bodem in het plangebied bestaat uit klei. De bodemkwaliteitskaarten die voor de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel en Uithoorn in het kader van het regionale bodembeheersplan zijn opgesteld (juni 2008) geven een diffuse bodemkwaliteit voor het gebied weer.
In 2008 is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit van de gemeente Aalsmeer. In dat onderzoek is indertijd niet gebleken dat er binnen de gemeente sprake is van een overschrijving van de normen. Het onderzoek is inmiddels niet meer actueel, maar geeft voldoende basis voor de stelling dat op voorhand geen knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit te verwachten zijn. Daarbij geldt dat het tracé van de N 201 over de burgemeester Kasteleinweg is omgelegd en de Burgemeester Kasteleinweg wordt afgewaardeerd. De afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg leidt tot een verbetering van de luchtkwaliteit in het plangebied.
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig. Een groot deel van het plangebied betreft het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg. De overige delen van het plangebied liggen binnen de geluidzone van deze weg. Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de 20Ke contour, zodat aangenomen moet worden dat ook luchtvaartverkeerslawaai medebepalend is voor het akoestisch klimaat.
In en nabij het plangebied bevinden zich geen bedrijven met een relevante 50dB(A) contour.
In het plangebied zijn geen instellingen aanwezig waarvan vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen invloed verwacht mag worden op de externe veiligheid in het gebied. Het plangebied is wel voor een klein deel gelegen binnen het invloedsgebied van het tankstation met LPG-opslag aan de Burgemeester Kasteleinweg 4. De verkoop van LPG zal echter per 31 maart 2015 worden beëindigd. Shell heeft de gemeente Aalsmeer verzocht de milieuvergunning, voor zover deze betrekking heeft op de verkoop van LPG, in te trekken. Indien de verkoop van LPG wordt gestaakt, is geen sprake meer van een risicovolle inrichting en hoeven er vanuit het aspect externe veiligheid geen veiligheidsnormen meer in acht te worden genomen.
De Burgemeester Kasteleinweg is een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Op 17 februari 2011 heeft de gemeenteraad besloten het vervoer van gevaarlijke stoffen vooral via provinciale wegen te laten verlopen. Alle overige wegen zijn verboden voor transport gevaarlijke stoffen, tenzij daarvoor ontheffing wordt verleend. Tot op het moment van afwaardering is de Burgemeester Kasteleinweg daarmee aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Vanwege het groepsrisico geldt er in het algemeen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidszone van 200 meter vanuit de as van de betreffende vervoerslijn. Het gehele plangebied ligt derhalve binnen de veiligheidszone van de transport route. De omgelegde N 201 zal de functie van hoofdroute van transport gevaarlijke stoffen overnemen van de Burgemeester Kasteleinweg.
Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen. Ook ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van een buisleiding transport gevaarlijke stoffen.
Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de luchthaven Schiphol. het plangebied is gelegen in het beperkingengebied van het Luchthavenindelingbesluit (hierna: LIB). Het Luchthavenindelingbesluit legt beperkingen op aan ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk zijn. Het betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De uiterste oosthoek van het plangebied ter plaatse van de kruising van de Burgemeester Kasteleinweg en de Zwarteweg is gelegen in zone 4 van het Luchthavenindelingbesluit. Hiervoor geldt dat geen nieuwe gevoelige functies zijn toegestaan.
Het plangebied is tevens gelegen in de zone van het Luchthavenindelingbesluit waarvoor hoogtebeperkingen voor bebouwing gelden. In het oostelijke deel van het plangebied tot net vóór de kruising met de 2e J.C. Mensinglaan geldt een hoogte van maximaal 45 meter. Voor het overige deel van het plangebied geldt een maximale bouwhoogte oplopend onder een hellingshoek van 0.9 graden van ca. 25 meter ter plaatse van de kruising met de Oosteinderweg en de Van Cleeffkade tot maximaal 45 meter ter hoogte van de 2e J.C. Mensinglaan. De hoogtes gelden vanaf het peil van Schiphol (4 m - NAP).
Om de kans op vogelaanvaring zoveel mogelijk te beperken, mogen op grond van het LIB in het plangebied geen vogelaantrekkende functies worden toegelaten. Het gaat om vestigingen van industriële bedrijven in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, de aanleg van natuurreservaten en vogelreservaten en de aanleg van moerasgebieden en oppervlaktewater groter dan 3 hectare.
In het plangebied kunnen de volgende functies dan wel groepen van functies worden onderscheiden.
De omgelegde N201 is de nieuwe doorgaande verkeersroute in Aalsmeer. Tot de afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg een feit is, kan ook deze weg nog steeds als een doorgaande route worden gebruikt. Om het doorgaand verkeer over de Burgemeester Kasteleinweg te ontmoedigen is de maximum snelheid van 70 kilometer per uur gewijzigd in 50 kilometer per uur en is de groene golf afgeschaft. Na afwaardering blijft de Burgemeester Kasteleinweg een functie behouden als wijkontsluitingsroute voor de aangrenzende wijken. Zowel de Ophelialaan als de Zwarteweg sluiten aan op de Burgemeester Kasteleinweg. Langs een deel van het tracé zijn geluidschermen aangebracht om de langs de weg gelegen woningen te beschermen tegen verkeerslawaai.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het plangebied is alleen aan de achterzijde van de percelen aan de Zwarteweg een watergang aanwezig. Deze watergang vormt de natuurlijke scheiding tussen de percelen aan Zwarteweg en de bebouwing aan de Gloxiniastraat.
Het Heegstrapark langs het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg is een belangrijke groenvoorziening.
Op het perceel aan de Ophelialaan 92 is een garagebedrijf gevestigd. Op de gronden achter de Zwarteweg zijn loodsen aanwezig die door de Gemeentewerf in gebruik zijn voor opslag. Op het naastgelegen perceel bevinden zich oude loodsen en kassen die bij de daar gevestigde tuinbouwbedrijven in gebruik waren. Aan de voorzijde van het perceel is een gebouw aanwezig dat behoort bij de aan het begin van de Zwarteweg gevestigde brandweerkazerne. De hiernaast geplaatste zendmast valt net binnen het plangebied. De zendmast zal op termijn in oostelijke richting worden verplaatst naar een andere locatie langs de Burgemeester Kasteleinweg.
Op de verdieping van het pand aan de Ophelialaan 92 is van oudsher een bedrijfswoning aanwezig. Op het perceel aan de Zwarteweg 69 is een agrarische bedrijfswoning aanwezig. Dit pand is sinds 2008 niet meer bewoond.
Het voorheen geldende bestemmingsplan "Stommeer-Zuid 1964" is onder vigeur van de Woningwet 1901 tot stand gekomen. Het bestemmingsplan is op 3 februari 1965 vastgesteld en op 24 januari 1967 goedgekeurd (met uitzondering van de woorden "openbare telefooncellen" in artikel 29). Het plangebied is als onderdeel van het ontwikkelgebied "De tuinen van Aalsmeer" buiten de planherziening in het kader van de wettelijke actualiseringsplicht gehouden. Omdat niet tijdig een ontwikkelgericht bestemmingsplan is vastgesteld, is ingevolge artikel 9.3.2 van de Invoeringswet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan "Stommeer-Zuid 1965" per 1 juli 2013 komen te vervallen. Dit betekent dat voor het gebied op dit moment slechts de stedenbouwkundige eisen uit de bouwverordening van kracht zijn. Voor het plangebied is op 31 oktober 2013 een voorbereidingsbesluit genomen. Het voorbereidingsbesluit is op 1 november 2013 in werking getreden. Volgens het voorheen geldende bestemmingsplan "Stommeer-Zuid 1964" hadden de gronden de volgende bestemmingen:
Omdat per 1 juli 2013 het voorheen geldende bestemmingsplan is komen te vervallen en het voorbereidingsbesluit pas op 1 november 2013 in werking is getreden, is het op 31 oktober 2013 bestaande gebruik toegelaten. Het gevolg van het vervallen van het bestemmingsplan is immers dat wijziging van het gebruik vrij is. Er is niet geconstateerd dat nadien in strijd met het voorbereidingsbesluit ongeoorloofd wijziging van gebruik heeft plaatsgevonden.
