direct naar inhoud van Regels

1e herziening Hornmeer - Fusieschool Hornmeer

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.08A-VG01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

TOELICHTING

 
Inhoudsopgave

 

TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding en doelstelling

 

Door een fusie van drie voetbalverenigingen wordt het sportcomplex Hornmeer en het Hornmeerpark geherstructureerd. De locatie in het noordwesten van het sportpark, het perceel aan de Dreef 1 ter plaatse van een van de sportvelden, komt hierdoor beschikbaar. Dit perceel is in eigendom van de gemeente Aalsmeer.

 

In Aalsmeer zijn de protestants christelijke basischolen De Hoeksteen en De Wegwijzer gevestigd. De realisatie van een fusieschool is een wens van het schoolbestuur. Dit biedt voor de gemeente kansen voor herontwikkeling en opbrengsten van de vrijkomende locaties. De bouw van de fusieschool op de nieuwe locatie aan de rand van het sportpark kan hierdoor gefinancierd worden.

 

De bouw van de fusieschool past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Op 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld en aangegeven dat er een globaal bestemmingsplan kan worden voorbereid. Het bestemmingsplan is het belangrijkste publiekrechtelijk instrument om doelstellingen, in dit geval het bouwen van de fusieschool, te realiseren.

 

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het perceel is gelegen in de wijk Hornmeer. De Hornmeer is gelegen tussen de Westeinderplassen in het westen, de Burgemeester Kasteleinweg in het oosten, de wijk Stommeer in het noorden en de gemeentegrens met Uithoorn en de Bachlaan in het zuiden. Het oostelijk deel van de Hornmeer bestaat uit een (sport)park. Met de herstructurering komt het te ontwikkelen perceel in het noordwesten van het sportpark aan de Dreef nabij de kruising met de Zwarteweg vrij.

 

 [image] [image]

 

Afbeelding 1: ligging in de Hornmeer Afbeelding 2: ligging nader ingezoomd

 

 

 

 

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

 

Dit bestemmingsplan vervangt, voor zover dit betrekking heeft op de ontwikkellocatie, het bestemmingsplan 'Hornmeer' zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013 en onherroepelijk is geworden op 20 september 2013.

 

De gronden binnen het plangebied hebben in het bestemmingsplan 'Hornmeer' de bestemmingen 'Groen', 'Sport' en 'Verkeer'. Binnen 'Sport' zijn bouwvlakken aangeduid waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht (kantine, kleedruimten, tribune). Op de overige gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. De locatie ligt op de grens van zone IV van het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). Het oostelijk deel van de locatie heeft om die reden een gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - LIB zone IV'. Binnen deze zone mogen geen gebouwen met geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.

 

 [image]

 

Afbeelding 3: voorheen geldend bestemmingsplan

 

Deze geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan (gedeeltelijk) te vervallen.

 

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

 

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

 

 

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

  

2.1 Functionele en ruimtelijke uitwerking

 

Op basis van de leerlingenprognoses van de gemeente hebben de schoolbesturen een ruimtelijk programma van eisen en een technisch programma van eisen op gesteld waaraan het ontwerp van de nieuwbouw en de inrichting van het schoolterrein aan moet voldoen. Deze eisen zijn vertaald in uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. De uitgangspunten hebben consequenties op ruimtelijk en op functioneel niveau. Verder wordt in deze paragraaf beschreven wat er fysiek komt/verandert en op welke manier de gronden gebruikt zullen gaan worden.

 

 

2.1.1 Veranderingen op ruimtelijk niveau

 

In de huidige situatie is de planlocatie een sportterrein (ca. 125 x 105 meter). Rond het sportveld staat enige bebouwing.

 

Bebouwing

De programmatische opgave waarvoor huisvesting moet worden gezocht resulteert in nieuwbouw met een bruto vloeroppervlak van circa 2855 m2. De fusieschool zal maximaal 2 bouwlagen hoog worden (maximaal 9 meter). De exacte positionering van het gebouw op het beschikbare perceel van circa 7100 m2 zal nader worden bepaald. Enige voorwaarde is dat dit plaats vindt binnen het ruime bouwvlak. De bebouwing met geluidsgevoelige functies dient buiten de beperkingenzone van het LIB, dus aan de westzijde van het plangebied, te liggen.

 

De bebouwing op het bijbehorend terrein zal minimaal zijn en zich beperken tot hooguit een overkapte fietsenstalling. Van de bestaande bebouwing van de voormalige voetbalvereniging zal alleen het clubgebouw en de kleedkamers, één bouwlaag waarvan een deel met een tentdak, gehandhaafd blijven.

 

Openbaar gebied

De positionering van de ontsluiting op de Dreef aan de zuidzijde van het plangebied blijft onveranderd. Buiten het plangebied zal de fietspadenstructuur worden omgelegd. Ten oosten van het plangebied zal het fietspad van de Zwarteweg het sportterrein ontsluiten. Deze takt weer aan op de Dreef. Het schoolterrein wordt voor fietsers aan deze oostzijde ontsloten. De inrichting van de ontsluiting- en fietspadenstructuur is als bijlage 1 toegevoegd.

 

Het buitenterrein van de school zal georienteerd zijn op de zuidzijde en zal, op een aantal speeltoestellen en hekken na, onbebouwd zijn. De zone tussen de school en het parkeerterrein is diffuus, dat wil zeggen dat de inrichting gemengd is. Tussen het schoolgebouw en de Dreef zal de brede groenstrook worden gehandhaafd. Het struweel zal worden verwijderd om zicht op het gebouw vanaf de Dreef mogelijk te maken. Afstand van het schoolgebouw tot de as van weg van de Dreef is minimaal 43 meter.

 

 

2.1.2 Veranderingen op functioneel niveau

 

Het overwegend onbebouwde terrein wordt gebruikt als buitensportlocatie (voetbal). De bebouwing was in gebruik als tribune, clubhuis/kantine en opslag- en kleedruimte ten behoeve van de voetbalvereniging.

 

Het schoolgebouw huisvest naast de twee basisscholen met totaal 17 lokalen, 2 speellokalen en een gemeenschappelijke aula een aantal multifunctioneel inzetbare ruimten. Hierin moet in ieder geval ruimte zijn voor een kinderopvang in de vorm van 4 groepsruimtes voor gehele dagopvang. Hiervan kan 40% ingezet worden voor voor-tussen- en naschoolse opvang. De gemeenteschappelijke aula zal tevens gebruikt kunnen worden voor vieringen, beeldende vorming, drama en muziek als een soort theater als spilfunctie in de buurt.

 

Het te handhaven clubhuis zal door de gemeente worden verhuurd ten behoeve van een maatschappelijke functie. Hierbij wordt gedacht aan de verplaatsing van het buurthuis aan de Roerdomplaan.

 

De onbebouwde terreinen, deels openbaar, deels behorende bij de school, zullen gebruikt worden als speelterrein, parkeerterrein, eventueel kiss-and-ridezone, ontsluitingsweg voor autoverkeer, fiets- en voetpaden en groen. De groenzone tussen de Dreef en de schoollocatie is openbaar groen.

