direct naar inhoud van Regels
Plan: Woonarken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BPWOONARKEN-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 Aanlegplaats

Plaats, waar een pleziervaartuig kan aanmeren, niet zijnde een woonark.

1.3 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 Bedrijf aan huis

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten niet zijnde de uitoefening van een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder de vergunningsplicht van de Wet Milieubeheer, door (één van) de hoofdbewoners, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woonark en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Beroep aan huis

Het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, dat door de beperkte omvang ervan in diens woonark en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.BPWOONARKEN-VG01 met de bijbehorende regels.

1.7 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 Bijbehorend bouwwerk bij woonarken

Uitbreiding van woonark, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak, al of niet op de oever.

1.9 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.10 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.11 Ecologische oever

Een door de mens ingerichte oever waarbij ontwikkeling van natuur, landschap en ecologie expliciet wordt gestimuleerd en waarbij een geleidelijke overgang aanwezig is van nat naar droog.

1.12 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 Huishouden

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.14 Insteek van het water

De insteek van het water is de snijlijn van het schuine oevertalud (oeverhelling) met het horizontaal gelegen maaiveld.

1.15 Jachthaven

Een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt geboden.

1.16 Kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in zeer beperkte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan dan wel wordt geholpen.

1.17 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.18 Ligplaats

Een gedeelte van het openbaar water door een woonark of woonboot ingenomen of bestemd om door een woonark of woonboot met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen.

1.19 Loopplank

Voorziening om op de wal te komen.

1.20 Oever

Aan het water grenzende strook land bestaande uit een oevertalud en een horizontaal gelegen oever.

1.21 Oevergebruik

Het gebruik van de oever ten behoeve van de buitenruimte bij een woonark en entree tot de woonark.

1.22 Openbaar water

Alle wateren die voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

1.23 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.24 Plan

Het bestemmingsplan 'Woonarken' van de gemeente Aalsmeer.

1.25 Pleziervaartuig

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.26 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.27 Voorzieningen voor woonarken

Een voorziening voor een woonark is een object in of boven het water dat verband houdt met het wonen of verblijven op de woonark, zoals een loopplank of steiger, een vlot, een vlonder (al of niet boven water), een drijvende tuin of drijvend terras.

1.28 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.29 Waterlijn

Het grensvlak tussen water en lucht.

1.30 Wonen

De huisvesting van één afzonderlijke huishouding op een woonark en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

1.31 Woonark

Drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, waaronder begrepen een drijvende woning zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning.

1.32 Woonark voor niet-permanente bewoning

Gelijk aan woonarken voor permanente bewoning, met dien verstande dat er geen sprake is van een permanent verblijf, maar van recreatief gebruik, dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en uitsluitend tussen de voorgeschreven periode, zoals bepaald in de Woonarkenverordening Aalsmeer.

1.33 Woonark voor permanente bewoning

Woonarken die uitsluitend of hoofdzakelijk als woning worden gebezigd of tot woning worden bestemd en dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in woonark is ondergebracht;

1.34 Woonboot

Drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning. Indien een woonboot voldoet aan voorgeschreven maatvoering, geldt het bepaalde voor woonarken ook voor woonboten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De hoogte van een bouwwerk op het land

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De hoogte van een woonark

Vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van het woonark, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 De lengte en breedte van een woonark

Tussen de langste lengte en de langste breedte (buitenkant bak) exclusief overstekken, loopranden, gangboorden, stootranden e.d..

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Jachthaven

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ligplaatsen ten behoeve van woonarken voor niet-permanente bewoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - ligplaats permanent wonen' een ligplaats ten behoeve van een woonark voor permanente bewoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - ligplaats permanent wonen' is aan-huis-gebonden beroep of bedrijf toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' een kantoor;
  • e. pleziervaartuigen;
  • f. water behorende bij jachthavens;
  • g. waterberging;
  • h. waterhuishouding;
  • i. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. voorzieningen voor woonarken;
  • l. voorzieningen voor pleziervaartuigen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Woonarken

Voor het bouwen van woonarken gelden de volgende regels:

  • a. voor woonarken voor niet-permanente bewoning geldt de toegestane afmeting van 15x5x3 meter (lxbxh);
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven ligplaats - permanent wonen in jachthaven' dienen woonarken volledig gelegen te zijn binnen de aanduiding dan wel ook het volledige aanduidingsvlak te benutten;
  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven - ligplaats permanent wonen in jachthaven' mag de woonark maximaal 18x6x5 meter (lxbxh) bedragen;
  • d. ter plaatse van gebiedsaanduiding 'landelijk gebied' mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ligplaats permanent wonen in jachthaven' een woonark maximaal 15x5x4,5 meter (lxbxh) bedragen;
  • e. de afstand tot de naastgelegen woonark dient aan alle zijden tenminste 5 meter te zijn;
  • f. de maximale afstand van de woonark tot de insteek van het water bedraagt 1 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid a tot en met f zijn bestaande woonarken als bedoeld in artikel 9.4 toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. onder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden in elk geval begrepen:
    • 1. aanlegplaatsen;
    • 2. voorzieningen voor woonarken;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • b. de maximale oppervlakte van voorzieningen voor woonarken, met uitzondering van de loopplank, bedraagt per woonark 15 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 1 meter, gemeten vanaf het waterpeil.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Verleggen van ligplaatsen binnen het bestemmingsvlak

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en een ligplaats voor woonarken voor permanente bewoning te verleggen binnen het vlak met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal ligplaatsen voor permanente bewoning mag binnen het bestemmingsvlak niet worden vergroot;
  • b. de ligplaatsen mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden verplaatst, met uitzondering van het bepaalde sub c;
  • c. bestaande ligplaatsen gelegen buiten het gebied met de aanduiding 'landelijk gebied' mogen niet verlegd worden naar het gebied met deze aanduiding;
  • d. de minimale afstand van de nieuwe woonark tot andere woonarken dient aan alle zijden minimaal 5 meter te zijn;
  • e. er mag geen strijdigheid ontstaan met enige relevante (milieu)wetgeving en overige vastgestelde beleidsuitgangspunten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken en bijbehorende bouwwerken;
  • e. permanent wonen op een woonark aangeduid voor niet-permanente bewoning;
  • f. als seksinrichting.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds;
  • c. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van wel wijzigen van drainagesystemen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houden constructies, installaties of apparatuur.

3.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Voorwaarden

De in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van het landschap, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'landelijk gebied'
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied.

Artikel 4 Water - Permanent Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ligplaats een ligplaats ten behoeve van een woonark voor permanente bewoning;
  • b. aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'oever' oevergebruik;
  • d. water;
  • e. waterberging;
  • f. waterhuishouding;
  • g. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. voorzieningen voor woonarken;
  • j. aanlegplaatsen;
  • k. erf- en terreinafscheidingen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Woonarken

Voor het bouwen van woonarken gelden de volgende regels:

  • a. woonarken dienen minimaal volledig binnen de aanduiding 'ligplaats' gelegen te zijn dan wel ook het volledige aanduidingsvlak te benutten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ligplaats mag de woonark maximaal 18x6x5 meter (lxbxh) bedragen;
  • c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'landelijk gebied' mag ter plaatse van de aanduiding ligplaats een woonark maximaal 15x5x4,5 (lxbxh) bedragen;
  • d. de afstand tot de naastgelegen woonark dient aan alle zijden tenminste 5 meter te zijn;
  • e. de maximale afstand van de woonark tot de insteek van het water bedraagt 1 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid a tot en met e zijn bestaande woonarken als bedoeld in artikel 9.4 toegestaan.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken op de oever

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per woonark is maximaal 1 zelfstandig bijbehorend bouwwerk op de oever toegestaan, met een maximale oppervlakte van 40 m2;
    • 1. indien de woonark is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'landelijk gebied' bedraagt de maximale oppervlakte 30 m2 overeenkomstig artikel 13.1;
  • b. de maximale bouwhoogte van een zelfstandig bijbehorend bouwwerk bedraagt 3 meter;
  • c. de minimale afstand van het zelfstandige bijbehorend bouwwerk tot de oeverlijn bedraagt 2 meter;
  • d. bruggen zijn niet toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. per woonark is maximaal één aanlegplaats toegestaan
  • b. de maximale oppervlakte van voorzieningen voor woonarken, met uitzondering van de loopplank bedraagt, per woonark 15 m².
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 1 meter, gemeten vanaf het waterpeil.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken en bijbehorende bouwwerken;
  • e. wonen in bijbehorende bouwwerken;
  • f. als seksinrichting.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds;
  • c. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van wel wijzigen van drainagesystemen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houden constructies, installaties of apparatuur.

4.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet toepassing op werken werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.4.3 Voorwaarden

De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied.