In deze paragraaf worden de voorwaarden toegelicht die op grond van het beleid van hogere overheden voor ontwikkelingen gelden.
In deze paragraaf worden de voorwaarden toegelicht die op grond van het beleid van hogere overheden voor ontwikkelingen gelden.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in of in de nabijheid van het plangebied.
De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. Deze structuurvisie treedt in de plaats van de twee streekplannen Noord-Holland Zuid en het Ontwikkelingsbeeld (streekplan) Noord-Holland Noord en is op 3 november 2010 in werking getreden. De structuurvisie geeft aan welke provinciale belangen aan de orde zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. De structuurvisie bevat de ontwikkelingsstrategie voor de komende dertig jaar. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is de ontwikkelingsstrategie uitgewerkt in concrete activiteiten met als doel uiteindelijk de visie te realiseren.
Uitgangspunt van het ruimtelijke beleid is ook in de toekomst Noord-Holland aantrekkelijk te laten blijven als diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en met de kracht van het landschap als basis. Hieruit volgen een aantal provinciale belangen. De drie hoofdbelangen, duurzaam ruimtegebruik, klimaatbestendigheid en ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad, vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
Door middel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren, dienen plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied.
Volgens de totaalkaart van de Structuurvisie en in de verordening is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als "Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen Bestaand Bebouwd Gebied". Voor dit gebied dient het ruimtelijke beleid gericht te zijn op het bevorderen van innovatief ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en kwaliteitsverbetering en het realiseren van kennisintensieve en creatieve milieus.
Het onderhavige bestemmingsplan legt uitsluitend de bestaande situatie vast met als doel ontwikkelingen te voorkomen die de gewenste herontwikkeling tot woningbouw frustreren. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met het ruimtelijke beleid van de provincie.
De gemeente heeft op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen geen regeling gesloten.
De gemeente Aalsmeer maakt onderdeel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet Gemeenschappelijke regelingen. De gemeente neemt deel in de Stadsregio Amsterdam.
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam. De Stadsregio Amsterdam werkt aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de ruimtelijke ontwikkeling van het gezamenlijke grondgebied. De beleidsvelden waarop de samenwerking zich richt zijn onder andere gericht op de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, maar ook op economische zaken, wonen en jeugdzorg. Het meerjarenbeleid op deze beleidsterreinen is vastgelegd in de Regionale Agenda.
Het regionaal structuurplan Metropoolregio Amsterdam vormt het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Hoofddoelstellingen zijn inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het beiden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren, het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen, en het tegelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.
In de kabinetsnota nationaal Milieubeleidsplan 4 uit 2001 (NMP) wordt het milieubeleid uiteengezet. De doelstelling van het NMP4 is een transformatie tot stand te brengen tot een duurzame samenleving.
In het NMP4 wordt geconstateerd dat in een aantal opzichten nog niet kan worden voldaan aan de basisvereisten voor een goede milieukwaliteit. Vooral het stedelijke gebied behoeft nog aandacht. Volgens het NMP4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bewoning, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Er zijn gezondheidsrisico's als gevolg van luchtvervuiling, geluidhinder, of als gevolg van een hoge kans dat zich een calamiteit voordoet. om de milieukwaliteit van de stedelijke omgeving te vergroten moeten geluidhinder en lucht-, bodem- en grondwaterverontreiniging worden aangepakt.
Het voorliggende bestemmingsplan legt uitsluitend de bestaande situatie vast. Op grond van dit plan kunnen geen functies worden toegevoegd die tot een verslechtering van de kwaliteit van de leefomgeving leiden. Het plan is daarmee in overeenstemming met de doelstellingen van het NMP4.
In de nota Mensen, Wonen en Wensen heeft het kabinet in november 2000 haar visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de burger centraal in het woonbeleid, omdat uit onderzoek is gebleken, dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. Kwaliteit en de keuzevrijheid dienen centraal te staan.
De vijf kernopgaven van het beleid zijn:
Ten aanzien van het bevorderen van wonen en zorg op maat wordt opgemerkt, dat de keuzevrijheid verder vergroot wordt door het verbeteren en vergroten van het aanbod van woningen die geschikt zijn voor zorgbehoevenden. Dit aanbod dreigt in de nabije toekomst af te nemen door de herstructurering van de naoorlogse wijken. Om dit op te vangen, wil het kabinet met gemeenten, provincies en woningcorporaties concrete afspraken maken over de aantallen te bouwen levensloopbestendige en toegankelijke woningen en over de aanpassingen in de bestaande woningvoorraad. Het verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit is nodig om de stad weeraantrekkelijk te maken om in te wonen. Het kabinet heeft een visie op de totale bouwopgave, die nodig is om de gewenste woonkwaliteit in de steden tot stand te brengen. Daarbij gaat het vooral om een transformatie-opgave, waarbij de stedelijke buiten-centrum milieus worden getransformeerd in centrum-stedelijke milieus en/of groen-stedelijke milieus.
Het rijk hecht groot belang aan de nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen in de wijk. Gemeenten moeten daarop nadrukkelijk letten bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Een concentratie van voorzieningen als kinderopvang, scholen, gezondheidscentra en welzijnsvoorzieningen biedt zowel zorgbehoevenden als hun verzorgers uitkomst. Dat geldt ook voor ouders die werk en de zorgtaak voor hun kinderen willen combineren.
De regionale woonvisie (zoals vastgesteld door de Regioraad op 14 december 2004) is het beleidskader op het gebied van volkshuisvesting voor de 16 gemeenten in de stadsregio Amsterdam voor de komende 10 jaar. Hiervoor geldt, dat wordt aangesloten op de beleidsdoelstelling die zijn genoemd in de Regionale Agenda van het ROA. De regionale Woonvisie geeft richting aan de programmering en prioriteiten op het gebied van wonen. In de visie zijn de ambities voor het wonen verder uitgewerkt. Het beleid richt zich op kwantiteit, kwaliteit, beschikbaarheid en openheid.
Het onderhavige bestemmingsplan raakt als zodanig de beleidsdoelstellingen op het gebied van wonen niet. Het bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen en leidt niet tot enige ontwikkeling. Het beleidsmatige doel is te voorkomen dat zich nieuwe ontwikkelingen voordoen die de gewenste transformatie tot aantrekkelijk woongebied frustreren. Als opstap naar herontwikkeling tot hoogwaardig woongebied is het plan in overeenstemming met de doelstellingen op het gebied van wonen.
Het nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's over de waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 2 december 2009 in werking is getreden. In het plan worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschreven. Voor zover het de ruimtelijke aspecten van het beleid betreft, heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
Belangrijke onderdelen van het waterplan zijn doelstellingen op het gebied van waterveiligheid, beleid voor het IJsselmeergebied, Noordzeebeleid en Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het ijsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt er naar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo tenminste gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.
Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zijn daarom als gevolg van het bestemmingsplan geen (negatieve) effecten op de waterhuishouding te verwachten.
