Herziening Uiterweg Plasoevers 2005 - Royal Terra Nova
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.09X2-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Inhoudsopgave
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene bouwregels
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Royal Terra Nova' met identificatienummer
NL.IMRO.0358.09X2-VG01 van de gemeente Aalsmeer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanlegplaats
plaats waar een pleziervaartuig kan afmeren, niet zijnde een woonark.
1.6 aan-huis-gebonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in of bij een woning kunnen worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie, en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. Detailhandel wordt niet gerekend tot een aan-huis-gebonden bedrijf, behoudens een internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid;
1.7 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsgebouw van recreatiebedrijf
een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor het recreatiebedrijf;
1.12 bestaande bebouwing c.q. bouwwerken:
van bestaande bebouwing c.q. bouwwerken is sprake indien op de datum van inwerking treding van dit plan op de desbetreffende plaats een gebouw of bouwwerk rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggen;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bebouwingspercentage:
het maximale percentage van de oppervlakte van een bouwvlak dat mag worden bebouwd, een en ander als bedoeld in deze planregels;
1.23 bevoegdheden van burgemeester en wethouders:
afwijkingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c., van de Wet ruimtelijke ordening;
bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder d., van de Wet ruimtelijke ordening;
wijzigingsbevoegdheid: de bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a., van de Wet ruimtelijke ordening;
1.24 boothuis
een gebouw met één bouwlaag, gebouwd over het water en bereikbaar vanaf te bevaren water, dat dient voor overdekt onderbrengen van één of meerdere vaartuigen;
1.25 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.26 boveninsteek watergang:
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;
1.27 dagrecreatie
een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting);
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen, huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.30 erf:
een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.31 erfscheiding:
de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 (geluids)gevoelig object:
hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen;
1.34 groenvoorzieningen:
groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplantingen in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;
1.35 hobbymatig houden van paarden:
het houden van paarden, met een paardenbak van maximaal 20 x 40 meter, binnen ten hoogste 75 m³ van de privé gebruiks- en bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan, zonder opslag van voer/hooi e.d. buiten, waarbij geen sprake is van groepslessen, kantines, geluidinstallaties of verlichting, geen belemmeringen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanwezig zijn, en het hekwerk niet hoger is dan 1,20 meter;
1.36 hoofdgebouw:
een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.37 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf:
1.38 kampeermiddel
een recreatiemiddel als bedoeld in artikel 40, leden 2 en 3, van de Woningwet.
1.39 kantoor:
een gebouw, of een deel daarvan, dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of andere daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van, en is verbonden aan, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten (niet zelfstandig kantoor). Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;
1.40 kassen:
bouwwerken geheel of vrijwel geheel van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer, geschikt voor de bedrijfsmatige verzorging of teelt van gewassen;
1.41 luchthavenindelingbesluit (LIB):
AMvB op basis van de Wet luchtvaart waarin de ruimtelijke gevolgen van het gebruik van de luchthaven Schiphol zijn vastgelegd ten behoeve van de veiligheid en de geluidbelasting;
1.42 mantelzorg (inwoning):
Het verlenen van zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;
1.43 milieuhinderlijke bron:
een opslagplaats, installatie of andere (bedrijfsmatige) bron van waaruit milieuhinder uitgaat in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar en/of licht, waaronder in ieder geval wordt verstaan een wkk-installatie, transformator, mestbassin, watersilo of koeltoren;
1.44 niet-zelfstandig kantoor:
een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;
1.45 nokrichting
de richting van de snijlijnen van de dakvlakken van gebouwen, met dien verstande dat bij één gebouw de grootst voorkomende lengte daarvan als maatgevend wordt aangehouden.
1.46 nutsvoorzieningen:
voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de water-, gas- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.47 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie waarbij de hoofdfunctie in overwegende mate behouden blijft en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;
1.48 ondergeschikte horeca:
een horeca-activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
1.49 ondergronds bouwen:
bouwen beneden peil;
1.50 ondergronds bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.51 ondergrondse gebouwen of ruimten:
een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten straks langs de omtrek van het gebouw;
1.52 overkapping:
een bouwwerk dat geen gebouw is, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand;
1.53 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor gebouwen en andere bouwwerken in het talud van de dijk: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk toegekeerde zijde van het bouwwerk;
in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.54 plangebied:
het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft;
1.55 pleziervaartuig
een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;
1.56 recreatie
aan de Westeinderplassen [en/of het buitengebied] gerelateerde activiteiten gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding.
