BP Schinkelpolder, derde wijziging (Rietwijkeroordweg 33)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.BPSchinkelpolwijz3-VG01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/wijzigingsplan |
regels
Inhoudsopgave
1.5 agrarisch aanverwant bedrijf:
1.8 bestaande bebouwing .c.q. bouwwerken:
1.30 luchthavenindelingbesluit (LIB):
1.31 manegebedrijf categorie 1:
1.35 ondergronds bouwwerk, geen gebouw zijnde:
1.36 ondergrondse gebouwen of ruimten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
2.4 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Artikel 3 Gemengd - Agrarisch en Bedrijf
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.4 afwijken van de bouwregels
3.5.3 Voorwaardelijke bepaling
3.6 afwijken van de gebruiksregels
3.7.1 Uitbreiding bedrijfsmogelijkheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.3 afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten
4.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen
4.3.3 Advies over omgevingsvergunning
6.1 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen
6.2 Algemene regels voor ondergronds bouwen
6.2.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden
6.2.3 Afwijken van de regels voor ondergronds bouwen
6.3 Algemene regels voor ondergeschikte bouwdelen
6.4 Algemene regels voor afstanden
6.4.1 Afstand voor watergangen
6.4.2 Afwijken van afstandregels
Artikel 7 algemene gebruiksregels
7.1 Verbod op gebruik van gronden
7.1.1 Strijdig gebruik van gronden
Artikel 8 algemene aanduidingsregels
8.1 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels"
8.2 Gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie 50 dB"
8.2.2 Afwijken van de bouwregels
8.3 Gebiedsaanduiding "Vrijwaring - Molenbiotoop"
8.3.2 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
9.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Artikel 10 algemene wijzigingsregels
Artikel 11 algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1 Vervangen bestemmingsplannen
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Schinkelpolder, 3e wijziging' met identificatienummer NL.IMRO.0358.BPSchinkelpolwijz3-VG01 van de gemeente Aalsmeer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch aanverwant bedrijf:
een niet-industrieel bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten, waaronder het opslaan, bewerken, verpakken en sorteren, en/of het overslaan/leveren/verhandelen van producten van/aan andere agrarisch (aanverwante) bedrijven in het buitengebied, waar nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen en apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven- en toeleveringsbedrijven);
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestaande bebouwing .c.q. bouwwerken:
van bestaande bebouwing c.q. bouwwerken is sprake indien op de datum van inwerking treding van dit plan op de desbetreffende plaats een gebouw of bouwwerk rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt of voor de datum van inwerking treding van dit plan een bouwvergunning is verleend;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bebouwingspercentage:
het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd, een en ander als bedoeld in deze planregels;
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 boveninsteek watergang:
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen, huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 erfscheiding:
de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 glastuinbouwbedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten en het leveren van diensten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen, geheel of gedeeltelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties;
1.24 groenvoorzieningen:
groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplantingen in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;
1.25 handelskwekerij:
een niet-industrieel bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of overwegend zijn gericht op het handelen in tuin- en kasvruchten, sierteeltgewassen of tuinbouwzaden, al dan niet in combinatie met het opkweken en voor verkoop geschikt maken van halfproducten;
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwvlak door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.27 kantoor:
een gebouw, of een deel daarvan, dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of andere daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van, en is verbonden aan, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;
1.28 kassen:
bouwwerken geheel of vrijwel geheel van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer, ten behoeve van de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen;
1.29 koeltoren:
een gesloten ruimte of bouwwerk bestaande uit een waterbak met daarboven een lamellenblok, gemonteerd in een omkasting en voorzien van een ventilator bedoeld om water terug te koelen met de buitenlucht;
1.30 luchthavenindelingbesluit (LIB):
AMvB op basis van de Wet luchtvaart waarin de ruimtelijke gevolgen van het gebruik van de luchthaven Schiphol zijn vastgelegd ten behoeve van de veiligheid en de geluidbelasting;
1.31 manegebedrijf categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het paardrijden of het lesgeven in paardrijden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of van derden, zulks eventueel in combinatie met het in pension houden van paarden en pony's alsmede het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden en het houden van onderlinge wedstijden met bijbehorende voorzieningen als een pantry.
