Ophelialaan - Jac. P. Thijsselaan
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.07R-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
REGELS
Bestemmingsplan
Ophelialaan - Jac. P. Thijsselaan
Inhoudsopgave
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene bouwregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Artikel 13 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.1
Artikel 14 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2
Artikel 15 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2a
Artikel 16 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.3
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Ophelialaan - Jac. P. Thijsselaan" van de gemeente Aalsmeer;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0358.07R-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aan-huis-gebonden bedrijf
het door (één van) de hoofdbewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten, niet zijnde een beroep aan huis, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, niet vallend onder vergunningsplicht van de Wet milieubeheer en geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de beperkte omvang ervan in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op het terrein van de administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening door (één van) de hoofdbewoners, niet zijnde de uitoefening van detailhandel en prostitutie, dat door de beperkte omvang ervan in diens woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsvlak:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer niet boven elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
1.10 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten (daaronder niet begrepen aan-huis-verbonden-beroepen, detailhandel, horeca, publieksgerichte dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen en bedrijfsmatige sportdoeleinden);
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.12 beschermd dorpsgezicht:
aanwijzing als beschermd dorpsgezicht zoals bedoeld in de Erfgoedwet en de Erfgoedverordening van de gemeente Aalsmeer;
1.13 bestaand gebruik of bouwwerk:
een gebruik of een bouwwerk, zoals dat rechtmatig aanwezig is op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan en gebouwd conform een vergunning, dan wel bebouwing zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 boeiboord:
de opstaande kant van een dakgoot, of opstaande kant bij platte daken;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.25 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.):
de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle bouwlagen alsmede onderbouw en zolder, inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften, toiletten e.d., met uitzondering van (kruip)kelders met een hoogte van minder dan 1,50 meter en technische ruimten op daken;
1.26 carport:
een niet aan alle zijden met wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van de stalling van (motor-)voertuigen;
1.27 containerbergingen:
bergingen voor de kliko's/rolemmer;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft achtergelaten danwel gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw;
1.30 dakkapel:
een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;
1.31 dakkaper:
een dakkapel met een schuin dakvlak in dezelfde hoek als het dak, waarbij de nok wordt verhoogd;
1.32 dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa van een (hoofd)gebouw vanaf het bestaande dakvlak, waarbij gehele of gedeeltelijke verhoging van het oorspronkelijk dakvlak plaatsvindt;
1.33 dakterras:
een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, al dan niet voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf:
bedrijf waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven en seksinrichtingen;
1.36 dove gevel:
een gevel zonder te openen delen;
1.37 druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.38 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.40 erfafscheiding:
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
1.41 erker:
een aan de voor- of zijgevel van een woning of een ander hoofdgebouw geplaatste uitbouw in één bouwlaag, waarvan de buitenzijde is begrensd door kozijnen, welke onlosmakelijk verbonden is met en deel uitmaakt van de hoofdmassa van die woning of dat gebouw en die uit functioneel oogpunt ondergeschikt en uit architectonisch oogpunt een aanvulling op de hoofdvorm te zijn;
1.42 evenement:
een voor publiek toegankelijke gebeurtenis in de openbare ruimte, op of aan de weg, binnen gebouwen of op het openbare water met uitzondering van manifestaties, betogingen, jaar- en weekmarkten;
1.43 gestapelde woning
een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 goot:
1.46 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.47 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;
1.48 kantoor:
(een ruimte of complex van ruimten voor) het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.49 karakteristiek:
panden, objecten en gronden die genomineerd zijn als Rijksmonument en welke voorbescherming genieten in het kader van de Erfgoedwet;
1.50 lessenaarsdak:
dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;
1.51 maaiveld:
de bovenkant van het oorspronkelijke (aangelegde) terrein waar een bouwwerk zal worden opgericht of is opgericht;
1.52 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.53 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals afvalverzamelpunten, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwen, gasreduceerstations, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan) en voorzieningen voor transport van onder meer aardgas, water, elektriciteit, telecommunicatie, bouwwerken voor koude- en warmteopslag en alarmeringssignalen;
1.54 ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
1.55 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.56 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verhandelen of verpakken van goederen;
1.57 peil:
voor een (te realiseren) gebouw, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg naast die gevel;
voor een (te realiseren) bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;
voor een (te realiseren) gebouw waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de voorgevel, of in het geval van ligging in het talud van een dijk ter plaatse van de naar de dijk gekeerde gevel, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
voor een (te realiseren) bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.