De waterbeheertaken in het plangebied worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap van Rijnland. Het beleid van de waterbeheerder en de bijbehorende ambities worden neergelegd in zogenaamde waterbeheerplannen. Voor de periode 2010-2015 wordt het accent meer dan voorheen op uitvoering gelegd. De drie hoofddoelstellingen van het beleid voor deze periode zijn bescherming tegen overstromingen, het zorgdragen voor voldoende water en het garanderen van gezond water. Wat betreft bescherming en veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het er om het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstbestendig wordt gemaakt met het oog op de klimaatverandering.
Het belangrijkste instrument om de taken als waterbeheerder uit te voeren is de zogenaamde keur. De keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels over:
gemalen.
De keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Door middel van een water vergunning kan van dit verbod een ontheffing worden verkregen De keur stelt zo de waterbeheerder in staat om door middel van vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden en zijn nieuwe beleidsregels van kracht geworden. De beleidsregels zijn in 2011 geactualiseerd. Een nieuwe keur was nodig vanwege de tot stand koming van de Waterwet en de als gevolg van deze wet nieuwe verdeling van bevoegdheden op onderdelen van het waterbeheer. Aan de nieuwe keur zijn tevens bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van de bodem.
In het bestemmingsplan is de regelgeving van de keur doorvertaald.
Het beleid op het terrein van verkeer en vervoer is voor de gehele regio vastgelegd in het Regionaal Verkeer- en vervoerplan Regionaal Orgaan Amsterdam (RVVP). Dit plan is op 14 december 2004 door de regiodeelraad van de Stadsregio vastgesteld. Alle regiogemeenten hebben zich hieraan gecommitteerd. In het RVVP zijn voor elk type vervoer netwerken vastgesteld, waarbij de volgende ambities zijn overeengekomen:
Het RVVP is bepalend voor de financiering van onderdelen van het netwerk. Voor Aalsmeer in het bijzonder zijn in het RVVP van belang de omlegging van de N201, de regionale fietsroutes door Aalsmeer en het netwerk voor hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) in Aalsmeer. De ambities voor het hoogwaardig openbaar vervoer zijn neergelegd in de op 24 juni 2008 door de Regioraad vastgestelde OV-Visie 2010-2030. Op grond hiervan wordt in de komende twee decennia het regionaal openbaar vervoer verbeterd en uitgebreid. Doelstelling daarbij is dat het gezamenlijke spitsaandeel van fiets en openbaar vervoer in hoogstedelijk gebied groeit naar 70%, in grote kernen naar 50% en in kleinere kernen naar 30%.
De belangrijkste herkomsten en bestemmingen in de stadsregio dienen hoogfrequent met elkaar verbonden te zijn, met hooguit één overstap op een hoogwaardig knooppunt. Het netwerk bestaat uit verschillende samenhangende lagen: naast het nationale en internationale vervoer met intercity's en hogesnelheidslijnen zijn er regionaal twee lagen. Ten eerste is dat een combinatie van de regionale trein en de stadsgewestelijke metro. Ten tweede gaat het om hoogwaardige vormen van tram en bus. Deze kenmerken zich door een hoge frequentie, snelheid (onder meer door middel van vrije banen en voorrang op kruisingen) en betrouwbaarheid. Het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg is aangewezen als tracé voor een hoogwaardige busbaan.
De OV-visie is inmiddels vervangen door de op 10 december 2013 vastgestelde Investeringsagenda OV. Hierin is onveranderd de HOV busbaan over het tracé van de N 196 opgenomen. Het voorliggende bestemmingsplan frustreert het gebruik van het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg als baan voor het hoogwaardig openbaar busvervoer niet.
Het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente is neergelegd in de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 26 november 2009.
De omlegging van de N201 en de herontwikkeling van het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg en aangrenzende gronden, alsmede de transformatie van verouderde glastuinbouwgebieden worden in de Gebiedsvisie 2020 als een gegeven beschouwd. Ingevolge de gebiedsvisie dient het ruimtelijke beleid van de gemeente gericht te zijn op een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpse karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen van voorzieningen. De aandacht dient verlegd te worden van uitbreiding naar verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Functies of ontwikkelingen die dit frustreren moeten worden tegengegaan.
Uit de gebiedsvisie volgt voor het plangebied twee specifieke opgaven. Op het terrein van infrastructuur en bereikbaarheid is de doelstelling opgenomen om de HOV in te passen op de Burgemeester Kasteleinweg. Op het terrein van detailhandel wordt de Ophelialaan aangewezen als boodschappencentrum en is de doelstelling opgenomen, dat de aandacht uit moet gaan naar de verbetering van de ruimtelijk een functionele attractiviteit van het gebied. De beoogde herontwikkeling van de Burgemeester Kasteleinweg moet hieraan een bijdrage leveren door de twee delen van de Ophelialaan weer met elkaar te verbinden en de inrichting van de openbare ruimte en de parkeersituatie te verbeteren.
Vooruitlopend op de herontwikkeling tot aantrekkelijk woongebied, wordt in het onderhavige bestemmingsplan geanticipeerd op het tracé van de HOV over de Burgemeester Kasteleinweg en de aaneensmeding van beide dorpshelften en wordt rekening gehouden met de functie van de Ophelialaan als boodschappencentrum.
Op 14 juli 2011 is de woonvisie voor de gemeente Aalsmeer vastgesteld door de gemeenteraad. De woonvisie kan worden gezien als uitwerking van de in 2009 vastgestelde gebiedsvisie en geeft de visie van de gemeente weer op het gebied van wonen. In de Gebiedsvisie is de aandacht verlegd van kwantiteit naar kwaliteit. Daarbij zijn een aantal speerpunten van het beleid vastgesteld:
Het kassengebied achter de Zwarteweg is voorzien als toekomstige woonbuurt. De beoogde transformatie tot woongebied is echter nog onvoldoende concreet uitgewerkt om in dit bestemmingsplan te bestemmen. Omdat slechts de bestaande situatie wordt vastgelegd en er (nog) geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, raakt het bestemmingsplan niet aan de beleidsdoelstellingen van de woonvisie.
Voor de bereikbaarheid van Aalsmeer is de aanleg van de 'omgelegde N201' van cruciaal belang. De omlegging van de N201 leidt tot een gehele nieuwe verkeersstructuur in Aalsmeer. Voor de toekomst is de opgave de gemeente bereikbaar te houden en tegelijkertijd de woonkernen te ontlasten. In het eind 2009 vastgestelde Aalsmeers verkeer- en vervoerplan (AVVP) zijn drie doelstellingen vastgelegd:
In het AVVP is een wegencategorisering opgenomen. De Burgemeester Kasteleinweg is daarin aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg, waarvoor een regime van 50 kilometer per uur geldt. In december 2013 is de afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg tot 50 kilometerweg doorgevoerd. Daarbij is ook de zogenaamde groene golf voor het autoverkeer afgeschaft.
In het AVVP is ook gekeken naar routes voor goederenvervoer. uitgangspunt is dat de werkgebieden en bedrijventerreinen goed toegankelijk moeten zijn voor vrachtverkeer zonder dat er sprake is van overlast in woon- en werkgebieden. De wegen voor goederenvervoer moeten voldoende breed zijn en er geldt in principe een maximum snelheid van 50 km/uur. De Burgemeester Kasteleinweg is tussen de ringvaart en de Noordvork aangewezen als hoofdontsluiting goederen vervoer.
Ten aanzien van het openbaar vervoer wordt ingezet op twee hoogwaardige verbindingen. Eén daarvan is de HOV-busverbinding over het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg. Deze weg is ook onderdeel van een primaire fietsroute. De route Baanvak-Spoorlaan is eveneens onderdeel van een primaire fietsroute.
De beoogde infrastructurele aanpassingen in het plangebied kunnen op basis van het voorliggende bestemmingsplan worden doorgevoerd.
