direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Horecavoorziening Kudelstaartseweg 295-297
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.10C-VG01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het is reeds langere tijd de wens van de raad om in Kudelstaart een kleinschalige, laagdrempelige horecagelegenheid te realiseren. Op 10 september 2009 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer uitgesproken de locatie aan de Kudelstaartseweg 295-297 nabij het kruispunt van de Kudelstaartseweg met de Herenweg en de Bildammerweg hiervoor geschikt te achten. De raad nam daarmee afstand van eerdere plannen om op deze locatie service-appartementen te bouwen. De raad gaf als voorwaarden onder meer mee, dat de locatie een overwegend groene uitstraling diende te krijgen met het karakter van een dorpsbrink.

Op 22 september 2011 is door de gemeenteraad ingestemd met de Nota van Uitgangspunten. Hierin zijn de kaders vastgelegd waarbinnen de ontwikkeling nader kan worden uitgewerkt. Ingezet wordt op een kleinschalige horecavoorziening met bovenwoningen. Een horecagelegenheid past niet in het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Aard en doel

Een bestemmingsplan kent zowel een juridische als een beleidsmatige doelstelling. Het juridische doel van het onderhavige bestemmingsplan is de planologisch-juridische grondslag te bieden voor de beoogde functiewijziging tot horeca. Het plan is daarmee aan te merken als een ontwikkelingsplan. Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van een kleinschalige horecavoorziening van maximaal 200m2 bvo en vier appartementen op de bovenverdieping. Het beleidsmatige doel is de voorwaarden aan te geven waarbinnen de gewenste horecagelegenheid gestalte kan krijgen. Het bestemmingsplan moet daarnaast voor de toekomst een actueel beheerkader bieden voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden op de locatie.

1.3 Voorheen vigerende regelingen

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • het bestemmingsplan "Kudelstaart op onderdelen", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 13 juni 2013 en onherroepelijk geworden op 6 september 2013. De gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Wonen", "Tuin-1", "Tuin-2", "Groen" en "Water". Tevens zijn voor de gronden de dubbelbestemmingen "Waterstaat-Waterkering" en "Waarde-Archeologie" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0358.10C-VG01_0001.png"

afbeelding: uitsnede bestemmingsplan "Kudelstaart op onderdelen"

  • het bestemmingsplan "Kudelstaart 2006", zoals vastgesteld op 21 februari 2008 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 28 oktober 2008 onherroepelijk geworden. De betreffende gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Verkeersdoeleinden", "Groenvoorzieningen" en "Water".

afbeelding "i_NL.IMRO.0358.10C-VG01_0002.png"

afbeelding: uitsnede bestemmingsplan "Kudelstaart 2006", Plankaart deel C

afbeelding "i_NL.IMRO.0358.10C-VG01_0003.png"

afbeelding: uitsnede bestemmingsplan "Kudelstaart 2006", Plankaart deel D

De oprichting en exploitatie van een horecagelegenheid is binnen de vigerende bestemmingen niet mogelijk.

1.4 Leeswijzer

Deze plantoelichting bevat de verantwoording van dit bestemmingsplan en geeft een toelichting op de keuzes die hebben geleid tot de nieuwe planregeling. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 3 gaat in op de in het gebied aangetroffen ruimtelijke waarden en functies. Hoofdstuk 4 bevat de beschrijving van de voor het gebied relevante wet- en regelgeving van de hogere overheden. De doelstellingen van het ruimtelijke beleid van de gemeente worden toegelicht in hoofdstuk 5. Hoe de planvisie is vertaald in de keuze van bestemmingen wordt uiteengezet in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 doet verslag van de wijze waarop burgers en overlegpartners bij de planvorming zijn betrokken. De motivering van de verschillende aspecten van uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan volgt in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 bevat tot slot een toelichting op de systematiek van de planregels.

Hoofdstuk 2 Het plangebied

2.1 Ligging en begrenzing

De projectlocatie is strategisch gelegen nabij het centrum van Kudelstaart en de Westeinderplassen op de hoek van de Kudelstaartseweg met de Herenweg en de Bildammerweg. Het plangebied is globaal begrensd door:

  • in het noorden: de Cornelis Claasz Baas Hof;
  • in het oosten: het Boezemdijkpad;
  • in het zuiden: de Robend, en;
  • in het westen de Kudelstaartseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0358.10C-VG01_0004.png"

afbeelding: projectlocatie

2.2 Typering van het plangebied

In het verleden bevonden zich op het perceel direct aan de Kudelstaartseweg twee vrijstaande woningen. De woningen zijn inmiddels gesloopt. De gronden zijn in de huidige situatie geheel onbebouwd en hebben voornamelijk een functie als openbare groenvoorziening. Achter het plangebied is wat grootschaliger bebouwing in de vorm van een winkelcentrum.

2.3 Stedenbouwkundige en architectonische structuur

De in het verleden op het perceel aanwezige woningen waren typerend voor de lintbebouwing aan de zuidzijde langs de Kudelstaartseweg en de Herenweg. Inmiddels is de omringende woonbebouwing gevarieerd van karakter. Tegenover de projectlocatie bevindt zich een appartementencomplex in twee bouwlagen.

2.4 Samenhang met de omgeving

De locatie is feitelijk aan te merken als het middelpunt van een aantal belangrijke verkeersaders. De Robend loopt om de projectlocatie heen en vormt de ontsluiting naar het dorpscentrum van Kudelstaart met, achter de projectlocatie, het winkelcentrum aan de Einsteinstraat. De Kudelstaartseweg en de Herenweg vormen niet alleen belangrijke gebiedsontsluitingswegen, maar maken ook onderdeel uit van de belangrijke recreatieve route langs de Westeinderplassen. Het perceel bevindt zich pal in de zichtlijn vanaf de Herenweg en vormt feitelijk de afronding en entree van zowel de Herenweg als de Kudelstaartseweg.

Hoofdstuk 3 Planologische inventarisatie

Dit hoofdstuk beschrijft de planologische status quo van het gebied met als doel op voorhand een inventarisatie te maken van de ruimtelijke relevante feiten en omstandigheden die op voorhand van belang geacht kunnen worden voor de planontwikkeling. Het gaat dan om een beschrijving van de aanwezige waarden, eventuele milieuhygiënische belemmeringen en occupatiepatronen.

3.1 Grondgebonden waarden

Grondgebonden waarden hebben betrekking op landschap en natuur, cultuurhistorie, archeologie en water. Indien in het gebied grondgebonden waarden worden aangetroffen, dient hiermee bij de planontwikkeling rekening te worden gehouden.

3.1.1 Landschap en natuur

De Westeinderplassen maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De locatie valt hier net buiten. Het gebied dat deel uit maakt van de EHS is op zo'n 150 meter afstand gelegen. Vanwege de isolerende werking van de omringende wegen heeft het perceel geen binding met de EHS.

Het plangebied valt binnen de begrenzing van het nationale landschap Groene Hart. Voor de nationale landschappen geldt op grond van rijks- en provinciaal beleid een bijzonder regime dat gericht is op behoud van de bijzondere kenmerken van het landschap. Hiermee dient bij de planontwikkeling rekening te worden gehouden.

In het plangebied bevinden zich geen natuurgebieden die op grond van de Flora- en faunawet voor gebiedsbescherming in aanmerking komen.

3.1.2 Cultuurhistorie

De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geeft een overzicht van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren. Volgens deze kaart bevinden zich in het gebied twee waardevolle structuren. Het Boezemdijkpad staat op de kaart aangegeven als historische geografische lijn van Waarde. De Kudelstaartseweg staat aangegeven als historische geografische lijn van Grote Waarde. Er bevinden zich in het gebied geen waardevolle cultuurhistorische objecten.

In november 2009 heeft de tweede Kamer ingestemd met de moderniseringsplannen van de Monumentenwet. Eén van de veranderingen is dat cultuurhistorische belangen mee dienen te worden gewogen in de ruimtelijke ordening. Dit is verankerd in artikel 3.1.6 onder 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De gemeente heeft daarom voor haar grondgebied een cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de Globale, Cultuurhistorische analyse 'Gebroken landen, geheelde gronden"(CHA) die op 29 maart 2012 is vastgesteld.