1.58 platte afdekking:
een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw;
1.59 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt voor (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerptechnische, administratieve en kunstzinnige beroepen en daarmee gelijk te stellen beroepen;
1.60 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.61 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats uitoefenen van detailhandel of diensten al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.62 straatmeubilair:
de bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen: abri's, afvalbakken, (ondergrondse) afvalcontainers, alarmeringsinstallaties met bijbehorende antennes, bloemen- of plantenbakken, brandkranen, draagconstructies voor reclame, fietsenrekken, gedenktekens, lichtmasten, parkeermeters, schakelkasten, speeltoestellen, straatverlichting, telefooncellen met bijbehorende antennes, urinoirs, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeerslichten, vitrines, voorwerpen van beeldende kunst, bewegwijzering en zitbanken; onder straatmeubilair worden niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen;
1.63 tuinhuis:
een gebouw ten behoeve van een volkstuin, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat niet voor bewoning is bestemd;
1.64 twee-aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee geschakelde hoofdgebouwen of twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen
1.65 verblijfsrecreatie:
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat, anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig;
1.66 verdieping:
een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.67 volkstuin(en):
grond(en) waarop, anders dan ten dienste van een agrarisch bedrijf, op kleine schaal voedings- en/of siergewassen worden geteeld en voor eigen behoefte;
1.68 voorgevel:
de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.69 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn langs de voorgevel, of langs de zijgevel die naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, van een hoofdgebouw;
1.70 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingbelang dienen, zoals watergangen (sloten), kunstwerken, bruggen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke;
1.71 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast het huishouden dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouden in het gebouw is ondergebracht;
1.72 woongebouw:
een hoofdgebouw dat één of meer woningen bevat;
1.73 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.74 woonzorg:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
1.75 Zadeldak
dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de nok van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
de hoek, gemeten in graden, van een hellend dakvlak ten opzichte van een horizontaal vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil (maaiveld) tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de ashoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 vloeroppervlakte woning:
de som van de oppervlakten van alle bouwlagen, deel uitmakende van het hoofdgebouw, daar onder begrepen kelderruimten en zolderruimten voor zover de vrije hoogte ten minste 1,50 meter bedraagt, en met uitzondering van: ruimten waar kleinere vrije hoogte dan 1,50 meter aanwezig is, alsmede balkons, bijgebouwen, gemeenschappelijke berg-, verkeers- en wasruimten en loggia's;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.10 verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.11 horizontale diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen en groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
fietsenbergingen en fietsenstallingen ter plaatse van de functieaanduiding 'fietsenstalling';
met daaraan ondergeschikt:
voetpaden;
speelvoorzieningen;
kunstobjecten;
kunstwerken;
straatmeubilair;
een keerlus ten behoeve van de nood- en hulpdiensten;
met de daarbij behorende:
waterlopen, waterpartijen en oevervoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
gebouwen uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'fietsenstalling'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'fietsenstalling' mogen gebouwen worden gebouwd, waarvoor geldt dat:
het oppervlak van de gebouwen gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 m2;
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren;
het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
het gebruik van gronden als staan- of ligplaats, alsmede kampeerterrein;
het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
het gebruik van gronden voor sport- of wedstrijdterrein, parkeerterrein, landingsplaats of dagcamping dan wel voor de ruitersport.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten;
parkeervoorzieningen;
voet- en fietspaden;
voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
met de daarbij behorende:
openbaar toegankelijke gebieden;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de in artikel 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van palen en (licht-)masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waterlopen, waterplassen en recreatiewater;
water als netwerk voor de waterhuishouding, waaronder waterberging, wateraanvoer en waterafvoer;
de ontwikkeling en het beheer van natuur en landschap waaronder de natuurverbindingen en de natuurwaarden;
(dras)oevers en groenvoorzieningen langs de oevers, zoals rietkragen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken;
al dan niet gebouwde voorzieningen met het oog op het beheer en onderhoud;
keermuren, oeverbeschoeiingen, duikers en andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikte:
openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
5.3 Strijdig gebruik
Steigers zijn niet toegestaan.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in een woning zoals bedoeld in artikel 1.71, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 6.3.1;
voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
met de daarbij behorende:
ontsluitingswegen en andere verhardingen;
tuinen en erven;
parkeervoorzieningen;
inritconstructies;
groenvoorzieningen;
water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
speelvoorzieningen;
nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
er mogen uitsluitend aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
het aantal woningen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken;
bij woningen met een kap mag een dakkapel worden gerealiseerd uitsluitend aan de achterzijde, met dien verstande dat:
de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder is dan 1,5 meter;
zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan, indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de hiervoor opgenomen breedte- of afstandsmaten.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan-huis-gebonden beroep of -bedrijf
Het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf mag maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning bedragen, met inbegrip van de daarbij behorende bouwwerken;
het gebruik leidt niet tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
het beroep of bedrijf wordt alleen door de bewoner(s) uitgeoefend of gerund;
horeca-activiteiten en detailhandel zijn niet toegestaan;
buitenopslag en beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen, zijn niet toegestaan.