In het ontwerp waterplan Aalsmeer 'Droge voeten en schoon water' als opgesteld in juli 2008 wordt een visie gepresenteerd tot 2050 en wordt het waterbeheer van de gemeente Aalsmeer en het Hoogheemraadschap Rijnland over de periode 2008-2015 uiteengezet. In het waterplan zijn de meest recente beleidsontwikkelingen opgenomen en vertaald naar onderzoeks- en uitvoeringsmaatregelen. Het plan moet leiden tot goed functionerende watersystemen die een goede waterkwaliteit en waterkwantiteit waarborgen.
De gemeente kent drie bemalingsgebieden. Het plangebied valt in het bemalingsgebied Aalsmeer Centrum. In dit gebied zijn gemengde rioolstelsels aangelegd. In het bemalingsgebied Centrum zijn 22 overstorten verspreid over het gebied en deze lozen zowel op de boezem als op het polderwater. Het streven is gericht op het schoonhouden van water door het reduceren van overstort van afvalwater en het scheiden door afkoppelen van verhard oppervlak. Het afkoppelen door particulieren wordt gestimuleerd. In het afvalwaterakoord is afgesproken 19 hectare stedelijk gebied af te koppelen. Hiermee wordt de emissie vanuit de riolering op het oppervlaktewater sterk gereduceerd en wordt voldaan aan de zogenaamde basisinspanning. De rapporten 'Afkoppelen Aalsmeer Centrum' en 'Water kwaliteitstoets Aalsmeer - Centrum' maken onderdeel uit van het waterplan Aalsmeer.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het bestemmingsplan doorkruist daarmee de doelstellingen van het waterplan niet.
In 2008 heeft de Kamer van Koophandel Amsterdam op verzoek van de Ondernemersvereniging Aalsmeer de Handreiking Economische Visie Aalsmeer opgesteld. In navolging van dit initiatief heeft het College een zogenaamde oplegnotitie vastgesteld. Hierin is geoordeeld dat het gestelde in de Handreiking als economisch beleid voor de gemeente Aalsmeer kan worden overgenomen. De oplegnotitie verwoordt aldus het gemeentelijke economische beleid en de Handreiking geeft hieraan de inhoudelijke onderbouwing. De detailhandelstructuurvisie (juni 2008) en de Visie Recreatie en toerisme (juni 2008) vormen bijlagen bij de Handreiking en oplegnotitie.
In de oplegnotitie wordt gesteld dat er een sterke economische worteling in de lokale gemeenschap is. De lokale economie levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn van de inwoners van Aalsmeer. Van belang voor het plangebied is de aanduiding van het winkelgebied ter hoogte van de Ophelialaan als 'boodschappencentrum'. Geconstateerd wordt dat er een compleet winkelaanbod is voor de dagelijkse boodschappen, waarbij ingezet moet worden op kwaliteit en kwaliteit behoud. Het verbinden van de twee woongebieden aan weerszijden van de Burgemeester Kasteleinweg, na afwaardering van deze weg, kan tot versterking van de positie van het winkelcentrum leiden.
Het bestemmingsplan houdt hiermee rekening.
Het voorheen vigerende bestemmingsplan stamt uit de jaren zestig en was er op gericht het destijds actuele gebruik van de gronden te faciliteren. Het voorliggende bestemmingsplan neemt het bestaande, legale gebruik als uitgangspunt en legt deze situatie vast, vooruitlopend op de gewenste herontwikkeling in samenhang met de afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg als interregionale hoofdroute.
Het plangebied maakt in zijn geheel deel uit van de herontwikkeling die in samenhang met de omlegging van de N201 voor het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg en aangrenzende gronden is voorzien.
De omlegging van de N 201 stelt de gemeente voor de opgave de twee dorpshelften aan weerszijden van de Burgemeester Kasteleinweg met elkaar te verbinden. Een eerste aanzet om de uitgangspunten voor de herontwikkeling van de gebieden langs de Burgemeester Kasteleinweg aan te geven is neergelegd in het kaderplan van 2003. In september 2004 zijn de doelstellingen en wensen verder uitgewerkt en in een Nota van Uitgangspunten vastgelegd.
De doelstelling om de kern van Aalsmeer weer aaneen te smeden en de leefkwaliteit te verbeteren is uitgewerkt in het "Structuurplan Herinrichting Burgemeester Kasteleinweg en in het Masterplan "De Tuinen van Aalsmeer".
Doel van het structuurplan is de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Aalsmeer-Dorp in beeld te brengen en hierbij de gewenste ontwikkelingsrichting aan te geven. Het structuurplan is vastgesteld op 10 mei 2007. De belangrijkste ingreep in de ruimtelijke hoofdstructuur is de aanpassing van het wegenpatroon. De nieuwe verkeersstructuur dient tot een afname van de verkeersintensiteiten in het dorp te leiden ten behoeve van de leefbaarheid in het gebied langs de Burgemeester Kasteleinweg te komen.
Om de noodzakelijke afname van de verkeersdruk te bewerkstelligen wordt enerzijds een nieuwe weg aangelegd die het dorpscentrum verbindt met de nieuwe N201 en anderzijds de Burgemeester Kasteleinweg als doorgaande provinciale weg afgewaardeerd. daarnaast wordt het herstel van tal van dwarsverbindingen voorzien, zodat de bestaande aorta-structuur wordt getransformeerd tot een fijnmazige netwerkstructuur. Langs de Burgemeester Kasteleinweg worden vervolgens nieuwe kwaliteitsdragers toegevoegd in de vorm van nieuwe woon-, werk- en recreatiegebieden en een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding.
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de herontwikkeling van de Burgemeester Kasteleinweg zijn neergelegd in het masterplan "De Tuinen van Aalsmeer". Het masterplan is vastgesteld op 14 juni 2007 en schetst een toekomstbeeld voor over 20 jaar. Doel van het masterplan is:
In het masterplan is een programma op hoofdlijnen opgenomen voor wonen, detailhandel en bedrijvigheid en sport en recreatie.
Aan de hand van de gewenste hoofdstructuur is in het Masterplan een uitwerking voor de diverse deelgebieden gemaakt. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan omvat de deelgebieden Opheliahof (deelgebied 4), Zwarteweg (deelgebied 5) en HOV-tracé (deelgebied 8).
Omdat de uitvoering van de beoogde herontwikkeling mede ook door tegenslag in de openstelling van de nieuwe N 201 vertraging heeft opgelopen, is in 2011 onderzocht in hoeverre de uitgangspunten van het masterplan nog actueel zijn. Hierbij is geconcludeerd dat het masterplan in stedenbouwkundig opzicht onvoldoende invulling geeft aan de opgave om tot een integraal en duurzaam concept te komen waarin eerder geformuleerde uitgangspunten (geen doorgaand verkeer, goede lokale verkeerscirculatie, voorkomen van sluipverkeer, hoogwaardig openbaar vervoer, aaneenhechting van beide dorpshelften en een groene invulling) worden geïntegreerd tot een samenhangend ontwerp.
