Bestemmingsplan Zwarteweg
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.07K-OW02 |
Plantype: | bestemmingsplan |
TOELICHTING
Bestemmingsplan Zwarteweg
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
Aanleiding
Door de omlegging van de N201 tussen Hoofddorp en Amstelhoek kunnen de gebieden die grenzen aan de N196/Burgemeester Kasteleinweg (oude N201) ontwikkeld worden naar ondermeer woningbouw. Het uiteindelijke doel bij deze herontwikkeling is de leefbaarheid van de dorpskern van Aalsmeer te verbeteren en de samenhang tussen de twee helften van de dorpskern, als gevolg van de doorsnijding door het oude tracé van de N201 over de Burgemeester Kasteleinweg, te herstellen.
Vanaf 18 maart 2016 heeft er een ontwerp bestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen. In dit plan zaten alleen grondgebonden woningen, gebaseerd op een vastgestelde startnotitie van 10 september 2015. Tijdens de ter inzage legging is er een informatieavond georganiseerd in het raadhuis van de gemeente Aalsmeer.
Op dit ontwerp bestemmingsplan zijn 6 zienswijzen ingediend. Vervolgens is het plan door omstandigheden niet vastgesteld.
Op 23 januari 2020 is er een motie ingediend door de gemeenteraad "Tuinieren buiten de kaders". Gevraagd wordt:
een oplossing te zoeken om de financiële resultaten te optimaliseren ook buiten de door de Raad vastgestelde kaders voor het project De Tuinen van Aalsmeer;
vraag en aanbod van woningen beter en toekomstbestendig op elkaar af te stemmen.
Naar aanleiding van deze motie is op 3 december 2020 de ontwikkelvisie "De Tuinen van Aalsmeer" vastgesteld. Deze ontwikkelvisie geeft richting aan de gewenste invulling voor de Zwarteweg en de Opheliahof, en geeft een beeld van de woningaantallen die binnen deze gebieden kunnen worden gerealiseerd. Er worden vooral woningen toegevoegd in het goedkope en middeldure segment. Dit levert een goede bijdrage aan het doelgroepenbeleid van de gemeente Aalsmeer. Uit de visie volgt dat toepassing van gestapelde woningbouw in ruimtelijk zin kwalitatief inpasbaar is. De vastgestelde ontwikkelvisie vormt de basis voor dit bestemmingsplan.
Doelstelling
De Zwarteweg grenst direct aan de Burgemeester Kasteleinweg en betreft het terrein waarop in het verleden kwekerijen waren gevestigd. In de jaren negentig is op een deel van het terrein de gemeentewerf gerealiseerd, die voorheen gevestigd was aan de Dorpsstraat in Aalsmeer. De activiteiten van de kwekerij zijn reeds geruime tijd beëindigd en het gebied is sindsdien verwaarloosd. Ook is voor de realisatie van dit project de gemeentewerf jaren geleden verplaatst.
Het doel is om op het voormalige terrein van de kwekerij en de gemeentewerf aan de Zwarteweg woningen te ontwikkelen en zo bij te dragen aan de woningvoorraad in Aalsmeer. De ruimtelijke invulling van dit woongebied zal aansluiten bij de bestaande wijk Stommeer en bestaan uit grondgebonden woningen en appartementen.
Aan de zijde van de Hortensialaan worden de grondgebonden woningen, maximaal 20, gerealiseerd in twee bouwlagen met kap. Dit worden 2^1 kapwoningen.
Langs de burgemeester Kasteleinweg komen 2 of 3 appartementengebouwen variërend van 3 tot 6/8 bouwlagen met maximaal 136 appartementen.
1.2 Vigerende planologische regeling
Het project Zwarteweg is gelegen in het bestemmingsplan “N 196 en Zwarteweg”.
Verbeelding bestemmingsplan N196 en Zwarteweg
De gronden zijn bestemd overeenkomstige het voormalige gebruik te weten “Bedrijf-Opslag” en “Agrarisch-Tuinbouw”.
De voor 'Bedrijf-Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige opslag. De voor 'Agrarisch-Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van tuinbouw al dan niet onder glas.
Binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan is het realiseren van woningbouw binnen dit plangebied niet mogelijk. Met dit bestemmingsplan wordt beoogd de gewenste ontwikkeling van het plangebied juridisch gestalte te geven.
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied wordt in het noorden globaal begrensd door de Gloxiniastraat, in het oosten door de Burgemeester Kasteleinweg, het zuiden door de Zwarteweg en in het westen door de achtertuinen van de aan de Hortensialaan gelegen woningen.
Locatie woningbouw Zwarteweg
1.4 Geldende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan N196 en Zwarteweg, vastgesteld door de raad op 11 september 2014. Deze is op 7 november 2014 onherroepelijk in werking getreden. Dit bestemmingsplan vervangt ook gedeeltelijk het bestemmingsplan Stommeer, vastgesteld op 25 april 2013. Deze is op 19 juli 2013 onherroepelijk in werking getreden.
Deze geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied Zwarteweg gedeeltelijk te vervallen.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende jaren gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.
Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het huidige plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.
HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED
2.1 Gebiedsontwikkeling
2.1.1 Historie
Een eerste aanzet om de uitgangspunten aan te geven voor de omlegging van de N201 en de herontwikkeling van de gebieden langs de Burgemeester Kasteleinweg is neergezet in het kaderplan van 2003. In september 2004 zijn de doelstellingen en wensen verder uitgewerkt. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de Nota van Uitgangspunten herinrichting Burgemeester Kasteleinweg. De belangrijkste doelstelling van de herontwikkeling is de kern van Aalsmeer weer aanéén te smeden en de leefkwaliteit te verbeteren. Deze doelstelling zijn toen verder uitgewerkt in het “Structuurplan Herinrichting Burgemeester Kasteleinweg” en in het Masterplan “De Tuinen van Aalsmeer”.
Het doel van het structuurplan was de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Aalsmeer-dorp in beeld te brengen en hierbij de gewenste ontwikkelingsrichting aan te geven. De belangrijkste ingreep in de ruimtelijke hoofdstructuur is de aanpassing van het wegenpatroon. De nieuwe verkeersstructuur dient tot een afname van de verkeersintensiteiten in het dorp zodat de leefbaarheid in de gebieden langs de Burgemeester Kasteleinweg wordt vergroot.
2.1.2 Masterplan "De tuinen van Aalsmeer"
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de herontwikkeling van het bestaande tracé
van de N201 en de aangrenzende gronden waren aanvankelijk vastgelegd in de “Stedenbouwkundige Visie herontwikkeling huidig tracé N201". Het Masterplan “De tuinen van Aalsmeer”, vastgesteld op 14 juni 2007, bevat de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige uitgangspunten.
Doel van het Masterplan was:
het benoemen van structurerende elementen voor het hele plangebied: uitgangspunten
het definiëren van de toekomstige verkeersstructuur in het gebied en de inpassing van het HOV; de verdieping en uitwerking van de dragende thema’s voor het gehele gebied, zoals het herstel van de verbindingen, dorpsreparatie en het HOV als stedelijke kwaliteit;
het vastleggen van ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten per deellocatie: programma, stedenbouwkundige opzet, bouwmassa en referentiebeelden architectuur en openbare ruimte.
De gemeenteraad heeft op 14 maart 2013 besloten dat het Masterplan "Tuinen van Aalsmeer" onvoldoende kader vormde voor het bereiken van eerder geformuleerde doelstellingen wat heeft geleid tot herziene uitgangspunten.
De volgende punten zijn van belang voor de Zwarteweg:
aaneensmeden van de helften van Aalsmeer door nieuwe bebouwing (en integratie bestaande bebouwing) gefaseerd qua adressen en voorkanten te oriënteren op de Burgemeester Kasteleinweg;
een centraal en vrijliggende busbaan zonder meerijdend verkeer met een doorgaand laanprofiel;
de stedenbouwkundige uitwerkingsschets "Verre Toekomst" als een goed idee voor de verdere uitwerking te benoemen;
geen doorgaand regionaal verkeer in Aalsmeer.
2.1.3 Startnotitie Zwarteweg
Op 10 september 2015 is de startnotitie Zwarteweg vastgesteld door de gemeenteraad. In de startnotitie zijn de ruimtelijke randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven voor het ontwikkelen van woningbouw aan de Zwarteweg. De eisen die de gemeente stelt aan het woningbouwprogramma zijn eerder vastgesteld bij het besluit over de grondexploitatie 2015. Deze startnotitie diende als basis voor het ontwerp bestemmingsplan Zwarteweg die 18 maart 2016 voor 6 weken ter inzage is gelegd.
Dit ontwerp bestemmingsplan is nooit vastgesteld omdat Nederland destijds werd geconfronteerd met de problematiek rond PFAS. PFAS is een verzamelnaam voor een aantal bodemvervuilende stoffen. Door de aanwezigheid van PFAS in het plangebied kon er niet worden gestart met de bouwvoorbereiding en kwam de economische haalbaarheid onder druk te staan. Inmiddels is bekend dat PFAS overal in Nederland wordt aangetroffen in gehalten die als ongevaarlijk voor de volksgezondheid wordt beschouwd en dat de gehalten op de planlocatie Zwarteweg daar niet van afwijken (zie paragraaf 7.1 Bodem).
Vervolgens is op 23 januari 2020 een motie ingediend door de gemeenteraad "Tuinieren buiten de kaders". In deze motie wordt aandacht gevraagd voor een oplossing om de financiële resultaten te optimaliseren, ook voor het project "De Tuinen van Aalsmeer", en om vraag en aanbod van woningen beter en toekomstbestendig op elkaar af te stemmen. Dit heeft geresulteerd in de ontwikkelvisie "De tuinen van Aalsmeer"
2.1.4 Ontwikkelvisie 'De tuinen van Aalsmeer-Zwarteweg-Opheliahof-Polderzoom'
Deze ontwikkelvisie geeft richting aan de gewenste invulling van deze gebieden en geeft een beeld van de woningaantallen die binnen deze gebieden kunnen worden gerealiseerd. Het vormt de basis voor het bestemmingsplan en biedt tegelijkertijd ruimte om bij de verdere uitwerking tot een andere invulling te komen, met behoud van de ruimtelijke randvoorwaarden.
