direct naar inhoud van Regels
Plan: Horecavoorziening Kudelstaartseweg 295-297
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.10C-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Horecavoorziening Kudelstaartseweg 295-297 van de gemeente Aalsmeer.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.10C-VG01 met de bijbehorende regels (en bijlagen).

1.3 Aan- en uitbouw

Bijbehorend bouwwerk, zijnde een direct aan de gevel van het hoofdgebouw bestemde uitbreiding van de eerste bouwlaag.

1.4 Aan-huis-gebonden bedrijf

Het door (één) van de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet Milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Aan-huis-gebonden beroep

Het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, dat door de beperkte omvang ervan in diens woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 Automatenhal

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bedrijfsvaartuig

Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlakte

De totale oppervlakte van de voor de bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, alsmede de opppervlaktes benodigd voor opslag en kantoorfuncties.

1.13 Bestaande bebouwing

Bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 Bijzondere bouwlaag

Kelder, souterrain en kap.

1.18 Bijgebouw

Bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend, niet voor bewoning bestemd bouwwerk, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, niet zijnde een bijzondere bouwlaag.

1.22 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt en/of het bedrijfsmatig te koop aanbieden uitsluitend via internet.

1.26 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, advies- en ingenieursbureaus, zoals bankfilialen en reisbureaus, wasserettes, kappers en schoonheidssalons.

1.27 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.28 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 Gevel

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak.

1.30 Hoofdgebouw

Eén of meerdere gebouwen, welke door hun functie, constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw(en) in een bouwvlak zijn aan te merken, exclusief eventuele aan- en uitbouwen.

1.31 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën van horeca worden onderscheiden:

  • a. hotel: een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf (boeking per nacht) waar maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten;
  • b. kamerverhuurbedrijf: een specifieke vorm van hotel, gericht op het verstrekken van nachtverblijf voor een verblijfsperiode van minimaal een week en maximaal zes maanden, aan personen die elders hun hoofdverblijf behouden;
  • c. restaurant: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • d. café-restaurant: een horecabedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarbij, afhankelijk van het tijdstip van de dag, tevens de gelegenheid tot het nuttigen van een maaltijd wordt geboden;
  • e. dagzaak: een horecabedrijf, dat vergelijkbare openingstijden heeft als omliggende detailhandelvestigingen, althans geen latere sluitingstijd heeft dan 22.00 uur, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
  • f. cafetaria: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden, waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt;
  • g. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt, zoals een discotheek of nachtclub;
  • h. zaalaccommodatie: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is.
1.32 Kap

Een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven en welke uit ten minste twee elkaar snijdende, hellende vlakken bestaat.

1.33 Kelder

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen.

1.34 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde maximum bouwhoogte en/of goothoogte.

1.35 Nutsvoorzieningen

Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

1.36 Ondergronds bouwen

Bouwen beneden peil.

1.37 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, paden voor langzaam verkeer, parken, plantsoenen en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.38 Passagiersvaartuig

Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot het vervoer van personen dan wel om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.39 Peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 Pleziervaartuig

Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.

1.41 Prostitutiebedrijf

Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.42 Seksinrichting

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel.

1.43 Souterrain

Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.

1.44 Stationerend vaartuig
  • a. een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;
  • b. een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonschip, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld.
1.45 Vestiging

Een (deel van een) gebouw waarin één (dienstverlenend) bedrijf, horecagelegenheid, kantoor, maatschappelijke (dienstverlenende) voorziening of winkel is gehuisvest.

1.46 Voorgevel

De naar het openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarop het betrokken gebouw is georiënteerd.

1.47 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

1.48 Woonark

Een drijvend bouwwerk te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen. Een woonark is doorgaans voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf. Een drijvende woning wordt eveneens aangemerkt als woonark.

1.49 Woonboot

Een drijvend of varend bouwwerk te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast) dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf.

1.50 Woonschip

Een woonboot, woonark en/of drijvende woning, hieronder begrepen een woonboot, woonark en/of drijvende woning in aanbouw, als ook overblijfselen van een woonboot, woonark en/of drijvende woning.  

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 Breedte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van het hoofdgebouw, gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan.

2.3 Bruto vloeroppervlak:

De som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, waarbij balkons, loggia's, erkers en galerijen niet worden meegeteld bij het bepalen van het bruto vloeroppervlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Ondergrondse diepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting met bijbehorende voorzieningen, al dan niet in combinatie met wonen.