In de CHA is een onderverdeling gemaakt in deelgebieden waarbij per deelgebied beleidsaanbevelingen zijn gemaakt. Het plangebied van dit bestemmingplan behoort tot het deelgebied "De Bovenlanden". De planregeling dient in overeenstemming te zijn met de beleidsaanbevelingen voor dit deelgebied. Deze aanbevelingen vloeien voort uit de essentiële kenmerken van het deelgebied. De belangrijkste aanbeveling is de karakteristieke bebouwingslinten te behouden en versterken met het bijbehorende verkavelingspatroon en bebouwingskarakteristiek en het behoud van het profiel van de oude wegen, includies de nog aanwezige wegsloten.

3.1.3 Archeologie

De gemeente heeft op 24 juni 2010 de Beleidsnota Archeologie vastgesteld, waarin het gemeentelijke archeologiebeleid uiteen is gezet. Daarbij is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met bijbehorend regime. Het plangebied behoort tot het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt. Deze verwachtingswaarde hangt samen met de ligging van het perceel aan het oude ontginningslint van Kudelstaart. Hiermee dient in het te ontwerpen planregime rekening te worden gehouden.

3.1.4 Water

Het plangebied ligt in de Zuiderlegmeerpolder en maakt deel uit van het beheergebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Waternet). Uit de legger van het hoogheemraadschap blijkt dat zich ter plaatse van de Kudelstaartseweg een deel van de direce boezemwaterkering bevindt die de droogmakerij Zuiderlegmeerpolder beschermt tegen het water van de omliggende boezem. Ter bescherming van de boezemkering is op de leggers een kernzone aangegeven. Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap is ter bescherming van het waterkerende vermogen van de kering een aantal werkzaamheden ter plaatse van deze kernzone verboden.

3.2 Milieuhygiënische belemmeringen

In deze paragraaf worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt de locatie-specifieke omstandigheden beschreven, waarmee bij de planontwikkeling rekening dient te worden gehouden.

3.2.1 Waterkwaliteit

Het gebied maakt geen deel uit van een waterwingebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit zijn geen bijzonderheden bekend, waarmee op voorhand rekening gehouden dient te worden.

3.2.2 Bodemkwaliteit

In het kader van het regionale bodembeheerplan (12 november 2012) zijn regionale bodemkwaliteitskaarten opgesteld. Op grond van de informatie in de bodemkwaliteitskaarten kan voor het projectgebied geen uitspraak worden gedaan over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. De bodemkwaliteitskaarten geven een diffuse bodemkwaliteit weer. De verwachting is dat de bovengrond licht tot matig verontreinigd is en de ondergrond schoon.

3.2.3 Luchtkwaliteit

In 2008 is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit van de gemeente Aalsmeer. Hierbij zijn de op stapel staande ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. In dat onderzoek is indertijd niet gebleken dat er binnen de gemeente sprake is van een overschrijding van de normen. Het onderzoek is inmiddels niet meer actueel, maar geeft voldoende basis voor de stelling dat op voorhand geen knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit te verwachten zijn.

3.2.4 Geluidkwaliteit

In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen (spoor)wegen aanwezig. Voor de omringende wegen geldt een 30 kilometer per uur regime. Er zijn derhalve geen geluidzones waarmee rekening dient te worden gehouden. Het plangebied is tevens gelegen buiten de 20Ke contour, zodat aangenomen moet worden dat ook luchtvaartverkeerslawaai geen ingrijpende gevolgen heeft voor het akoestisch klimaat.

3.2.5 Milieuzonering

In de omgeving van de projectlocatie bevindt zich geen gezoneerd bedrijventerrein. De meest nabijgelegen bedrijvigheid is de jachthaven aan de overzijde aan de Kudelstaartseweg. De afstand van de projectlocatie tot de jachthaven is ruim 100 meter. Het winkelcentrum aan de achterzijde van de locatie is op ruime afstand van de locatie gelegen en wordt afgeschermd door de woonbebouwing rondom het winkelplein. Het parkeerterrein is ook aan de andere zijde van het complex gesitueerd.

3.2.6 Externe veiligheid

In het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig waarvan vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen invloed verwacht mag worden op de externe veiligheid in het gebied. Ook bevindt het plangebied zich niet in het invloedsgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen.

3.2.7 Luchthavenindelingbesluit

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de luchthaven Schiphol en bijgevolg in het beperkingengebied van het Luchthavenindelingbesluit. Het Luchthavenindelingbesluit legt beperkingen op aan ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk zijn. Het betreft bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het plangebied is gelegen in de zone van het Luchthavenindelingbesluit waarvoor hoogtebeperkingen voor bebouwing gelden. Op de projectlocatie geldt een maximaal toegestane hoogte van circa 92 meter. De hoogtes gelden vanaf het peil van Schiphol (4 m - NAP). Dit betekent dat de hoogtes worden gerelateerd aan de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol. De hoogtemaat van 92 meter komt overeen met 88 meter + NAP.

Om de kans op vogelaanvaring zoveel mogelijk te beperken, mogen op grond van het LIB in het plangebied geen vogelaantrekkende functies worden toegelaten. Het gaat om vestigingen van industriële bedrijven in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, de aanleg van natuurreservaten en vogelreservaten en de aanleg van moerasgebieden en oppervlaktewater groter dan 3 hectare.

3.3 Ruimtelijke functies

In het plangebied kunnen de volgende functies dan wel groepen van functies worden onderscheiden.

3.3.1 Infrastructurele voorzieningen

De om de projectlocatie gelegen wegen liggen net buiten het plangebied. Het plangebied omvat wel de openbare parkeerplaatsen bij het Cornelis Claasz Baaszhof. Aan deze zijde wordt het plangebied tevens doorsneden door de langzaam verkeersroute die de Kudelstaartseweg met het woon- en winkelcomplex aan de Einsteinstraat verbindt.

3.3.2 Watergangen

In het plangebied bevindt zich een deel van de dijksloot die de begrenzing vormt van de achtergelegen polder. De dijksloot loopt over de oostelijke helft van de projectlocatie en buigt af langs de Robend. Het Boezemdijkpad eindigt bij de kruising met de Robend. Aan de andere zijde van de dijksloot wordt de projectlocatie doorsneden door een wandelpad dat vanaf het fietspad uitkomt op de Robend.

3.3.3 Groenvoorzieningen

De gronden van de projectlocatie maken met uitzondering van de voorheen bij de woning behorende erven/tuinen feitelijk deel uit van een openbare groenvoorziening in de vorm van de parkachtige zone langs het Boezemdijkpad en de naastgelegen dijksloot.

3.3.4 Wonen

Voorheen waren op het perceel twee woningen gesitueerd. Het gebruik voor wonen is inmiddels beëindigd en de bebouwing gesloopt.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders en regelgeving

4.1 Ruimtelijk beleid

In deze paragraaf worden de voorwaarden toegelicht die op grond van het beleid van hogere overheden voor ontwikkelingen gelden.

4.1.1 Beleid van het rijk

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Ecologische hoofdstructuur;
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen is aan de orde bij de onderhavige ontwikkeling.

4.1.2 Beleid van de provincie

De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. De structuurvisie geeft aan welke provinciale belangen aan de orde zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. De structuurvisie bevat de ontwikkelingsstrategie voor de komende dertig jaar. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is de ontwikkelingsstrategie uitgewerkt in concrete activiteiten met als doel uiteindelijk de visie te realiseren.


Uitgangspunt van het ruimtelijke beleid is ook in de toekomst Noord-Holland aantrekkelijk te laten blijven als diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en met de kracht van het landschap als basis. Hieruit volgen een aantal provinciale belangen. De drie hoofdbelangen, duurzaam ruimtegebruik, klimaatbestendigheid en ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad, vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.


Door middel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren, dienen plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied.


Volgens de totaalkaart van de Structuurvisie en in de verordening is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als "Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen Bestaand Bebouwd Gebied". Voor dit gebied dient het ruimtelijke beleid gericht te zijn op het bevorderen van innovatief ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en kwaliteitsverbetering en het realiseren van kennisintensieve en creatieve milieus.