De locatie Zwarteweg is gelegen aan de Burgemeester Kasteleinweg. Met de komst van de H.O.V. is deze weg een belangrijke ruimtelijke drager binnen de ruimtelijke structuur van de gemeente Aalsmeer. Het profiel van de weg en de aangrenzende bebouwing is hierbij van belang. De afgelopen jaren zijn langs deze weg al appartementengebouwen gerealiseerd. Het beeld van appartementengebouwen langs de Burgemeester Kasteleinweg past bij dit beeld en geeft deze weg de gewenste schaal en allure. Aan de kant van de Hortensialaan blijven de geprojecteerde 2^1 kapwoningen gehandhaafd.
2.1.5 Stedenbouwkundige opzet
De bebouwing binnen het plangebied van de Zwarteweg is globaal in te delen in twee gebieden te weten :
Bebouwing langs de Burgemeester Kasteleinweg
Langs de Burgemeester Kasteleinweg bestaat het plan uit twee of drie carré vormige appartementenblokken met elk een hoogteaccent langs deze weg. De frontvorming van deze appartementenblokken is alzijdig. Naast het parkeren langs de openbare weg vindt het parkeren ook plaats in de binnenhoven van deze appartementenblokken (zo veel mogelijk uit het zicht). De appartementenblokken worden omsloten door openbaar groen met een riante groenstrook tussen de appartementenblokken onderling. Hierdoor ontstaat het beeld van wonen in een parkachtige setting. In het groen zal ook een speelvoorziening worden opgenomen.
Bebouwing langs de zuidwestelijk gelegen gebogen laan
De westzijde is bij voorkeur geschikt voor 2^1 kapwoningen die aansluiten bij het woningtype langs de Hortensialaan. De woningen zijn met hun voorkant gericht naar de openbare weg. De achtertuinen sluiten aan op de watergang waar aan de overzijde van het water de tuinen van de woningen aan de Hortensialaan zijn gelegen. Parkeren zal zoveel mogelijk op eigen terrein (voortuin) worden gesitueerd.
Beeldkwaliteitskader
Er is een beeldkwaliteitskader opgesteld (zie bijlage 1).
Een beeldkwaliteitskader is een beleidsdocument waarin de gewenste kwaliteit van de ontwikkeling van een gebied wordt weergegeven. Beoogd wordt om de gewenste uitstraling, sfeer en karakter van de bebouwing langs de Burgemeester Kasteleinweg veilig te stellen door het geven van richtlijnen voor de typologie van de nieuwe bebouwing en voor de inrichting van de buitenruimte.
Om een bijzonder plangebied te realiseren wordt een viertal ambities nagestreefd inzake de identiteit en beeldkwaliteit van deze locatie. Hierbij behoren de volgende kenmerken:
Binnen het plangebied speelt groen een belangrijke rol, de parkachtige uitstraling van het groen is uitgangspunt (wonen in en of aan het groen);
Alzijdige bebouwing voor de appartementen;
Nieuwbouw manifesteert richting de Burgemeester Kasteleinweg;
Geen gesloten frontvorming, maar opdeling in kleinere volumes.
2.2 Motivatie gemaakte keuzes
Een verwaarloosd verrommeld gebied is gesaneerd en wordt getransformeerd naar woningbouw. Voor dit project wordt uitgegaan van een woongebied die zich voegt in de ruimtelijke kenmerken van de overige, binnen de wijk Stommeer gelegen, woongebieden. Het totale project richt zich op de invulling van een onbebouwd gebied die direct aan de Burgemeester Kasteleinweg grenst.
De afgelopen jaren zijn langs de Burgemeester Kasteleinweg appartementengebouwen gerealiseerd zoals bij Dorpshaven Zuid, Polderzoom fase 1 en de Laurierhof. Maar ook bij de TV studio’s wordt in de planvorming uitgegaan van appartementen. Hiermee is een ontwikkeling in gang gezet om de Burgemeester Kasteleinweg te begeleiden door gestapelde woningbouw.
Door de komst van de H.O.V. worden deze appartementen goed ontsloten en bereikbaar voor openbaar vervoer. Hierdoor ontstaat de hoogste bebouwingsdichtheid nabij toekomstige halteplaatsen. Het overige gebied wordt als openbaar groengebied ingericht. Op deze wijze ontstaan appartementengebouwen in een groene setting.
Het realiseren van appartementen op de locaties langs de Burgemeester Kasteleinweg sluit aan bij de wens te bouwen voor diverse doelgroepen waaronder jongeren en ouderen. Nu, en ook in de toekomst, zal een aanzienlijk deel van de Aalsmeerse inwoners bestaan uit één- en twee persoonshuishoudens en ouderen. Dit vraagt om passende vormen van huisvesting. Het ontwikkelen van deze appartementen sluit hier op aan.
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor een ieder. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Aalsmeer. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende jaren. Zodra de omgevingswet van kracht is zal dit bestemmingsplan worden omgezet in een tijdelijk omgevingsplan.
3.2 De bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
Hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.
Wijze van meten (artikel 2)
Hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Groen (artikel 3)
De bestemming omvat het merendeel van de structurele groenvoorzieningen in Aalsmeer. Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen (plaats speelvoorziening is aangeduid op planverbeelding), waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair.
Verkeer- verblijfsgebied (artikel 4)
Binnen deze bestemming zijn verschillende aspecten van de verkeersbestemming geregeld zoals wegen, voet- en fietspaden, bruggen, viaducten, parkeerplaatsen enz. Binnen deze bestemming is het mede mogelijk groen en water te realiseren.
Water (artikel 5)
De bestemming water is bedoeld voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen en bruggen. In de specifieke gebruiksregels is onder meer bepaald dat het aanleggen van woon- en bedrijfsschepen in strijd is met deze bestemming. De gronden met de bestemming water mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Wonen - 1 en Wonen - 2 (artikel 6 en 7)
Binnen de bestemming wonen - 1 zijn grondgebonden 2^1 kapwoningen toegestaan. Naast het bouwen van een hoofdgebouw zijn er regels opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, aangebouwd en losstaand. In de specifieke gebruiksregels is onder meer opgenomen dat bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken strijdig is met de bestemming. Voor de voorgevel mag, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis, erkers worden opgericht. Er dienen voldoende
parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden. Indien er door de bouw van een erker de parkeerplaats(en) op eigen terrein niet in stand kunnen worden gehouden, is een erker niet toegestaan. Deze parkeerplaatsen zijn namelijk onderdeel van de parkeertelling.
Binnen de bestemming Wonen - 2 zijn minimaal 2 en maximaal 3 woongebouwen toegestaan. De gebouwen zullen aan de zijde van de Burgemeester Kasteleinweg maximaal drie hoogteaccent krijgen. Tussen de hoofdgebouwen zal een onbebouwde ruimte aanwezig zijn van minimaal 30 meter bij twee woongebouwen en minimaal 20 meter bij 3 woongebouwen zodat er een doorkijk ontstaat. De woongebouwen worden in een groene zetting gerealiseerd. Het grootste deel van het parkeren zal ook binnen deze bestemming gerealiseerd worden. Deze parkeerplaatsen zullen buiten het zicht worden gerealiseerd.
Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerplaatsen gewaarborgd.
Binnen een woonbestemming zijn aan huis verbonden activiteiten toegestaan. Hierbij wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, dan wel voor een advocaat of een juridisch/financieel adviseur. Het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door op te leggen dat maximaal 30 procent van het woonoppervlakte gebruikt mag worden voor aan huis verbonden activiteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op de gevel is in beginsel toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.
Algemene bouwregels (artikel 9)
In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel wordt bepaald van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.
Luchtvaartverkeerzone (artikel 11 t/m 14)
Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de gebiedsaanduidingen en
vrijwaringszones (Luchtvaartverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 15)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Ook is het mogelijk om op te treden tegen eerder gerealiseerde illegale bouwwerken en illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 16)
Hier is de naam van het bestemmingsplan aangegeven en de datum waarop het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad.
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID
4.1 Actuele regionale behoefte
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van de behoefte aan die ontwikkeling en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Voor woningen geldt dat vanaf 12 woningen, met een onderlinge ruimtelijke en functionele samenhang, sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. In dit geval worden 156 woningen mogelijk gemaakt waardoor sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er moet worden aangetoond dat er behoefte is aan de woningen die binnen het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt.
In de woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025 (bestuurlijk akkoord tussen de provincie Noord-Holland en de colleges van de gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn) is opgenomen dat er tot 2030 in de regio ruim 38.000 woningen bij moeten.
De doelstelling is het versnellen van de woningbouwrealisatie met een betaalbaar, aantrekkelijk en duurzaam woonaanbod voor verschillende doelgroepen, dit om in te spelen op de woningbehoefte binnen de regio. Onder ‘betaalbare woningvoorraad’ verstaan we huurwoningen in de sociale sector, middeldure huurwoningen en betaalbare koopwoningen. In dit plan zit een deel middeldure huurwoningen en een deel betaalbare koopwoningen. Zwarteweg voldoet aan de woonagenda.
4.2 Economische uitvoerbaarheid
4.2.1 Inleiding
De beoogde ontwikkeling bevat directe bouwtitels voor de verwezenlijking van 156 woningen. De gemeente is verplicht om de grondexploitatiekosten, die toewijsbaar zijn aan particuliere gronden en die nodig zijn om de voorgenomen bouwplannen mogelijk te maken, te verhalen op de ontwikkelaar.
4.2.2 Financieel-economische haalbaarheid
Ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingen die op basis van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is inzicht verkregen in de opbrengsten die gegenereerd worden en de kosten die gemaakt worden. Wanneer deze kosten en opbrengsten voor dit plan naast elkaar worden gelegd, is er sprake van een positief plansaldo. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar.
4.2.3 Exploitatieplan
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: ‘Wro’) bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:
het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, onderscheidenlijk 5° Wro noodzakelijk is;
het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d Wro noodzakelijk is.
Op grond van dit artikel is de gemeenteraad verplicht om voor dit project een exploitatieplan vast te stellen, nu nog niet met alle grondeigenaren in het plangebied een anterieure overeenkomst is gesloten die afspraken bevat omtrent het kostenverhaal. Tegelijk met het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan wordt ook het ontwerp exploitatieplan voor deze ontwikkeling ter inzage gelegd.
4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
4.3.1 Inspraak
Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van vrijdag PM 2022 tot en met donderdag PM 2022.
Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken.