Artikel 5 Water - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' een ligplaats ten behoeve van een woonark voor niet-permanente bewoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'oever' oever(gebruik);
  • c. water;
  • d. waterberging;
  • e. waterhuishouding;
  • f. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. voorzieningen voor woonarken;
  • i. aanlegplaatsen;
  • j. erf- en terreinafscheidingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Woonarken

Voor het bouwen van woonarken gelden de volgende regels:

  • a. woonarken dienen minimaal volledig binnen de aanduiding 'ligplaats' gelegen te zijn dan wel het aanduidingsvlak volledig te benutten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' mag de woonark maximaal 15x5x3 meter bedragen (lxbxh).
  • c. de afstand de afstand tot de naastgelegen woonarken dient aan alle zijden tenminste 5 meter te zijn;
  • d. de maximale afstand van de woonark tot de insteek van het water bedraagt 1 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid a tot en met d zijn bestaande woonarken als bedoeld in artikel 9.4 toegestaan.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken op de oever

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per woonark is maximaal 1 zelfstandig bijbehorend bouwwerk op de oever toegestaan, met een maximale oppervlakte van 6 m2.
  • b. de maximale bouwhoogte van een zelfstandig bijbehorend bouwwerk bedraagt 3 meter;
  • c. de minimale afstand van het zelfstandig bijbehorend bouwwerk tot de oeverlijn bedraagt 2 meter.
  • d. bruggen zijn niet toegestaan.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. per woonark is maximaal één aanlegplaats toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte van voorzieningen voor woonarken, met uitzondering van de loopplank bedraagt, per woonark 15 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 1 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 1 meter, gemeten vanaf het waterpeil.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken en bijbehorende bouwwerken;
  • e. permanent wonen op een woonark aangeduid voor niet-permanente bewoning
  • f. wonen in bijbehorende bouwwerken;
  • g. als seksinrichting.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds;
  • c. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van wel wijzigen van drainagesystemen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houden constructies, installaties of apparatuur.

5.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.4.3 Voorwaarden

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied.

Artikel 6 Leiding - Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor:

  • a. de aanleg, onderhoud en bescherming van een wrk-leiding;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het onderhoud en de instandhouding van de wrk-leiding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering worden gebouwd, mits:

  • a. de belangen van de waterleiding zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterleiding.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming woonarken met bijbehorende bijgebouwen worden gerealiseerd en van het bepaalde in 6.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die niet ten behoeve van de waterleiding zijn, mits:

  • a. de belangen van de waterleiding zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterleiding.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de belangen van de waterleiding zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterleiding.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor:

  • a. de bescherming en onderhoud van de waterkering;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het onderhoud en de instandhouding van de waterkering.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering worden gebouwd, mits:

  • a. de belangen van de waterkering zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming woonarken met bijbehorende bijgebouwen worden gerealiseerd en van het bepaalde in 7.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die niet ten behoeve van de waterkering zijn, mits:

  • a. de belangen van de waterkering zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de belangen van de waterkering zich hier niet tegen verzetten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 maximaal aantal ligplaatsen
  • a. Het maximale aantal ligplaatsen voor woonarken welke permanent worden bewoond bedraagt 192;
  • b. Het maximale aantal ligplaatsen voor woonarken welke niet-permanent worden bewoond bedraagt 184.

9.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan.

9.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als zonnepanelen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons, overstekende daken, overstekken, loopranden, gangboorden en stootranden bij woonarken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwregels aan iedere zijde van het bouwwerk niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

9.4 Afwijkende maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot de naastgelegen woonark en/of de insteek van het water, die minder bedragen dan in de regels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden van de bijgebouwen tot de oeverlijn, die minder bedragen dan in de regels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afmetingen van woonarken die meer bedragen dan in de regels is voorgeschreven en die op de als bijlagen 1 of 2 bij deze regels toegevoegde lijst afwijkende maatvoering voorkomen, mogen in strijd met de regels worden aangehouden;
  • d. Bij vervanging van de bestaande ark is het bepaalde onder sub c niet meer van toepassing.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d van dit lid mag een woonark die is opgenomen op de lijst van bestaande woonarken met afwijkende maten in bijlage 1 of 2 van dit bestemmingsplan na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag voor het veranderen of vernieuwen van die ark wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waaop de woonark teniet is gegaan.

9.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 9.4 onder d bij vervanging van de bestaande ark:

  • a. er dienen zwaarwegende gronden zijn om af te wijken van de voorgeschreven maatvoering;
  • b. de maximaal afwijkende afmetingen van de woonark dient niet meer te bedragen dan de afwijkende afmetingen, zoals opgenomen in bijlagen 1 of 2;
  • c. de afwijkende afmeting dient ruimtelijk inpasbaar zijn binnen de gebiedsaanduidingen 'landelijk gebied'.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

De uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis in de woonark voor permanente bewoning en/of bijbehorende bouwwerken is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto vloeroppervlak voor de uitoefening van het beroep aan huis of het bedrijf aan huis niet groter is dan 25% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de woonark en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2;
  • c. het gebruik ter plaatse niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep of bedrijf alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen vergunningsplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet Milieubeheer;
  • g. er geen horeca-activiteiten of detailhandel plaatsvinden;
  • h. het gebruik als prostitutiebedrijf of seksinrichting is niet toegestaan.