Door demografische ontwikkelingen is met name in dorpen sprake van grote ruimtelijke, economische en sociale dynamiek, waardoor de identiteit van de dorpen onder druk komt te staan. Aan de hand van de structuurvisie wil de provincie vanuit een duurzaam toekomstperspectief een bijdrage leveren aan het versterken van de identiteit van dorpen. Detailhandel is daarbij een belangrijk onderdeel, omdat deze bij kan dragen aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden en dorpen. Daarnaast is het versterken van de samenhang tssen verschillende (recreatieve) netwerken en de ontwikkeling van goed bereikbare recreatieknooppunten van belang. Dit varieert van kleinschalige punten waar verschillende routes bij elkaar komen en waar kleine (horeca)voorzieningen voor de recreant zijn aangelegd tot volwaardige recreatieknooppunten.

Een kleinschalige horecavoorziening op een strategisch kruispunt aan de belangrijke toeristische route langs de Westeinderplassen past binnen het de kaders van het provinciale beleid. Het draagt bij aan het streven de toeristische aantrekkelijkheid van dorpen te vergroten door middel van kleinschalige recreatieve punten.

4.1.3 Intergemeentelijk ruimtelijk beleid

De gemeente heeft op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen geen regeling gesloten.

4.1.4 Ruimtelijk beleid van de regio

De gemeente Aalsmeer maakt onderdeel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet Gemeenschappelijke regelingen. De gemeente neemt deel in de Stadsregio Amsterdam.

De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam. De Stadsregio Amsterdam werkt aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de ruimtelijke ontwikkeling van het gezamenlijke grondgebied. De beleidsvelden waarop de samenwerking zich richt zijn onder andere gericht op de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, maar ook op economische zaken, wonen en jeugdzorg. Het meerjarenbeleid op deze beleidsterreinen is vastgelegd in de Regionale Agenda.

Het regionaal structuurplan Metropoolregio Amsterdam vormt het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Hoofddoelstellingen zijn inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het bieden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren, het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen, en het tegelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.

De beoogde ontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

4.1.5 Beleid van de waterbeheerder

De waterbeheertaken in het plangebied worden uitgevoerd door het Waterschap van Amstel, Gooi en Vecht. Het beleid van de waterbeheerder en de bijbehorende ambities worden neergelegd in zogenaamde waterbeheerplannen. Het Waterbeheerplan van Amstel, Gooi en Vecht is op 17 juni 2010 vastgesteld door het Algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Het Waterbeheerplan "Werken aan water in en met de omgeving" gaat in op de verantwoordelijkheden van het waterschap: zorg voor voldoende en schoon water en veligheid achter de dijken. Daarnaast komen maatschappelijke taken aan bod, zoals het zorgen voor goede en veilige vaarwegen, verbeteren van recreatie en natuurgebieden en onderhoud van het cultuurhistorische landschap. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Het belangrijkste instrument om de taken als waterbeheerder uit te voeren is de zogenaamde Keur. De keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels over:

  • waterkeringen, waaronder duinen, dijken en kaden;
  • watergangen, waaronder kanalen, rivieren, sloten en beken;
  • andere waterstaatswerken, waaronder bruggen, duikers, stuwen, sluizen en

De keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Door middel van een watervergunning kan van dit verbod een ontheffing worden verkregen. De keur stelt zo de waterbeheerder in staat om door middel van vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.

Sinds 1 december 2011 is de Keur AGV 2011 vigerend. In het Keurbesluit Vrijstellingen heeft AGV beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten zijn toegestaan, zonder dat een Keurvergunning nodig is. In veel gevallen geldt wel een meldplicht. AGV beoordeelt de vergunningaanvraag en bepaalt de vergunningsvoorwaarde met behulp van de Beleidsregels Keurvergunningen. Bij een vergunning levert AGV voorschriften over de manier waarop de aanvrager de activiteit moet uitvoeren.

In het bestemmingsplan is de regelgeving van de Keur doorvertaald.

Hoofdstuk 5 Planvisie

5.1 Beleid van de gemeente

5.1.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

Het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente is neergelegd in de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 26 november 2009. De Gebiedsvisie heeft de status van structuurvisie op grond van de Wet ruimelijke ordening (Wro).

Ingevolge de gebiedsvisie dient het ruimtelijke beleid van de gemeente gericht te zijn op een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpse karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen van voorzieningen. De aandacht dient verlegd te worden van uitbreiding naar verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Functies of ontwikkelingen die dit frustreren moeten worden tegengegaan.

Uit de gebiedsvisie volgen een aantal thema's die in het kader van de kwaliteit van de leefomgeving aandacht behoeven. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de aanwezigheid van groen en water in de woonomgeving. Bij nieuwe ontwikkelingen in de woonbuurten dient het structurerende groen en water in de wijk te worden behouden en, waar mogelijk, versterkt.

Op grond van de Gebiedsvisie wordt de kwaliteit van de woonomgeving ook gedefinieerd door de mate waarin sprake is van een kenmerkende, samenhangende structuur. Nieuwe ontwikkelingen dienen deze samenhang en herkenbaarheid als uitgangspunt te nemen en te bekrachtigen.

Tenslotte moet de toename van recreatiemogelijkheden waarop door de Gebiedsvisie wordt ingezet, tevens ten goede komen aan kwaliteitsverbetering van de woon- en leefomgeving.

De voorgestelde ontwikkeling van een kleinschalige horecagelegenheid met een woonfunctie past binnen het streefbeeld van de Gebiedsvisie. De ontwikkeling geeft vorm en inhoud aan een kwaliteitsimpuls op een strategische locatie in het dorpscentrum van Kudelstaart. De ontwikkeling draagt tevens bij aan de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig recreatief produkt, doordat een horecagelegenheid wordt toegevoegd op een belangrijke recreatieve route.

5.1.2 Woonvisie Aalsmeer

Op 14 juli 2011 is de woonvisie voor de gemeente Aalsmeer vastgesteld door de gemeenteraad. De woonvisie kan worden gezien als uitwerking van de in 2009 vastgestelde Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 en geeft de visie van de gemeente weer op het gebied van wonen. In de Gebiedsvisie is de aandacht verlegd van kwantiteit naar kwaliteit. Daarbij zijn een aantal speerpunten van het beleid vastgesteld:

  • inspelen op woonwensen;
  • blijvende zorg voor betaalbaarheid;
  • meer kansen voor jongeren;
  • een zorgzame gemeente;
  • van kwantiteit naar kwaliteit.

Het woonbeleid is vertaald in een woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma sluit aan bij de gewenste aandacht voor betaalbaarheid. Daarnaast wordt er gestreefd naar een grotere variatie van het woonaanbod. De gemeente zet in op variatie op kleine schaal. Dat sluit aan bij de dorpse sfeer en voorkomt het gevoel in een grootschalige nieuwbouwwijk te wonen.

Het onderhavige project draagt bij aan de variatie van het woonaanbod en het programma op kleine schaal ten behoeve van jongeren en starters op de woningmarkt.

5.1.3 Economisch beleid

In 2008 heeft de Kamer van Koophandel Amsterdam op verzoek van de Ondernemersvereniging Aalsmeer de Handreiking Economische Visie Aalsmeer opgesteld. In navolging van dit initiatief heeft het College een zogenaamde oplegnotitie vastgesteld. Hierin is geoordeeld dat het gestelde in de Handreiking als economisch beleid voor de gemeente Aalsmeer kan worden overgenomen. De oplegnotitie verwoordt aldus het gemeentelijke economische beleid en de Handreiking geeft hieraan de inhoudelijke onderbouwing. De detailhandelstructuurvisie (juni 2008) en de Visie Recreatie en toerisme (juni 2008) vormen bijlagen bij de Handreiking en oplegnotitie.

In de oplegnotitie wordt gesteld dat er een sterke economische worteling in de lokale gemeenschap is. De lokale economie levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn van de inwoners van Aalsmeer. Van belang voor het onderhavige plan is dat recreatie en toerisme als nieuwe motor voor de lokale economie worden bestempeld. Er zijn kansen om meer toervaarders naar Aalsmeer te galen en deze langer vast te houden. Daarvoor zijn uitbreidingen aan voorzieningen op de wal nodig.