 

 

2.2 Motivatie gemaakte keuzes

 

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd de geldende bestemming 'Sport' te wijzigen naar 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming wordt de ontwikkeling van een nieuwe basisschool en kinderopvang voorzien. Het bestaande clubhuis van de voetbalvereniging worden aangewend ten behoeve van een nader te bepalen maatschappelijk gebruik. Het te ontwikkelen terrein is gelegen aan de rand van het sportpark Hornmeer wat samen met het Hornmeerpark wordt geherstructureerd en opnieuw wordt ingericht.

Door de fusie van voetbalverenigingen komt het noordelijke deel van het sportpark, globaal gelegen tussen de Dreef, de Zwarteweg en de Burgemeester Kasteleinweg en het parkeerterrein achter het tankstation aan de Dreef, vrij voor herontwikkeling. Het gebied is deels gelegen buiten de beperkingenzone LIB zone IV waarbinnen bebouwing voor geluidsgevoelige functies is toegestaan. Deze gebieden, binnen het bebouwde gebied van Aalsmeer, zijn schaars, dus dient de gemeente zorgvuldig om te gaan met het herbestemmen van dergelijke gebieden.

 

De gemeente heeft zich in de Gebiedsvisie Aalsmeer tot opdracht gesteld te zoeken naar een geschikte locatie voor de fusie van de twee basisscholen. De ene basisschool is gelegen aan de Ophelialaan (Stommeer) en de andere school aan de Meervalstraat (Hornmeer). De zoeklocatie dient goed bereikbaar te zijn voor de gebruikers in beide verzorgingsgebieden. De lokatie aan de Dreef is centraal gelegen tussen beide schoollocaties. Daarnaast is deze locatie uitermate geschikt omdat gebruik gemaakt kan worden van voorzieningen op het sportpark zoals zwembad, sporthal en sportvelden.

 

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan met het benodigde programma en de locatiekeuze voorziet in een actuele regionale behoefte. Er wordt duurzaam met de beschikbare ruimte omgegaan en het bestemmingsplan voorziet in een goede ruimtelijke ordening. Voor een nadere beleidsmatige beoordeling en de toetsing van de verschillende milieutechnische aspecten wordt verwezen naar de hoofdstukken 6 en 7.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

 

3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

 
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden, verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.

 
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor de burger. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.

 
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Aalsmeer. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

 

 

 

3.2 De bestemmingen

 

artikelsgewijze beschrijving regels en bestemmingen

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Begrippen (artikel 1)

hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

 

Wijze van meten (artikel 2)

hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 betreft de bestemming 'Groen'

Binnen deze bestemming kan de bestaande groenzone worden gehandhaafd. De bestemming staat nauwelijks bebouwing toe.

 

Artikel 4 betreft de bestemming 'Maatschappelijk'

Binnen deze bestemming is het gebruik van maatschappelijke dienstverlening toegestaan, waaronder een onderwijsvoorziening en kinderdagopvang. Hierbij hoort het gebruik van de buitenruimte als speelterrein, parkeren en een kiss-and-ride zone zoals op de planverbeelding is aangeduid. Er dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden volgens de op de planverbeelding aangeduide maximum bouwhoogte, vloeroppervlakte bvo of bebouwingspercentage. Voor de bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.

 

Artikel 5 betreft de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'

Binnen deze bestemming is de ontsluiting ten behoeve van het verkeer in de vorm van rijwegen, fiets- en voetpaden en parkeren toegestaan. Daarnaast zijn groen- en speelvoorzieningen tevens ten behoeve van de school toegestaan. De bestemming staat nauwelijks bebouwing toe.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)

Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.

 

Algemene bouwregels (artikel 7)

In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.

 

Algemene gebruiksregels (artikel 8)

In dit artikel wordt aangegeven welk gebruik in welk geval niet is toegestaan of welke bijzondere bepalingen verder nog gelden ten aanzien van bepaalde onderdelen van de bestemmingsomschrijving.

 

Luchtvaartverkeerszone-LIB artikel 2.2.1 nr. 4 (artikel 9)

Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de gebiedsaanduidingen en vrijwaringszones (Luchtvaartverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn. Binnen zone nr. 4 mogen geen bouwwerken met een geluidsgevoelige bestemming worden opgericht.

 

Algemene afwijkingsregels (artikel 10)

In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.

 

Algemene procedureregels (artikel 11)

In dit artikel staat aangegeven welke procedure er gevoerd moet worden om nadere eisen te kunnen stellen.

  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht (artikel 12)

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

 

Slotregel (artikel 13)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.

 

 

 

 

 

3.3 Uitgangspunten

 

Het bestemmingsplan '1e herziening Hornmeer - Fusieschool' komt overeen met de Gebiedsvisie Aalsmeer (raad d.d. 26 november 2009) en de Uitvoeringsparagraaf van de Gebiedsvisie (raad d.d. 18 december 2014). In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de structuurvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.

 

Het bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht. Het plan beoogt een planologisch ontwikkel- en beheerkader tegen geven op basis waarvan er een omgevingsvergunning voor de bouw van een fusieschool afgegeven kan worden. Het ontwerp van de school is nog niet geheel uitgekristaliseerd. Het programma van eisen is daarentegen bekend. Zaak is een globaal bestemmingsplan op te stellen waarbinnen verschillende ontwerpen van de school mogelijk zijn. Binnen het schoolgebouw dient ook een locatie voor kinderopvang gerealiseerd te worden. Er is tevens een ambitie het gebouw als spilfunctie in de buurt te laten vervullen. Het omliggend terrein dient te worden ingericht als schoolplein. Voor zover op openbaar terrein gelegen wordt dit nader ingericht en is dubbelgebruik in de vorm van spelen, groen en fiets- en voetpaden gewenst. Daarnaast dient er voldoende ruimte te worden gereserveerd voor een veilige ontsluiting met de mogelijkheid voor een kiss-and-ride zone en voldoende parkeerruimte voor auto's en fietsen (eventueel overkapt). Binnen het plangebied ligt het voormalig clubgebouw van voetbalverening Aalsmeer. De gebruiksmogelijkheden van dit pand dienen te worden vergroot.

 

De bebouwing ten behoeve van de geluidsgevoelige functies dienen buiten het beperkingengebied LIB zone IV gerealiseerd te worden. Voor het schoolgebouw ligt een duurzaamheidsopgave, mede omdat vanaf 2018 alle overheidsgebouwen energieneutraal dienen te worden uitgevoerd. Voorzover deze eisen ruimtelijke gevolgen hebben, zal het bestemmingsplan deze ruimte bieden.

 

 

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

 

4.1 Economische uitvoerbaarheid

 

Ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid en het kostenverhaal kan het volgende worden gesteld. Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen (zie artikel 6.2.1. Bro). Het enige bouwplan dat in het bestemming wordt mogelijk gemaakt is de gemeentelijke school.  

 

In dit geval wordt in de financieel economische haalbaarheid voorzien aangezien de gemeenteraad krediet ter beschikking heeft gesteld ter dekking van de grondexploitatiekosten (volgens Bro 6.2.4) die nodig zijn om het voorgenomen bouwplan te kunnen verwezenlijken. 

 

Deze kosten zijn, samen met andere kosten, opgenomen in het reeds door de gemeenteraad verleende “voorbereidingskrediet” ter grootte van  € 130.000.

Doordat het bestemmingsplan, naast het gemeentelijke bouwvoornemen, geen verdere directe bouwtitels bevat is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

Van het verhalen van bij de gemeente ontstane ruimtelijke kosten op derden is hier geen sprake.