1.57 recreatiebedrijf
een bedrijf, dan wel stichting of andere rechtspersoon, dat uitsluitend het bedrijfsmatig aanbieden van dagrecreatie of verblijfsrecreatie of beide, met de daartoe gerichte recreatievoorzieningen, als oogmerk heeft en daarbij tevens zorgdraagt voor het beheer en onderhoud van het eventueel bijbehorende recreatieterrein.
1.58 recreatief medegebruik
vormen van recreatie waarbij gronden met een niet-recreatieve bestemming mede worden gebruikt voor recreatieve activiteiten
1.59 recreatief nachtverblijf
recreatie in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.
1.60 recreatieterrein
de gronden behorende bij het recreatiebedrijf waarop recreatieverblijven en/of kampeer- middelen kunnen worden geplaatst.
1.61 recreatievoorzieningen, bedrijfsmatig aangeboden
voorzieningen die worden aangeboden door een recreatiebedrijf, gericht op de dienstverlening aan de recreant die recreëert op het recreatieterrein van dat recreatie- bedrijf, zoals bouwwerken voor ontspanning en vermaak of voor het beheer van het recreatieterrein (stroomvoorziening, verlichting, bewegwijzering e.d.).
1.62 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of andere constructie op wielen zijnde, dat blijkens zijn aard en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie (vakantiehuisje, recreatiewoning, e.d.) en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat gebouw.
1.63 restaurant:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
1.64 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, -theater, -winkel, -automaat, -club of parenclub;
1.65 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan dat voor meerdere toeristische seizoenen op het recreatieterrein is geplaatst als verblijfsruimte ten behoeve van verblijfsrecreatie en dat niet als hoofdverblijf dient voor welke gebruiker dan ook van dat recreatiemiddel.
1.66 standplaats
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg, of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats, uitoefenen van detailhandel of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.67 steiger
een gebouwde of drijvende constructie langs een oever die tot aanlegplaats dient voor pleziervaartuigen;
1.68 talud
het schuine vlak langs een weg, watergang of van een dijk;
1.69 toeristisch seizoen
het seizoen voor het bedrijfsmatig voorzien van recreatiemogelijkheden in het gebied van de Westeinderplassen dat qua duur en data wordt vastgesteld door het bestuur van de gemeente Aalsmeer.
1.70 verblijfsrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats
waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat, anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig.
1.71 vlonder
een langs een oever gelegen bouwwerk dat bestaat uit een vloerconstructie;
1.72 voorgevel:
de naar de weg gekeerd zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
1.73 voorgevelrooilijn:
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;
1.74 warmte(koude)opslagtank:
een gesloten ruimte of bouwwerk voor de berging van water ten behoeve van de energievoorziening van het tuinbouwbedrijf;
1.75 waterbeheerder:
het Hoogheemraadschap van Rijnland;
1.76 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
1.77 woonark
een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw, waaronder begrepen een drijvende woning zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning;
1.78 woongebouw:
een hoofdgebouw dat één of meer woningen bevat.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand
Bij het meten worden afstanden gemeten daar waar deze afstanden het kleinst zijn.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Natuur
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Natuur (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud en de versterking van natuurwetenschappelijke en/of ecologische waarden;
beperkt recreatief medegebruik, in de vorm van wandelen, vissen, natuur- en landschapsbeleving of andere niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten;
groenvoorzieningen;
oevers en oeverbeschoeiingen;
voetpaden;
nutsvoorzieningen;
ondergeschikte waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
alsmede:
ter plaatse van de functieaanduiding "(sn-bb)", het bestaande gebouw;
ter plaatse van de functieaanduiding "(wa)", een waterverbinding met een breedte van maximaal 7 meter.
3.2 bouwregels
Op de gronden als bedoeld in 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Daarvoor gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van wegbewijzeringsborden, aanduidingsborden, en dergelijke mag niet meer bedragen dan 2,50 meter;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
overkappingen en gebouwde terrein- en erfafscheidingen zijn niet toegestaan.
3.3 specifieke gebruiksregels
3.3.1 Bestaande gebouw
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven onder 3.1, lid h., van dit artikel is ter plaatse van de functieaanduiding "(sn-bb)" het volgende specifiek gebruik toegestaan:
het bestaande gebouw, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
herbouw is niet toegestaan.