De herbezinning heeft geleid tot bijstelling van het wensbeeld in de vorm van geactualiseerde uitgangspunten. Op basis van deze uitgangspunten is een alternatieve inrichtingsschets opgesteld voor het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg tussen de Stommeerkade en de Zwarteweg. De uitwerkingsschets stelt een monumentale doorgaande ruimte voor als stedenbouwkundige ingreep op de Burgemeester Kasteleinweg. Het profiel van deze doorgaande groene ruimte bestaat uit een centraal gelegen vrijliggende busbaan (HOV) met beplantte inpassingsstroken aan weerszijden. De ruimte wordt over de gehele lengte beplant met vier - en op sommige plekken drie - bomenrijen. Het geheel levert, zowel op maaiveld als in de lucht, een continu en kwalitatief hoogwaardig groen beeld op. Parallel aan de busbaan kunnen verschillende lokale verbindingen worden ingepast. Afhankelijk van de behoefte kunnen dat voet- of fietspaden dan wel ontsluitende autowegen zijn met een één- of tweerichtingsverkeer regime. Deze verbindingen moeten onderdeel gaan vormen van het lokale netwerk van (auto)verbindingen. Ingezet wordt op oriëntatie van bebouwing op de Burgemeester Kasteleinweg, zodat de weg daadwerkelijk wordt geïntegreerd in het stedelijk weefsel van Aalsmeer. Doelstelling is het ontstaan van een multifunctionele groene ruimte waaraan wordt gewoond en geleefd met inbegrip van ontsluiting, parkeren, HOV en vergaande integratie van beide dorpshelften. Deze structuur biedt een robuust en duurzaam kader voor de toekomst.
Het nieuwe stedenbouwkundige ontwerp wijkt op een aantal onderdelen af van het Masterplan. Op 14 maart 2013 is het alternatieve schetsontwerp vastgesteld in de gemeenteraad (kenmerk: 2012/14218). Volgens het raadsbesluit zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten nu conform het alternatieve schetsontwerp als volgt herzien:
Op 23 januari 2014 heeft de gemeenteraad tevens besloten over een wijziging van het masterplan met betrekking tot de scope van de Nieuwe Aalsmeerderlaan. Daarbij is nogmaals het uitgangspunt bekrachtigd, dat de aansluiting van de Nieuwe Aalsmeerderlaan op de Burgemeester Kasteleinweg dient te worden gerealiseerd in de vorm van een T-kruising.
De herontwikkeling van het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg en de aangrenzende gronden is nog onvoldoende uitgewerkt om in dit bestemmingsplan zijn beslag te krijgen. Dat geldt zeker voor de herontwikkeling van het verouderde kassengebied achter de Zwarteweg tot woonbuurt, inclusief de opvulling van gaten in het daarvoor gelegen lint van de Zwarteweg, en de voorgestelde woonbebouwing op de flanken van het Heegstrapark. Het bestemmingsplan legt daarom hier slechts de bestaande situatie vast. De beoogde herprofilering van het wegtracé van de Burgemeester Kasteleinweg is in beginsel op basis van dit bestemmingsplan mogelijk. Van belang is voorts dat het perceel aan de Ophelialaan 92 inmiddels geen deel meer uitmaakt van het project. In de planregeling is daarom voor wat betreft de bestemming van dit perceel aangesloten bij het wensbeeld voor de toekomst.
Gelet op de uitkomsten van de gebiedsinventarisatie en voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid, zijn voor de verschillende gronden de volgende bestemmingen gekozen.
De in het gebied aanwezige ruimtelijke kwaliteiten zijn als volgt bestemd:
De in het plangebied aanwezige ruimtelijke functies zijn als volgt bestemd:
De in het plangebied aanwezige bedrijvigheid is als volgt bestemd:
De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als volgt bestemd:
De in het plangebied aanwezige woonfuncties zijn bestemd als volgt:
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
De doelstelling van het onderhavige bestemmingsplan is de actuele bestaande situatie vast te leggen als voorbereiding op de voorgenomen herontwikkeling tot aantrekkelijk woongebied. Het plan is op te vatten als een conserverend plan. Omdat er geen wezenlijke veranderingen in het plangebied plaatsvinden en de beoogde transformatie tot woongebied in dit plan nog niet mogelijk wordt gemaakt, is afgezien van inspraak gedurende het proces van planvorming.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat op grond van dit bestemmingsplan de HOV (busbaan) als onderdeel van de beoogde transformatie zal kunnen worden uitgevoerd. Aangezien over de HOV in het kader van het structuurplan en het masterplan voor de herontwikkeling van het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg in het verleden reeds inspraak is verleend, is inspraak met het oog op dit specifieke onderdeel eveneens niet zinvol geacht. Daar komt bij, dat inpassing van de HOV ook op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan mogelijk was.
Op grond van artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerp van het onderhavige plan toegezonden aan de gebruikelijke overlegpartners:
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft geen aanleiding gegeven voor de overlegpartners om een vooroverlegreactie in te dienen.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening, is het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om te reageren. het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 6 juni 2014 tot en met 17 juli 2014. Er zijn drie zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn weergegeven en beantwoord in de Nota van Beantwoordingzienswijzen ontwerpbestemmingsplan "N 196 en Zwarteweg", die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
Uit de bestaande situatie en de voor de toekomst gewenste situatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en voorwaarden voortkomen voor het onderhavige bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is en dat er voldoende blijk wordt gegeven van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het op grond van artikel 3.6.1 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Uit de bestaande situatie en de voor de toekomst gewenste situatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en voorwaarden voortkomen voor het onderhavige bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is en dat er voldoende blijk wordt gegeven van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het op grond van artikel 3.6.1 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik in verband met milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier, is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven.
Het onderhavige bestemmingsplan ziet niet op het toestaan van nieuwe functies in het plangebied. Er gelden daarom voor het plan geen beperkingen vanuit de bodemkwaliteit, noch heeft het bestemmingsplan gevolgen voor de bodemkwaliteit. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor zover het betreft het milieuhygiënische belang van bodemkwaliteit.
Op basis van hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan de wettelijke eisen die gelden op het gebied van de luchtkwaliteit. Op 1 augustus 2009 is het een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL heeft tot doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang vinden indien wordt voldaan aan één van de volgende punten:
a. er is geen sprake van een normoverschrijding;
b. er is per saldo sprake van een verbetering;
c. het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit;
d. het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma
luchtkwaliteit.
Alleen projecten die "niet in betekende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt in niet betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof of stikstofdioxide. Dit criterium is een "of-benadering". Indien de grens van 3% voor één van beide stoffen wordt overschreden, verslechtert het project de luchtkwaliteit in betekenende mate.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Het plan heeft daarom geen gevolgen voor de luchtkwaliteit, zodat nader onderzoek op dit gebied niet aan de orde is.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening en de verplichting te voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening veronderstelt eveneens dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies noch geluidproducerende functies mogelijk. Nader onderzoek naar de akoestische situatie ter plaatse is niet noodzakelijk. Daarbij wordt aangetekend dat de Burgemeester Kasteleinweg is afgewaardeerd van een weg met een 70 km/uur regime naar een weg met een 50 km/uur regime en het doorgaaand verkeer inmiddels via de omgelegde N 201 wordt geleid. Als gevolg van de volledige openstelling van de N201 is de akoestische situatie langs de Burgemeester Kasteleinweg reeds verbeterd en zal deze in de toekomst verder verbeteren.
Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Uitgangspunt is dat geen conflict ontstaat tussen ruimtelijk planologische regels en waterhuishoudkundige regelingen. De keur van het hoogheemraadschap blijft onverkort van toepassing op alle handelingen in het watersysteem. De keur heeft immers een breder bereik dan een ruimtelijk plan. Een bestemmingsplan borgt de ruimtelijke kwaliteit. De Keur ziet op het functioneren van het watersysteem. Dit kent ruimtelijke, maar ook technische aspecten.
Het onderhavige bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Het plan heeft geen wijzigingen van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied tot gevolg. Er wordt geen toename van verharding mogelijk gemaakt, noch worden waterwegen en/of oppervlakte water gedempt. Ook staat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen toe die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterkwaliteit of op grondwaterstromen.
Het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar voor zover het de belangen op het gebied van water en waterbeheer belangen betreft.