6.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend:
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor-, bedrijf- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en/of horeca.
6.3.3 Voldoende parkeergelegenheid en Parkeernormen
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
bij nieuw- of verbouw in het kader van deze bestemming 'Wonen - 1', en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer';
het niet voorzien in, en het niet in stand houden van, voldoende parkeergelegenheid, conform de parkeernormen bepaald in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', wordt gerekend tot strijdig gebruik.
6.3.4 Voorwaardelijke verplichting geluid
De gevels en daken van alle woningen moeten een geluidwering hebben van tenminste 32 dB.
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in een woning zoals bedoeld in artikel 1.71, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 7.3.1;
voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
met de daarbij behorende:
ontsluitingswegen en straten;
parkeervoorzieningen;
voet- en fietspaden;
tuinen en erven;
water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen op eigen terrein met bijbehorende in- en uitritten;
groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
kunstobjecten;
kunstwerken;
straatmeubilair.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
er mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
het aantal woningen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
de kap dient uitgevoerd te worden als lessenaarsdak of (a-symetrisch) zadeldak;
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen, zijn er geen dakkapellen toegestaan.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan. Indien de regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen gedurende de planperiode door het bevoegd gezag wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging van deze regels.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf
Het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf mag maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning bedragen, met inbegrip van de daarbij behorende bouwwerken;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
het beroep of bedrijf alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
7.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor-, bedrijf- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
7.3.3 Voldoende parkeergelegenheid en Parkeernormen
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
bij nieuw- of verbouw in het kader van deze bestemming 'Wonen - 2', en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer';
het niet voorzien in, en het niet in stand houden van, voldoende parkeergelegenheid, conform de parkeernormen bepaald in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', wordt gerekend tot strijdig gebruik.
7.3.4 Voorwaardelijke verplichting geluid
De gevels en daken van alle woningen moeten een geluidwering hebben van tenminste 32 dB.
Artikel 8 Wonen - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in een woning zoals bedoeld in artikel 1.71, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf, zoals omschreven in lid 8.3.1;
voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
met de daarbij behorende:
ontsluitingswegen en straten;
parkeervoorzieningen;
voet- en fietspaden;
tuinen en erven;
water, in de vorm van vijvers, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, met inbegrip van bijbehorende oevers en beschoeiingen;
al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen op eigen terrein met bijbehorende in- en uitritten;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
openbare nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
er mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
het aantal woningen mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van niet meer dan 60º. Deze contouren gelden voor tenminste twee dakvlakken;
de kap mag uitsluitend als zadeldak uitgevoerd worden waarvan de nokrichting haaks op de weg is gelegen;
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen, zijn er geen dakkapellen toegestaan.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan. Indien de regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen gedurende de planperiode door het bevoegd gezag wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging van deze regels.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
behoudens vergunningvrije bouwwerken conform de thans geldende regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen en bouwwerken ten behoeve van ondergrondse
warmte- en koudeopslag, zijn geen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Aan-huis-gebonden-beroep of bedrijf
Het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf mag maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning bedragen, met inbegrip van de daarbij behorende bouwwerken;
het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
het beroep of bedrijf alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.
8.3.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken of doen gebruiken van meer dan 30% van de vloeroppervlakte van een woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, als kantoor-, bedrijf- en/of praktijkruimte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
8.3.3 Voldoende parkeergelegenheid
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
bij nieuw- of verbouw in het kader van deze bestemming 'Wonen - 3', en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', waarvan tenminste 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein wordt gerealiseerd;
b. het niet voorzien in, en het niet in stand houden van, voldoende parkeergelegenheid, conform de parkeernormen bepaald in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', wordt gerekend tot strijdig gebruik.
8.3.4 Voorwaardelijke verplichting geluid
De gevels en daken van alle woningen moeten een geluidwering hebben van tenminste 32 dB.
Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie Gemeente
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud en/of herstel van het beschermd dorpsgezicht in overeenstemming met de redengevende omschrijving in bijlage 1.
9.2 Bouwregels
De specifieke beschermingswaardige gevelelementen en dakvormen zoals omschreven in de redengevende omschrijving (bijlage 1) dienen te worden behouden.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken ten behoeve van dakvorm
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 9.2 met dien verstande dat:
ook andere kapvormen mogen worden gebruikt, indien hierdoor aan de waarde van het beschermd dorpsgezicht geen afbreuk wordt of zal worden gedaan en mits een andere nokrichting beter aansluit bij de aangrenzende bebouwing;
een dak wordt voorzien van een dakkapel(len).