3.3.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
agrarische doeleinden;
verblijfsrecreatie;
staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
sport-, wedstrijd- of speelterreinen, kampeer- of caravanterreinen en parkeren;
de huisvesting van arbeidsmigranten;
detailhandel;
horeca;
buitenopslag en buitenstalling van goederen, voer- en vaartuigen;
het afmeren van vaartuigen.
3.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Natuur" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden te verrichten:
het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds
het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
het permanent opslaan van goederen.
het aanbrengen van drainagesystemen, tenzij het de vervanging van een bestaande drainage betreft;
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud;
noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 van dit artikel zijn alleen toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 genoemde doeleinden dan wel waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
3.4.4 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid als bedoeld in 3.4.1 van dit artikel wint het bevoegd gezag advies in van de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag als bedoeld in 3.4.3 van dit artikel. Indien de waterhuishouding en/of de waterafvoer in het geding is, dient het Hoogheemraadschap van Rijnland daaromtrent te worden gehoord.
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie (R-VR) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijfsmatig aangeboden recreatievoorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
daaronder begrepen, voorzieningen voor recreatief nachtverblijf, uitsluitend in de vorm van recreatiewoningen;
bijgebouwen, uitsluitend in de vorm van een boothuis;
bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de recreatiepercelen;
groenvoorzieningen voor de inrichting en de landschappelijke inpassing van de recreatiepercelen;
oeverbeschoeiingen, waterpartijen, waterhuiskundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterkwaliteit;
overige voorzieningen die nodig zijn voor het recreatief verblijf, zoals rijwegen en wandelpaden, vlonders, parkeren, aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen, sport- en spelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het inzamelen van afval;
alsmede:
ter plaatse van de aanduiding "(ks)", een bedrijfsgebouw van het recreatiebedrijf;
ter plaatse van de aanduiding "(wa)", een waterverbinding met een breedte van maximaal 7 meter, welke mag worden voorzien van een brug ten behoeve van wegen en paden, met een maximale breedte van 4 meter.
met dien verstande dat;
ter plaatse van de aanduiding "(p)" uitsluitend parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
een parkeernorm geldt van ten minste 1,5 parkeerplaats per recreatiewoning;
een buitenzwembad niet is toegestaan.
4.2 bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de gronden als bedoeld in 4.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen, die uitsluitend binnen het bouwvlak, als aangegeven op de planverbeelding, mogen worden geplaatst;
bijgebouwen van het hoofdgebouw, die in en buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
andere gebouwen, die uitsluitend buiten het bouwvlak op de daartoe gerichte bouwaanduidingen mogen worden geplaatst; en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die in en buiten het bouwvlak mogen worden geplaatst.
4.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen van het hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedragen niet meer dan is aangegeven op de planverbeelding;
het bruto oppervlak van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 100 m2;
het totale bruto oppervlak van de hoofdgebouwen tezamen mag maximaal 940 m2 bedragen;
het aantal hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15, met in achtneming van het bepaalde in lid d. van dit artikel;
de afstand tussen twee hoofdgebouwen bedraagt ten minste 10 meter;
het hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een zadeldak dan wel samengestelde delen daarvan, met dien verstande dat de gevels van het gebouw dwars of evenwijdig dienen te liggen aan de gevellijn, zoals deze binnen het betreffende bouwvlak is aangegeven met de "specifieke bouwaanduiding - gevellijn";
overkappingen zijn uitsluitend toegestaan als intergraal onderdeel van het hoofdgebouw en worden meegerekend bij het maximaal toegestane bruto oppervlak;
per hoofdgebouw is maximaal één vrijstaand of aangebouwd bijgebouw toegestaan, uitsluitend in de vorm van een boothuis;
het bruto oppervlak van een bijgebouw bedraagt niet meer dan 30 m2;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 2,00 en 4,00 meter;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
een aangebouwd bijgebouw dient te zijn voorzien van een hellend dakvlak;
een vrijstaand bijgebouw dient te zijn voorzien van een zadeldak, met dien verstande dat de gevels van hetgebouw dwars of evenwijdig dienen te liggen aan de gevellijn, zoals deze binnen het betreffende bouwvlak is aangegeven met de "specifieke bouwaanduiding - gevellijn";
de afstand tussen het hoofdgebouw en het bijgebouw van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10 meter;
4.2.3 Andere gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, anders dan hoofdgebouwen en bijgebouwen van het hoofdgebouw, gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
op de gronden met de specifieke aanduiding "(ks)":
het bruto vloeroppervlak van het bedrijfsgebouw bedraagt niet meer dan 1.500 m2.
het gebouw dient te zijn voorzien van een zadeldak of een aaneenschakeling daarvan;
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 5 en 7 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van wegbewijzeringsborden, aanduidingsborden, en dergelijke mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 3 meter;
de bouwhoogte van sport- en spelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten en banieren bedraagt niet meer dan 5 meter;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
gebouwde terrein- en erfafscheidingen zijn niet toegestaan.