10.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de in hoofdstuk 2 genoemde gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslag-, laad- en/of losplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonarken en bijbehorende bouwwerken;
  • e. wonen in bijbehorende bouwwerken;
  • f. als seksinrichting.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Luchtvaartverkeerzone III
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - LIB art 2.2.1 nr 3' zijn de gronden, behalve voor de ander daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge personendichtheid in verband met het luchtverkeer van en naar luchthaven Schiphol.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone LIB art 2.2.1 nr 3' volgende regel:
    • 1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een nieuw gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, mag slecht worden gebouwd indien voor het desbetreffende bouwplan een verklaring van geen bezwaar is verleend zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
    • 1. op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 3. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol";
    • 2. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
      • het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of een omgevingsvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en;
      • de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003);
    • 3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.

11.2 Luchtvaartverkeerzone IV
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - LIB art 2.2.1 nr 4' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer van en naar Schiphol.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone LIB art 2.2.1 nr 4' volgende regel:
    • 1. een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een nieuw gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, mag slecht worden gebouwd indien voor het desbetreffende bouwplan een verklaring van geen bezwaar is verleend zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
    • 1. op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 3. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol";
    • 2. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
      • het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of een omgevingsvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en;
      • de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003);
    • 3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.

Artikel 12 Geluidzone - Industrie 50 dB

12.1 Bouwregels

Op gronden met de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB' geldt, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van het industriegebied Schiphol Oost.

12.2 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.1 van dit artikel, en worden toegestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevel van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door bevoegd gezag verleende hogere grenswaarde.

Artikel 13 Landelijk Gebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Landelijke gebied' zijn aangewezen voor behoud en herstel van het landschap door middel van ecologische oevers;

13.1 Beperking bebouwing bijgebouwen

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op de oever bij een woonark voor permanente bewoning geldt, met uitzondering van artikel 3 en 5, dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt.

13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.2.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds;
  • c. het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen, egaliseren en/of verharden van gronden;
  • d. het vellen of rooien van hout- en/of rietgewas;
  • e. het aanbrengen van wel wijzigen van drainagesystemen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houden constructies, installaties of apparatuur.

13.2.2 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 13.2.1 vervatte verbod is niet toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

13.2.3 Voorwaarden

De in lid 13.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. het belang van het landschap;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen van het betrokken gebied.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het College van Burgemeester en Wethouders bevoegd om in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter en een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 25 m²;
  • b. afwijkingen van deze regels voor gedenktekens, beeldende kunstwerken, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, riool-overstortkelders, informatie- en reclameborden, en plastieken en vrijstaande muren;
  • c. overschrijding van de maximale toegestane oppervlakte en hoogte van bijbehorende bouwwerken op de oever met maximaal 10% ten behoeve van een betere, technische realiseerbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
15.3.1 Voorwaarden persoonsgebonden overgangsrecht

Het bepaalde in artikel 15.2 onder d is niet van toepassing voor zover het de gronden betreft met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' dan wel de bestemming 'Water - Verblijfsrecreatie' en de daar gelegen ligplaatsen staan vermeld in bijlage 4 bij deze regels (Lijst van ligplaatsen met persoonsgebonden overgangsrecht). Op deze gronden is een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing onder de volgende voorwaarden:

  • a. op bedoelde gronden is permanente bewoning toegestaan voor de natuurlijke persoon zoals vermeld in bijlage 4;
  • b. het persoonsgebonden overgangsrecht komt te vervallen indien de personen zoals vermeld in bijlage 4 zijn verhuisd of overleden. Het overgangsrecht geldt dus niet voor eventuele rechtsopvolgers;
  • c. eventuele inwonende (minderjarige) kinderen mogen in het woonark wonen, zolang ze inwonen bij een persoon zoals vermeld in bijlage 4;
  • d. personen die na 22 juli 2011 komen inwonen bij een persoon zoals vermeld in bijlage 4 vallen niet onder het persoonsgebonden overgangsrecht.
  • e. het persoonsgebonden overgangsrecht komt te vervallen indien de permanente bewoning voor meer dan één jaar onderbroken wordt. Het is niet mogelijk na hervatting van de permanente bewoning opnieuw in aanmerking te komen voor het persoonsgebonden overgangsrecht.
  • f. het persoonsgebonden overgangsrecht komt te vervallen indien de betreffende woonark wordt verplaatst.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Woonarken.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, de voorzitter,