 

 

4.2 Actuele regionale behoefte

 

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;

  2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

  3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

 

Aan de hand van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' kan de ontwikkeling voor de bouw van een fusieschool als volgt worden beoordeeld:

 

Ad 1) Is er een actuele regionale behoefte

Aan de hand van de leerlingenprognose voor beide samen te voegen basisscholen tot 2031 kan worden gesteld dat het aantal leerlingen en groepen gelijk blijft met een piek in 2022/2023. Als dit wordt vertaald in oppervlakten neemt de benodigde ruimte toe van 2025 m2 bvo (per 1 oktober 2014) naar maximaal 2255 m2 (tussen 2019 en 2024). Voor beide scholen is er dus een ruimtevraag binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (actuele behoefte). De huidige schoollocaties en schoolgebouwen hebben niet voldoende ruimte. Daarnaast dienen alle overheidsgebouwen per 2018 energieneutraal te worden uitgevoerd. Ook de kwalitatieve behoefte noodzaakt tot nieuwbouw van een duurzame fusieschool. Temeer omdat daarbij de oude schoollocaties weer voor andere stedelijke ontwikkelingen kunnen aangewend. De actuele behoefte kan niet regionaal (gemeenteoverschrijdend) worden ingevuld. Het verzorgingsgebied van een basisschool strekt in het algemeen niet verder dan een wijk of buurt. Het zoekgebied voor nieuwbouw beperkt zich dus tot de Hornmeer en de Stommeer.

 [image]

Afbeelding 4: schematische weergave van het verzorgingsgebied

 

Ad 2) Wordt voorzien in behoefte binnen BBG

Het zoekgebied beperkt zich op wijkniveau (Hornmeer en Stommeer). De regio is dus klein. Er zijn geen bestaande gebouwen binnen het zoekgebied die kunnen worden hergebruikt. De locatie waar nieuwbouw plaatsvindt ligt binnen het Bestaand Bebouwd Gebied van de gemeente Aalsmeer. Het ontwikkeling vindt plaats binnen de herstructurering van een sportpark. Hierdoor wordt effectiever, dus duurzamer, omgegaan met de benutting van de beschikbare ruimte. Sportverenigingen fuseren, een oud kassencomplex aan de rand wordt betrokken bij het sportpark en overige loze ruimten krijgen een meer doelmatige invuling. De ontwikkeling profiteert daarnaast van de voorzieningen binnen het sportpark zoals het zwembad en de sporthal. Daarnaast kan de ontwikkeling multifunctioneel worden ingezet als spilfunctie voor de buurt en kinderopvang.

 

Als trede 2 positief wordt beantwoord hoeft trede 3 van de ladder niet te worden doorlopen. Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling die voorziet in een actuele regionale behoefte die binnen bestaand bebouwd gebied kan worden voorzien.

 

 

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.3.1 Participatie

 

Over de ontwikkeling heeft op 27 oktober 2014 een voorlichtingsavond plaatsgevonden. Vervolgens is er op 16 april 2015 een participatieavond geweest over de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Op deze avond zijn verschillende modellen gepresenteerd waarop de genodigden hun advies over konden geven. Van de avond is verslag gelegd.

 

 

4.3.2 Bro-partners

 

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 15 juli 2015.

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 4 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Gedeputeerde Staten van Provincie Noord-Holland

  2. Hoogheemraadschap van Rijnland

  3. Ministerie EL&I

  4. Gasunie

  5. Liander

  6. PWN Noord-Holland

  7. Rijkswaterstaat

  8. Stadsregio Amsterdam

  9. Gemeente Uithoorn

  10. Vrijwillige Adviescommissie

  11. Brandweer Amstelland

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 3, 4, 6, 8, 9 en 11 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 5 en 7 hebben te kennen gegeven, dat zij geen opmerkingen hebben, dan wel dat het voorontwerp geen onderwerpen raken waarbij deze instanties belang hebben.

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1 en 2 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan.

 

In bijlage 2 volgt een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.

 

Gebruikers van de locatie, VPCO De Basis en Solidoe, zijn eveneens betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Zij zijn gekend in de mogelijkheden die het plan biedt en hebben hun opmerkingen geplaatst.

 

 

4.3.3 Zienswijzen

 

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd van 11 december 2015 tot en met 21 januari 2016.

Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

 

 

4.4 Handhaving

 

Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

 

Een bestemmingsplan dient een handhavingsparagraaf te bevatten. Hierin dient een toelichting te worden gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan zal handhaven, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.

 

Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van bestemmingsplannen ter hand te nemen en te blijven nemen.

 

Uit de planregeling volgt geen directe opgave voor handhaving. Er zijn immers geen strijdige en illegale functies geconstateerd die ingevolge het bestemmingsplan dienen te worden beëindigd. Het gemeentelijke beleid voor de aanpak van de handhaving is neergelegd in de Nota "Handhaving in Aalsmeer, 2011-2015", zoals vastgesteld op 12 mei 2011 door de gemeenteraad. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van toezicht en handhaving. De nota stelt een hoge prioriteit aan een gebiedsgerichte handhaving van geactualiseerde bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan valt daar niet onder. Dit houdt in dat handhaving van excessen plaats vindt binnen het rode spoor van het uitvoeringsprogramma Handhaving 2013-2014. Binnen de reguliere werkzaamheden wordt primair handhavend opgetreden naar aanleiding van handhavingverzoeken. In andere gevallen wordt in beginsel niet actief handhavend opgetreden.

 

 

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

 

 

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

 

De planlocatie is een sportveld (125 x 105 meter) in een grofmazig opgezet sportpark. Aan de westzijde van het voetbalveld staat een tribune (circa 180 m2) van circa 6 meter hoog. Aan de oostzijde van het veld staat bebouwing (circa 800 m2) met één bouwlaag en plaatselijk een kap. Om het voetbalveld staan bouwwerken zoals licht- en vlaggenmasten en ballenvangers.

 

Het sportpark en het Hornmeerpark is gelegen tussen de woonwijk Hornmeer en de Burgemeester Kasteleinweg in het zuidelijk deel van de gemeente Aalsmeer. Op het (sport)park zijn verschillende sport- en recreatievoorzieningen aanwezig met een lokale functie.

 

De planlocatie is gelegen aan de Dreef in het westen en de Zwarteweg in het noorden. Deze wegen hebben een ruim profiel met twee rijbanen, fietspaden en brede bermen en kunnen worden aangemerkt als buurt/wijkontsluitingswegen. Het (sport)park is omzoomd door een brede groenstrook met twee rijen bomen en struweel.

 

De planlocatie is in de Welstandsnota Aalsmeer aangeduid als 'sport en recreatie' (gebied 29). Het sportpark is eenvoudig qua opzet en bebouwing. Veel aanvullende welstandseisen worden niet gesteld. De hoofdvorm van de aanwezige bebouwing is helder en de architectuur eenvoudig. Bebouwing is over het algemeen 2 bouwlagen hoog.

 

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen cultuurhistorische elementen, monumenten, historische linten of archeologisch waardevol gebieden aanwezig.

 

 

5.2 Functioneel gebruik

 

5.2.1 Maatschappelijke functies

De planlocatie is in gebruik als sportveld, clubhuis, kleedkamers en tribune van Voetbalvereniging Aalsmeer.