9.3.2 Afwijken ten behoeve van de gevelopbouw- en indeling
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 9.2 met dien verstande dat:
de nieuwe gevel voldoet aan de op het opnameformulier beschreven uitgangspunten, wordt opgetrokken uit in hoofdzaak de op het opnameformulier genoemde materialen en aan de waarde van het beschermd dorpsgezicht geen afbreuk wordt of zal worden gedaan;
ook andere materialen mogen worden gebruikt indien hierdoor aan de waarde van het beschermd dorpsgezicht geen afbreuk wordt of zal worden gedaan;
9.3.3 Voorwaarden voor afwijken
Deze genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien er een positief advies ligt van de gemeentelijke Erfgoedcommissie.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Verbod, en omgevingsvergunningsplicht
Het is voor de gebouwen verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag deze bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
9.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die:
het normaal onderhoud betreffen;
in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
het slopen van verbindingsconstructies (tussen gebouwen) betreffen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen te overschrijden:
ten behoeve van toegangen van bouwwerken, luifels, stoepen, stoeptreden, reclame-uitingen, vrijhangende balkons (al dan niet ondersteund door kolommen) bij woongebouwen, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2,50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeer en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden;
vrijhangende balkons, gaanderijen, luifels en reclame-uitingen boven een verkeersbestemming is mogelijk indien er een vrije hoogte aanwezig is van 4,20 meter boven de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 meter breedte ter weerszijden van die rijweg en een minimale vrije hoogte van 2,20 meter boven een ander deel van de weg;
ten behoeve van plaatselijke verhogingen op gebouwen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, trappenhuizen en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits:
11.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingsmogelijkheden en specifieke regels, de volgende regels:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van (het ondergrondse deel van) bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor tuinmeubilair, straatmeubilair, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, inritconstructies en voorzieningen ten behoeve van warmte-koudeopslag en warmtepompen;
het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken met een dak boven peil vermeerderd met 10%;
de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer dan 4 meter beneden het peil bedragen;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken mag geen nadelige effecten hebben op de archeologische waarden en de bodem- en waterhuishouding.
11.3 Parkeren
Bij nieuw- of verbouw, en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het thans geldend beleid in de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer'.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
de in de bestemmingsregels opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan. Dit is niet van toepassing bij toegelaten binnenplanse afwijkingen;
de bestemmingsregels en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
de bestemmingsregels ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat:
bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt;
het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. Hiertoe dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder;
de bestemmingsregels ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter;
de bestemmingsregels ten behoeve van het realiseren van groene daken op hoofdgebouwen, dan wel bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
de overschrijding van de voorgeschreven goot- en/of bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10%;
deze overschrijding met 10% heeft slechts betrekking op de extra (constructieve) opbouw op een dak dat nodig is om een groendak te kunnen toepassen, exclusief beplanting;
groene daken mogen niet als dakterras of daktuin worden gebruikt als deze worden toegepast op woningen. Bij andere gebouwen dan woningen wordt het gebruik van een groendak als dakterras of daktuin per geval beoordeeld, waarbij vooral de privacy van naburige woonpercelen niet nadelig mag worden beïnvloed.
Geen omgevingsvergunning wordt verleend indien:
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatse.
Artikel 13 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.1
13.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol.
13.2 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden de beperkingen met betrekking tot gebruik zoals gesteld in artikel 2.2.1c van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'. Daarbij is artikel 2.2.1e van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol' eveneens van toepassing.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 14 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2
14.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2', zoals aangegeven op bijlage 2 van de planregels, gelden beperkingen met betrekking tot toetshoogten van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 15 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.2a
15.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a', zoals aangegeven op bijlage 3 van de planregels, gelden beperkingen van hoogten ter bescherming van het functioneren van radarapparatuur als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol.
15.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a' gelden beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken geen gebouwen zijnde en objecten, zoals gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 indien uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer.
Artikel 16 Luchtvaartverkeerzone - LIB artikel 2.2.3
16.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaarverkeerzone-lib artikel 2.2.3', zoals aangegeven op bijlage 4 van de planregels, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol.
16.2 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaarverkeerzone-lib artikel 2.2.3' gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking zoals gesteld in artikel 2.2.3 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 indien de minister van Infrastructuur en Milieu een verklaring van geen bezwaar afgeven zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling niet zijnde de 'Nota Parkeernormen Aalsmeer', dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling, zoals die luidt en van kracht is op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
17.2 Voorrangsregels
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan eenmalig afgeweken worden van lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.
18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
18.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
18.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
18.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Ophelialaan - Jac. P. Thijsselaan".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ... 2023
De griffier, de voorzitter,