4.3.2 Bro-partners
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 17 juni 2021.
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 6 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
Hoogheemraadschap van Rijnland
Brandweer Amstelland
VAC Aalsmeer
De instantie welke staat vermeld onder nummer 4 heeft niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
De instanties welke staan vermeld onder de nummer 1 t/m 3 hebben inhoudelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In bijlage 13 volgt een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.
4.4 Handhaving
Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dient een ieder zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of de planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet. In de opzet van voorliggend bestemmingsplan is al rekening gehouden met deze nieuwe ontwikkeling.
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED
Dit is een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Alle ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2.
5.1 Ruimtelijke kwaliteit
5.1.1 Beschrijving gebied
Het projectgebied Zwarteweg ligt in de wijk Stommeer, in het zuiden. De zuidzijde van wijk Stommeer kent een grote bebouwingsdichtheid, die vanaf de jaren 50 tussen de Westeinderplassen en de Burgemeester Kasteleinweg is gerealiseerd. De locatie sluit rondom op verschillende omgevingstypen aan:
Aan de westzijde sluit het plangebied aan op een ontspannen woongebied dat bestaat uit twee-onder-een-kapwoningen en korte rijen eengezinswoningen in een laanstructuur.
Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op een waterstructuur met aan de overzijde een kleinschalig woongebied met eenvoudige grondgebonden woningen in een ruime groene setting.
Aan de oostzijde is een klein bedrijventerrein gerealiseerd waarin o.a. zichtlocaties voor diverse bedrijven zijn gerealiseerd. De verschillende bedrijfspanden zijn naar de Burgemeester Kasteleinweg en daarmee op het nieuwe woongebied gericht.
Aan de zuidzijde sluit het plangebied aan op de Zwarteweg, een belangrijke landschappelijke lijn die voorkomt uit de ontwikkeling van Aalsmeer als polderdorp. Dit is nog steeds te herkennen door het brede groene profiel, de aanwezigheid van water en de ruime afstand waarop de woningen van elkaar zijn gesitueerd. De oude structuur van het bebouwingslint is duidelijk waarneembaar. Aangrenzend bevindt zich de zogenaamde “knoop Zwarteweg” waar een busstation voor het HOV is gerealiseerd.
Op de voormalige kwekerij achter Zwarteweg 73 stonden verschillende opstallen, onder meer een zwaar verwaarloosde kas, een hal voor opslag en een bedrijfswoning, die niet meer bewoond werd. Deze opstallen zijn gesloopt.
Net buiten het plangebied zit in het pand Zwarteweg 77 de Brandweer met kantoorruimtes en de uitvalbasis voor de Ambulance hulpdienst.
De brandweer Amsterdam-Amstelland blijft gevestigd in dit pand hoewel er verschillende plannen voor reorganisatie van deze dienst bestaan. Momenteel zijn er geen concrete aanwijzingen dat deze op korte termijn gevolgen hebben voor de locatie van de brandweerkazerne in Aalsmeer. De kantoorruimtes worden verhuurd. Naast de brandweerkazerne staat een zendmast van T-Mobile op basis van een huurcontract. Deze zal worden verplaatst.
5.1.2 Cultuurhistorie/archeologie
Cultuurhistorie
Rond de 13e eeuw is Aalsmeer veranderd door de vervening, het afgraven en wegbaggeren van veengrond voor turf als brandstof voor de groeiende steden. Zo ontstonden de Oosteinderpoel, de Schinkelpoel, het Stommeer, Hornmeer, het Legmeer en de Westeinderplassen. In de 17e eeuw werd begonnen met het terugwinnen van landbouwgrond. Eerst werd het Stommeer drooggemaakt (1650).
De Zwarteweg ligt in de wijk Stommeer aan de zuidrand van de Stommeerpolder. Deze polder behoort tot de oude droogmakerijen. Deze droogmakerij kreeg na de drooglegging een planmatig slotenpatroon, dat in het plangebied nu nog herkenbaar is. Binnen deze polder zijn nog spoordijken aanwezig als restant van het voormalige spoorlijnennetwerk. De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geeft een overzicht van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren. Het plangebied wordt op de kaart aangeduid als stedelijk landschap. Er bevinden zich in het gebied geen waardevolle cultuurhistorische objecten en structuren.
Archeologie
De gemeenteraad heeft op 9 februari 2017 de Erfgoedverordening Aalsmeer vastgesteld. De verordening ziet toe op het beheer en behoud van cultureel erfgoed gelegen binnen Aalsmeer, dat van bijzonder belang is vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis. Daarbij is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met bijbehorend regime. Dit plangebied behoort tot het gebied waarvoor geen archeologische verwachting geldt.
5.1.3 Water
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het plangebied is aan de achterzijde van de percelen aan de Hortensialaan een watergang aanwezig. Deze watergang vormt de natuurlijke scheiding tussen de nieuwbouw en de percelen aan de Hortensialaan en de Gloxiniastraat. Op het terrein zelf is een bermsloot langs de Burgemeester Kasteleinweg aanwezig en een grenssloot.
Het plangebied is gelegen in de Horn- en Stommeerpolder, peilgebied GH-180.00. Deze polder heeft een gemiddeld maaiveldniveau van circa 4,00 meter - NAP. Het gebied ligt in een peilvlak met een zomerpeil van NAP -5,02 en een winterpeil van NAP - 5,12. De drooglegging is hierbij circa 1,10 meter. In de Stommeerpolder zijn lage zuurstofconcentraties aanwezig maar daarentegen worden er weinig zware metalen in het oppervlaktewater aangetroffen.
5.2 Functioneel gebruik
5.2.1 Wonen
Op het perceel aan de Zwarteweg 69 was een agrarische bedrijfswoning aanwezig. Dit pand is sinds 2008 niet meer bewoond en is gesloopt.
5.2.2 Bedrijven
Op de gronden achter de Zwarteweg waren loodsen aanwezig die door de Gemeentewerf in gebruik waren voor opslag. Op het naastgelegen perceel bevonden zich oude loodsen en kassen die bij de daar gevestigde tuinbouwbedrijven in gebruik waren.
5.2.3 Infrastructuur
De burgemeester Kasteleinweg was een doorgaande route in Aalsmeer. De omgelegde N201 is nu de nieuwe doorgaande verkeersroute in Aalsmeer. De Burgemeester Kasteleinweg is heringericht en behoudt zijn functie als wijkontsluitingsroute voor de aangrenzende wijken. In het midden van de weg is een busbaan aangelegd. De Zwarteweg sluit aan op de Burgemeester Kasteleinweg middels een (nieuw aangelegde) rotonde.
HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER
6.1 INLEIDING
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.
6.2 Rijksbeleid
6.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, de NOVI, komt voort uit de Omgevingswet en is een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI richt zich op vier prioriteiten:
Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;
Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en winwin situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI zoeken we naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Voor het plangebied geldt de prioriteit "Sterke en gezonde steden en regio's". Binnen deze prioriteit zijn een aantal beleidskeuzes gesteld waaronder de beleidskeuze "het hanteren van een integrale verstedelijkingsstrategie". Verstedelijking vraagt zorgvuldig en gebiedsgericht maatwerk vanuit een brede benadering. In lijn met de drie afwegingsprincipes moet integrale leefomgevingskwaliteit voorop staan als basis voor de te maken keuzes. Op basis daarvan kan een afweging plaatsvinden waarbij aan alle relevante ruimtelijkfysieke opgaven zoveel mogelijk recht wordt gedaan. Er moet daarbij voor worden gezorgd dat er flexibel en snel kan worden ingespeeld op nieuwe wensen en ontwikkelingen in de samenleving.
Vanwege de relatie met verschillende nationale belangen (waaronder die op het gebied van klimaat, milieu, duurzaamheid, leefomgevingskwaliteit, bereikbaarheid) doet het Rijk ook actief mee bij de integrale uitwerking van deze verstedelijkingsstrategie. In samenwerking met gemeenten, provincies, metropoolregio’s en andere relevante stakeholders worden, bijvoorbeeld via de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s van de metropoolregio’s Amsterdam (MRA), Rotterdam Den Haag (MRDH) en Utrecht (MRU), nadere keuzes over de mogelijke gebiedsontwikkelingen gemaakt.
Woondeal MRA
De regio Amsterdam moet de komende jaren 100.000 woningen bouwen. Tot 2040 betreffen dit 230.000 woningen (huidige prognose). Deze woningen moeten structureel voldoende betaalbaar blijven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft deze afspraken met de MRA op 5 juli 2019 ondertekend in een woondeal. De Minister en Regio spannen zich in om voldoende woningproductie te realiseren om te voldoen aan de groeiende woningbehoefte en de tekorten in alle segmenten terug te dringen.
6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Op 1 januari 2018 is een nieuwe versie van het LIB van kracht is geworden. Gemeenten hebben daarin meer ruimte gekregen voor een afweging tussen enerzijds het beperkt houden van de hinder door luchtvaartgeluid en anderzijds woningbouw. De 20Kecontour is nu ook in het LIB opgenomen als LIB 5gebied.
De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied binnen de 20 Kecontour gelden geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw.
Conclusie
Het plangebied Zwarteweg is gelegen in de nabijheid van de luchthaven Schiphol. Het plangebied valt binnen LIB 5-gebied en is daarnaast gelegen in het beperkingengebied van het Luchthavenindelingbesluit.
Binnen de 20 Ke-contour mogen geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw worden gerealiseerd buiten bestaand bebouwd gebied. Binnen het bestaand bebouwd gebied is herstructurering en intensivering van woningbouw toegestaan. De voorgenomen herontwikkeling naar wonen is in overeenstemming met het beleid.
Binnen dit bestemmingsplan zit een klein puntje LIB zone 4. Binnen deze beperkingengebied wordt geen woningbouw mogelijk gemaakt. Er wordt met dit bestemmingsplan geen functies mogelijk gemaakt met een vogelaantrekkende werking en blijft de woningbouw net onder de maximale bouwhoogte van 26+ NAP. Indien tijdens de bouw de (tijdelijke) bouwkranen hoger zijn dan 30 meter moet hiervoor een ontheffing worden aangevraagd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Het Luchthavenindelingbesluit heeft geen consequenties voor dit bestemmingsplan.
6.3 Provinciaal en regionaal beleid
6.3.1 Omgevingsvisie NH2050
De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.
Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt. Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.
Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Conclusie
Het onderhavige plan maakt verbetering van de stedelijke structuur mogelijk. De woningen sluiten aan bij de bestaande woonwijk. De woningen wordt duurzaam en energiezuinig gerealiseerd. Het is daarmee in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.
6.3.2 Omgevingsverordening NH2020
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Ze zoeken naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving. Met deze omgevingsverordening loopt de provincie vooruit op de Omgevingswet, omdat ze door 21 verordeningen samen te voegen alvast werken in de geest van de Omgevingswet.
In mei 2022 is de Omgevingsverordening Noord-Holland 2022 vastgesteld door Provinciale Staten. Deze treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking. De regels en wetten die terugkomen in de Omgevingsverordening NH2022 komen grotendeels overeen met de Omgevingsverordening NH2020, maar zijn dan omgezet naar de nieuwe eisen die de Omgevingswet stelt. In de Omgevingsverordening NH2022 is gezocht naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid, zoals omschreven in de visie voor de ontwikkeling van Noord-Holland; de Omgevingsvisie NH2050. In de Omgevingsverordening NH2022 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Hierdoor is het makkelijker geworden om te zien welke regels waar gelden.
Bodemsanering
Het doel is om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Dat betreft onder meer ontwikkelingen in de ondergrond. Zie paragraaf 7.1 (Bodem). De grond is reeds gesaneerd en geschikt voor de bestemming wonen.
Lib 5 zone Schiphol
Dit werkingsgebied moet in samenhang worden gezien met het bepaalde in het Luchthavenindelingsbesluit. Er worden regels gesteld met het oog op het waarborgen van terughoudendheid met woningbouw in het landelijk gebied binnen de LIB 5 zone Schiphol en het expliciet meewegen van luchtvaartgeluid in ruimtelijke plannen waarin woningen worden toegevoegd binnen de LIB 5 zone Schiphol. De zogenaamde rekenschap geven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer op de planlocatie in de 20Ke-contour is verder uitgewerkt in paragraaf 6.3.3 Daarbij wordt ook gemotiveerd welke redenen er toe hebben geleid om op de planlocatie een extra woning te bestemmen.
6.3.3 Wonen binnen de 20 Ke-contour van Schiphol
De planlocatie is gelegen binnen de 20 Ke-contour van luchthaven Schiphol. Binnen deze contour moet een afweging gemaakt worden voor de gewenste ontwikkeling in relatie tot externe veiligheid en geluid.
Locatie binnen 20 Ke zone
Belangenafweging geluidbelasting v.s. noodzaak woningbouw
In juli 2016 is er tussen regio, Rijk en luchtvaartsector een akkoord bereikt binnen het onderdeel “wonen en vliegen” van het SMASH-traject. Met dit akkoord is met het oog op de leefbaarheid en vitaliteit en in verband met de woningbouwopgave in de metropoolregio meer afwegingsruimte voor woningbouw overeengekomen voor het lokaal bestuur. Per 1 januari 2018 is conform deze afspraken het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. Tevens is het beleid voor het gebied binnen de 20 Ke-contour in het Lib verankerd.
In samenhang met de vergroting van de lokale afwegingsruimte dienen gemeenten de afspraken na te komen die zijn gemaakt om te voorkomen dat de luchtvaartsector voor extra kosten komt te staan door nieuwe woningbouwontwikkelingen. Kern van deze afspraken is het rekenschap geven van vliegtuiggeluid in ruimtelijke plannen, mede met het oog op objectieve en vroegtijdige informatievoorziening van (toekomstige) bewoners.
In samenspraak met de gemeenten in de regio is een handreiking opgesteld hoe op transparante wijze de afspraak over rekenschap geven in te vullen. Deze handreiking is in een provinciale beleidsregel vertaald. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal de provincie aan deze regel toetsen. Conform deze regel dient in ruimtelijke plannen een aantal stappen te worden doorlopen om te kunnen concluderen dat aan de afspraak over rekenschap geven is voldaan:
een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;
een beschrijving van de huidige geluidssituatie op die woningbouwlocatie;
een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidssituatie op de woningbouwlocatie;
een beschrijving van de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid gelet op de leefbaarheid en de lokale vitaliteit, de kwaliteit van de locatie en/of de regionale woningbouwmarkt en woningbouwopgave;
een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.
Ad a: De ligging in het beperkingengebied
De planlocatie is gelegen binnen de 20 Ke contour maar buiten de beperkingengebied van de 58 Lden-contour.
Ad b: de huidige geluidssituatie
Gegevens over de actuele geluidbelasting vanwege vliegtuigverkeer kunnen worden ontleend aan de geluidbelastingkaarten die elke vijf jaar volgens de Europese richtlijn omgevingslawaai worden opgesteld en de informatie op de website van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol. In het kader van de Europese richtlijn omgevingslawaai karteren gemeenten de geluidsbelasting van een luchthaven als die groter of gelijk is aan 55 dB Lden of 50 dB Lnight. De huidige geluidbelastingkaarten dateren van juni 2017. Volgens deze kaarten ondervindt de planlocatie een geluidbelasting van minder dan 55 dB Lden en 50 dB Lnight.
Uit het akoestisch onderzoek dat voor deze locatie is uitgevoerd (zie tevens § 7.3), blijkt dat de woningen een geluidsbelasting ondervinden vanwege wegverkeerslawaai en omdat de woningen zijn gelegen binnen het beperkingengebied van Schiphol, is sprake van meerdere geluidsbronnen. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 62 of 63 dB bij de betreffende woningen. Het gemeentelijke beleid stelt dat de gecumuleerde geluidsbelasting niet meer mag bedragen dan de hoogst toelaatbare hogere waarde + 3 dB. In het geval van wegverkeerslawaai bedraagt dit hier dus 68 dB (exclusief aftrek) vermeerderd met 3 dB. De gecumuleerde geluidsbelasting is minder dan de grenswaarde die het gemeentelijk beleid stelt en is daarmee dus toelaatbaar.
Conform het Bouwbesluit 2012 bedraagt de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel 20 dB bij een binnenniveau van 33 dB in de woningen.
Ad c: toekomstige ontwikkeling
In het zogenaamde Aldersakkoord van 2008 zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van Schiphol tot 2020. In het akkoord is vastgelegd dat Schiphol mag groeien tot maximaal 500.000 vluchten per jaar. Na 2020 mag de luchthaven verder groeien op basis van een evenredige verdeling van de gerealiseerde milieuwinst tussen de sector en de omgeving. Volgens deze afspraak mag 50% van de milieuwinst worden ingezet voor verdere groei. De andere 50% komt ten goede aan de kwaliteit van de leefomgeving. Conform de afspraken uit het Aldersakkoord wordt strikt geluidpreferentieel gevlogen. Dit betekent dat die banen worden ingezet die het minst geluidoverlast veroorzaken. Op dit moment wordt in het kader van de Omgevingsraad Schiphol gewerkt aan advisering van de verantwoordelijke minister over de verankering van het geluidpreferentiële stelsel in wet- en regelgeving en over de verdere ontwikkeling van Schiphol na 2020 in balans met de omgeving.
Het vliegverkeer boven het projectgebied betreft voornamelijk het startend en landend verkeer op de Aalsmeerbaan. In de afgelopen jaren zijn tal van maatregelen genomen om zowel geluidbelasting als geluidhinder door vliegverkeer in de omgeving van Schiphol te verminderen. Vliegtuigen hebben stillere motoren gekregen, er zijn vaste vertrekroutes gekomen die zoveel mogelijk om grote woonkernen heen gaan en er zijn afspraken gemaakt over nachtelijke start- en landingsprocedures. Hierdoor is de geluidbelasting rond Schiphol sinds de jaren negentig van de vorige eeuw afgenomen, ondanks de groei van het vliegverkeer.
De huidige operatie op Schiphol benadert het maximale scenario van 500.000 vluchten. De beschreven actuele geluidbelasting benadert daarmee de geluidbelasting die op basis van het maximale aantal van 500.000 vluchten gerealiseerd zal worden. Afhankelijk van de specifieke weersomstandigheden zal dan de geluidbelasting per jaar enigszins kunnen verschillen. Gezondheidsrisico’s van geluidoverlast worden vooral in verband gebracht met slaapverstoring. Van belang in dit verband is dat de Aalsmeerderbaan in beginsel ’s nachts is gesloten. De nacht duurt van 23.00 uur tot 06.00 uur. De sluiting van de Aalsmeerderbaan in de nacht staat voor zover nu bekend ook in de toekomst niet onder druk.
ad d: het belang van woningbouw
Deze bouwlocatie heeft met name een functie om de ongewenste doorsnijding van het dorp als gevolg van het tracé van de oude N201 over de Burgemeester Kasteleinweg ongedaan te maken. Wij lichten dit (deel-)project hieronder nader toe.
De kwaliteit van de leefomgeving wordt in Aalsmeer negatief beïnvloedt door het gebrek aan samenhang tussen de verschillende delen van het dorp. Het gebrek aan samenhang in het centrum van Aalsmeer komt voor een groot deel voort uit de doorsnijding van het dorp door het tracé van de N201 over de Burgemeester Kasteleinweg.
De wens om de N201 om te leggen om onder meer de kernen van Aalsmeer te ontzien stamt reeds uit de jaren zestig. Het “Masterplan Corridor N201 vormt sinds 1996 het vertrekpunt voor de stedelijke ontwikkeling van Aalsmeer. De uitvoering van de omlegging is gestart in 2006 op basis van het Regioakkoord van 2002 en de realisatieovereenkomst van 2004. In 2014 is de nieuwe N201 volledig opengesteld. Herinrichting van het oude tracé en de aanpalende gebieden zijn nu aan de orde. De gemeente pakt de herontwikkeling in verschillende deelplannen aan. Deze herontwikkelingen zijn een onderdeel geweest van de afspraken die de gemeente heeft gemaakt met de provincie Noord-Holland naar aanleiding van de omlegging van de N201.
Om ter hoogte van het kruispunt met de Zwarteweg de versnippering van het woongebied te doorbreken, neemt de locatie van het voormalige gemeentewerf en de oude kassencomplex een strategische positie in.
Herontwikkeling van deze locatie maakt het mogelijk een hoogwaardig dwars-
verband te maken tussen de dorpshelften aan weerszijden van de Burgemeester Kasteleinweg. Een invulling met woningbouw is hiervoor noodzakelijk. Juist door het toevoegen van woningbouw krijgt de samenhang tussen de verschillende woongebieden in functionele zin vorm.