 

 

5.2.2 Verkeer en vervoer

 

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten via de Dreef. Bezoekers uit de wijk Stommeer zullen via de noordelijk gelegen Zwarteweg of de Hortensialaan hun weg zoeken. De wijk Hornmeer is naar het zuiden via de Dreef naar de Roerdomplaan of Beethovenlaan te bereiken.

Per fiets is het plangebied bereikbaar via dezelfde ontsluiting als voor autoverkeer.

 

Parkeren

Parkeren ten behoeve van de sportvoorziening vindt plaats op het groot parkeerterrein ten zuiden van de locatie. Dit parkeerterrein ligt buiten het plangebied. Er is hier een overschot aan parkeren, vooral overdag.

 

 

5.2.3 Horeca

In het clubhuis van de voetbalvereniging vindt paracommerciele horeca plaats. Voor 200 m2 is een horecavergunning afgegeven.

 

 

5.2.4 Natuur en Groen

 

De planlocatie is omzoomd met een forse groenstrook met aan de zijde van de Dreef een dubbele bomenrij in het gras en dicht struweel en aan de zijde van de Zwarteweg een enkele bomenrij en het dichte struweel. [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding : groenstrook aan de zijde Dreef gezien vanaf de ontsluiting

 

 

5.2.5 Veiligheid

 

Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

 

6.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.

 

 

6.2 Rijksbeleid

 

Hieronder volgt het beleid van het rijk, waar indien relevant voor het plangebied met dit rijksbeleid rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.

 

 

6.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

 

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van een dertiental onderwerpen.

 

Conclusie

Het ontwikkelen van een school raakt geen van deze onderwerpen en is zodoende niet in strijd met het rijksbeleid.

 

 

6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)

 

In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) dat hoort bij de Schipholwet uit 2003 zijn ruimtelijke maatregelen in verband met de luchthaven Schiphol opgenomen. Op gronden zoals bedoeld in artikel 2.2.1, 2.2.2 en 2.2.3 van het Luchthavenindelingbesluit gelden in bepaalde gebieden rondom Schiphol aanvullende bepalingen met betrekking tot bebouwing en gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een vogelaantrekkende werking.

 

Het plangebied valt binnen de invloedszones van luchthaven Schiphol. Ter plaatse gelden beperkingen ten aanzien van hoogte (maximaal 45 meter). Het oostelijke deel van het plangebied is gelegen binnen beperkingenzone IV. Hier mogen geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister van Infrastructuur en Milieu op basis van het bepaalde in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. Verder zijn geen vogelaantrekkende functies toegestaan, zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare.

 

Conclusie

De ontwikkeling heeft een bouwhoogte van maximaal 9 meter en blijft hiermee onder de maximaal toegestane bouwhoogte. Het schoolgebouw zal gerealiseerd worden ten westen van de beperkingenzone IV. Ten oosten van deze zonegrens voorziet het bestemmingsplan in een algemeen gebruiksverbod voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Tot slot voorziet het bestemmingsplan niet functies die vogelaantrekkend zijn. Het bestemmingsplan in niet in strijd met het Lib.

 

 

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

6.3.1 Beleid van de provincie

 

Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. Op 28 september 2015 is deze gewijzigd. De structuurvisie geeft aan welke provinciale belangen aan de orde zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. De structuurvisie bevat de ontwikkelingsstrategie voor de komende dertig jaar. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is de ontwikkelingsstrategie uitgewerkt in concrete activiteiten met als doel uiteindelijk de visie te realiseren.

 
Uitgangspunt van het ruimtelijke beleid is ook in de toekomst Noord-Holland aantrekkelijk te laten blijven als diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en met de kracht van het landschap als basis. Hieruit volgen een aantal provinciale belangen. De drie hoofdbelangen, duurzaam ruimtegebruik, klimaatbestendigheid en ruimtelijke kwaliteit van cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad, vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

 

Volgens de totaalkaart van de Structuurvisie is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als "Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen Bestaand Bebouwd Gebied". Voor dit gebied dient het ruimtelijke beleid gericht te zijn op het bevorderen van innovatief ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en kwaliteitsverbetering en het realiseren van kennisintensieve en creatieve milieus.

Door demografische ontwikkelingen is met name in dorpen sprake van grote ruimtelijke, economische en sociale dynamiek, waardoor de identiteit van de dorpen onder druk komt te staan. Aan de hand van de structuurvisie wil de provincie vanuit een duurzaam toekomstperspectief een bijdrage leveren aan het versterken van de identiteit van dorpen. Maatschappelijke voorzieningen zijn daarbij een belangrijk onderdeel, omdat deze bij kunnen dragen aan de leefbaarheid en sociale cohesie van Noord-Hollandse steden en dorpen.

 
Provinciale Ruimtelijke Verordening

Op 28 september 2015 heeft Gedeputeerde Staten de meeste recente Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren, dienen plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG).

 
Conform artikel 9 van de Verordening is "BBG" de bestaande of de bij een op het moment van inwerkingtreding van de verordening geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en kassen. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern.".

 

Conclusie

Ter plaatse van de projectlocatie zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan sportvoorzieningen toegestaan. Dergelijke voorzieningen vallen niet onder BBG. De locatie maakt daarom geen deel uit van BBG. Het is evenwel ook geen landelijk gebied. De conclusie is dan ook dat er geen afwijkingsregels van toepassing zijn. Op basis van de demografische ontwikkelingen zal in het zuidelijk deel van de provincie Noord-Holland de komende periode (tot 2025) het aantal basisschoolleerlingen toenemen. De huisvesting en verduurzaming hiervan zal plaatsvinden buiten BBG. Het projectgebied ligt echter zodanig ingebed in een stedelijke omgeving zodat niet gesproken kan worden van landelijk gebied waarvan de openheid moet worden gewaarborgd. Verstedelijking op de planlocatie is duurzaam ruimtegebruik. De samenvoeging van twee basisscholen met bijbehorende voorzieningen fungeert tevens als een spilfunctie voor de buurt wat bijdraagd aan de sociale dynamiek in Aalsmeer. Gedeputeerde Staten kan daarom instemmen met de ontwikkeling. Het realiseren van de fusieschool is op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening toegestaan.

 

 

6.3.2 Ruimtelijk beleid van de regio

 

De gemeente Aalsmeer maakt onderdeel uit van een plusregio als bedoeld in de Wet Gemeenschappelijke regelingen. De gemeente neemt deel in de Stadsregio Amsterdam.

De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten in de regio Amsterdam. De Stadsregio Amsterdam werkt aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de ruimtelijke ontwikkeling van het gezamenlijke grondgebied. De beleidsvelden waarop de samenwerking zich richt zijn onder andere gericht op de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, maar ook economische zaken, wonen en jeugdzorg. Het meerjarenbeleid op deze beleidsterreinen is vastgelegd in de Regionale Agenda.

 

Het regionaal structuurplan Metropoolregio Amsterdam vormt het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Hoofddoelstellingen zijn inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen door het bieden van ruimte voor het functioneren van wonen, werken, verplaatsen en recreëren, het creëren van een internationaal aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu voor zowel bedrijven als werknemers, ook op het gebied van wonen en voorzieningen, en het tegelijkertijd verhogen van de kwaliteit van het milieu.

 

De beoogde ontwikkeling is hiermee in overeenstemming.