De voorgenomen ontwikkeling van een kleinschalige horecagelegenheid draagt door de ligging aan de recreatieve route langs de Westeinderplassen bij aan de gewenste toename van recreatieve voorzieningen.

5.1.4 Horecabeleid Aalsmeer

De gemeente Aalsmeer heeft in 2002 samen met horeca-eigenaren, de regiopolitie en de inwoners integraal horecabeleid opgesteld. Het beleid is in 2005 en 2011 aangepast.

Het horecabeleid is ontwikkeld omdat er onder de ondernemers behoefte bestond aan duidelijke en heldere kaders waarbinnen zij kunnen opereren. Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd dat het in de gehele gemeente Aalsmeer mogelijk moet zijn nieuwe horeca-inrichtingen te vestigen. De gemeente Aalsmeer wil zich profileren als een horecavriendelijke gemeente. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de gemeente zich ook bewust is van de noodzakelijke afstemming van de horeca-inrichtingen op de woonomgeving en het voorkomen van verstoringen van de openbare orde en veiligheid en derhalve ook de belangen van de omwonenden van horeca-inrichtingen voor de gemeente zwaar wegen.

De ontwikkeling van een horecavoorziening met bovenwoningen past binnen de horecavriendelijke gemeente Aalsmeer.

5.2 Relatie met voorheen geldend planregime

Vanwege de toevoeging van de horecabestemming, is sprake van een ontwikkelplan. Feitelijk worden de in de voorheen geldende bestemmingsplannen opgenomen functies doorbestemd onder toevoeging van een nieuwe functie, te weten horeca. In de vigerende bestemmingsplan heeft het perceel nog gedeeltelijk de bestemming "Wonen". In de beoogde nieuwe situatie zal de woonbestemming behouden blijven, echter in de vorm van bovenwoningen op de verdieping van een kleinschalige horecagelegenheid. De huidige groen- en waterbestemming van het overige deel van het perceel blijft behouden. Ook de verkeersbestemming ter plaatse van het Cornelis Claasz Baashof blijft gehandhaafd.

5.3 Gebiedsontwikkeling

Vanwege de strategische ligging van de locatie is het perceel reeds lang in beeld als ontwikkellocatie. Het aanvankelijke plan om hier een appartementencomplex met seniorenwoningen te realiseren is in 2011 definitief verlaten. Sindsdien is ingezet op een kleinschalige horecagelegenheid, als uitbreiding van het aanbod aan passende recreatieve voorzieningen, maar zeker ook ten behoeve van de inwoners van Kudelstaart.

Om inzicht te hebben in de haalbaarheid van horeca op de locatie is in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan door Horeca Ondernemers Adviseurs naar de gewenste conceptuele invulling en de mogelijkheid van een verantwoorde bedrijfseconomische exploitatie. Hieruit is het bedrijfstype café-restaurant naar voren gekomen als het na te streven concept. Dit past het best bij het streven een ongedwongen ontmoetingsplaats voor de inwoners uit Kudelstaart te creëeren.

In de Nota van Uitgangspunten die in 2011 ten behoeve van de planontwikkeling is opgesteld, is vervolgens een aantal ruimtelijke en stedenbouwkundige voorwaarden geformuleerd:

  • Het gebied waarbinnen de horecalocatie gerealiseerd zal worden krijgt een overwegend groene uitstraling, c.q. dient deze te behouden. De te realiseren opstallen en de exploitatie hiervan dienen binnen deze groene uitstraling gestalte te krijgen en deze geen (ofwel zo min mogelijk) geweld aan te doen.
  • Het beeldbepalende dorpse karakter van het perceel dient behouden te blijven.
  • Tevens mag er sprake zijn van maximaal twee bouwlagen (begane grond en één verdieping) met kap.
  • De bebouwing dient beeldbepalende elementen te bevatten welke als passend geacht bevonden worden door de gemeente Aalsmeer bij een dorpskarakter en de strategische ligging van de locatie.
  • De opstallen dienen zo ver mogelijk van bestaande bebouwing gerealiseerd te worden.
  • De exploitatie van de horecagelegenheid mag niet/nauwelijks conflicteren met het woongenot van omwonenden in termen van geluids- en parkeeroverlast.
  • De bebouwing dient in de vorm van één alomvattend pand te geschiedden, oftewel niet in de vorm van meerdere losstaande panden, c.q. er mag geen sprake zijn van losse erfbebouwing.
  • De oppervlakte van het hoofdgebouw mag maximaal 300m2 bedragen. Hierbinnen dienen ook de noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van eventuele bovenwoningen te worden gerealiseerd.
  • Frontvorming vindt plaats (mede) richting Kudelstaartseweg. De zichtlijn in het verlengde van de Herenweg en de doortrekking van het wandelpad 'de rode loper' vormen essentiële aspecten van de ontwikkeling.
  • De inrichting van de buitenruimte dient zich te voegen in de dorpse identiteit.

Teneinde te waarborgen dat de bebouwing beantwoordt aan de wensen van een kleinschalige karakter en een uitstraling van een dorpsbrink zullen tegelijkertijd met het bestemmingsplan ook voorwaarden voor de beeldkwaliteit worden vastgesteld.

In de periode dat het voorontwerp in voorbereiding was en ter inzage heeft gelegen, heeft zich een geinteresseerde partij gemeld. De gesprekken met deze partij zijn in een vergevorderd stadium. Dit heeft aanleiding gegeven de planregeling af te stemmen op de specifieke wensen van deze partij. Dit heeft geresulteerd in een bijstelling van de omvang van de horecafunctie tot een oppervlakte van maximaal 200m2 (in plaaats van 250m2) en de mogelijkheid van vier bovenwoningen (in plaats van twee).

Hoofdstuk 6 Keuze van bestemmingen

Gelet op de uitkomsten van de gebiedsinventarisatie en voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid, zijn voor de betrokken gronden de volgende bestemmingen gekozen.

6.1 Bestemmen van gebiedsgerichte waarden

De in het gebied aanwezige gebiedsgerichte kwaliteiten en belemmeringen zijn als volgt bestemd:

  • de op het perceel gelegen waterkering is beschermd door middel van de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering;
  • de hoge archeologische verwachtingswaarde is beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie.

6.2 Bestemmen van ruimtelijke functies

De in het plangebied aanwezige ruimtelijke functies zijn als volgt bestemd:

  • het doorgaande fietspad en bestaande parkeerterrein aan de Cornelis Claasz Baashof als "Verkeer";
  • het water behorende bij de dijksloot als "Water";
  • de parkachtige zone langs de dijksloot als "Groen".

6.3 Bestemmen van de gebiedsontwikkeling

De in het plangebied beoogde functies zijn als volgt bestemd:

  • de gewenste horecagelegenheid als "Gemengd";
  • de gewenste bovenwoningen als "Gemengd"
  • ten behoeve van maatregelen om de verkeersveiligheid te verhogen is een strook langs de Kudelstaartseweg bestemd als "Verkeer".

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

7.1 Inspraak

Naar aanleiding van het voornemen om op de locatie een laagdrempelige horecagelegenheid te vestigen is in samenwerking met Horeca Ondernemers Adviseurs in 2011 een informatieavond belegd. De informatieavond was bedoeld voor potentieel gegadigden en anderzijds voor buurtbewoners. Tijdens deze avond bleek de buurt in beginsel niet afwijzend te staan tegenover een horecagelegenheid op deze locatie. Wel zijn er destijds de nodige zorgen geuit over de verkeers- en parkeersituatie.

Omdat inmiddels al enige jaren verstreken zijn is besloten om ondanks het feit dat de plannen niet wezenlijk zijn gewijzigd, toch ook over een voorontwerp van het bestemmingsplan inspraak te verlenen. Het voorontwerp van het bestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd met ingang van 14 november 2014. Gedurende de daarvoor gestelde termijn zijn drie inspraakreacties ingediend.

De inspraakreacties hadden hoofdzakelijk betrekking op de verkeers- en parkeersituatie en op eventuele overlast als gevolg van een horecafunctie voor de omwonenden. In de in de bijlagen bij deze toelichting bijgevoegde Nota van Inspraak en Vooroverleg zijn de inspraakreacties samengevat en van een reactie voorzien.