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten in Nederland. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn en Verdrag van Bern).
De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van EL&I. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.
Het onderhavige bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan heeft daarom geen gevolgen voor flora en fauna in of nabij het plangebied.
De gemeente Aalsmeer heeft op 24 juni 2010 de beleidsnota Archeologie vastgesteld. In de gemeentelijke Beleidsnota Archeologie wordt uiteengezet op welke wijze de gemeente Aalsmeer verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief.
De gemeente is ingedeeld in verschillende gebieden met elk eigen regels voor wat betreft de wijze waarop bij ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met archeologie. Voor het grootste deel van het plangebied geldt op grond van de Beleidsnota, dat er geen hoge archeologische verwachtingswaarde is. Voor dat deel waar wel een hoge verwachtingswaarde geldt, zijn op grond van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk, waarbij de archeologische belangen in het geding zijn.
Met het oog op de archeologische waarde van het gebied bestaan er geen belemmeringen voor het onderhavige bestemmingsplan.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Vanuit cultuurhistorisch perspectief zijn er voor het onderhavige bestemmingsplan geen belemmeringen.
Externe veiligheid betreft het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes en buisleidingen. Vanuit de overheid worden normen gesteld met betrekking tot het plaatsgebonden risico, dat aanvaardbaar wordt geacht, en wordt een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voorgeschreven voor het groepsrisico.
Om invloed te hebben op de situatie voor externe veiligheid moet het plangebied deel uit maken van het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Ter plaatse van de kruising van de Burgemeester Kasteleinweg met de Stommeerkade ligt een klein deel van het plangebied in het invloedsgebied van het LPG-vulpunt. Dit vulpunt wordt in het kader van de ontwikkeling van het woongebied Dorpshaven per 1 maart 2015 beëindigd. Bovendien geldt dat in het invloedsgebied geen gevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Voor de gevoelige functies langs de Burgemeester Kasteleinweg, geldt dat afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg aan het einde van de planperiode zal zijn doorgevoerd, waarbij tevens de functie van de Burgemeester Kasteleinweg als transport route voor gevaarlijke stoffen komt te vervallen.
Vanuit het belang van externe veiligheid is er daarom geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan. Als gevolg van de volledige openstelling van de N201 zal de veiligheidssituatie langs de Burgemeester Kasteleinweg aanzienlijk verbeteren. Nader onderzoek naar de gevolgen van het plan voor externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan ziet niet op een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Het bestemmingsplan staat daarmee geen ontwikkelingen toe die in strijd zijn met het Luchthavenindelingbesluit. De maximale bouwhoogte die op grond van het Luchthavenindelingbesluit ter plaatse is toegestaan, wordt niet overschreden. Vanuit het Luchthavenindelingbesluit zijn er voor het onderhavige bestemmingsplan dan ook geen belemmeringen.
Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die tot verhaalbare kosten voor de gemeente kunnen leiden. Een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is derhalve niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan biedt slechts zeer beperkte bouwmogelijkheden die betrekking hebben op incidentele en bescheiden uitbreidingen van bestaande bebouwing en volledig zullen geschieden op basis van particulier initiatief.
Aangezien bestaande rechten en belangen worden gerespecteerd zijn ook geen kosten aan de orde in termen van schadeloosstellingen. Gelet op de overwegend conserverende doelstelling van het bestemmingsplan wordt vooralsnog geen planschade voorzien.
In de planregels van het bestemmingsplan zijn geen eisen opgenomen met betrekking tot sociale huurwoningen of sociale koopwoningen, particulier opdrachtgeverschap of branches van detailhandel, zodat hier niet verder hoeft te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van die eisen.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zodat niet hoeft te worden ingegaan op het instrument van het voorkeursrecht voor gemeenten bij de verwerving van onroerende zaken, als bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten.
Tevens hoeft daarom niet te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het licht van eigendomsverwerving of het toepassen van het instrument van onteigening van onroerende zaken als bedoeld in de Onteigeningswet.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en is uitvoerbaar voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.
Overeenkomstig aanbeveling 4 van de Inspectie Ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan een handhavingsparagraaf te bevatten. Hierin dient een toelichting te worden gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan zal handhaven, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van bestemmingsplannen ter hand te nemen en te blijven nemen.
Uit de planregeling volgt geen directe opgave voor handhaving. Bij de gebiedsinventarisatie zijn in het plangebied immers geen strijdige en illegale functies geconstateerd. Het gemeentelijke beleid voor de aanpak van de handhaving is neergelegd in de Nota "handhaving in Aalsmeer, 2011-2015", zoals vastgesteld op 12 mei 2011 door de gemeenteraad. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van toezicht en handhaving.
De nota stelt een hoge prioriteit aan een gebiedsgerichte handhaving van geactualiseerde bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan heeft hierbij geen prioriteit gekregen. Dit houdt in dat handhaving van excessen plaats vindt binnen het rode spoor van het uitvoeringsprogramma Handhaving 2013-2014. Binnen de reguliere werkzaamheden wordt primair handhavend opgetreden naar aanleiding van handhavingverzoeken. In andere gevallen wordt in beginsel niet actief handhavend opgetreden. Handhaving van beperktere illegale situaties binnen dit bestemmingsplan kunnen desgewenst op termijn gebiedsgericht en projectmatig worden opgepakt.
In hoofdstuk 7 van deze plantoelichting heeft de waardering van de in het gebied aangetroffen functies en waarden plaatsgevonden. Daarbij is verantwoord hoe deze waardering is vertaald in de keuze van bestemmingen en het bijbehorende normenkader. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van de planverbeelding en de planregels nader toegelicht voor zover dat noodzakelijk is voor een juiste interpretatie van het bestemmingsplan.
Met de inwerkingtreding van de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is de systematiek van bestemmingsplannen grotendeels vastgelegd. In de regeling worden nadere regels gesteld over vormgeving, inrichting, authenticiteit, methodes en technieken en beschikbaarstelling van digitale instrumenten. De bij de regeling behorende Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) bevat de richtlijnen voor de opzet en verbeelding van bestemmingsplannen. De regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 en de bijbehorende SVBP 2008 zijn in 2013 vervangen door de nieuwe Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 en moeten verplicht met ingang van 1 juli 2013 worden toegepast. Het onderhavige bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVBP 2012 tot stand gebracht. Voor zover (geoorloofd) van de standaarden wordt afgeweken of deze standaarden een bepaalde interpretatieruimte laten bij de toepassing daarvan, wordt hieronder de plansystematiek toegelicht.
De bestemmingen en aanduidingen zoals weergegeven in de verbeelding van het GML-bestand dienen in samenhang met de regels te worden gelezen. In opvolging van de voorschriften van artikel 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn standaardregels opgenomen. De SVBP 2008 schrijft voor op welke wijze de regels dienen te zijn ingedeeld en hoe elke planregel moet worden opgebouwd. Daarnaast heeft de gemeente een bepaalde vaste werkwijze voor het toepassen van de SVBP 2008 die bij de vormgeving van het bestemmingsplan is gevolgd. In overeenstemming met de SVBP 2008 zijn de planregels neergelegd in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgang- en slotregels zijn opgenomen. In deze paragraaf wordt voor elk van deze hoofdstukken verantwoord op welke wijze de richtlijnen van de SVPB 2008 zijn toegepast.
In overeenstemming met de SVBP bevat het eerste hoofdstuk van de planregels de inleidende regels van het bestemmingsplan. Deze regels hebben tot doel duidelijkheid te bieden over de interpretatie van de in het bestemmingsplan gehanteerde begrippen en termen. Dit zijn de in artikel 1 neergelegde begripsbepalingen. Een aantal van de gegeven definities wordt bindend voorgeschreven in de SVBP. Voor zover de regels bepalingen bevatten over aan te houden maatvoeringen, wordt in de inleidende regels aangegeven hoe deze maten moeten worden bepaald. Dit zijn de meetvoorschriften. De SVBP schrijft voor een aantal maatvoeringen de wijze van meten dwingend voor.