 

 

 

 

 

 

6.4 Gemeentelijk beleid

 

6.4.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

 

Het actuele beleid voor het gebied is neergelegd in de “Gebiedsvisie Aalsmeer Aandacht voor Kwaliteit 2020 (vastgesteld op 26 november 2009)”. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

 

Ingevolge de gebiedsvisie dient het ruimtelijke beleid van de gemeente gericht te zijn op een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpse karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen van voorzieningen. De aandacht dient verlegd te worden van uitbreiding naar verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Functies of ontwikkelingen die dit frustreren moeten worden tegengegaan.

 

Uit de Gebiedsvisie volgen een aantal thema's die in het kader van de kwaliteit van de leefomgeving aandacht behoeven. Ten aanzien van de maatschappelijke voorzieningen kan gesteld worden dat actie ondernomen moet worden om de capaciteit van de basisscholen op peil te houden en af te stemmen op de verwachte groei van het aantal leerlingen. Noodzakelijke uitbreidingen zullen een multifunctioneel karakter moeten krijgen. Voor de ontwikkeling van een scholencomplex, waarbij twee basisscholen tot één gefuseerde basisschool met kinderopvang en sportaccomodatie worden samengevoegd in de wijk Stommeer/Hornmeer, wordt de locatie Proefstation aangewezen. Ook in Aalsmeer-Zuid/Hornmeer liggen kansen voor een onderwijsvoorziening.

 

Uitvoeringsparagraaf Gebiedsvisie

Op 18 december 2014 heeft de gemeenteraad de uitvoeringsparagraaf met uitvoeringsagenda van de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 vastgesteld. Hierin worden verschillende strategische beleidsvoornemens uitgewerkt in concrete acties. Aangegeven wordt hoe deze activiteiten financieel gedekt worden en op welke termijn deze worden gerealiseerd. De activiteiten en maatregelen worden uitgesplitst in doe-, denk- en droomplannen. Doeplannen kenmerken zich door een hoogste prioriteit waarmee met beperkte middelen snel resultaat kan worden geboekt. Hiermee kan direct aan de slag worden gegaan. Denkplannen hebben ook een hoge prioriteit maar vragen meer onderzoek. Hier dienen vooral kansen benut te worden zodra ze zich voordoen. Tot slot dragen de droomplannen bij aan de ontwikkeling van Aalsmeer maar zijn deze niet op korte termijn realiseerbaar.

 

De integrale herontwikkeling van het Hornmeerpark wordt geschreven als denkplan. Dit project behelst de fusie voetbalverenigingen en verplaatsing van de sportvelden. Hierdoor ontstaat de kans aan op de vrijkomende terreinen een school en sporthal te bouwen. Het uitwerken van de realisatie van de fusieschool staat voor middellange termijn (2015-2016) op de agenda.

 

Lentenota 2012

Op 26 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Lentenota 2012 vastgesteld. Hierin worden de financiele wijzigingen als gevolg van nieuw beleid voor het begrotingsjaar 2012 voor een looptijd van vier jaar opgenomen. Door de fusie van de sportverenigingen en de herinrichting van het sportpark komt de locatie van Voetbalvereniging Aalsmeer vrij voor herontwikkeling. Daarnaast is vervangende nieuwbouw voor De Wegwijzer en De Hoeksteen zeer nijpend geworden. Besloten is de vrijgespeelde locatie voor zover deze ligt buiten het beperkingengebied van het LIB te benutten voor de bouw van de fusieschool.

 

Conclusie

De locatie Proefstation, zoals eerder in de Gebiedsvisie Aalsmeer werd aangewezen voor de realisatie van de fusieschool is niet haalbaar gebleken. Deze locatie is gelegen binnen het beperkingengebied LIB zone IV waarbinnen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan. In de huidige situatie is één van de twee te fuseren scholen gelegen buiten het LIB. Verplaatsting naar een gebied met een hogere geluidsbelasting en veiligheidsrisico van Schiphol is niet toegestaan. De locatie Proefstation wordt niet haalbaar geacht.

 

In de periode tussen de vaststelling van de Gebiedsvisie Aalsmeer (2009) en de uitvoeringsparagraaf (2014) is duidelijk geworden dat een herstructurering van het sportpark Hornmeer zeer realistisch is (zie Lentenota 2012). Vrijkomende gemeentegronden kunnen hierdoor worden herontwikkeld op een manier die bijdraagt aan de voorzieningenstructuur in Aalsmeer. Het realiseren van de fusieschool op deze locatie, net buiten het LIB, is de beste functie op de beste locatie. Het bestemmingsplan is in lijn met de doelstelling van de Gebiedsvisie en past binnen de uitvoeringsparagraaf/agenda.

 

 

6.4.2 Ontwikkelingsvisie Hornmeer

 

Op 22 januari 2015 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie Hornmeer vastgesteld. Aanleiding was de aankondiging van een drietal voetbalverenigingen te fuseren. Dit biedt kansen het sportpark Hornmeer te herstructureren. Deze herstructurering werkt als katalysator voor een aantal deelprojecten. Deze visie geeft weer hoe de verschillende deelprojecten in de Hornmeer ruimtelijk en financieel samenhangen en met welke kaders rekening gehouden moet worden bij de verdere uitwerking.

 

Door de fusie van de voetbalverenigingen komt het sportcomplex van VV Aalsmeer vrij. Op het hoofdveld van het sportcomplex zal de fusieschool worden gerealiseerd. Het deelproject Inrichting VVA-terrein geeft aan met welke randvoorwaarden rekening gehouden moet worden bij de herinrichting. Zo zal bij het aanleggen van de wandel- en fietsroutes onder andere rekening gehouden moeten worden met de inrichting van het schoolterrein. De toegangen tot het terrein, gescheiden ontsluitingen voor langzaamverkeer en autoverkeer en een kiss and ride zone hangen hiermee samen. Van belang is een veilige fietsverbinding naar de overzijde van de Burgemeester Kasteleinweg. Dit zal verder worden uitgewerkt in de reconstructie van dit wegvak. Daarnaast wordt ruimte beschikbaar gehouden tussen de scholenlocatie en de Zwarteweg om op termijn woningbouw mogelijk te maken.

 

Diverse instellingen die zijn gehuisvest in de gemeentelijke panden aan de Roerdomplaan en Meervalstraat zullen worden geherhuisvest. De gemeente heeft weliswaar geen huisvestingsplicht maar zal naast de instellingen zelf actief zoeken naar mogelijkheden voor huisvesting.

 

Conclusie

Het bestemmingsplan staat de ontwikkeling van de verschillende deelprojecten in de Hornmeer niet in de weg. De realisatie van de fusieschool is nodig om een andere deellocatie aan de Roerdomplaan/Meervalstraat vrij te spelen voor herontwikkeling. Het bestaande clubgebouw van VV Aalsmeer zal gehandhaafd blijven. De bestemming zal worden verruimd tot een maatschappelijke om een alternatief van huisvesting van te verplaatsen instellingen te kunnen bieden.

 

6.4.3 Groenvisie

 

Op 2 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer de Groenvisie 'Groen en blauw voor jou' vastgesteld. De visie geeft inzicht in de koers voor beleid, inrichting en beheer van het groen voor heel Aalsmeer. Een doel van de groenvisie is het verbeteren van de ruimtelijke structuur door samenhang van groen en water te bevorderen.