4.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:
de waterhuishouding;
de brandveiligheid en rampenbestrijding;
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend bebouwingsbeeld en de landschappelijke inrichting;
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 specifieke gebruiksregels
4.4.1 Kas
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1 onder h. is ter plaatse van de functieaanduiding "(ks)" het volgende specifieke gebruik toegestaan:
een centrale voorziening ten behoeve van de verblijfsrecreatie, waaronder in elk geval wordt begrepen:
de opslag van aan de verblijfsrecreatie gerelateerde goederen en materieel;
gemeenschappelijke voorzieningen voor de verblijfsrecreanten, waaronder de stalling en opslag van pleziervaartuigen;
het duurzaam opwekken van energie, al dan niet met gebruikmaking van warmte(koude)opslagtanks en transformatoren, uitsluitend ten behoeve van de eigen energievoorziening.
het gebruik van de bestaande kas, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, overeenkomstig de gebruiksregels als gegeven onder a. van dit artikel;
de gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de bestaande kas overeenkomstig de bouwregels als gegeven in 4.2.2 van deze planregels.
4.4.2 Voorzieningen ten behoeve van de waterkwaliteit
Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving als gegeven in artikel 4.1 onder f. is het volgende specifieke gebruik toegestaan:
voorzieningen ten behoeve van de waterkwaliteit, uitsluitend in de vorm van helofytenfilters, met een totale oppervlakte van maximaal 350 m2.
4.4.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
agrarische doeleinden;
wedstrijd-, kampeer- of caravanterreinen;
permanente bewoning van de recreatiewoningen;
het gebruik van recreatiewoningen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf in welke vorm dan ook;
recreatief nachtverblijf in gebouwen, anders dan recreatiewoningen;
het in gebruik nemen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie of daaraan gerelateerde functies;
de huisvesting van arbeidsmigranten;
detailhandel;
horeca;
opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, waarbij buitenopslag en buitenstalling van goederen als strijdig wordt aangemerkt;
het afmeren van woonarken.
4.4.4 Uitzonderingen strijdig gebruik
ter plaatse van de functieaanduiding "(ks)" is het bepaalde in artikel 4.4.2 onder f. niet van toepassing.
4.4.5 Voorwaardelijke verplichting
Met betrekking tot de gronden die zijn bestemd als bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen van het hoofdgebouw, als bedoeld in artikel 4.2.2 van de planregels, pas verleend zodra vaststaat dat de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in het plan- gebied, zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, is gesloopt, met dien verstande dat de bestaande bebouwing op de gronden die zijn bestemd als bestemming:
'Natuur' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand gebouw‘; en
'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw‘,
geen onderdeel uitmaakt van deze voorwaardelijke (sloop)verplichting.
Artikel 5 Water
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor Water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterlopen, waterplassen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
het behoud en herstel van natuurwaarden;
oevers en groenvoorzieningen langs het water;
de bij waterlopen en waterplassen behorende bouwwerken waaronder keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers;
steigers en vlonders;
langzaam verkeer op het water;
alsmede:
ter plaatse van de functieaanduiding "(zb)", een buitenzwembad met een oppervlakte van ten hoogste 120 m2, uitsluitend ten behoeve van recreanten van het aansluitende recreatieterrein;
ter plaatse van de functieaanduiding "(br)", ten hoogste één oeververbinding (brug) ten behoeve van wegen en paden, met een maximale breedte van 3,5 meter.
5.2 bouwregels
Op de gronden als bedoeld in 5.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
En gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
5.2.1 Steigers en vlonders
Voor het bouwen van steigers en vlonders gelden de volgende regels:
steigers en vlonders mogen uitsluitend worden gebouwd evenwijdig en aansluitend aan de oevers die zijn bestemd als bestemming Recreatie -Verblijfsrecreatie;
de breedte en de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 meter;
er dient een vrije vaarbreedte van minimaal 4,5 meter gewaarbord te zijn;
het bouwen op een steiger of vlonder is niet toegestaan.
5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.
5.3 specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
ligplaats voor woonarken;
al dan niet permanente bewoning.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Water" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds
het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
het aanbrengen van wijzigingen van drainagesystemen.