1.32 milieuhinderlijke bron:
een opslagplaats, installatie of andere (bedrijfsmatige) bron van waaruit milieuhinder uitgaat in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar en/of licht, waaronder in ieder geval wordt verstaan een wkk-installatie, transformator, mestbassin, watersilo of koeltoren;
1.33 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.34 ondergronds bouwen:
1.35 ondergronds bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.36 ondergrondse gebouwen of ruimten:
een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten straks langs de omtrek van het gebouw;
1.37 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor gebouwen en andere bouwwerken in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk toegekeerde zijde van het bouwwerk;
in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 plangebied:
het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;
1.39 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc;
1.40 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, -theater, -winkel, -automaat, -club of parenclub;
1.41 warmte(koude)opslagtank:
een gesloten ruimte of bouwwerk voor de berging van water ten behoeve van de energievoorziening van het tuinbouwbedrijf;
1.42 waterbassin:
een (onoverdekt) waterreservoir voor de opvang en berging van water, gevormd door een aarden wal;
1.43 waterbeheerder:
het Hoogheemraadschap van Rijnland;
1.44 watersilo:
een (onoverdekt) bouwwerk voor de opvang en bewaring van ater;
1.45 wkk-installatie:
een warmtekrachtkoppelingsinstallatie bestaande uit een generator die het mogelijk maakt bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten met een maximaal transformatorvermogen van 10 MVA;
1.46 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
Artikel 2 wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.5 de afstand:
Bij het meten worden afstanden gemeten daar waar deze afstanden het kleinst zijn.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Gemengd - Agrarisch en Bedrijf
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd (GD-AB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van tuinbouwbedrijven, al dan niet onder glas;
het uitoefenen van agrarisch aanverwante bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 2 als aangegeven in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1: Lijst van bedrijfsactiviteiten van deze planregels;
gebouwen en andere bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
de daarbij behorende voorzieningen zoals verkeerswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten behoeve van het bedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.
3.2 bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de gronden als bedoeld in 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
kassen;
andere bedrijfsgebouwen, waaronder opslagruimten, bedrijfsgebonden kantoorruimten, laboratoria, onderzoeksruimten en presentatieruimten;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de energie(terug)levering, waaronder begrepen de behuizing van CO2-opslagtanks, warmte(koude)opslagtanks, wkk-installaties en transformatoren;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de waterberging, waaronder begrepen watersilo's en waterbassins;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met dien verstande dat er op basis van wet- en regelgeving voldoende afstand van een milieuhinderlijke bron tot een gevoelige functie aangehouden moet worden.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
de maximale bouwhoogte van kassen en overige bedrijfsgebouwen bedraagt 11 meter;
ieder bouwperceel mag tot maximaal 2 ha. worden bebouwd, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid op eigen perceel;
de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
het bepaalde onder a. tot en met d. is niet van toepassing op bestaande bebouwing.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:
de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 5 meter;
de maximale bouwhoogte van een warmte(koude)opslagtank, CO2-opslagtank, watersilo of koeltoren is 11 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 13,5 meter;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
het bepaalde onder a. tot en met e. is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.
3.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de waterhuishouding;
de brandveiligheid en rampenbestrijding;
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub a en b en 3.2.3 sub b en een bouwhoogte van maximaal 12 meter toestaan indien aangetoond kan worden dat dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
3.5 specifieke gebruiksregels
3.5.1 Tuinbouw
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving onder 3.1 sub a van dit artikel is onder het uitoefenen van tuinbouwbedrijven het volgende specifieke gebruik toegestaan:
een tuinbouwbedrijf met open teelt;
een glastuinbouwbedrijf;
een handelskwekerij.
3.5.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen;
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
detailhandel;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
seksinrichtingen;
parkeren, behoudens ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale tuinbouwbedrijfsvoering;
wonen;
een aan huisgebonden beroep of -bedrijf.
3.5.3 Voorwaardelijke bepaling
In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.
3.6 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 van deze planregels ten behoeve van:
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
3.7 wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Uitbreiding bedrijfsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Gemengd" zodanig te wijzigen dat een manegebedrijf in de categorie 1 is toegestaan danwel een opslagbedrijf in de vorm van boten- en/of caravanstalling, met dien verstande dat:
het bepaalde in 3.2, 3.3 en 3.5 van dit artikel van toepassing blijft;
aangetoond wordt dat de uitoefening van de toegestane bedrijfsvoering in redelijkheid niet langer doelmatig is op de locatie vanwege marktontwikkelingen, vernieuwde inzichten of in verband met economische uitvoerbaarheidsaspecten;
aangetoond wordt dat de manege of het opslagbedrijf ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
aangetoond wordt dat de manege of het opslagbedrijf geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 (WR-A2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
4.2 bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10.000 vierkante meter, waarbij geen graaf- of heiwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden;
het bepaalde onder c. van dit artikel is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde in artikel 4.2 onder c. voor het bouwen groter dan 10.000 vierkante meter en dieper dan 40 centimeter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
4.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen
Indien uit het onder 4.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.3 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 4.3.1 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.