3.1.2 Toegestaan gebruik

Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:

  • a. een horecavestiging in de vorm van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1.31 onder c en d van deze planregels in de eerste bouwlaag;
  • b. woningen in de tweede bouwlaag en in de eerste bouwlaag, voor zover niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak op de eerste bouwlaag voor het wonen wordt benut;
  • c. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf in samenhang met het wonen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.4.2;
  • d. tuinen en erven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" parkeren ten behoeve van de bestemming in de vorm van ongebouwde parkeervoorzieningen met bijbehorende in- en uitritten;
  • f. een horecaterras;
  • g. groenvoorzieningen, in de vorm van plantsoenen, park en solitaire beplanting;
  • h. water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
  • i. aan de bestemming ondergeschikte fiets- en voetpaden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. bovenwoningen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • c. het maximum bebouwd oppervlak zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
  • d. de maximum bouwhoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
  • e. de maximum goothoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inpassing;
  • c. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Gebruiksregels
3.4.1 Horeca
  • a. Voor de 3.1.2 van dit artikel genoemde horeca geldt een maximum van 200m2 bruto vloeroppervlak;
  • b. Voor het in 3.1.2 van dit artikel genoemde terras geldt een maximum oppervlakte van 150m2.
3.4.2 Aan-huis-gebonden-beroep en -bedrijf

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en -bedrijven is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de de woning;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep of bedrijf alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen vergunningplichtig activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet Milieubeheer;
  • g. er geen horeca-activiteiten of detailhandel plaatsvinden;
  • h. het gebruik als prostitutiebedrijf of seksinrichting niet is toegestaan.
3.4.3 Parkeernorm
  • a. Voor de in 3.1.2 van dit artikel genoemde horecavestiging geldt een parkeernorm van minimaal 6 parkeerplaatsen per 100m2 bvo, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • b. Voor de in 3.1.2 van dit artikel genoemde woningen geldt per woning een parkeernorm van minimaal 1,5 parkeerplaatsen, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 parkeernorm

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 3.4.3 van dit artikel minder parkeerplaatsen toe te staan, indien is aangetoond dat op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

3.5.2 oppervlakte horecafunctie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het bepaalde in 3.4.1 de uitbreiding van het bruto vloeroppervlak van de in 3.1.2 genoemde horeca toe te staan tot een maximum van 250m2.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen.

4.1.2 Toegestaan gebruik

Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:

  • a. groenvoorzieningen, in de vorm van plantsoenen, park en solitaire beplanting;
  • b. water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
  • c. aan de bestemming ondergeschikte fiets- en voetpaden;
  • d. watergangen en groenvoorzieningen langs paden en rijwegen, zoals sloten, bermen en taluds;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gericht op het gebruik van de groenvoorzieningen en de waterhuishouding of op het tegengaan van geluidsbelasting op de gevels van woningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, oevervoorzieningen, duikers, bruggen en geluidschermen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 4.1 van dit artikel genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, voor zover de in (en in het geval dat) artikel 2 en 3 van de in bijlage II van het belsuit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, in afwijking van het bepaalde in 4.2.1 van dit artikel de volgende regels:

  • a. bestaande bebouwing als bedoeld in 10.2 is toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, lig- of speelweiden en buitenmaneges;
  • c. het beproeven van voertuigen voor onder meer de motorsport en de modelvliegsport.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wegverkeer met bijbehorende voorzieningen.

5.1.2 Toegestaan gebruik

Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:

  • a. rijwegen voor gemotoriseerd verkeer;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. in- en uitritten;
  • d. parkeren in de vorm van ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. watergangen en groenvoorzieningen langs de paden, rijwegen en pleinen, zoals sloten, bermen en taluds;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gericht op het gebruik van de verkeersruimte, de groenvoorzieningen en de waterhuishouding of op het tegengaan van geluidsbelasting op de gevels van woningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, oevervoorzieningen, duikers, bruggen en geluidschermen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 5.1 van dit artikel genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, voor zover de in (en in het geval dat) artikel 2 en 3 van de in bijlage II van het belsuit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 van dit artikel de volgende regels:

  • a. bestaande bebouwing als bedoeld in 10.2 is toegestaan.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding.

6.1.2 Toegestaan gebruik

Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:

  • a. water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
  • b. groenvoorzieningen langs de oevers, als overgang tussen land en water, zoals rietkragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor de waterhuishouding, zoals landhoofden, oevervoorzieningen, duikers en duikerbruggen;

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 6.1 van dit artikel genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, voor zover de in (en in het geval dat) artikel 2 en 3 van de in bijlage II van het belsuit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 van dit artikel de volgende regels:

  • a. bestaande bebouwing als bedoeld in 10.2 is toegestaan.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. ligplaatsen voor pleziervaatuigen, woonarken, woonboten en woonschepen;
  • b. steigers.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van archeologische waarden;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor de bescherming en de instandhouding van de archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bepaling 1

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden:

  • a. van 50 m² of meer en;
  • b. dieper dan 0,4 meter onder peil.
7.2.2 Bepaling 2

Een inventariserend veldonderzoek (IVO) zoals bedoeld in 7.2.1 is niet vereist als uit archeologisch bureauonderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.