7.2 Bestuurlijk overleg

Op grond van artikel 3.1.1. Bro zijn de gebruikelijke overlegpartners op 13 november 2014 uitgenodigd een vooroverlegreactie in te dienen. De betreffende uitnodiging is verstuurd aan de volgende partners:

  • Rijkswaterstaat Noord-Holland;
  • Ministerie van Economie, landbouw en innovatie;
  • Ministerie van Defensie;
  • Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten;
  • Provincie Noord-Holland, Directie Beleid, sector Ruimtelijke Inrichting;
  • Cultuurcompagnie Noord-Holland;
  • Stadsregio Amsterdam;
  • Kamer van Koophandel Amsterdam;
  • Waterschap Amstel, Gooi en Vecht;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • KPN Telecom;
  • Schiphol Group;
  • PWN;
  • Liander;
  • Ondernemersvereniging Aalsmeer.

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft geen aanleiding gegeven voor de overlegpartners om een vooroverlegreactie in te dienen.

7.3 Zienswijzen

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening, wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om te reageren. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 27-02-2015 tot en met 9-4-2015 ter inzage gelegen. Er zijn wel twee zienswijzen ingediend. De samenvatting en afweging van de zienswijzen is opgenomen in de bij de bijlage bijgevoegde Nota van Beantwoording.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

Uit de bestaande situatie en de voor de toekomst gewenste situatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en voorwaarden voortkomen voor het onderhavige bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is en dat er voldoende blijk wordt gegeven van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het op grond van artikel 3.6.1 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan.

8.1 Uitvoerbaarheid op milieuaspecten

Uit de bestaande situatie en de voor de toekomst gewenste situatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en voorwaarden voortkomen voor het onderhavige bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is en dat er voldoende blijk wordt gegeven van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het op grond van artikel 3.6.1 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan.

8.1.1 Bodem

Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik in verband met milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier, is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven.

In het kader van het plan voor de realisatie van een horecavoorziening op het perceel Kudelstaartseweg 295-297 is in opdracht van de gemeente Aalsmeer door Geofox-Lexmond een actualiserend en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.Het actualiserend onderzoek heeft betrekking op het reeds eerder onderzochte zuidwestelijk deel van de locatie (deellocatie 1). Het verkennend bodemonderzoek heeft betrekking op het nog niet eerder onderzochte meest oostelijke deel van het perceel (deellocatie 2).

Uit het rapport (nr. 20112905/RKLO d.d. februari 2012) blijkt het volgende:

  • Tijdens het veldwerk is op en in de bodem zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
  • Ter plaatse van het noordelijk deel van de locatie, waar een parkeerterrein is gesitueerd, is in de bovengrond een verhardingslaag (boring 2) en een puinlaag (boring 2A) aanwezig.
  • In de zintuiglijk schone bovengrond ter plaatse van het noordoostelijk deel van deellocatie 2 (MM-B1) zijn licht verhoogde gehalten aan kwik, lood en PAK aangetroffen (>achtergrondwaarden).
  • In de zintuiglijk schone bovengrond ter plaatse van het zuidoostelijk deel van deellocatie 2 (MM-B2) zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, zink en PAK aangetroffen (>achtergrondwaarden).
  • In de zintuiglijk schone bovengrond ter plaatse van deellocatie 1 (MM-B3) zijn licht verhoogde gehalten aan kwik en lood aangetroffen (>achtergrondwaarden).
  • In de baksteenhoudende grond ter plaatse van deellocatie 1 (MM-VerdZ) zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood,,zink en PAK aangetroffen (>achtergrondwaarden).
  • In de stukjes aardewerkhoudende ondergrond ter plaatse van boring 8 (MM-VerdV) zijn licht verhoogde gehalten aan kwik en lood aangetroffen (>achtergrondwaarden).
  • In het grondwater is alleen een licht verhoogd gehalte aan barium aangetroffen (>streefwaarde).
  • Op het meest zuidwestelijk deel van het perceel (deellocatie 1) is in 2010 ter plaatse van de slootdemping/ openbaar groen een deelsanering uitgevoerd waarbij de sterk met asbest en minerale olie verontreinigde bovengrond is verwijderd en afgevoerd naar een erkende verwerker. Vervolgens is het gesaneerde deel voorzien van een leeflaag bestaande uit schone grond. In de ondergrond en in het grondwater is nog een restverontreiniging met asbest, minerale olie en vluchtige aromaten achtergebleven. Het grondwater wordt jaarlijks gemonitoord.

De resultaten van het onderzoek leiden tot de conclusie dat tegen de voorgenomen ontwikkelingen uit het oogpunt van bodemkwaliteit geen bezwaar bestaat. De grond en het grondwater zijn slechts licht verontreinigd. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk. Wel dient bij de inrichting van het terrein rekening te worden gehouden met de aanwezige leeflaag op het gesaneerde zuidwestelijk deel van het perceel ter plaatse van de slootdemping/openbaar groen. De leeflaag dient te worden gehandhaafd. Indien er ter plaatse van deze leeflaag toch moet worden gegraven zal eerst een BUS-melding bij de provincie moeten worden ingediend.

8.1.2 Lucht

Op basis van hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan de wettelijke eisen die gelden op het gebied van de luchtkwaliteit. Op 1 augustus 2009 is het een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL heeft tot doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.


Een ruimtelijke ontwikkeling kan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang vinden, indien wordt voldaan aan één van de volgende punten:

a. er is geen sprake van een normoverschrijding;

b. er is per saldo sprake van een verbetering;

c. het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit;

d. het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit (NSL).


Alleen projecten die "niet in betekende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt in niet betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof of stikstofdioxide. Dit criterium is een "of-benadering". Indien de grens van 3% voor één van beide stoffen wordt overschreden, verslechtert het project de luchtkwaliteit in betekenende mate.

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriele regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw:1.500 woningen netto bij 1 ontslutiingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.00m2 bruto vloeropperblak bij 1 ontsluitingsweg; 200.000m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Voor de woningen mag worden geconcludeerd dat deze vallen onder de regeling NIBM, waardoor nader onderzoek naar de gevolgen voor luchtkwaliteit niet nodig is. De horecagelegenheid past daarentegen niet binnen de situaties die in de Regeling NIBM aangemerkt zijn als NIBM-prohecten. De horecagelegenheid is echter zo kleinschalig van opzet, dat op basis van de omvang die hiervoor maximaal wordt toegestaan, mag worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aantal verkeersbewegingen dat door de ontwikkeling wordt gegenereerd, valt immers in het niet bij de verkeersstromen die met de realisatie van een nieuwe woonwijk gepaard gaan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

8.1.3 Geluid

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening en de verplichting te voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening veronderstelt eveneens dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

In het onderhavige project is sprake van de toevoeging van een geluidproducerende inrichting in combinatie met geluidegevoelige objecten. Aangetoond dient te worden dat de horecagelegenheid geen onaanvaardbare verslechtering van het akoestisch klimaat in de omgeving tot gevolg heeft en tevens, dat voor de bovenwoningen een voldoende goed woon- en leefklimaat kan worden bereikt. Om de gevolgen voor het akoestisch leefmilieu voor de omliggende woonbebouwing en voor de geprojecteerde bovenwoningen te beoordelen, is door onderzoeksbureau IDDS een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is het te verwachten geluidniveau van de voor de geluidemissie relevante activiteiten van de te realiseren horecagelegenheid in kaart gebracht.