Na de inleidende regels volgen de bestemmingsregels. Hierin zijn in overeenstemming met de SVBP achtereenvolgens en in alfabetische volgorde de planregels opgenomen van de voorkomende bestemmingen. De bestemmingen zijn gekozen in overeenstemming met de richtlijnen van de SVBP voor wat betreft de hoofdgroepen van bestemmingen en de daarbinnen vallende functies. Het gaat in dit bestemmingsplan om de volgende enkelbestemmingen:
Naast enkelbestemmingen kunnen in een bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen voorkomen. Dubbelbestemmingen zijn van toepassing op gronden waar twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen aan de orde zijn. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
De regels van een bestemming hebben een in de SVPB dwingend voorgeschreven opbouw met een vaste volgorde van daarin voorkomende elementen. De SVBP schrijft voor dat het eerste onderdeel van de bestemmingsregels de 'bestemmingsomschrijving' bevat, waarin de gebruiksdoeleinden van de bestemming worden omgeschreven. In aanvulling op de SVBP is in overeenstemming met de gemeentelijke werkwijze in de bestemmingsomschrijving een subgeleding aangebracht. Het eerste sublid geeft een algemene doeleindenomschrijving. Het tweede sublid bevat vervolgens de opsomming van het gebruik dat binnen deze omschrijving toegestaan is. Voor zover eventueel verboden gebruik niet in de algemene verbodsregels kan worden ondergebracht, is een derde sublid opgenomen, waarin wordt aangegeven welk gebruik op de betreffende gronden in elk geval niet is toegestaan.
Overeenkomstig de SVBP zijn de bouwregels telkens vervat in het tweede lid van de bestemmingsregels. Volgens de voorgeschreven plansystematiek dienden de bouwregels te worden gelezen in samenhang met de algemene bepalingen in het tweede inleidende artikel over de wijze van meten. In het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de SVBP biedt om met behulp van bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen aanwijzingen te geven over de wijze van bouwen en verschijningsvormen van bouwen. De in het plan gebruikte aanduidingen komen voor in de bij de SVBP opgenomen lijst van aanduidingen.
Volgens de SVBP worden de algemene regels ondergebracht in hoofdstuk 3 van de planregels. De algemene regels moeten worden opgevat als de afsluitende regels van het bestemmingsplan. Zij vormen het voorwaardenscheppende kader van het bestemmingsplan als geheel. Hoewel de SVBP wel de volgorde van de algemene regels bepaalt, laat deze de keuze vrij om de algemene regels in één artikel samen te nemen, of deze geordend per onderwerp in verschillende artikelen neer te leggen. Vanwege de grote verscheidenheid van zaken die in de algemene regels aan de orde komen, wordt in de gemeentelijke werkwijze de voorkeur gegeven aan de tweede variant, waarbij aan elk onderwerp een artikel wordt gewijd. Naast de wettelijk verplichte anti-dubbeltelbepaling die onder de algemene regels moet worden geplaatst zijn in dit bestemmingsplan algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels opgenomen. De antidubbeltelbepaling betreft een standaardbepaling die als zodanig is voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. De antidubbeltelregel heeft tot doel dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van omgevingsvergunningen niet nogmaals worden meegeteld. De algemene bouwregels stellen het bevoegd gezag in staat nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde indien dit vanuit bepaalde omstandigheden gewenst is. De algemene afwijkingsregels stellen het bevoegd gezag in staat bij omgevingsvergunning af te wijken van de in het plan vastgelegde maten en grenzen. De algemene gebruiksregels bevatten in elk geval een verklaring van hetgeen in het bestemmingsplan onder verboden gebruik moet worden verstaan. Naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn zo nodig specifieke gebruiksverboden opgenomen ter invulling van het algemene gebruiksverbod Volgens de SVBP dienen in hoofdstuk 4 van de planregels de overgangs- en slotregels te worden ondergebracht. Hier vinden de wettelijk voorgeschreven bepalingen met betrekking tot het overgangsrecht een plaats, alsmede de citeertitel van het bestemmingsplan opgenomen.
Sinds de inwerkingtreding van de digitale verplichtingen van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2010 is het digitale bestemmingsplan juridisch bindend. De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De systematiek van de planverbeelding in dit bestemmingsplan vormt geen aanvulling op of geoorloofde afwijking van de SVBP en behoeft in die zin dus geen nadere toelichting. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 schrijft ook voor hoe de koppeling tussen de planverbeelding met de andere planonderdelen in de dataset dient plaats te vinden. Het digitale plan is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De digitale ruimtelijke informatie wordt zowel digitaal als analoog verbeeld.
De digitale bestandenset heeft het volgende planidentificatienummer gekregen: NL.IMRO.0358.N196zwarteweg-)W01. DE SVBP bevat richtlijnen over de wijze waarop de inhoud van de planregels digitaal moet worden weergegeven. Het digitale bestemmingsplan is overeenkomstig deze richtlijnen vervaardigd. Het SVBP schrijft voorts voor dat de digitale verbeelding alle relevante bestemmingsplaninformatie kan tonen, maar over de wijze waarop dat gebeurt is niets geregeld dan dat het opvragen van bestemmingsplaninformatie op interactieve wijze dient plaats te vinden. De planregels worden aangehaald als "regels van het bestemmingsplan N 196 en Zwarteweg".
De analoge verbeelding leidt tot de analoge plankaart op papier. Ook voor de analoge verbeelding bevat de SVBP richtlijnen over de weergave van de inhoud van het bestemmingsplan. Daarnaast geldt voor de analoge verbeelding dat deze alle te verbeelden informatie moet bevatten. Er zijn regels over de opbouw van de legenda van de analoge verbeelding, over het opnemen van de noordpijl en een schaal op de plankaart en over het materiaal waarvan de plankaart wordt vervaardigd. Tevens dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan te worden aangegeven welke ondergrond voor de analoge planverbeelding is gebruikt. Het plangebied is op één kaartblad vervat met een schaal van 1:2.000. Als ondergrond is de GBK gebruikt van 6 januari 2014.
De planverbeelding in samenhang met de planregels geeft aan welk gebruik volgens het bestemmingsplan op een bepaalde locatie is toegestaan. Bij geval van twijfel over de uitleg van de regels, biedt de plantoelichting uitkomst om te achterhalen welke bedoeling de wetgever met de planregeling had. Teneinde aan te geven op welke wijze de planregels dienen te worden geïnterpreteerd, wordt hieronder per afzonderlijke bestemming de planregeling voor zover noodzakelijk nader toegelicht.
Op de gronden achter de Zwarteweg is een nieuwe woonwijk voorzien. De plannen zijn nog onvoldoende concreet om in dit bestemmingsplan te kunnen worden verwerkt. De bestemming "Agrarisch - Tuinbouw" is daarom opgenomen teneinde bestaande rechten te respecteren.
Binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' is het gebruik ten behoeve van tuinbouw toegestaan. Uit de doeleindenomschrijving als opgenomen in artikel 3.1.2 volgt, dat het daarbij gaat om de agrarische bedrijfsuitoefening door middel van open teelt en glastuinbouw. Ook andere functies zijn mogelijk, mits deze funties ten dienste staan van de hoofdbestemming. In artikel 3.2.1 onder c is een opsomming opgenomen ter indicatie van de soorten van functies die ten dienste van de hoofdbestemming zijn toegestaan. Deze opsomming is niet limitatief. Bouwwerken zijn (voor zover niet al vergunningvrij) ook toegestaan, mits de bouwwerken zijn gericht op het gebruik als glastuinbouw.
