1e herziening Hornmeer - Fusieschool Hornmeer
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.08A-VG01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
regels
Inhoudsopgave
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 algemene gebruiksregels
Artikel 9 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4
Artikel 10 algemene procedureregels
Artikel 11 algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 1e herziening Hornmeer - Fusieschool Hornmeer van de gemeente Aalsmeer.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.08A-VG01 met de bijbehorende regels (en bijlagen).
1.3 Aan- en uitbouw
Bijbehorend bouwwerk, zijnde een direct aan de gevel van het hoofdgebouw bestemde uitbreiding van de eerste bouwlaag.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.7 Automatenhal
Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.
1.8 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bedrijfsvaartuig
Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten.
1.10 Bedrijfsvloeroppervlakte
De totale oppervlakte van de voor de bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, alsmede de opppervlaktes benodigd voor opslag en kantoorfuncties.
1.11 Bestaande bebouwing
Bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.
1.12 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.15 Bijgebouw
Bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend, niet voor bewoning bestemd bouwwerk, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
1.18 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, niet zijnde een bijzondere bouwlaag.
1.19 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een supermarkt en/of het bedrijfsmatig te koop aanbieden uitsluitend via internet.
1.23 Eerste bouwlaag
De bouwlaag op de begane grond.
1.24 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 Gevel
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak.
1.26 Hoofdgebouw
Eén of meerdere gebouwen, welke door hun functie, constructie en/of afmetingen als belangrijkste gebouw(en) in een bouwvlak zijn aan te merken, exclusief eventuele aan- en uitbouwen.
1.27 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën van horeca worden onderscheiden:
hotel: een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf (boeking per nacht) waar maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten;
kamerverhuurbedrijf: een specifieke vorm van hotel, gericht op het verstrekken van nachtverblijf voor een verblijfsperiode van minimaal een week en maximaal zes maanden, aan personen die elders hun hoofdverblijf behouden;
restaurant: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
café-restaurant: een horecabedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarbij, afhankelijk van het tijdstip van de dag, tevens de gelegenheid tot het nuttigen van een maaltijd wordt geboden;
dagzaak: een horecabedrijf, dat vergelijkbare openingstijden heeft als omliggende detailhandelvestigingen, althans geen latere sluitingstijd heeft dan 22.00 uur, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
cafetaria: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden, waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt;
cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt, zoals een discotheek of nachtclub;
zaalaccommodatie: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is.
1.28 Kap
Een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven en welke uit ten minste twee elkaar snijdende, hellende vlakken bestaat.
1.29 Kelder
Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen.
1.30 Maatschappelijke dienstverlening
Het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen.
1.31 Maatvoeringsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde maximum bouwhoogte en/of goothoogte.
1.32 Nutsvoorzieningen
Gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.
1.33 Ondergronds bouwen
1.34 Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, paden voor langzaam verkeer, parken, plantsoenen en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is.
1.35 Passagiersvaartuig
Een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot het vervoer van personen dan wel om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.
1.36 Peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.37 Pleziervaartuig
Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.38 Prostitutiebedrijf
Een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.
1.39 Seksinrichting
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel.
1.40 Souterrain
Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.
1.41 Stationerend vaartuig
een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;
een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonschip, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld.
1.42 Vestiging
Een (deel van een) gebouw waarin één (dienstverlenend) bedrijf, horecagelegenheid, kantoor, maatschappelijke (dienstverlenende) voorziening of winkel is gehuisvest.
1.43 Voorgevel
De naar het openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een hoofdgebouw, waarop het betrokken gebouw is georiënteerd.
1.44 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
1.45 Woonschip
Een woonboot, woonark en/of drijvende woning, hieronder begrepen een woonboot, woonark en/of drijvende woning in aanbouw, als ook overblijfselen van een woonboot, woonark en/of drijvende woning.
Artikel 2 wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 Breedte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van het hoofdgebouw, gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan.
2.3 Bruto vloeroppervlak:
De som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, waarbij balkons, loggia's, erkers en galerijen niet worden meegeteld bij het bepalen van het bruto vloeroppervlak.
2.4 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Ondergrondse diepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen.
3.1.2 Toegestaan gebruik
Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:
groenvoorzieningen, in de vorm van plantsoenen, park en solitaire beplanting;
water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
aan de bestemming ondergeschikte fiets- en voetpaden;
watergangen en groenvoorzieningen langs paden en rijwegen, zoals sloten, bermen en taluds;
voorzieningen van openbaar nut;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gericht op het gebruik van de groenvoorzieningen en de waterhuishouding of op het tegengaan van geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige bouwwerken, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, oevervoorzieningen, duikers, bruggen en geluidschermen.
3.2 bouwregels
3.2.1 Algemeen
Ten behoeve van de in 3.1 van dit artikel genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, voor zover de in (en in het geval dat) artikel 2 en 3 van de in bijlage II van het besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 van dit artikel de volgende regels:
bestaande bebouwing als bedoeld in 7.2 is toegestaan.
3.3 specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
agrarische doeleinden;
sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, lig- of speelweiden en buitenmaneges;
het beproeven van voertuigen voor onder meer de motorsport en de modelvliegsport.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke dienstverlening met bijbehorende voorzieningen.
4.1.2 Toegestaan gebruik
Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:
maatschappelijke gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van de maatschappelijke dienstverlening, met inbegrip van bijbehorende kantines;
tuinen en bijbehorende erven;
groenvoorzieningen, in de vorm van plantsoenen, park en solitaire beplanting;
water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
aan de bestemming ondergeschikte rijwegen met bijbehorende in- en uitritten;
aan de bestemming ondergeschikte fiets- en voetpaden.