Uit het onderzoeksrapport (nr. 1202E056/DBI/rap 4, 22 juni 2012) blijkt dat de realisering van een kleinschalige horecagelegenheid geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het akoestisch leefmilieu voor de bestaande woonbebouwing in de omgeving. Voor de bovenwoningen geldt, dat de ondergelegen horecagelegenheid de enige relevante geluidbron in de omgeving is. Er zijn gelet op de bedrijvigheid op de benedenverdieping ten aanzien van de bovenwoningen twee aandachtspunten. De eerste is mogelijke overlast vanwege stemgeluiden op het terras. Hier kan volgens het rapport een voldoende geluidreductie teweeg worden gebracht door bij de indeling van de woningen rekening te houden met de situering van het terras en door aanvullende geluidwerende voorzieningen te treffen op de gevels. Het tweede aandachtspunt voor de bovenwoningen is de invloed van met name het draaien van muziek in de inrichting op het binnenklimaat. Er is daarom een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van technische maatregelen om de geluidoverlast te reduceren. Uit het aanvullende onderzoek (nr. 1202E056/DBI/rap3, 22 juni 2014) blijkt, dat er voldoende geluidreducerende maatregelen zijn te treffen om een goed woon- en leefklimaat voor de bovenwoningen te realiseren.

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het oogpunt van een goed akoestisch woon- en leefmilieu geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen ontwikkeling.

8.2 Uitvoerbaarheid op andere (omgevings)aspecten

8.2.1 Water

Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Uitgangspunt is dat geen conflict ontstaat tussen ruimtelijk planologische regels en waterhuishoudkundige regelingen. De keur van het hoogheemraadschap blijft onverkort van toepassing op alle handelingen in het watersysteem. De keur heeft immers een breder bereik dan een ruimtelijk plan. Een bestemmingsplan borgt de ruimtelijke kwaliteit. De Keur ziet op het functioneren van het watersysteem. Dit kent ruimtelijke, maar ook technische aspecten.

De werkzaamheden worden uitgevoerd in de kernzone van de waterkering. Te zijner tijd is voor het bouwplan dan ook een watervergunning nodig. Op grond van de Keur van de waterbeheerder dient watercompensatie plaats te vinden indien meer dan 1.000m2 extra verhard oppervlak wordt aangelegd ten opzichte van de bestaande situatie. Voor de bestaande situatie moet worden uitgegaan van de twee woningen die voorheen op het perceel aanwezig waren. Met de beide woningen was een verhard oppervlak gemoeid van 450m2. De horecagelegenheid mag maximaal een vloeroppervlak van 250m2 hebben en het terras 150m2. In totaal is dat 400m2 en minder dan in de uitgangssituatie. De bestaande waterpartij op het perceel blijft gehandhaafd. Rekening moet echter worden gehouden met een aanzienlijke toename van het verharde oppervlak ten behoeve van de aan te leggen parkeerplaatsen. In totaal dienen op het perceel 18 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. De verharding die daarmee gepaard gaat zal inclusief de inrit echter ruim onder de grens van 1.000m2 blijven.

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg zal een wateradvies van de waterbeheerder worden gevraagd en aan het plan worden toegevoegd. Onder voorbehoud van een positief wateradvies, wordt geconcludeerd dat vanuit het oogpunt van het waterbelang geen belemmeringen bestaan.

8.2.2 Ecologie

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten in Nederland. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn en Verdrag van Bern).

De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van EL&I. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.

In 2012 is door onderzoeksbureau IDDS onderzoek gedaan naar flora en fauna op de ontwikklingslocatie. Uit het rapport (nr. 12025543/NHO/rap1, 13 juni 2012) blijkt dat in het plangebied geen jaarrond beschermde nesten van vogels aanwezig zijn. Over de aanwezigheid van vleermuizen of het belang van de locatie als fourageergebied geeft het onderzoek nog geen uitsluitsel. Voor de voorheen aanwezige bebouwing is inmiddels bij de sloop aangetoond dat zich in het pand geen vleermuisverblijven bevonden. Aanvullend onderzoek is ten behoeve van de voorgemomen ontwikkeling nog vereist, indien de houtopstand op het perceel wordt verwijderd. De bomen zijn potentieel geschikt om vleermuisverblijven te herbergen en de houtopstand dient mogelijk als fourageergebied voor de lokale populatie.

De nieuwbouw ten behoeve van de horecagelegenheid is op het andere deel van het perceel geprojecteerd. De houtopstand blijft als onderdeel van de groenvoorziening langs het Boezemdijkpad behouden. Vanuit flora en fauna is er daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Dit laat onverlet dat aan de zorgplicht uit de Flora- en faunawet moet worden voldaan.

8.2.3 Archeologie

De gemeente Aalsmeer heeft op 24 juni 2010 de beleidsnota Archeologie vastgesteld. In de gemeentelijke Beleidsnota Archeologie wordt uiteengezet op welke wijze de gemeente Aalsmeer verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief.

De gemeente is ingedeeld in verschillende gebieden met elk eigen regels voor wat betreft de wijze waarop bij ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met archeologie. Voor het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde. Er geldt een regime waarbij bij plannen groter dan 50m2 en dieper dan 40 cm nader archeologisch onderzoek is vereist.

Afhankelijk van het definitieve bouwplan zal worden beoordeeld of archeologisch onderzoek vereist is. De in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemming waarborgt de bescherming van eventuele archeologische waarden, doordat het vereiste onderzoek op basis hiervan kan worden afgedwongen.

8.2.4 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen objecten met een cultuurhistorische waarde aanwezig. Het boezemdijkpad is een historisch-geografische lijn van waarde. Het behoud van het Boezemdijkpad is gewaarborgd, doordat de functie van groenvoorziening hier gehandhaafd blijft. De locatie waar nieuwbouw en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de horecagelegenheid kunnen worden gesitueerd is begrensd op het andere deel van het perceel. Vanuit cultuurhistorisch perspectief zijn er voor het onderhavige bestemmingsplan dan ook geen belemmeringen.

8.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes en buisleidingen. Vanuit de overheid worden normen gesteld met betrekking tot het plaatsgebonden risico, dat aanvaardbaar wordt geacht, en wordt een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voorgeschreven voor het groepsrisico.

Om invloed te hebben op de situatie voor externe veiligheid moet het plangebied deel uit maken van het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. In de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen, transportroutes of buisleidingen gelegen. Vanuit het belang van externe veiligheid is er daarom geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

8.2.6 Luchthavenindelingbesluit

Het plangebied is gelegen in het beperkingengebied van het Luchthavenindelingbesluit. Er geldt een hoogtebeperking voor bebouwing en een verbod op vogelaantrekkende functies. Het bestemmingsplan voorziet niet in een overschrijding van de toegestane bouwhoogte of een toevoeging van vogelaantrekkende functies. Het bestemmingsplan staat daarmee geen ontwikkelingen toe die in strijd zijn met het Luchthavenindelingbesluit. Vanuit het Luchthavenindelingbesluit zijn er voor het onderhavige bestemmingsplan dan ook geen belemmeringen.

8.2.7 Milieuzonering

Milieuzonering heeft met name betrekking op milieuaspeten die een ruimtelijke dimensie hebben, te weten, geur, stof, geluid en gevaar. Milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. Het doel hiervan is enerzijds milieuhinder bij woningen en andere gevoelige functies te voorkomen en anderzijds aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten.

Een belangrijk hulpmiddel om hiermee rekening te houden is de VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" die voor het eerst in 1986 verscheen en voor het laatst in 2009 is geactualiseerd. In deze brochure is een omvangrijke lijst van bedrijven opgenomen, waarin per bedrijf voor een aantal aspecten de mate van ruimtelijke relevante hinder is weergegeven. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële hinder ingedeeld in zes categorieën. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten, geur, stof, geluid en gevaar voor een omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied en omgevingstype gemengd gebied. De grootste van de vier afstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand tot het omgevingstype.

De voorgenomen horecagelegenheid is in beginsel een milieubelastende activiteit die op voldoende afstand van de woonbebouwing in de omgeving dient te zijn gelegen. Volgens de brochure van de VNG zijn café's en restaurants in te delen in milieucategorie 1 en geldt een richtafstand van 10 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Aan deze afstand wordt voor de bestaande woonbebouwing in de omgeving ruimschoots voldaan.

Voor de bovenwoningen geldt (uiteraard) dat aan de gewenste afstand niet wordt voldaan. Hiervoor is in het kader van het akoestisch onderzoek aangetoond dat voldoende bouwkundige maatregelen kunnen worden getroffen om de hinder van de inrichting voor de woningen te beperken en een voldoende goed woon- en leefklimaat te waarborgen. Om die reden is het geoorloofd van de richtafstanden af te wijken. Overige bedrijvigheid in de omgeving levert voor de bovenwoningen geen problemen op. De meest dichtstbij gelegen bedrijvigheid is de aan de overzijde gelegen jachthaven. De jachthaven bevindt zich globaal op een afstand van 100 meter. Hiermee wordt voor de bovenwoningen ruimschoots aan de geadviseerde richtafstand voldaan. Voor een jachthaven is de gewenste richtafstand volgens de VNG-brochure namelijk 50 meter.