De bestaande bedrijfswoning is met een aparte aanduiding geregeld. Daarmee is het bestaande recht op een bedrijfswoning erkend en verzekerd, maar wordt tevens uitgesloten dat de woning in de toekomst als burgerwoning wordt en kan worden gebruikt.
Gelet op de voorgenomen ontwikkeling tot woonwijk, past de gemeentewerf aan de Zwarteweg 77a niet binnen de visie op het gebied. Daarom is in het bestemmingsplan voor de gebouwen en het terrein van de gemeentewerf een op-maat-regeling opgenomen. Deze regeling waarborgt dat bestaande rechten worden gerespecteerd en de bestaande bedrijfsuitoefening kan worden voortgezet. Dat wil zeggen dat de bestaande bedrijfsactiviteiten mogen blijven functioneren met de ruimtelijke uitstraling en milieuhinder die daarvan uitgaat ten tijde van vaststelling van dit plan. Ondergeschikte wijzigingen in de bedrijfsvoering zijn toegestaan, mits deze geen negatief effect hebben op de leefomgeving. Anderssoortige bedrijvigheid is niet toegestaan.
De Ophelialaan is in het gemeentelijke ruimtelijke beleid aangewezen als een buurtwinkelccentrum. Het aan de Ophelialaan 92 gevestigde garagebedrijf past niet binnen deze visie van buurtwinkelcentrum. Voor de panden langs de Ophelialaan is in het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan "Stommeer" een regeling opgenomen, waarbij in het algemeen een winkelcentrum met bijbehorende voorzieningen en bovengelegen woningen zijn toegestaan.
In dit bestemmingsplan is voor de bestemming van het perceel aan de Ophelialaan 92 bij deze regeling aansluiting gezocht. Dit betekent dat ten opzichte van de voorheen vigerende regeling de bestemming wordt verbreed en ook het gebruik voor detailhandel wordt toegestaan. Dit is niet alleen van belang met het oog op het streven naar verbetering van de kwaliteit van het buurtwinkelcentrum, maar ook met het oog op de omringende woningen en de op de flank van het Heegstrapark voorgenomen woonbebeouwing. Vanwege de milieuhinder is een garagebedrijf in de nabijheid van woonfuncties immers minder gewenst.
Omdat het perceel niet meer in het ecploitatiegebied van de toekomstige herontwikkeling rond de Burgemeester Kasteleinweg valt en er geen plannen zijn om in de komende planperiode het betreffende pand aan te kopen, dienen in het onderhavige plan bestaande rechten gerespecteerd te worden. Binnen de bestemming "Centrum" is daarom een op-maat-regeling opgenomen voor het bestaande garagebedrijf. Op grond hiervan mogen de bestaande bedrijfsactiviteiten blijven functioneren met de ruimtelijke uitstraling en milieuhinder die daarvan uitgaat ten tijden van vaststelling van dit plan. Ondergeschikte wijzigingen in de bedrijfsvoering zijn toegestaan, mits deze geen negatief effect hebben op de leefomgeving. Indien de bestaande bedrijfsactiviteiten langer dan een half jaar niet meer functioneren en er geen concreet zicht is op het alsnog hervat worden van de bedrijfsactiviteiten, kan de bestemming gewijzigd worden, zodanig dat uitsluitend nog detailhandel in de eerste bouwlaag is toegestaan. Gelet op de begripsbepalingen wordt onder detailhandel niet een supermarkt begrepen. Dit is conform het gemeentelijke beleid dat er van uitgaat dat een extra supermarkt de detailhandelsstructuur van Aalsmeer zou aantasten.
Voor wat de woonfunctie in de tweede bouwlaag betreft is de regeling afwijkend ten opzichte van de bestemmingsregeling in het bestemmingsplan "Stommeer'. Alleen de huidige bedrijfswoning is toegestaan zolang op de begane grond het garagebedrijf is gevestigd. Pas indien de bedrijfsuitoefening van het garagebedrijf is beëindigd en heeft plaats gemaakt voor detailhandelfuncties, staat de regeling de realisering van één of meer burgerwoningen op de verdieping toe.
Het Heegstrapark is bestemd als "Groen". De bestemmingsregeling is conform de regeling die in recente Aalsmeers bestemmingsplannen voor de grotere, structurerende groenvlakken in het plangebied is opgenomen. Een uitzondering daarop in het voorliggende bestemmingsplan, is de aanduiding van de bestaande geluidschermen langs de Burgemeester Kasteleinweg. Deze schermen blijven op basis van de voorliggende planregeling mogelijk.
In de bestaande situatie is aan de Zwarteweg 77 de brandweerkazerne gevestigd. Voor de kazerne is in het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan "Stommeer" de bestemming "Maatschappelijk" opgenomen. In het onderhavige plan is hierop afgestemd voor de bij het complex van de brandweer behorende resterende bebouwing en gronden. De bebouwing op het terrein is in overeenstemming met de feitelijke situatie op maat bestemd. Er zijn afwijkingsregels opgenomen om de mogelijkheid te behouden om op onvoorziene omstandigheden in te kunnen spelen en ook elders op het terrein bebouwing op te richten. Binnen de bestemming is de bestaande zendmast mogelijk gemaakt.
Een deel van de gronden in het plangebied behoren toe aan de eigenaren van de woningen aan de Gloxiniastraat en de Azaleastraat. het betreft de uiterste randen van de bij die woningen behorende tuinen. De betreffende woningen en hun tuinen zijn opgenomen in het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan 'Stommeer'. Voor de bestemming van de betreffende gronden is daarom aangesloten bij de bestemming "Tuin" zoals die in het bestemmingsplan 'Stommeer' is opgenomen.
In de bestemmingsregeling is hoofdzakelijk uitgegaan van vergunningsvrije bouwwerken. dat wil zeggen dat uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan. Omdat het om de uiterste randen van de betreffende tuinen gaat, is in afwijking van de planregels van het bestemmingsplan "Stommeer" geen regeling opgenomen voor aan- en uitbouwen achter de woning en erkers aan de voorzijde van de woning. Omdat in enkele gevallen het een deel van de tuin betreft die aan de zijkant van de woning is gelegen, is binnen de bestemming parkeren mogelijk gemaakt.
Om daadwerkelijk in een tuin of op een erf binnen de bestemming te mogen parkeren is een in- en uitritvergunning noodzakelijk. Een aanvraag voor een in- en uitrit wordt getoetst aan de gemeentelijke verordening. Daaruit volgt dat de gemeente de betreffende vergunning kan weigeren in het belang van:
Het bestemmingsplan staat parkeren en in- en uitritten in beginsel dus toe, maar de daadwerkelijke afweging vindt plaats in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een in- en uitritvergunning. Gelet op artikel 8.3.1 geldt een maximum van 2 parkeerplaatsen per woning.
Bij de opstelling van de planregels van de bestemming "Verkeer" is geanticipeerd op het feit dat in de toekomst een hoogwaardige buslijn over het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg zal lopen. Gekozen is daarom voor de term gemotoriseerd verkeer. Hiermee is het gebruik van de weg voor busvervoer veilig gesteld. Door middel van de bouwregels als opgenomen in artikel 9.2.1 is gewaarborgd dat langs het tracé voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer kunnen worden opgericht. Ook bushokjes kunnen op grond hiervan worden gerealiseerd, echter tot een hoogte van 3 meter en met een oppervlakte van maximaal 15 m2.
Binnen deze bestemming geldt dat uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.