5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Dit verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud;
noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 van dit artikel zijn alleen toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de in 5.1 genoemde doeleinden dan wel waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
5.4.4 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid als bedoeld in 5.4.1 van dit artikel wint het bevoegd gezag advies in van het Hoogheemraadschap van Rijnland omtrent de vraag als bedoeld in 5.4.3 van dit artikel.
Artikel 6 Wonen
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in woongebouwen;
het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf in samenhang met het wonen;
bijbehorende bouwwerken;
tuinen en erven;
parkeervoorzieningen en ontsluitingen ten behoeve van het wonen;
aanlegplaats voor pleziervaartuigen;
alsmede:
ter plaatse van de functieaanduiding "(os)" de verkeersweg voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de achtergelegen recreatiepercelen.
6.2 bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen met bijbehorende bouwwerken;
bijbehorende bouwwerken van het hoofdgebouw;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
het aantal woningen zoals aanwezig op het moment van terinzageligging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vermeerderd;
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken als aangegeven op de planverbeelding, worden gebouwd;
de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
de voorgevel van het hoofdgebouw dient in dan wel maximaal 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn te worden gebouwd evenwijdig aan de weg;
de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen en van een twee-onder-een-kapwoning maximaal 10 meter;
de bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
bij woningen met een kap mag een dakkapel worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
voor zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de hiervoor opgenomen breedte- of afstandsmaten;
gebouwde parkeervoorzieningen onder het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken van het hoofdgebouw
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken van het hoofdgebouw gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende regels:
de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,3 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 60 m2.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m²;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter.
6.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de waterhuishouding;
de brandveiligheid en rampenbestrijding;
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 afwijken van de bouwregels
6.4.1 Erkers
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 ten behoeve van bouwen van een aan- en/of uitbouw aan de voorgevel (erker), met dien verstande dat:
deze afwijkingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast indien de diepte van de betreffende voortuin 2,5 meter of meer bedraagt;
de maximum diepte van de erker 1 meter bedraagt;
de maximum breedte van de erker 3/5 deel van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt;
de bouwhoogte van de erker niet hoger is dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
de erker bedoeld is om de woonkamer of de keuken te vergroten.
6.5 specifieke gebruiksregels
6.5.1 Aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf
Volgens de gebruiksregels als gegeven in 6.1 sub b. van dit artikel is binnen de bestemming "Wonen - Lintbebouwing" het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of - bedrijf toegestaan, onder de voorwaarden dat:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf niet groter is dan 30% van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
6.5.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
het in gebruik nemen van voormalige agrarische bebouwing als bijbehorend bouwwerk van het hoofdgebouw;
zelfstandige kantoorruimte;
bewoning als afhankelijke woonruimte;
recreatief nachtverblijf;
staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
sport-, wedstrijd- of speelterreinen, kampeer- of caravanterreinen, parkeren;
de huisvesting van arbeidsmigranten;
detailhandel;
horeca.
6.5.3 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting‘ (sba-vp) wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van bijhorende bouwwerken van het hoofdgebouw, zoals bedoeld in artikel 6.2.1, lid b. en 6.2.3 van deze planregels, pas verleend zodra vaststaat dat de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, is gesloopt.
6.6 afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, 6.2.2. sub a. en 6.5.2 van dit artikel voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
op het perceel al een woning aanwezig is;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 (WR-A-1) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
7.2 bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 50 m,² waarbij geen graaf- of heiwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden;
het bepaalde onder c. van dit artikel is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde in artikel 7.2 onder c. voor het bouwen groter dan 50 m² en dieper dan 40 centimeter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
7.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen
Indien uit het onder 7.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3.3 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 7.3.1 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.
7.3.4 Bouwverbod
Indien uit het in 7.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 7.3.2 van dit artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
7.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden te verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt.
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;
van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
7.4.4 Verlenen van omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
Voor zover de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, kunnen leiden tot een aantasting van de archeologische waarden kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodem-verstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden aangetast, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn veiliggesteld.
7.4.5 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 7.4.4 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 (WR-A-2) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
8.2 bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van de onder a. van dit artikel bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m², waarbij geen graaf- of heiwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld plaatsvinden;
het bepaalde onder c. van dit artikel is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken voor grotere en diepere maten
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het hiervoor bepaalde in artikel 8.2 onder c. voor het bouwen groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 centimeter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
dat de archeologische waarden van de gronden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
8.3.2 Verlenen van omgevingsvergunning voor bouwen
Indien uit het onder 8.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.3 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 8.3.1 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.