Het gaat in dit geval dus om een locatie die vrijkomt waarvoor een passende invulling moet worden gevonden. Een zoektocht naar een geschikte locatie buiten de 20 Ke-contour is dus nu niet aan de orde omdat voor deze specifieke locatie een herstructureringsopgave ligt die vanuit het oogpunt van leefbaarheid van de wijk dient te worden opgepakt. Het concentreren van de woningbouw in de zone van de planlocatie die is gelegen buiten de 20 Ke-contour is niet gewenst.
Transformatie naar andere kostendrager dan wonen is niet passend is het karakter van de omgeving, namelijk woningbouw.
Paragraaf 4.1 gaat in op de actuele behoefte van woningbouw. Daarin wordt geconcludeerd dat deze behoefte voor deze woningbouwregio een ruime mate aanwezig is. Sterker nog, er dreigt een tekort aan locaties waarbinnen de grote behoefte kan worden ingelost. Mede vandaar ook het door het Rijk uitgedragen beleid dat woningbouw binnen de 20 Ke-contour, mits binnen BSG, hier een bijdrage aan kan leveren.
Specifiek voor de Aalsmeerse woningmarkt is een grote behoefte aan sociale koopwoningen en middeldure huurwoningen. Dit is een woningbouwsegment dat zeer lokaal bezien dient te worden.
Ad e: slotconclusie
Het wegsaneren van gebiedsvreemde bedrijvigheid langs de Burgemeester Kasteleinweg levert een kwaliteitsverbetering op voor de wijk. Wonen is, gezien het karakter van de omgeving, de enige voor de hand liggende bestemming. Hiertegen bestaan vanuit de afweging van de geluidbelasting vanwege vliegtuiggeluid geen zwaarwegende bezwaren. Geconcludeerd kan worden dat er groot belang aan het realiseren van de woningbouw wordt gehecht en dat daarbij de aanwezige geluidshinder zorgvuldig en transparant is meegewogen.
De woningen dienen conform het bouwbesluit worden gebouwd zodat het geluidsniveau in de woning niet hoger zal zijn dan 33 dB. In de planontwikkeling zijn een aantal stedenbouwkundige keuzes gemaakt die bijdragen aan een beter woon- en leefmilieu met betrekking tot de aanwezige geluidhinder. Buitenruimten van woningen (achtertuinen ed.) zijn gericht aan de geluidluwe zijden van de locatie door de oriëntatie van de voorgevels richting het openbaar gebied te richten. Belangrijk in dit kader is ook de inbedding in het aanwezige groene strook langs de Burgemeester Kasteleinweg. Veel aanwezige bomen worden gehandhaafd en de doorgaande groenbestemmingen biedt ruimte voor struweel en beplanting om hinder te verzachten.
Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan vliegtuiglawaai voor hinder zorgen. Om deze reden is het van belang open en transparant te informeren over de mogelijkheid van vliegtuiglawaai. Door vroegtijdig te informeren over geluidhinder van vliegtuigen kan hinderbeleving worden voorkomen. Informatievoorziening over vliegtuiggeluid valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het kader van het bouwproject wordt op een deugdelijke informatievoorziening van de toekomstige bewoners ingezet.
Externe veiligheid
Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt tevens externe veiligheidsrisico’s met zich mee. In heel Nederland kan een vliegtuig neerstorten maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op of in de directe omgeving van een vliegveld. In het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) zijn daarom regels opgenomen onder meer ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.
In bijlage 3 van het LIB is het gebied voor ‘beperkingen bebouwing’ aangewezen. Voor externe veiligheid zijn de zones 1 en 3 relevant; 2 en 4 hebben betrekking op geluid. Zone 1 is de sloopzone vanwege externe veiligheid. In dit gebied is het doel om het risico van slachtoffers op de grond ten gevolge van een vliegtuigongeluk te minimaliseren. Om die reden zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Alleen zeer extensief gebruik van gronden is mogelijk. Zone 3 wordt afgebakend door de zogenaamde PR 10-6 contour. Binnen deze contour is de kans dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een vliegtuigongeval, 1 op de miljoen per jaar. Binnen zone 3 is – gelet op de risico’s – tevens het doel om grote concentraties van personen te voorkomen.
Per wijziging van a januari 2018 is een nieuw ‘afwegingsgebied’ (zone 5) toegevoegd aan bijlage 3 van het LIB. In dit gebied (afgebakend door de voorheen geldende planologische 20Ke zone) bestaat er een enigszins verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gelet hierop dienen gemeenten op grond van artikel 2.2.1.d, lid 2 LIB te motiveren de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied valt binnen zone 5. Onderliggend bestemmingsplan heeft tot gevolg dat het gebied intensiever wordt gebruikt dan in de huidige situatie. Dit betekent dat in het geval van een vliegtuigongeval er meer slachtoffers kunnen vallen dan in de huidige situatie. Dit mogelijk gevolg wordt echter om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.
De kans op een dergelijke ramp binnen het plangebied is zeer klein te noemen. Het is in ieder geval kleiner dan 1 op de miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten zone 3. Een kans van 1 op de miljoen per jaar wordt in het algemeen (bij andere risicobronnen) al zo gering gezien dat het risico als aanvaardbaar wordt geacht. De kans op het optreden van dergelijk incident is verwaarloosbaar klein.
Er zijn geen gevaarlijke of ontplofbare objecten in de omgeving van het plangebied waardoor vervolgschade (kettingreactie of domino-effect) zou kunnen ontstaan.
De gemeente kan geen maatregelen treffen om dergelijk ongeluk te voorkomen (bronmaatregel). Er wordt uiteraard alles aan gedaan om het vliegverkeer zo veilig mogelijk te laten lopen. De (rijks)overheid stelt strenge eisen aan luchthavens, de verkeersleiding en luchtvaartmaatschappijen. De eisen zijn zowel ten aanzien van vliegtuigen (technische veiligheid), maar ook voor persoonlijke veiligheid. Er zijn regels voor bemanningen, voor mensen die op of in de buurt van de luchthaven werken en voor reizigers. De overheid controleert of de organisaties aan de gestelde eisen voldoen.
De mogelijkheden voor het treffen van effectmaatregelen om de gevolgen te beperken, zijn zeer gering. In het algemeen geldt dat nieuwbouw (gelet op de eisen van Bouwbesluit 2012) zeer goed bestand is tegen brand. Aanwezigen in een pand zijn derhalve goed beschermd tegen hittestraling indien een vliegtuig in de directe omgeving van het gebouw neerstort. Hiernaast kunnen de gevolgen beperkt worden door minder intensieve bebouwing. Dit is echter juist de doelstelling van onderliggend bestemmingsplan. Zie voor motivering intensivering paragraaf 6.3.3.1.
De hulpdiensten treden in het geval van een ramp volgens het hiervoor geldende protocol op. De kwaliteit van de hulpdiensten wordt door intensieve monitoring steeds verbeterd. Sinds de Bijlmerramp zijn de lokale rampenplannen verbeterd. Lokale bestuurders zijn en worden getraind in het leiding geven tijdens crisissituaties. Dit wordt periodiek herhaald en geëvalueerd. Er wordt verder een aantal maatregelen getroffen ter verbetering van zelfredzaamheid, en hulpverlening.
In het plangebied is de functie wonen gepland. De bewoners kunnen zichzelf en anderen over het algemeen goed redden. In het plangebied worden geen zeer kwetsbare objecten toegestaan. Dat zijn gebouwen voor minder redzame groepen, zoals kinderen, zieken en andere zorgbehoevenden.
In het geval van calamiteiten worden burgers door de overheid zo snel mogelijk geïnformeerd hoe ze moeten handelen (bv. via NL-Alert). De(rijks)overheid adviseert burgers in geval van een vliegtuigongeval het volgende:
-Ga niet kijken.
-Houd afstand bij brand vanwege de hitte en de giftige rook.
-Houd afstand vanwege gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen.
-Bel 112 als dat nog niet gebeurd is.
Nieuwe gebouwen beschikken over goede vluchtmogelijkheden.
De wijk is goed ontsloten voor hulpdiensten. De brandweer zit zelfs op dezelfde locatie. Bij het ontwerpen van de openbare ruimte is rekening gehouden met bereikbaarheid en vluchtmogelijkheden, opstelplaatsen en waterwinning.
6.3.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'. De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Via artikel 15 van de PRV is de ruimtelijke kwaliteitseis geborgd in de provinciale regelgeving. Nieuw stedelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in deze Leidraad.
Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Aalsmeer de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Verschillende ruimtelijke analyses en beleidsnota's van de gemeente Aalsmeer (bijv. Lintenbeleid, cultuurhistorische analyse 'Gebroken landen, geheelde gronden', Masterplan Herenweg en de structuurvisie Uiterweg) biedt hier een goed startpunt toe. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht. Voor grotere landschappelijke structuren die karakteristiek zijn voor de gemeente kunnen ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen als beoordelingskader gebruikt worden.
Conclusie
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling. Het plangebied wordt op de kaart aangeduid als stedelijk landschap. Er bevinden zich in het gebied geen waardevolle cultuurhistorische objecten en structuren.
6.4 Gemeentelijk beleid
6.4.1 Gebiedsvisie Aalsmeers 2020
Op 4 november 2009 heeft de gemeenteraad de nieuwe Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 vastgesteld. In de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 worden de ontwikkelingen die op basis van de Aalsmeerse Gebiedsvisie zijn ingezet als uitgangspunt genomen voor een analyse van de status quo en een aanduiding van de ontwikkelingskoers voor het komende decennium. Als gegeven in de ontwikkeling van Aalsmeer wordt inmiddels beschouwd de herontwikkeling van verouderde glastuinbouwgebieden, de bouw van een aantal grotere woonwijken, de ontwikkeling van het bedrijventerrein Green Park Aalsmeer langs de omgelegde N201 en de herontwikkeling van het oude tracé van de N201. Een belangrijk onderdeel van de Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 is het benoemen van de unieke cultuurhistorische en landschappelijke waarden die tezamen de ruimtelijke hoofdstructuur van Aalsmeer vormen en richting moeten geven aan de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling. Het betreft de specifieke natuur- en landschappelijke kwaliteiten van de Westeinderplassen en de Bovenlanden, de historische dorpskernen van Aalsmeer en Kudelstaart en de beeldbepalende lintstructuren in de Bovenlanden en in de polder. Deze structurerende elementen, het zogenaamde dorpse karakter van Aalsmeer, dienen behouden en versterkt te worden. Desondanks mag in sommige gevallen voor meer stedelijke oplossingen als gestapeld bouwen worden gekozen. Volgens de Gebiedsvisie kan gestapeld bouwen in sommige gevallen wenselijk zijn om een goede invulling te geven aan herstructureringsopdrachten. Het gaat dan om het markeren van kruispunten en assen en om het creëren van aantrekkelijke woonmilieus in een groen-blauwe setting. De gemeente Aalsmeer heeft voor de “Gebiedsvisie Aalsmeer 2020” een uitvoeringsparagraaf en een uitvoeringsagenda opgesteld. Ze geven een integraal overzicht van alle uitgewerkte onderwerpen uit de Gebiedsvisie.