 

In de Groenvisie is opgenomen dat langs de lijn Hortensialaan-Dreef-Beethovenlaan/Mozartlaan een laanbomenstructuur gewenst is omdat dit wijkontsluitingswegen zijn. De huidige boombeplanting langs de Dreef maakt nu deel uit van deze lijn. De kwaliteit van de bomen is goed dus er is vanuit beheeroogpunt geen reden om de bomen te kappen. De huidige bomenbeplanting langs de genoemde wegen vormt nu geen samenhangend geheel. Er is niet sprake van een doorlopende beplanting en er zijn meerdere boomsoorten toegepast. Desondanks is langs de Dreef sprake van een waardevolle te handhaven groene aankleding met twee twee rijen iepen.

 

Conclusie

Het bestemmingsplan handhaaft de vigerende groenbestemming langs de Dreef. Het dicht begroeide struweel, wat als stuctureel groen geen waarde heeft, zal worden gekapt om de dichtbaarheid van de school te verbeteren. Het bestemmingsplan is in lijn met de Groenvisie.

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

7.1 Bodem

 

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming is gebaseerd op een balans tussen maatschappelijke dynamiek en gezondheidsrisico's. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico voor de gebruiker mag vormen. Is dat wel het geval, dan spreken wij van een ernstig en spoedeisend geval van bodemverontreiniging. Deze gevallen moeten op korte termijn worden gesaneerd of het gebruik en/of de functie moet worden gewijzigd zodat de verontreiniging geen risico vormt.

 

De bodemkwaliteit kan ook een acceptabel risico vormen. We spreken dan van een ernstig geval en een potentieel risico. Een ernstig geval met potentiële risico's hoeft niet gesaneerd te worden, omdat het opheffen van potentiële risico's niet kosteneffectief is.

 

Het loont wel te saneren wanneer er toch al grondwerk plaatsvindt. Daarom is het verboden om in ernstig verontreinigde grond te werken zonder saneringsdoel. De saneringshandeling dient gemeld te worden bij het bevoegd gezag (BUS-melding bij de Provincie Noord-Holland). Procedures en normen voor onderzoek en sanering van de bodem zijn nader uitgewerkt in de Circulaire bodemsanering 2012.

 

Provinciale milieuverordening

Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort.

 

Rijksstructuurvisie Ondergrond (in voorbereiding)

De ondergrond speelt een grote rol bij het accomoderen van maatschappelijke opgaven, zoals de energievoorziening, de drinkwaterbereiding, en klimaatmitigatie en-adaptatie.

De Rijksoverheid wil samen met andere overheden een samenhangend beleid ontwikkelen voor activiteiten in de ondergrond. Dat doen ze in het brede Programma Bodem en Ondergrond. De overheid wil de ondergrondse ruimte ordenen en activiteiten zoals aardwarmtewinning, opslag van stoffen waaronder CO2, grondwater- en andere grondstoffenwinning en gebruik van bodemenergie op elkaar afstemmen. Onderdeel van dit programma is het vaststellen van de structuurvisie Ondergrond op rijksniveau. Ook op regionale en lokale schaal dient ordening en afstemming plaats te vinden.

 
Relevantie plangebied

De generieke bodemkwaliteit ter plaatse van de planlocatie kan worden afgeleid van de regionale bodemkwaliteitskaart die is opgenomen in de Regionale nota bodembeheer. Op basis hiervan zou de bodem gemiddeld  geen verontreiniging moeten bevatten. Er was echter een verdenking van asbest, omdat er op de locatie sprake was van een asbesthoudende tribune. Dit vermoeden van bodemverontreiniging  is getoetst door uitvoering van een verkennend bodem- en asbestonderzoek met kenmerk 14HB0152 door HB Adviesbureau d.d. 10 april 2014 (bijlage 3). De resultaten bevestigen de vermoedens: de bodem was plaatselijk (achter de tribune) verontreinigd met asbest, andere chemische stoffen zijn niet in relevante hoeveelheden aangetoond.  Inmiddels is de asbestverontreiniging gesaneerd, wat blijkt uit de beschikking Wet bodembescherming/BUS van de provincie Noord-Holland met kenmerk 496987/519283 d.d. 11 december 2014 (bijlage 4). Geconcludeerd kan worden dat het plangebied hierbij vrij is van bodemverontreiniging die een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van de beoogde bestemming.

 

In het plangebied spelen voor zover bekend geen landelijke opgaven van de in voorbereiding zijnde Rijksstructuurvisie Ondergrond. De ondergrond van het plangebied is in principe geschikt voor de toepassing van bodemenergie, zowel voor open- als voor gesloten systemen. Voor collectieve bodemenergiesystemen moet bovengronds ruimte worden gereserveerd voor onttrekkings-en infiltratieputten en transsportleidingen. 

Putten en leidingen ten behoeve van collectieve bodemenergie systemen in de openbare ruimte dienen zo veel mogelijk te worden gebundeld met andere ondergrondse kabels en leidingen. Bodemenergiesystemen verkrijgen een hogere efficiëntie wanneer ze op het juiste schaalniveau worden gecombineerd met andere gebruiksfuncties met een warmte-of koudeoverschot.   Het is van belang om na te gaan of in de omgeving van het plangebied binnen de planperiode benutting van de ondergrond zal gaan plaatsvinden en/of andere gebruiksfuncties (kunnen)worden gerealiseerd.

 

 

7.2 Water

 

Waterbeheerplan; Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.

Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor deze planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.

 

Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

 

De Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sedert 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Het uitgangspunt van deze Keur is ‘ja, tenzij’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan. Denk hierbij aan werken of handelingen in of nabij:

Maar ook aan:

 

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). Daarnaast is het zonder watervergunning verboden de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden. Ook is het verboden zonder watervergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen. Ook moet een toename van verharding gecompenseerd worden door het op voorhand graven van extra oppervlaktewater. Rijnland hanteert de eis dat bij een toename van verharding van meer dan 500m², ter compensatie 15% van het extra verharde oppervlak als waterberging in de vorm van oppervlaktewater dient te worden gecompenseerd. Ook hiervoor is een watervergunning vereist.

 

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied is waterstaatkundig gezien gelegen in de Horn- en Stommeerpolder met een zomerpeil van NAP -5,02 en winterpeil NAP -5,12. Op de gronden is de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met het beleid van het Hoogheemraadschap Rijnland.

 

Het bestemmingsplan ligt niet binnen een waterkering. Men hoeft dus geen rekening te houden met beperkingen van werkzaamheden binnen de beschermingszone.

Het bestemmingsplan voegt verharding toe aan het gebied. In de huidige situatie is het perceel grotendeel onverhard. De te bouwen school en de omliggende verhardingen in de vorm van schoolplein en ontsluitingen overschijden de 500 m2. Dit dient gecompenseerd te worden. Het is niet duidelijk om hoeveel verharding dit exact gaat. Dit zal pas duidelijk worden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning en watervergunning. Wel kan gesteld worden dat het bouwvlak voor maximaal 3000 m2 aan b.v.o. toestaat. Dit kan of in één bouwlaag of in twee bouwlagen. Dat laatste is op dit moment het meest aannemelijk. In overleg met het Hoogheemraadschap Rijnland wordt uitgegaan van een toename aan verhard oppervlak van 2600 m². Dit houdt indat er 390 m² aan water gegraven moet worden. Dit wordt samen met de compensatie

van andere deelprojecten uit de Ontwikkelvisie Hornmeer (zie paragraaf 6.4.2) opgenomen in het kasboek voor extra te graven water binnen het Hornmeerpark.