4.2 bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen dienen binnen de bouwvlakken te worden gebouwd;
per bouwvlak mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gerealiseerd;
de maximum vloeroppervlakte bvo zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
het maximum bebouwingspercentage zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
de maximum bouwhoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
de bouwhoogte van (licht-) masten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
4.3 nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:
de verkeersveiligheid;
de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inpassing;
de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Voorwaarden m.b.t. het afgeven van een omgevingsvergunning voor bouwen
4.4.1 Parkeerbehoefte
Een omgevingsvergunning voor bouwen kan slechts worden verleend indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen;
De parkeerbehoefte voor een onderwijsvooziening is 0,8 parkeerplaats per klaslokaal en voor een kinderdagverblijf 1,4 parkeerplaats per 100 m2 bvo.
4.4.2 Afwijken van de regels
Indien uit een door de aanvrager van een omgevingsvergunning te overleggen parkeerbalans blijkt dat niet (geheel) kan worden voldaan aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein waarbij rekening gehouden wordt met dubbelgebruik en de benodigde parkeerplaatsen niet in de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd, kunnen Burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde 4.4.1 omgevingsvergunning verlenen, in de geval dat:
de (resterende) parkeerbehoefte meer dan 2 parkeerplaatsen betreft, of;
met de verwezenlijking van het bouwplan een bijzonder gemeentelijk belang is gemoeid.
4.4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van:
de aard, de plaats en de inrichting van de parkeer- of stallingsgelegenheid;
de aanwezigheid en aanduiding van parkeren- en of stallingsgelegenheid uitsluitend ten behoeve van invaliden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wegverkeer met bijbehorende voorzieningen.
5.1.2 Toegestaan gebruik
Onder de hiervoor genoemde bestemming is toegestaan:
rijwegen voor gemotoriseerd verkeer;
fiets- en voetpaden;
in- en uitritten;
parkeren in de vorm van ongebouwde parkeervoorzieningen;
watergangen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gericht op het gebruik van de verkeersruimte, de groenvoorzieningen en de waterhuishouding of op het tegengaan van geluidsbelasting op de gevels van woningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, oevervoorzieningen, duikers, bruggen en geluidschermen.
5.2 bouwregels
5.2.1 Algemeen
Ten behoeve van de in 5.1 van dit artikel genoemde doeleinden mogen de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde worden gerealiseerd, voor zover de in (en in het geval dat) artikel 2 en 3 van de in bijlage II van het besluit omgevingsrecht (Bor) genoemde situaties dit toelaten.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden, in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 van dit artikel de volgende regels:
bestaande bebouwing als bedoeld in 7.2 is toegestaan.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 algemene bouwregels
7.1 Algemene regels ten aanzien van toegestane overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:
tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, voor zover deze de vrije doorgang van het verkeer niet belemmeren;
ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter.
7.2 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen
Ten aanzien van de maatvoering van bestaande bebouwing gelden de volgende regels:
de bestaande bebouwing die afwijkt van wat in de bestemmingsregels is voorgeschreven mag worden gehandhaafd en in zijn geheel worden vernieuwd, maar de afwijking van de bestemmingsregels mag niet worden vergroot;
het bepaalde onder a. van dit sublid is uitsluitend van toepassing op bebouwing die is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. van dit sublid slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats.
7.3 Algemene regels voor ondergronds bouwen
7.3.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut;
de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 3 meter onder peil;
bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen uitsluitend mede in aanmerking genomen als deze zich buiten de bestaande bebouwing bevinden.
Artikel 8 algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
8.2 Gebruiksverbod
Onder verboden gebruik als bedoeld in 8.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing ten dienste van:
inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
het parkeren, behoudens ten behoeve van de ter plaatse aangewezen bestemming;
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
het opslaan en verwerken van extramurale afvalstoffen met opslag of verwerking;
het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van automatenhallen, seksinrichtingen, raam- respectievelijk straatprostitutie en prostitutiebedrijven;
het aanleggen van ligplaatsen voor een woonschip, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig, pleziervaartuig en/of stationerend vaartuig.
Artikel 9 Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4
9.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de volgende regels:
op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr.4' zijn geen nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol" (Stb. 2002, nr. 591).
9.2.1 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
9.3 Gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4 gelden de volgende regels:
van bestaand gebruik is sprake indien op de datum van de inwerkingtreding van het LIB op de desbetreffende plaats een gebouw rechtmatig aanwezig is en overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt, of voor de datum van inwerkingtreding van het LIB een omgevingsvergunning is verleend voor dit gebouw op de desbetreffende plaats, mits binnen zes maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt.
9.3.1 Afwijken van gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 10 algemene procedureregels
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:
het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag- nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend:
de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders een zienswijze indienen over het ontwerpbesluit.
Artikel 11 algemene afwijkingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd om in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor:
bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 5,5 meter en een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 55 m²;
bouwwerken die geen gebouwen zijn, en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, bruggen, en loopplanken;
bouwwerken gericht op het tegengaan van geluidsbelasting met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
afwijkingen van deze regels voor gedenktekens, beeldende kunstwerken, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, riool-overstortkelders, informatie- en reclameborden, en plastieken en vrijstaande muren;
overschrijding van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1 meter ten behoeve van een technisch beter verantwoordde realisering van bouwwerken;
overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder e., voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;
overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter voor balkons, met ten hoogste 2 meter voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, galerijen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, en met ten hoogste 1 meter voor dakoverstekken;
overschrijding van bestemmings- en bebouwingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch beter verantwoorde realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2 meter bedragen.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 12 overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijken
Het college van Burgemeester en Wethouders kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Hornmeer - Fusieschool Hornmeer.