In de uitvoeringsagenda staat een overzicht van de ruimtelijke ontwikkelingen in Aalsmeer. De Zwarteweg is opgenomen als bouwlocatie. De voorgestelde woningbouw is overeenkomstig deze uitgangspunten.
6.4.2 Mobiliteitsagenda Aalsmeer
Op 27 januari 2022 heeft de gemeenteraad de Mobiliteitsagenda Aalsmeer vastgesteld.
Deze agenda heeft drie uitgangspunten:
Aalsmeer via alle modaliteiten bereikbaar;
Aalsmeer verkeersveilig en toegankelijk; en
Aalsmeer innovatief duurzaam bereikbaar.
Er komen nieuwe ontwikkelingen op Aalsmeer en de regio af. Het voorgaande beleid, Aalsmeers Verkeer en Vervoerplan (AVVP) uit 2009, hield geen rekening met de huidige trends, ontwikkelingen en vraagstukken.
De Raad heeft in maart 2021 het Koersdocument Mobiliteit vastgesteld waarin 11 koersen zijn opgenomen op basis waarvan de Mobiliteitsagenda is opgesteld. De 11 koersen zijn:
Naar een flexibele Mobiliteitsagenda Aalsmeer
Ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit in samenhang bezien
Ruimtelijk patroon Aalsmeer vraagt om maatwerk per gebied
Aanpak gevolgen vergrijzing voor mobiliteit
Een compleet mobiliteitsaanbod
Product OV versterken
Faciliteren groeiend (e-)fietsgebruik
Optimalisatie logistieke ketens
Actieve rol van ondernemers in bereikbaarheid
Naar een integrale en actieve aanpak van verkeersveiligheid
Een volgende stap in duurzame mobiliteit en deelmobiliteit
Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van “De Tuinen van Aalsmeer”. Het gebied wordt ontsloten middels een fietsstraat parallel langs de Burgemeester Kasteleinweg en kent een hoofdontsluiting op de Zwarteweg.
Het ontwikkelkader voor de planlocatie Zwarteweg is in december 2020 door de raad vastgesteld, met een nieuw woningprogramma: maximaal 136 appartementen en 20 grondgebonden woningen.
Voor de grondgebonden laagbouw woningen wordt gerekend met 7 verkeersbewegingen per etmaal per woning, voor de appartementen wordt gerekend met 4 verkeersbewegingen per etmaal per appartement. Het aantal verkeersbewegingen komt voort uit ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (CROW, publicatie 317).
In het Aalsmeers Verkeers en Vervoerplan (AVVP) uit 2009 is uitgegaan van een vorige bouwplan, waarin werd voorzien in 70 woningen (490 mvt/etmaal). Dat plan levert verkeerskundig gezien geen enkel probleem op. De omliggende wegen kennen allemaal ruim voldoende restcapaciteit. De maatgevende kruising (rotonde Zwarteweg-Burg Kasteleinweg) zit op 50% van de maximale capaciteit tijdens de maatgevende avondspits. Alle andere omliggende kruisingen hebben (aanzienlijk) meer restcapaciteit.
Het huidige plan met 156 (waarvan 136 appartementen) woningen in plaats van de 70 grondgebonden woningen waarmee gerekend is in het verkeersmodel komt uit op 684 mvt/etmaal. Dat zijn 194 mvt/etmaal extra ten opzichte van het aantal waarmee gerekend is. Dit levert een toename op de Zwarteweg en rotonde Zwarteweg/Burg. Kasteleinweg van 2% ten opzichte van de modelberekeningen 2030 met het oude plan (9894 mvt/etmaal ten opzichte van 9700 mvt/etmaal), hetgeen uitstekend op te vangen is op het bestaande wegennet.
6.4.3 Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016
Eind 2012 heeft het CROW (Landelijk kenniscentrum voor verkeer en vervoer) nieuwe parkeerkencijfers gepubliceerd. De 'oude' cijfers dateren van 2004 en dienden als basis voor de parkeernormen zoals vastgesteld in het Aalsmeer Verkeer- en Vervoerplan (AVVP). In het AVVP zijn echter alleen normen opgenomen voor de categorie 'wonen'.
De aanleiding voor deze Nota Parkeernormen Aalsmeer is als volgt:
Naast de normen voor de categorie wonen zijn er nog geen parkeernormen vastgesteld voor Aalsmeer en Kudelstaart;
De parkeernormen uit 2004 en uit het AVVP zijn niet meer actueel.
De nieuwe kencijfers van het CROW zijn gebaseerd op de meest actuele en recente ervaringscijfers. Parkeernormen moeten vanaf 2018 zijn opgenomen in bestemmingsplannen. Door in toekomstige bestemmingsplannen via de regels een verwijzing op te nemen naar deze Nota Parkeernormen inclusief toepassingsregels wordt aan deze verplichting voldaan en geldt voor iedereen een eenduidig kader. In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is een verwijzing opgenomen naar de Nota Parkeernormen. Het vaststellen van parkeernormen en toepassingsregels is om diverse redenen belangrijk en nuttig. Door het parkeren nadrukkelijk te toetsen en de juiste parkeernorm zo vroeg mogelijk in een planproces te bepalen wordt parkeeroverlast voorkomen en wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Indien een ontwikkelaar namelijk te weinig parkeerplaatsen realiseert op eigen terrein, gaan er ook mensen in de omgeving parkeren met mogelijk parkeeroverlast en verkeersonveilige situaties tot gevolg.
Voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars is met deze nota duidelijk welke normen gehanteerd worden bij een aanvraag. Bovendien bevat de nota duidelijke toepassingsregels om uit te leggen hoe de parkeernormen gehanteerd moeten worden. Hierdoor wordt er geborgd dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dat mogelijk verwachte parkeerproblemen vanaf het begin van het planproces worden voorkomen.
Voor de appartementen wordt afgeweken van de parkeernorm. Voor woningen met een omvang tot 100m2 hanteert de huidige Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016 een parkeernorm van 1,5. Er wordt geen onderscheid gemaakt voor woningen met een oppervlak kleiner dan 100m². De nota biedt de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken. Voor de appartementen zal worden uitgegaan van een parkeernorm van 1,3 in plaats van 1,5. Hiervoor liggen de volgende argumenten ten grondslag: de appartementen krijgen een gemiddelden omvang van maximaal 65m2; de bijbehorende doelgroep bestaat hoofdzakelijk uit 1 of 2 persoonshuishoudens; de locatie is gesitueerd nabij hoogwaardig openbaar vervoer. De parkeernorm voor de appartementen is derhalve opgebouwd uit 1 parkeerplaats per appartement en 0,3 parkeerplaats voor bezoekers parkeren, samen 1,3. Voor de grondgebonden laagbouw woningen wordt de Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016 aangehouden.
6.4.4 Woonagenda Aalsmeer 2020
Op 12 december 2019 is de Woonagenda Aalsmeer 2020 vastgesteld. Het uitgangspunt is betaalbare woonruimte voor iedereen. Komende jaren richt het college zich op uitbreiding van het aantal koopwoningen in het goedkope middensegment, starterswoningen én meer levensloopbestendige woningen voor ouderen.
De kaders voor deelplan Zwarteweg zijn door de Raad vastgelegd in de Startnotitie Zwarteweg:
Woningprogramma
Sociaal/goedkoop 10%
Middelduur-laag 35%
Middelduur-hoog 10%
Duur 45%
Totaal 100%
Op basis van een proefverkaveling is het woningprogramma verder uitgewerkt.
Proefverkaveling deelplan Zwarteweg
Prijscategorie |
Aantal |
Percentage |
Sociaal/goedkoop |
15 |
10% |
Middelduur |
86 |
55% |
Duur |
55 |
35% |
Totaal |
156 |
100% |
Het totaal percentage aan middeldure woningen (55%) ligt hoger dan in de Startnotitie (45%). Dit is conform de door de Raad vastgestelde Ontwikkelvisie (december 2020), als antwoord op de raadsmotie om meer woningen voor de doelgroep te realiseren.
Om het woningprogramma af te kunnen zetten tegen het Woonbeleid moet het totale woningprogramma van De Tuinen van Aalsmeer worden beschouwd. Het aandeel sociaal/goedkoop in het totaalprogramma van De Tuinen van Aalsmeer ligt met ca. 34% hoger dan de Woonagenda (25%). Het aandeel middelduur ligt met ca. 34% hoger dan de Woonagenda (30%). Het aandeel duur ligt relatief laag (ca. 31%).
6.4.5 Verordening doelgroepen woningbouw Aalsmeer 2019
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om per deelgebied in bestemmingsplannen te eisen dat een bepaald percentage van categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwplannen. Dit kan voor de categorieën sociale huur, middeldure huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap. De eisen moeten worden vastgelegd in een Doelgroepenverordening. Voor Aalsmeer zijn er alleen eisen vastgelegd over sociale en middeldure huurwoningen.
De minimale aanvangshuurprijs voor een middeldure huurwoning is gelijk aan de maximale huurprijs voor sociale huurwoningen, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag. De bovengrens voor een middeldure huurwoning is bepaald op € 900,00 (prijspeil 2019), dit bedrag wordt elk jaar geïndexeerd. Op 1 januari 2022 is de bovengrens bepaald op € 957,00.
De doelgroep voor deze woningen worden bepaald door het inkomen.