4.3.4 Bouwverbod
Indien uit het in 4.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 4.3.2 van dit artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 5 anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 algemene bouwregels
6.1 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen
6.1.1 Bestaande maten
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
Het bepaalde onder a. en b. van deze planregels is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit artikel slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot;
6.2 Algemene regels voor ondergronds bouwen
6.2.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
6.2.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
6.2.3 Afwijken van de regels voor ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.1 van dit artikel voor:
het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse diepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarde dat:
de waterhuishouding niet wordt verstoord;
geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
het bouwen buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt.
6.3 Algemene regels voor ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals;
plinten, pilasters, kozijnen, standplaatsen voor hemelwater, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en liftschachten;
gevel- en kroonlijsten, luifels, uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken;
putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;
hijsinrichtingen,
buiten beschouwing gelaten, voor zover de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.
6.4 Algemene regels voor afstanden
6.4.1 Afstand voor watergangen
Onverminderd het bepaalde in de bestemmingsregels dient de afstand tussen gebouwen en andere bouwwerken enerzijds en de boveninsteek van een watergang ten minste 4 meter te bedragen.
6.4.2 Afwijken van afstandregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 van dit artikel, teneinde de voorgeschreven afstandmaat tot de watergang te verkleinen indien dit noodzakelijk is, mits vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 7 algemene gebruiksregels
7.1 Verbod op gebruik van gronden
7.1.1 Strijdig gebruik van gronden
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 4 van deze planregels bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder het strijdig gebruik valt in ieder geval het parkeren, behoudens ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie.
7.1.2 Uitzonderingen
Dit verbod geldt niet voor:
kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een gemeentelijke verordening vergunning of ontheffing is vereist, en deze is verleend.
het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en/of de datacommunicatie, met uitzondering van:
aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
hoogspanningsleidingen;
buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en/of een lengte van 10 kilometer of meer.
Artikel 8 algemene aanduidingsregels
8.1 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels"
Op de gronden die zijn aangewezen als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels' is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
viskwekerijen met extramurale bassins;
opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
natuurreservaten en vogelreservaten;
moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
In afwijking van lid a is dit grondgebruik of deze bestemming toegestaan voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van dit plan.
In afwijking van lid a is dit grondgebruik of deze bestemming eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart;
Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de overige regels die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels'.
8.2 Gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie 50 dB"
8.2.1 Bouwregels
Op de gronden met de gebiedsaanduiding "Geluidzone - Industrie 50 dB" geldt, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van het industriegebied Schiphol-Oost.
8.2.2 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 van dit artikel, en worden toegestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.
8.3 Gebiedsaanduiding "Vrijwaring - Molenbiotoop"
8.3.1 Bouwregels
Op de gronden met de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" mogen volgens de regels van de bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd, mits de hoogte van die bouwwerken niet meer bedraagt dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Een visualisering van deze regel is gegeven in Bijlage 2: Molenbiotoop van deze planregels.
8.3.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.3.1 van dit artikel voor het oprichten van bouwwerken op de gronden die zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop", indien die bouwwerken een grotere hoogte hebben dan ingevolge de lijn als bedoeld in bovengenoemd artikellid, in die situaties waarin geen belangrijke zichtlijnen aanwezig zijn en/of de vrije windvang reeds beperkt is, mits het zicht en/of de vrije windvang niet verder worden beperkt.
Artikel 9 algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%.
9.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals bewaarplaatsen voor huisvuilcontainers, gasdrukregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 vierkante meter bedragen;
het bouwen van geluidwerende voorzieningen, vrijstaande muren, riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, zonnecollectoren, en informatie- en reclameborden;
het plaatsen van bouwwerken die geen gebouwen zijn ten behoeve van zend-, ontvangst- en of sirenemasten op elk gebouw, met in achtneming van de hoogtebeperkingen die gelden ingevolge het Luchthavenindelingsbesluit;
overschrijdingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
het bepaalde onder a. tot en met d. van dit artikel is slechts van toepassing indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
het aanpassen van opgenomen regels van de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na vaststelling het plan worden gewijzigd.
Artikel 11 algemene procedureregels
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 12 overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 slotregel
13.1 Vervangen bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan wijzigt het bestemmingsplan Schinkelpolder zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 4 juli 2013.
13.2 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Schinkelpolder, 3e wijziging".