8.3.4 Bouwverbod
Indien uit het in 8.3.1 van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden aangetast, zonder dat het mogelijk is om deze door de in 8.3.2 van dit artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
8.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden te verrichten, behoudens de daarbij vermelde uitzonderingen:
het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt;
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter;
het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 10.000 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 40 centimeter.
8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud;
van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid van de werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, zijn slechts toelaatbaar voor zover het belang dat met de dubbelbestemming wordt gediend, hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
8.4.4 Verlenen van omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden
Voor zover de werken of werkzaamheden die onder het verbod vallen, of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, kunnen leiden tot een aantasting van de archeologische waarden kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één of meer van de volgende voorschriften verbinden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodem-verstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden aangetast, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn veiliggesteld.
8.4.5 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 8.4.4 van dit artikel, wint het bevoegd gezag advies in bij de archeologische deskundige.
Artikel 9 Waarde - Landschap
9.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Landschap (WR-L) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en versterking van de landschappelijke waarden. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
9.2 bouwregels
Op de gronden mogen bouwwerken worden gebouwd volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming die op de gronden rust.
9.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde - Landschap" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden te verrichten:
het dempen, graven, vergroten of herprofileren van watergangen en waterpartijen;
het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven dan wel ontgraven van bestaande dammen, dijken en taluds;
het ontginnen, verlagen van de bodem, afgraven, ophogen of egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
het permanent opslaan van goederen;
het aanbrengen van drainagesystemen, tenzij het de vervanging van een bestaande drainage betreft;
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Dit verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud;
noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning of krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet vastgesteld beheersplan;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
9.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.5.1 van dit artikel zijn alleen toelaatbaar als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de in 9.1 genoemde doeleinden dan wel waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
9.3.4 Advies over omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid als bedoeld in 9.5.1 van dit artikel wint het bevoegd gezag advies in van de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag als bedoeld in 9.5.3 van dit artikel. Indien de waterhuishouding en/of de waterafvoer in het geding is, dient het Hoogheemraadschap van Rijnland daaromtrent te worden gehoord.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Algemene regels voor ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals;
plinten, pilasters, kozijnen, standplaatsen voor hemelwater, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en liftschachten;
gevel- en kroonlijsten, luifels, uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken;
putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;
hijsinrichtingen,
buiten beschouwing gelaten, voor zover de overschrijding van bouw- c.q. bestemmings- grenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting;
opslag van ten behoeve van privé-doeleinden, anders dan op gronden met de bestemming "Wonen - Lintbebouwing";
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerzone - LIB - Beperkingengebied bebouwing"
Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - lib art. 221 nr. 4' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
Van bestaand gebruik als bedoeld in sub c, is sprake indien op de datum van inwerkingtreding van dit plan op de desbetreffende plaats een gebouw rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt.
In afwijking van sub c, zijn daarin bedoelde gebouwen eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de andere regels die ter plaatse gelden, prevaleert dit artikel.
13.2 Gebiedsaanduiding "Luchtvaartverkeerszone - LIB - Beperking aantrekken vogels"
Op de gronden die zijn aangewezen als gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - lib art. 223' is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
viskwekerijen met extramurale bassins;
opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
natuurreservaten en vogelreservaten;
moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming toegestaan voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van dit plan.
In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de overige regels die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Beperking aantrekken vogels'.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
14.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 15%, voor zover zulks van belang is voor een technisch of estetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
14.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals bewaarplaatsen voor huisvuilcontainers, gasdrukregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 m² bedragen;
het bouwen van geluidwerende voorzieningen, vrijstaande muren, riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, zonnecollectoren, en informatie- en reclameborden;
het plaatsen van bouwwerken die geen gebouwen zijn ten behoeve van zend-, ontvangst- en of sirenemasten op elk gebouw, met in achtneming van de hoogtebeperkingen die gelden ingevolge het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol;
overschrijdingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
het bepaalde onder a. tot en met d. van dit artikel is slechts van toepassing indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
het aanpassen van opgenomen regels van de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na vaststelling het plan worden gewijzigd.
Artikel 16 Algemene procedureregels
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
19.1 Vervangen bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt in zijn geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:
het bestemmingsplan “Uiterweg Plasoevers 2005”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 18 december 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 12 juni 2007.
19.2 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Royal Terra Nova".