De verhuurder moet de woning gedurende de instandhoudingstermijn beschikbaar houden voor de doelgroep. Het Besluit ruimtelijke ordening schrijft een minimale instandhoudingstermijn voor van 10 jaar. Gelet op de wens van de gemeente Aalsmeer om zowel de instandhouding van sociale – als middeldure huurwoningen voor langere tijd te borgen, wordt in deze verordening de instandhoudingstermijn voor zowel sociale- als middeldure huurwoningen gesteld op 20 jaar na de eerste ingebruikname.
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT
7.1 Bodem
Wettelijk- en Beleidskader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Aalsmeer bereikt.
Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Ook het Besluit bodemkwaliteit is hier onderdeel van.
Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfuncties (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijke momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.
In gebieden met intensief bodemgebruik en veel grondverzet is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits (op gebiedsniveau) de kwaliteit niet verminderd. In Aalsmeer is dit gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer Regio Amstelland en Meerlanden.
Deze Nota bodembeheer is een instrument voor grondverzet en bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen.
De drie sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en de omgevingsplannen die daar uitvoering aan geven.
Relevantie plangebied
Bodemopbouw
De oorsprong van het plangebied is beschreven in § 5.1.1 en § 5.1.2 over cultuurhistorie.
De bodem van de Stommeerpolder bestaat voor een groot deel uit humeuze klei. Het maaiveld van het plangebied kent een kleine variatie maar bevindt zich gemiddeld op –3,9 NAP.
Bodemkwaliteit algemeen
Oorspronkelijk was het plangebied vrij van verontreiniging. Activiteiten die een locatie of deelgebied verdacht voor bodemverontreiniging maken betreffen o.a. de toepassing van erfverhardingen en - ophogingen, opslag en gebruik van (vloeibare) brandstoffen zoals huisbrandolie (huisbrandolie), het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de glastuinbouw en het gebruik van asbesthoudende constructiedelen en beschoeiingen. Het overmatige gebruik van meststoffen in de glastuinbouw kan plaatselijk indirect hebben geleid tot matige tot sterke verontreinigingen met nikkel in het grondwater. De voormalige gemeentewerf is in eins 80ér jaren van de vorige eeuw voorzien van een asfaltverharding die is voorzien van een puinfundering. Ook deze activiteiten hebben verontreiniging veroorzaakt.
In het bodembeleid wordt onderscheid gemaakt tussen puntbronnen en diffuse bronnen. Puntbronnen zijn beperkt van omvang (locatieniveau), te relateren aan (bedrijfs-)activiteiten en ruimtelijk te begrenzen. Afhankelijk van de gemiddelde concentratie, aard en omvang kan zo’n verontreiniging een risico voor het bodemgebruik vormen. Om het bodemgebruik te beschermen kan het nodig zijn de risico’s weg te nemen door de bodem te saneren of gebruiksbeperkingen op te legen.
Diffuse bronnen komen voor op een groter schaalniveau en zijn niet te herleiden tot een specifieke bron. Door de eigenschappen worden ophooglagen ook tot de diffuse verontreinigingen gerekend. Ook deze verontreinigingen kunnen tot risico’s voor het bodemgebruik leiden waardoor het nodig is om (plaatselijk) te saneren of gebruiksbeperkingen op te leggen.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit legt een verbinding tussen bodemkwaliteit en ruimtelijke ordening. De gebruiksfuncties industrie, wonen en agrarisch/natuur hebben elk een eigen bodemkwaliteitsklasse. Het streven is om de kwaliteitsklasse in overeenstemming te brengen met de gebruiksfunctie, waarbij echter geen achteruitgang van de kwaliteit mag optreden.
De uitgangssituatie van het gebied is opgenomen in de regionale Nota bodembeheer 2019, die is vastgesteld in 2020. De kaart met de bodemkwaliteitsklasse is weergegeven in bijlage 3B-1, -2 en -3 van de nota. De Nota bodembeheer 2019 is een instrument voor grondverzet en speelt een rol bij het kwaliteitsniveau van bodemsanering (de terugsaneerwaarde). Het bevat geen beleid voor de beoordeling van ruimtelijke plannen.
Bodemkwaliteit en haalbaarheid
De haalbaarheid van ruimtelijk plan komt onder druk door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. Dit kan leiden tot een negatief resultaat op de grondexploitatie.
Bodemkwaliteit op planniveau
De bodemkwaliteit op planniveau is beschreven in de ”saneringsplannen”, die inmiddels door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn goedgekeurd. Daaruit bleek dat ter plaatse van het voormalige glastuinbouwbedrijf sprake was van verontreinigingen met zink, lood, PAK en asbest boven de interventiewaarde. Deze verontreinigingen zijn verwijderd waarna de bodem is aangevuld met grond met de klasse Wonen.
Ter plaatse van de voormalige gemeentewerf blijken diverse verontreinigingen aanwezig. Een klein deel historisch (PAK), maar het merendeel is ontstaan na 1987 gedurende de exploitatie van de gemeentewerf. Ook blijkt een puinfundering asbest te bevatten, waardoor de verwijdering onder het Besluit asbestwegen valt. Het saneringsplan opgesteld door HB advies met kenmerk 20 HB0294 van 20 juli 2020 (zie bijlage 2) beschrijft de maatregelen die uitgevoerd gaan worden om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor de toekomstige bestemming. Op 15 september 2020 heeft de Omgevingsdienst het saneringsplan goedgekeurd (zie bijlage 3). De grond is reeds gesaneerd en geschikt voor de functie wonen.
Bodemenergie
De ondergrond van het plangebied is theoretisch geschikt voor bodemenergiesystemen. Er moet hierbij onderscheid gemaakt worden tussen gesloten systemen en open systemen. De toplaag van de bodem is door de geringe doorlatendheid minder geschikt voor gesloten systemen met horizontale leidingen. De minder geschikte toplaag is ca. 5 tot 7 meter dik. Het eerste watervoerende pakket is geschikt voor verticale gesloten systemen. Ook voor open systemen is de ondergrond geschikt. Aangezien de ondergrond op de schaal van Aalsmeer relatief homogeen is en nauwelijks tot geen scheidende lagen tussen watervoerende pakketten kent, is interferentie tussen open systemen een aandachtpunt en wordt een integraal ontwerp aanbevolen.
7.2 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Wettelijk kader
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een
elektronische aanvraag wordt ingediend.
De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.
In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.
Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016 – 2021. Het NWP werkt in de geest van de omgevingswet. Het doel van het NWP is een toekomstbestendig water in Nederland voor de periode 2022 – 2027 en verder. Daarbij wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren. Denk aan het omgaan met droogte, onze dijken, en het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen.
Stedelijk Waterplan
Om de samenwerking tussen de gemeente en het waterschap te borgen is het Waterplan Aalsmeer opgesteld. Deze heeft betrekking op de periode 2008-2015. In 2011 hebben de gemeente en Rijnland de maatregelen uit het plan opnieuw bekeken en beoordeeld op nut en noodzaak. Hierbij zijn maatregelen bepaald die vóór eind 2015 worden uitgevoerd. Het belangrijkste doel is de samenwerking en afstemming van plannen en ontwikkelingen. Dit heeft geresulteerd in gezamenlijke maatregelen voor het oplossen van knelpunten in het watersysteem, het benutten van kansen voor de Kaderrichtlijn Water, aanpak van blauwalg, baggeren en het verbeteren van de afvalwaterketen.
Bestuursakkoord Water
Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:
heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;
beheersbaar programma voor de waterkeringen;
doelmatig beheer van de waterketen,
werkzaamheden slim combineren;
het waterschapsbestuur.
De doelstellingen van het ‘oude’ Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.
Provinciale Watervisie 2016-2021
De Provinciale Watervisie is van kracht sinds 23 december 2015 en geldt tot 2021. Het plan geeft duidelijkheid over de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2021.
De volgende doelen worden nagestreefd:
waarborgen van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingsrisico’s;
zorgen voor schoon en voldoende drinkwater;
kader stellen voor regionale waterkeringen;
beoordelen versterkingsplannen primaire waterkeringen en bevorderen ruimtelijke kwaliteit;
waterrobuust inrichten bevorderen;
bijdragen aan schoon en voldoende oppervlaktewater;
zorgen voor schoon en voldoende grondwater.
Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wro.
Waterbeheerplan 6 (2022-2028)
De Waterwet en straks de Omgevingswet vereisen dat waterschappen elke 6 jaar de aanpak van hun watertaken vastleggen in een waterbeheerprogramma. Het WBP6 is afgestemd met landelijke en regionale plannen zoals de Omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten.
De klimaatverandering zorgt voor grote uitdagingen. Van stijgende zeespiegel en overstromingsgevaar tot watertekort en van afnemende biodiversiteit en bodemdaling tot de bouw van meer dan 100.000 woningen in onze regio
Dit zijn de 5 maatschappelijke opgaves
bijdragen aan klimaatbestendige woningbouw;
tegengaan van bodemdaling;
versterking van de biodiversiteit;
energieneutraal werken;
Nederland circulair in 2050.
Keur Rijnland 2020 en Uitvoeringsregels
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Het uitgangspunt van deze Keur is ‘ja, tenzij’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kunnen een Zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De Zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico.
In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico, waarvoor een watervergunning nodig is.
Strategische samenwerkingsagenda Aalsmeer
De gemeente Aalsmeer en het hoogheemraadschap van Rijnland werken al jaren constructief met elkaar samen. De afgelopen jaren kreeg de samenwerking onder meer vorm via het stedelijk Waterplan Aalsmeer. De gemeente Aalsmeer en Hoogheemraadschap van Rijnland willen de samenwerking de komende jaren voortzetten in de vorm van een bestuurlijke strategische samenwerkingsagenda.
Hiermee wordt een kader geboden voor de inspanningen die gericht zijn op een robuust watersysteem dat toegerust is op klimaatverandering. En dat goed beleefd wordt door diverse gebruikers.
Gemeentelijk rioleringsplan Aalsmeer 2015-2020
De gemeente stelt zich tot doel om tot een doelmatige invulling van de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater te komen. Aan de rioleringszorg liggen vijf hoofddoelen ten grondslag. Dit zijn: duurzame bescherming volksgezondheid, voorkomen van wateroverlast, duurzame bescherming van natuur en milieu, voorkomen van hinder en toekomstgerichte (afval)waterketen en grondwatersysteem.