7.2.3 Bepaling 3

Aan de omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in 7.2.1 kunnen, indien 7.2.2 niet van toepassing is, in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Bepaling 1

Op en onder de in 7.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen over een oppervlakte van meer dan 50 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,4 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage over een oppervlakte van meer dan 50 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,4 meter of meer;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen over een oppervlakte van meer dan 50 m² in combinatie met werken op een diepte van 0,4 meter of meer.
7.3.2 Bepaling 2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud van wegen, water, groenvoorzieningen en tuinen;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

alsmede:

  • c. indien uit archeologisch bureauonderzoek blijkt dat er ter plaatse sprake is van een negatieve archeologische verwachting.
7.3.3 Bepaling 3

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad.

7.3.4 Bepaling 4

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kan slechts worden verleend indien een inventariserend veldonderzoek naar mogelijk aanwezige archeologische waarden in de betrokken gronden heeft plaatsgevonden.

7.3.5 Bepaling 5

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  • a. de bescherming en het onderhoud van de waterkering;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die nodig zijn voor het onderhoud en de instandhouding van de waterkering.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de overige bestemmingen in deze regels mogen uitsluitend ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemmingsomschrijving bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

8.3 Afwijking bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de overige bestemmingen in deze regels, mits advies is gekregen van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene regels ten aanzien van toegestane overschrijdingen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  • a. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
  • b. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • c. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter.
10.2 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen

Ten aanzien van de maatvoering van bestaande bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande bebouwing die afwijkt van wat in de bestemmingsregels is voorgeschreven mag worden gehandhaafd en in zijn geheel worden vernieuwd, maar de afwijking van de bestemmingsregels mag niet worden vergroot;
  • b. het bepaalde onder a. van dit sublid is uitsluitend van toepassing op bebouwing die is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. van dit sublid slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats.
10.3 Algemene regels voor ondergronds bouwen
10.3.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als deze zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

11.2 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik als bedoeld in 11.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. het parkeren, behoudens ten behoeve van de ter plaatse aangewezen bestemming;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • f. het opslaan en verwerken van extramurale afvalstoffen met opslag of verwerking;
  • g. het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van automatenhallen, seksinrichtingen, raam- respectievelijk straatprostitutie en prostitutiebedrijven;
  • h. het aanleggen van ligplaatsen voor een woonschip voor een woonschip, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig, pleziervaartuig en/of stationerend vaartuig.

Artikel 12 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2

12.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2 gelden de volgende regels

  • a. op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 1. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol";
  • b. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
    • 1. het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of een omgevingsvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en;
    • 2. de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003);
  • c. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.

12.2.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 13 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3

13.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op bijlage 2, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

13.2 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • a. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
  • b. viskwekerijen met extramurale bassins;
  • c. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • d. natuurreservaten en vogelreservaten;
  • e. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare;

tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003).

13.2.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd om in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 meter en een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 55 m²;
  • b. bouwwerken die geen gebouwen zijn, en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, bruggen, en loopplanken;
  • c. bouwwerken gericht op het tegengaan van geluidsbelasting met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • d. afwijkingen van deze regels voor gedenktekens, beeldende kunstwerken, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, riool-overstortkelders, informatie- en reclameborden, en plastieken en vrijstaande muren;
  • e. overschrijding van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1 meter ten behoeve van een technisch beter verantwoordde realisering van bouwwerken;
  • f. overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder e., voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;
  • g. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter voor balkons, met ten hoogste 2 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, en met ten hoogste 1 meter voor dakoverstekken;
  • h. overschrijding van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch beter verantwoorde realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 meter bedragen.

Artikel 15 Algemene procedureregels

Bij toepssing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag- nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend:
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders een zienswijze indienen over het ontwerpbesluit.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

16.2 Voorrangsregeling
16.2.1 Primaire bestemming

De gronden aangewezen voor een dubbelbestemming zijn met voorrang mede bestemd voor de bestemming die als primair is aangewezen.

16.2.2 Medebestemming

Gronden waarop een dubbelbestemming rust, mogen mede worden gebruikt en bebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming, mits:

  • a. het gebruik en bebouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de doeleinden en gebruiksregels van de primaire bestemming, en
  • b. het gebruik en bebouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee de verwezenlijking en het gebruik van de primaire bestemming onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of beperkt.
16.2.3 Toepasselijkheid meerdere dubbelbestemmingen
  • a. De toetsing aan de planregels van de dubbelbestemmingen in verband met voornemens tot bouwen of aanleggen moet:
    • 1. in het geval van toetsing aan de bouwregels: plaatsvinden aan alle bouwregels van welke dubbelbestemming dan ook die op de gronden rust;
    • 2. in het geval van toetsing aan de regels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde: plaatsvinden aan alle uitvoeringsregels van welke dubbelbestemming dan ook die op de gronden rust.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

Het college van Burgemeester en Wethouders kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

18.1 Vervangen bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

  • het bestemmingsplan "Kudelstaart op onderdelen", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 13 juni 2013 en onherroepelijk geworden op 6 september 2013;
  • het bestemmingsplan "Kudelstaart 2006", zoals vastgesteld op 21 februari 2008 en gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 28 oktober 2008 onherroepelijk geworden.
18.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Horecavoorziening Kudelstaartseweg 295-297.