 

 

7.3 Archeologie

 

Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.

 

Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'De verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn.

 
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

 
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 
De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.

 
Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 
Beleidsnota Archeologie

De Beleidsnota Archeologie zet uiteen op welke wijze de gemeente Aalsmeer verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Door bij het ontwikkelen van nieuwe of het aanpassen van bestaande bestemmingsplannen archeologische waarden en verwachtingen op te nemen en in de toelichting te verwijzen naar het gemeentelijk archeologiebeleid kunnen de kosten van eventueel archeologisch onderzoek worden verhaald op de verstoorder van het bodemarchief. In het bestemmingsplan wordt ook voorgeschreven welke verplichtingen de vergunningaanvrager heeft op het gebied van de archeologische monumentenzorg.


Relevantie/beschrijving plangebied

De locatie Dreef 1 is in de Beleidsnota Archeologie aangemerkt als archeologievrij. In het bestemmingsplan hoeven dus geen regels met betrekking tot archeologie gesteld te worden.

 

 

7.4 Verkeersaspecten

 

In paragraaf 5.1 en 5.2.2 is beschreven hoe het plangebied is geprojecteerd ten opzichte van het omliggende wegennet en hoe de huidige ontsluiting van de locatie hierop is vormgegeven. De fusieschool zal direct op de Dreef ontsloten worden middels de bestaande uitrit. Beschreven moet worden of de toekomstige bestemming meer verkeer genereert dan het geldende bestemming. Indien een verkeerstoename te verwachten is dient verantwoord te worden dat de omliggende buurt/wijkontsluiting voldoende is om de toename te verwerken.

Aan de hand van gemeentelijke verkeerstellingen en het verkeersmodel, de richtlijnen van het CROW en SWOV (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid) kan het volgende worden gesteld.

 

De geldende bestemming van Dreef 1 is 'Sport'. Deze verkeersbewegingen blijven aanwezig maar door de fusie van de sportvereniging komen deze op een andere plek op de Dreef. Op basis van CROW-uitgangspunten blijkt de verkeersaantrekkende werking van de fusieschool 578 personenauto’s per werkdag te zijn.

 

De Dreef is een ontsluitingsweg waar 50 km/h gereden mag worden. De acceptabele belasting op dergelijke wegen is 25000 mvt/etmaal. Volgens de tellingen telt deze weg slechts 3000 mvt/etmaal. Een toename van 578 mvt/etmaal zou ruimschoots aanvaardbaar zijn binnen het huidige profiel.

 

Ook voor het berekenen van de parkeerbehoefte zijn de normen van het CROW aangehouden. Voor een onderwijsfunctie wordt een parkeernorm van 0,8 parkeerplaats per klaslokaal (basisschool) aangehouden. Voor kinderopvang geldt een norm van 1,4 parkeerplaats per 100 m2 bvo. Het halen en brengen van kinderen genereert een vraag naar parkeerruimte bij basisscholen en kinderdagverblijven voor een korte periode. Het soort en de locatie van de parkeerplaatsen moet zorgvuldig worden gekozen. Een veilige schoolomgeving kenmerkt zich door onder andere een kiss&ride-zone langs de doorgaande route of een locatie van kortparkeerplaatsen voor halen en brengen op korte afstand van de ingang van het schoolgebouw en aparte parkeervoorzieningen voor personeel. Parkeren voor de school vindt plaats op het naastgelegen parkeerterrein. Dit parkeerterrein is ruim van opzet en van een doorgaande route is hier geen sprake. Bij de herinrichting kan eventueel ruimte gereserveerd worden voor een kiss&ride-zone. Na de herinrichting voorziet het terrein in ruim 200 parkeerplaatsen. Deze plaatsen worden dubbel gebruikt, in der avonduren ten behoeve van de omliggende sportfaciliteiten.

 

 

7.5 Geluid

 

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen, ziekenhuizen en in het onderhavige geval scholen.

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Aalsmeer heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 
Relevantie beschrijving plangebied

Het plangebied ligt binnen de zones van de gezoneerde wegen (50 km/h): Burgemeester Kasteleinweg, Zwarteweg, Dreef en Hortensialaan, er moet derhalve getoetst worden of voldaan wordt aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.

 

Op 8 juli 2015 heeft Westerveld Advies in opdracht van de gemeente Aalsmeer een onderzoek naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemming binnen het projectgebied uitgevoerd (rapport 1431WC-1WO001-08-07-15V1). Het rapport is opgenomen in bijlage 5. Uit de resultaten blijkt dat alleen de geluidbelasting ten gevolge van de Dreef met 53 dB voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zorgt. Indien de grenswaarde van 48 dB wordt overschreden kan door Burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Dit besluit moet nader gemotiveerd worden. De ontheffingsgronden voor hogere grenswaarden zijn vastgelegd in het Hogere Waarde Beleid Regio Amstelland - de Meerlanden. De maximale waarde waarvoor ontheffing aangevraagd kan worden bedraagt 63 dB en wordt niet overschreden.

 

Aangezien het plangebied gedeeltelijk binnen het LIB-beperkingengebied valt zal ook de cumulatie met vliegtuiggeluid berekend moeten worden. Cumulatieve geluidbelasting van alle wegen samen bedraagt 58 dB (exclusief aftrek artikel 110g), het plangebied heeft een geluidbelasting van circa 54 dB (Lden) vanwege het luchtvaartlawaai Schiphol. De totale gecumuleerde geluidbelasting bedraagt dan 62 dB, hetgeen impliceert dat er extra eisen worden gesteld aan de geluidwering van de gevels van de school.

 

Maatregelen aan de weg om de geluidbelasting verder te verlagen worden niet kansrijk geacht om redenen van beheer en onderhoud. Maatregelen als geluidschermen zijn om stedenbouwkundige en verkeerkundige redenen niet wenselijk omdat de groenzone als structureel groen wordt aangewezen.

 

Op 8 december 2015 heeft het college van Burgemeester en wethouders het ontwerpbesluit Hogere Grenswaarden in procedure gebracht. Hiertegen zijn geen zienswijzen ingediend. Op 1 maart 2016 heeft het college het besluit hogere grenswaarden vastgesteld. Zie bijlage 6 voor dit besluit.

 

7.6 Luchtkwaliteit

 

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

 
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

 
Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

 
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich weliswaar gevoelige bestemmingen, maar zijn deze gesitueerd buiten de genoemde afstanden van provinciale- of rijkswegen.

 
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

 

Relevantie plangebied

Op basis van CROW-uitgangspunten blijkt de verkeersaantrekkende werking 578 personenauto’s per werkdag te zijn. Stel dat er ook nog twee vrachtwagens per dag komen voor bevoorrading. Dit levert 4 bewegingen op. In totaal zijn dit 582 bewegingen. Die 4 vrachtwagenbewegingen maken 0,7% uit van het totaal.

 

Het NIBM-tool vereist cijfers per weekdag en niet per werkdag. In een woonwijk moet daarom het werkdaggemiddelde omgezet worden naar een weekdaggemiddelde; volgens de handleiding van het NIBM-tool moet daarom vermenigvuldigd worden met 0,9. Dit levert een aantal van 524 voertuigbewegingen op.