Vanuit milieuzonering bestaan er voor de voorgenomen ontwikkeling geen belemmeringen.

8.2.8 Verkeer en parkeren

In het Aalsmeers Verkeer- en vervoerplan (AVVP) "leefbaar en bereikbaar (23 februari 2010) is onder mere het parkeerbeleid van de gemeente Aalsmeer vastgelegd. De parkeernormering in het AVVP heeft alleen betrekking op nieuwe woongebieden en niet op herontwikkeling in bestaand gebied. Voor de berekening van de parkeerbehoefte zijn doorom de normen van het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) aangehouden.

De horecavoorziening mag maximaal een bruto vloeroppervlakte (BVO) hebben van 200m2 en er mogen niet meer dan vier appartementen worden gerealiseerd.  Voor de berekening van de parkeerbehoefte is conform de parkeerkencijfers van het CROW uitgegaan van de parkeerkencijfers voor een café van 6 parkeerplaatsen per 100m2 BVO en 1,5 parkeerplaats per appartement. Bij het meest maximale programma is de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling dan ook 18 parkeerplaatsen. Op het terrein is voldoende ruimte om in dit aantal parkeerplaatsen te voorzien. De parkeergelegenheid voor omwonenden wordt door het plan dan ook niet aangetast.

Voor de verkeerssituatie geldt dat de Kudelstaartseweg geen gebiedsontsluitende functie heeft. Voor de weg geldt een 30-kilometer regime. Het toevoegen van een oprit is voor wegen in deze categorie geen probleem, en zelfs gewenst, omdat hiervan een verkeersremmende werking uitgaat. Met het oog op een overzichtelijke verkeersituatie is het gewenst dat de ontsluiting van het terrein zoveel mogelijk tegenover de Herenweg is gesitueerd en het trottoir langs het perceel langs de Kudelstaartseweg wordt verbreed. Door de aanduiding van het deel van het terrein dat voor parkeren mag worden aangewend is gewaarborgd dat de ontsluiting op de gewenste plek komt te liggen. Met het oog op de gewenste verbreding van het trottoir is voor een strook langs de Kudelstaartseweg een verkeersbestemming op genomen. Er zijn met het oog op de verkeersveiligheid dan ook geen problemen te verwachten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

8.3 Economische uitvoerbaarheid

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bouw van een horeca-inrichting met twee bovenwoningen en betreft derhalve een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (zie art. 6.2.1. Bro) waarvoor ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen.

In afwijking hiervan behoeft de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van niet noodzakelijk is.

Voor de onderhavige ontwikkeling geldt dat de gemeente de gronden zelf in eigendom heeft. Hierdoor is het verhaal van kosten anderszins verzekerd. De kosten kunnen immers worden gedekt uit de verkoopopbrengst. Het is tevens niet nodig een tijdvak of fasering of regels dan wel een uitwerking van regels publiekrechtelijk op te leggen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan derhalve worden afgezien.

Het financiële risico voor de gemeente betreft vooral het scenario dat niet tot een succesvolle verkoop gekomen kan worden. Uit het onderzoek van Horeca Ondernemers Adviseurs van 1 augustus 2011 blijkt echter dat op deze locatie in de voorgenomen lichte categorie een financieel-economisch gezonde bedrijfsvoering mogelijk is. Daarnaast is geadviseerd dat het potentiële uitbaters eerder geneigd zijn plannen te ontwikkelen, indien er juridisch-planologische zekerheid bestaat over de mogelijkheid van het vestigen van een horeca-inrichting. Inmiddels heeft zich naar aanleiding van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan een geinterresseerde partij gemeld. De gesprekken met deze partij zijn in een vergevorderd stadium.

8.4 Juridische uitvoerbaarheid

De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De in het verleden op het perceel aanwezige woonbebouwing is reeds verwijderd en voor de voormalige bewoners is een andere oplossing voorzien. Er hoeft daarom niet te worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het licht van eigendomsverwerving of het toepassen van het instrument van onteigening van onroerende zaken als bedoeld in de Onteigeningswet.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en is uitvoerbaar voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

8.5 Handhaving

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Overeenkomstig aanbeveling 4 van de Inspectie Ruimtelijke Ordening dient een bestemmingsplan een handhavingsparagraaf te bevatten. Hierin dient een toelichting te worden gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan zal handhaven, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van bestemmingsplannen ter hand te nemen en te blijven nemen.

Uit de planregeling volgt geen directe opgave voor handhaving. Er zijn immers geen strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Het gemeentelijke beleid voor de aanpak van de handhaving is neergelegd in de Nota "Handhaving in Aalsmeer, 2011-2015", zoals vastgesteld op 12 mei 2011 door de gemeenteraad. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van toezicht en handhaving. De nota stelt een hoge prioriteit aan een gebiedsgerichte handhaving van geactualiseerde bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan valt daar niet onder. Dit houdt in dat handhaving van excessen plaats vindt binnen het rode spoor van het uitvoeringsprogramma Handhaving 2013-2014. Binnen de reguliere werkzaamheden wordt primair handhavend opgetreden naar aanleiding van handhavingverzoeken. In andere gevallen wordt in beginsel niet actief handhavend opgetreden.

Hoofdstuk 9 Plantechnische vormgeving

In hoofdstuk 6 van deze plantoelichting heeft de waardering van de in het gebied aangetroffen functies en waarden plaatsgevonden. Daarbij is verantwoord hoe deze waardering is vertaald in de keuze van bestemmingen en het bijbehorende normenkader. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van de planverbeelding en de planregels nader toegelicht voor zover dat noodzakelijk is voor een juiste interpretatie van het bestemmingsplan.

9.1 Voorgeschreven standaarden

Met de inwerkingtreding van de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 is de systematiek van bestemmingsplannen grotendeels vastgelegd. In de regeling worden nadere regels gesteld over vormgeving, inrichting, authenticiteit, methodes en technieken en beschikbaarstelling van digitale instrumenten. De bij de regeling behorende Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) bevat de richtlijnen voor de opzet en verbeelding van bestemmingsplannen. De regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 en de bijbehorende SVBP 2008 zijn in 2013 vervangen door de nieuwe Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 en moeten verplicht met ingang van 1 juli 2013 worden toegepast. Het onderhavige bestemmingsplan is in overeenstemming met de SVBP 2012 tot stand gebracht. Voor zover (geoorloofd) van de standaarden wordt afgeweken of deze standaarden een bepaalde interpretatieruimte laten bij de toepassing daarvan, wordt hieronder de plansystematiek toegelicht.

9.2 Systematiek van de planregels

De bestemmingen en aanduidingen zoals weergegeven in de verbeelding van het GML-bestand dienen in samenhang met de regels te worden gelezen. In opvolging van de voorschriften van artikel 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn standaardregels opgenomen. De SVBP 2012 schrijft voor op welke wijze de regels dienen te zijn ingedeeld en hoe elke planregel moet worden opgebouwd. Daarnaast heeft de gemeente een bepaalde vaste werkwijze voor het toepassen van de SVBP 2012 die bij de vormgeving van het bestemmingsplan is gevolgd. In overeenstemming met de SVBP 2012 zijn de planregels neergelegd in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgang- en slotregels zijn opgenomen. In deze paragraaf wordt voor elk van deze hoofdstukken verantwoord op welke wijze de richtlijnen van de SVPB 2008 zijn toegepast.