 

Bovenstaand ingevoerd in het NIBM-tool, versie van 30 maart 2015, leidt tot de conclusie dat het oprichten van een school van de aangegeven grootte een ontwikkeling is die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.7 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Aalsmeer gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 
Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 
Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriele plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 
Relevantie plangebied

De N196 was in het verleden aangewezen als een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de veiligheidszone van 200 meter van deze weg. Nu deze weg is afgewaardeerd en van een provinciale een gemeentelijke weg is geworden, is de routering gevaarlijke stoffen door Aalsmeer ook aangepast. Om gevaarlijke stoffen over de N196 te vervoeren zijn voortaan ontheffingen nodig. Deze zijn verleend voor het vervoer van LPG, propaan en vuurwerk. Dit is alleen om lokaal ondernemingen te bevoorraden en het gaat niet om doorgaand verkeer. Het gaat dus om beperkte hoeveelheden. Enerzijds neemt door het oprichten van de school de hoeveelheid mensen toe binnen 200 meter van de N196, het verantwoordingsgebied. Anderzijds vindt een enorme afname plaats van de risico’s doordat de transporthoeveelheden fors afnemen. In totaal neemt daardoor het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N196 af.

 

 

7.8 Flora en fauna

 

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten in Nederland. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn en Verdrag van Bern).

 

De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van EL &I. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.

 
Wat is relevant voor het plangebied?

In opdracht van de Gemeente Aalsmeer heeft Adviesbureau E.C.O. Logisch een flora- en fauna onderzoek (Quickscan ecologie Sporthal en Scholenlocatie aan de Dreef, rapportnummer AMNA1403 d.d. 28 maart 2014) opgesteld waarin de effecten op beschermde planten en dieren zijn beoordeeld. Dit rapport is opgenomen in bijlage 7.

 

Tijdens de habitatscan zijn er potentiële nestlocaties voor jaarrond beschermde broedvogels waargenomen binnen de scholenlocatie. De gebouwen bevatten spouwmuren met spleten, kieren, gaten, open stootvoegen en ventilatiegaten die de spouwmuren toegankelijk maken voor vleermuizen. Het is daarom aan te bevelen een jaarrond onderzoek naar broedvogels en verblijfplaatsen van vleermuizen uit te laten voeren. Dit onderzoek is gedaan in het briefrapport (rapportage inventarisatie broedvogels, vissen en vleermuizen, d.d. 4 december 2014). Dit rapport is opgenomen in bijlage 8.

 

Geconcludeerd wordt dat geen beschermde vissoorten en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen. Er is één vaste rust- en verblijfplaats van een boomvalk aangetroffen in de omgeving van VV Aalsmeer (groenzone aan de Dreef). Werkzaamheden in de omgeving van het nest hebben mogelijk een verstorend effect op de boomvalk. Vernietiging van het nest of aantasting van de functionele omgeving van het nest, waarmee het broedsucces negatief kan worden beïnvloed, is verboden middels artikel 11 van de Flora- en faunawet. Binnen de verstoringsgevoelige zone worden in beginsel geen werkzaamheden verricht. Indien dit wel plaatsvindt zal mogelijk een ontheffing van de Flora- en Faunawet moeten worden aangevraagd.

 

Om de gebouwen is een verharde omgeving in de vorm van bestrating aanwezig met weinig natuurwaarden.

 

 

7.9 Milieuzonering bedrijven

 

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de milieuhinder van omliggende bedrijven. Enerzijds moet worden beoordeeld of ter plaatse van de ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. Anderszijds dienen de bestaande rechten voor omliggende bedrijven niet onevenredig te worden geschaad. Er dient dus rekening gehouden te worden met de milieuruimte die een bedrijf nog tot haar beschikking heeft. Hinder van bedrijven manifesteert zich in verschillende vormen: gevaar, geluid, stof of geur.

 

Relevantie plangebied

In de direct nabijheid van het plangebied is een tankstation (Dreef 3) gelegen. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is de richtafstand tussen een tankstation en een gevoelige bestemming 30 meter. Deze afstand is ruim aanwezig.

 

 

7.10 Duurzaam bouwen en energie

 

Het Duurzaam Bouwen beleid (vastgesteld door de Raad in 2009) bevat ambities en uitgangspunten voor energie, de groene ruimte, natuur en materiaalgebruik. De ambitie voor nieuwbouw is ambitieniveau A voor energie (> 30% CO2-reductie in 2020 tov 1990) en B voor materiaalgebruik en ecologie. De doelstelling van de gemeente Aalsmeer is om door middel van duurzaam bouwen in de woningbouw en utiliteitsbouw (nieuwe en bestaande voorraad) een bijdrage te leveren aan het terugbrengen van de milieubelasting en het verhogen van de bouw- en leefomgevingskwaliteit. Aalsmeer heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen.

 

Voor onderwijsgebouwen was de epc in 2009 nog 1,3. In 2015 is de epc-eis aangescherpt naar 0,7. Voor sportfuncties is deze van 1,8 naar 0,9 gegaan.

Voor het schoolgebouw wordt vanwege deze strenge eisen rekening gehouden met voldoende bouwhoogte waarmee een gezond binnenmilieu bereikt kan worden. Om oververhitting in de zomer te voorkomen én voldoende daglichttoetreding te garanderen zal de oriëntatie van het gebouw in relatie tot de vorm goed uitgewerkt dienen te worden.

 

Het schoolgebouw zal voorzien worden van lage temperatuur verwarming opdat inzet van de restwarmte van een nabij gelegen datacenter tot de mogelijkheden behoort. Hiervoor is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd en is overleg met verschillende stakeholders gaande.

 

Energie

Ambitie A is vertaald naar een streef EPC waarde die 75% lager is dan de wettelijke norm uit 2009 en zou nu dus een epc van 0,98 inhouden voor schoolgebouwen. Voor deze ambitie voldoet een gebouw dat voldoet aan het Bouwbesluit 2015. Vanuit de ambitie een energieneutrale regio te bereiken in 2040, wordt door gemeente in samenwerking met schoolbestuur en andere stakeholders, zoals ESA, exploitant van zwembad de Waterlelie, onderzocht of gebruik van restwarmte van een nabijgelegen datacenter tot de mogelijkheden behoort.

De hogere ambitie kan verder worden bereikt door extra isolatie, energiezuinige systemen, warmte - koude opslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming, warmteterugwinning uit ventilatielucht en het benutten van de zon als energiebron.

 

Groene ruimte en water, natuur (ecologie)

Ambitieniveau B houdt in dat een duidelijke ruimtelijke structuur wordt gecreëerd voor de inheemse flora en fauna. Deze structuur wordt gebaseerd op een ecologische inrichtingsstudie, waarbij gebruik kan worden gemaakt van de resultaten van de wettelijke onderzoeksplicht (Flora en Faunawet).

 

Materiaalgebruik

Het computerprogramma GPR (gemeentelijke praktijkrichtlijn) is een gangbaar instrument om de prestatie van een gebouw door te rekenen, onder andere op materiaalgebruik. Dit is mogelijk omdat GPR informatie bevat over de milieueffecten van alle typen bouwmaterialen die op de markt verkrijgbaar zijn. Met behulp van een zgn. levenscyclus analyse is bekend wat de milieueffecten zijn van deze producten, gedurende de fase van winning, transport, bewerking, gebruik en afdanking (afval). Ambitieniveau B houdt in dat minimaal een cijfer 8 in het computerprogramma GPR voor gebouwen moet worden gehaald op het thema milieu.