9.2.1 Inleidende regels

In overeenstemming met de SVBP bevat het eerste hoofdstuk van de planregels de inleidende regels van het bestemmingsplan. Deze regels hebben tot doel duidelijkheid te bieden over de interpretatie van de in het bestemmingsplan gehanteerde begrippen en termen. Dit zijn de in artikel 1 neergelegde begripsbepalingen. Een aantal van de gegeven definities wordt bindend voorgeschreven in de SVBP. Voor zover voor dit plan relevant zijn in aanvulling op deze standaarden een aantal begrippen toegevoegd, waarvan een nadere definitie van belang is voor een juiste interpretatie van de planregels. Bijzondere aandacht wordt daarbij gevraagd voor de omschrijving van het begrip horeca. In samenhang met de bestemmingsregels volgt hieruit welk type horecagelegenheid mag worden gerealiseerd.

Voor zover de regels bepalingen bevatten over aan te houden maatvoeringen, wordt in de inleidende regels aangegeven hoe deze maten moeten worden bepaald. Dit zijn de meetvoorschriften. Naast de meetregels die zijn overgenomen uit de SVBP zijn eveneens regels gegeven voor onder meer het meten van de bouwhoogte en de bouwdiepte.

9.2.2 Bestemmingsregels

Na de inleidende regels volgen de bestemmingsregels. Hierin zijn in overeenstemming met de SVBP achtereenvolgens en in alfabetische volgorde de planregels opgenomen van de voorkomende bestemmingen. De bestemmingen zijn gekozen in overeenstemming met de richtlijnen van de SVBP voor wat betreft de hoofdgroepen van bestemmingen en de daarbinnen vallende functies. Het gaat in dit bestemmingsplan om de volgende enkelbestemmingen:

  • Gemengd
  • Groen
  • Verkeer
  • Water

Naast enkelbestemmingen kunnen in een bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen voorkomen. Dubbelbestemmingen zijn van toepassing op gronden waar twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen aan de orde zijn. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde- Archeologie
  • Waterstaat-Waterkering

De regels van een bestemming hebben een in de SVPB dwingend voorgeschreven opbouw met een vaste volgorde van daarin voorkomende elementen. De SVBP schrijft voor dat het eerste onderdeel van de bestemmingsregels de 'bestemmingsomschrijving' bevat, waarin de gebruiksdoeleinden van de bestemming worden omgeschreven. In aanvulling op de SVBP is in overeenstemming met de gemeentelijke werkwijze in de bestemmingsomschrijving een subgeleding aangebracht. Het eerste sublid geeft een algemene doeleindenomschrijving. Het tweede sublid bevat vervolgens de opsomming van het gebruik dat binnen deze omschrijving toegestaan is.

Overeenkomstig de SVBP zijn de bouwregels telkens vervat in het tweede lid van de bestemmingsregels. Volgens de voorgeschreven plansystematiek dienden de bouwregels te worden gelezen in samenhang met de algemene bepalingen in het tweede inleidende artikel over de wijze van meten. In het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de SVBP biedt om met behulp van bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen aanwijzingen te geven over de wijze van bouwen en verschijningsvormen van bouwen. De in het plan gebruikte aanduidingen komen voor in de bij de SVBP opgenomen lijst van aanduidingen.

Van het onderdeel gebruiksregels wordt bij een aantal bestemmingen gebruik gemaakt om aan te geven wel gebruik in elk geval niet toegestaan is of welke bijzondere bepalingen verder nog gelden ten aanzien van bepaalde onderdelen van de bestemmingsomschrijving.

In de planregels zijn aanlegregels opgenomen voor zover het de dubbelbestemmingen betreft. Het aanlegverbod en de daarop gegeven uitzonderingen, als ook de voorwaarden waaronder een aanlegvergunning mag worden verleend, verschillen per dubbelbestemming.

9.2.3 Algemene regels

Volgens de SVBP worden de algemene regels ondergebracht in hoofdstuk 3 van de planregels. De algemene regels moeten worden opgevat als de afsluitende regels van het bestemmingsplan. Zij vormen het voorwaardenscheppende kader van het bestemmingsplan als geheel. Hoewel de SVBP wel de volgorde van de algemene regels bepaalt, laat deze de keuze vrij om de algemene regels in één artikel samen te nemen, of deze geordend per onderwerp in verschillende artikelen neer te leggen. Vanwege de grote verscheidenheid van zaken die in de algemene regels aan de orde komen, wordt in de gemeentelijke werkwijze de voorkeur gegeven aan de tweede variant, waarbij aan elk onderwerp een artikel wordt gewijd. Naast de wettelijk verplichte anti-dubbeltelbepaling die onder de algemene regels moet worden geplaatst zijn in dit bestemmingsplan algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels opgenomen.

De antidubbeltelbepaling betreft een standaardbepaling die als zodanig is voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. De antidubbeltelregel heeft tot doel dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van omgevingsvergunningen niet nogmaals worden meegeteld.

De algemene bouwregels stellen het bevoegd gezag in staat nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde indien dit vanuit bepaalde omstandigheden gewenst is. In dit bestemmingsplan zijn regels opgenomen voor het toepassen van de bouwregels voor ondergronds bouwen, het toepassen van bouwregels voor ondergeschikte bouwdelen en de regels voor maatvoeringen van betsaande bebouwing.

De algemene afwijkingsregels stellen het bevoegd gezag in staat bij omgevingsvergunning af te wijken van de in het plan vastgelegde maten en grenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de de algemene bouwregels vallen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Een dergelijke bevoegdheid is opgenomen om in plaats van het programma van maximimaal 200m2 horeca uit te breiden tot 250m2, zoals oorspronkelijk het uitgangspunt was.

De algemene gebruiksregels bevatten in elk geval een verklaring van hetgeen in het bestemmingsplan onder verboden gebruik moet worden verstaan. Naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zijn zo nodig specifieke gebruiksverboden opgenomen ter invulling van het algemene gebruiksverbod.

De algemene procedureregels beschrijven de procedure die het bevoegd gezag dient te volgen indien de nadere eisen regeling wordt toegepast.

9.2.4 Overgangs- en slotregels

Volgens de SVBP dienen in hoofdstuk 4 van de planregels de overgangs- en slotregels te worden ondergebracht. Hier vinden de wettelijk voorgeschreven bepalingen met betrekking tot het overgangsrecht een plaats, alsmede de opsomming van de bestemmingsplannen die met dit bestemmingsplan worden vervangen en is de citeertitel van het bestemmingsplan opgenomen.

9.3 Systematiek van de planverbeelding

Sinds de inwerkingtreding van de digitale verplichtingen van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2010 is het digitale bestemmingsplan juridisch bindend. De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De systematiek van de planverbeelding in dit bestemmingsplan vormt geen aanvulling op of geoorloofde afwijking van de SVBP en behoeft in die zin dus geen nadere toelichting. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 schrijft ook voor hoe de koppeling tussen de planverbeelding met de andere planonderdelen in de dataset dient plaats te vinden. Het digitale plan is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De digitale ruimtelijke informatie wordt zowel digitaal als analoog verbeeld.

De digitale bestandenset heeft het volgende planidentificatienummer gekregen: NL.IMRO.0358.10C-OW01. De SVBP bevat richtlijnen over de wijze waarop de inhoud van de planregels digitaal moet worden weergegeven. Het digitale bestemmingsplan is overeenkomstig deze richtlijnen vervaardigd. De SVBP schrijft voorts voor dat de digitale verbeelding alle relevante bestemmingsplaninformatie kan tonen, maar over de wijze waarop dat gebeurt is niets geregeld dan dat het opvragen van bestemmingsplaninformatie op interactieve wijze dient plaats te vinden. De planregels worden aangehaald als "regels van het bestemmingsplan Horecavoorziening Kudelstaartseweg 295-297".

De analoge verbeelding leidt tot de analoge plankaart op papier. Ook voor de analoge verbeelding bevat de SVBP richtlijnen over de weergave van de inhoud van het bestemmingsplan. Daarnaast geldt voor de analoge verbeelding dat deze alle te verbeelden informatie moet bevatten. Er zijn regels over de opbouw van de legenda van de analoge verbeelding, over het opnemen van de noordpijl en een schaal op de plankaart en over het materiaal waarvan de plankaart wordt vervaardigd. Tevens dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan te worden aangegeven welke ondergrond voor de analoge planverbeelding is gebruikt. Het plangebied is op één kaartblad vervat met een schaal van 1:1.000. Als ondergrond is de GBK gebruikt van 22 juli 2014.