Riolering en afkoppelen (Rijnland)
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming heeft plaatsgevonden over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie
Het Deltaprogramma voor 2018 bevat voor het eerst een Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen versnelt en intensiveert.
Het doel van dit deltaplan is adaptatie te versnellen en te intensiveren, zodat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht.
In het plan zijn 7 ambities opgenomen:
kwetsbaarheid in steden in beeld brengen middels een stresstest;
risicodialoog voeren op verschillende niveaus met gebiedspartners en een strategie opstellen;
uitvoerings en investeringsagenda opstellen per regio;
het koppelen van uitvoeringsagenda met andere ruimtelijke opgaven (bijv. nieuwbouw en (groot)onderhoud);
stimuleren met financiële middelen en faciliteren middels het delen van kennis, instrumenten en ervaringen;
reguleren en borgen in beleid en regelgeving;
handelen bij calamiteiten indien er toch overlast en schade is bij extreme weersituaties.
De ambities, afspraken en acties kunnen alleen gerealiseerd worden door intensief met elkaar samen te werken.
Klimaatadaptatie Aalsmeer 2021-2026
De “Agenda en actieplan Klimaatadaptatie Aalsmeer 2021-2026” beschrijft acties die de gemeente willen ondernemen om toe te werken naar een klimaatbestendig Aalsmeer. Het is essentieel om de leefomgeving aan het veranderende klimaat aan te passen. Dit plan is een eerste beleidsopzet voor de eerstvolgende jaren.
Met behulp van de regionale klimaatstresstesten heeft de gemeente Aalsmeer de lokale impact voor de vier klimaattrends op hoofdlijnen en knelpuntlocaties in kaart gebracht:
Wateroverlast: de kaart laat de waterdieptes zien op straat en tegen gebouwen bij een extreme regenbui; en de grondwateroverlast. Er zijn 9 locaties in de gemeente als knelpunt voor water overlast aangewezen.
Hitte tijdens een hittegolf: de kaart geeft de gevoelstemperatuur tijdens een extreem hete dag weer. Er zijn 3 locaties in de gemeente als hitteknelpunt aangemerkt.
Droogte: de gevolgen van een langdurig droogte voor bodemdaling en het grondwater zijn aangegeven. Voor droogte is 1 knelpunt benoemd.
Waterveiligheid: de kans op een dijkdoorbraak bij extreme waterstanden is in beeld gebracht. Bij de analyse zijn geen locatie specifieke knelpunten geconstateerd voor waterveiligheid.
Er zijn 4 ambities geformuleerd:
Bij een bui van 70 mm in één uur stroomt er vanuit de openbare ruimte geen water gebouwen in; daarnaast blijven nutsvoorzieningen en vitale objecten functioneren bij een bui van 90 mm in één uur. De gemeente streeft ernaar dat regenwater zoveel mogelijk opgevangen wordt waar het valt, hergebruikt wordt (groen, grondwater, toilet) of vertraagd wordt afgevoerd.
De hitte impact is in 2050 niet erger dan in 2020; knelpunten van kwetsbare groepen uit de stresstest zijn onderzocht en waar nodig maatregelen getroffen. De negatieve gezondheidsimpact op kwetsbare groepen wordt verkleind; de openbare ruimte, gebouwen, nutsvoorzieningen en vitale functies worden hittebestendiger ingericht.
Droogte leidt niet tot onomkeerbare schade aan gebouwen, infrastructuur en natuur.
Om de waterveiligheid blijvend te borgen draagt de gemeente actief bij aan de regionale samenwerking. Het waterschap is leidend bij dijkversterkingen. De Veiligheidsregio is leidend bij gevolgbeperking van overstromingen.
Relevantie plangebied
Watercompensatie
Er dient voldoende water gecompenseerd te worden om te voldoen aan de Keur van Rijnland. Er zal in overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland bepaald moeten worden hoeveel water gecompenseerd moet worden. Watercompensatie is mogelijk door middel van verbreding van (een deel van) de watergang
In de huidige situatie is circa 16670 m2 verhard in de nieuwe situatie neemt dit af met 247 m2. Het groen neemt toe met 668 m2. Twee bestaande sloten worden gedempt en een andere sloot verbreed tot 3,10 meter (uitgegraven). Het water neemt af met 453 m2 (zie voor tekening watercompensatie bijlage 4). Het restant te compenseren oppervlaktewater zal binnen hetzelfde peilgebied worden gegraven in het plangebied Hornmeerpark en via de BRC (Berging Rekening Courant) verrekend.
Voor het dempen en graven van water en het compenseren via de BRC zal een Watervergunning op grond van de Keur van Rijnland (Waterwet) worden aangevraagd.
Riolering en HWA
De woningen zullen aangesloten worden op een gescheiden rioolstelsel. Het regenwater zal middels drainage onder vrijverval worden afgevoerd naar de nabij de woningen gelegen watergang Het heeft echter wel de voorkeur om hemelwater eerst vast te houden op het perceel zelf, vervolgens kijken of het hemelwater geborgen kan worden en als laatste optie pas afvoeren naar het oppervlaktewater.
Het “vuile” water zal, indien de aanleghoogte het toelaat, worden afgevoerd naar de hoofdriolering.
Het gebruik van lood, zink en koper dat in contact kan komen met hemelwater is niet toegestaan. Ook wordt teerhoudende dakbedekking (PAK's) vermeden en mag er niet met verontreinigende stoffen verduurzaamd hout in de bouw en bij de inrichting van de openbare ruimte worden gewerkt.
klimaatadaptatie
Stedelijke ontwikkelingen (gemeente en ontwikkelende partijen)
In nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden gebieden voorbereid op geheel of gedeeltelijk nieuwe inrichtingen en/of nieuwbouw. Nieuwe verkavelingen worden ontworpen in een nieuw vorm te geven openbare en particuliere ruimte. Klimaatadaptieve eisen worden meegenomen in de voorbereidingstrajecten (visievorming, startnotitie, ontwerptraject met gemeente, architecten, ontwerpers en ontwikkelaars). Met technisch onderzoek moet worden aangetoond in hoeverre de gebiedsontwerpen voldoen aan de klimaatadaptieve eisen.
Particuliere ruimte (bewoners en bedrijven)
De gemeente heeft geen bevoegdheden in de particuliere ruimte, maar heeft deze ruimte wel nodig om klimaatadaptieve doelen te behalen. De gemeente heeft in het beleid gekozen voor een faciliterende rol, waarin stimuleren, aanjagen en ondersteunen kernbegrippen zijn.
Voor de particuliere ruimte gelden dezelfde klimaatadaptieve eisen, maar deze kunnen niet afgedwongen worden. De gemeente staat het evenwel vrij om, indien nodig, bindende verordeningen op te stellen ten aanzien van particulier waterbeheer. Op dit moment zijn alleen regels gesteld voor hemelwaterverwerking door particulieren, die opgenomen zijn in de aansluitverordening.
7.3 Geluid
Beleidskader
In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen.
Industrie algemeen
Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is, geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.
Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.
Wegverkeer
Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.
Luchtverkeer
Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt. Het Lib heeft geen consequenties voor dit plangebied.
Relevantie plangebied
Op 16 april 2021 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door M+P (rapport M+P.GAL.16.01.1 revisie 3, zie bijlage 5) waarbij wegverkeer is onderzocht, luchtvaartlawaai en industrielawaai (brandweer en ambulance).
Uit de rekenresultaten blijkt dat er een ontheffing hogere grenswaarde weglawaai noodzakelijk is voor de appartementen die langs de Burgemeester Kasteleinweg zijn gelegen tot maximaal 53 dB, zie bijlage 6.
Zuidoostelijk ten opzichte van het plan is de brandweerkazerne en ambulancepost gelegen. De brandweerkazerne en de ambulancepost vallen onder het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat, door het gebruik van de sirenes van de ambulance, er niet kan worden voldaan aan de standaard geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit.
Om te kunnen voldoen aan de geluidsnormen is, in overleg, maatwerkvoorschriften opgesteld (zie bijlage 7).
Vanaf het moment van oplevering van de woningen, zullen zij pas een akoestisch signaal voeren vanaf de openbare weg (Zwarteweg). Onder voorwaarde dat de gemeente er voor zorgt dat er geen andere gebruikers zijn die de route van de achterzijde (ambulancepost) tot aan de openbare weg gebruiken. Hiermee wordt voorkomen dat de te realiseren woningen voorzien dienen te worden van vergaande geluidsisolerende voorzieningen.
7.4 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.
In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
Relevantie plangebied
De ontwikkeling van voorgestelde woningbouwlocatie is ingevolge de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ aangewezen als een categorie die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet nodig. Bovendien laat het zogenoemde monitoringstool prognoses zien voor 2020 en 2030, waaruit blijkt dat ter plaatse voldaan wordt aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof.
7.5 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Aalsmeer gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.
Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.
Relevantie plangebied
Er zijn geen BEVI-inrichtingen en geen buisleidingen in de omgeving van de bouwlocatie aanwezig en ook vinden er na het afwaarderen van de Burg. Kasteleinweg slechts incidenteel transporten van gevaarlijke stoffen plaats. Externe veiligheid is daarom in dit geval niet relevant.
7.6 Natuur
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten in Nederland. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn en Verdrag van Bern).
De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van EZ. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.
Relevantie plangebied
Op 13 maart 2020 is er rapport Quickscan Wet natuurbescherming opgesteld. Zie bijlage 8, Quickscan Zwarteweg De Tuinen Aalsmeer, projectcode AMNA2011.
Het projectgebied kan mogelijk fungeren als foerageergebied van vleermuizen. Het projectgebied is tevens geschikt voor verblijfplaatsen en leefgebied van de kleine marterachtigen de bunzing, hermelijn en wezel. Binnen het projectgebied is eveneens geschikt voortplantingsbiotoop van de ringslang en de vroedmeesterpad aanwezig. In het projectgebied kunnen mogelijk algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren voorkomen. Andere beschermde soorten worden door het ontbreken van geschikt habitat niet verwacht voor te komen.
Tijdens grondverzet kunnen er mogelijk individuen van de algemene amfibieën en zoogdieren worden gedood. Hiervoor geldt een meldplicht bij de omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN) , omdat er gebruik wordt gemaakt van de provinciale vrijstelling.
De te verwijderen struiken en jonge bomen bevinden zich binnen de grenzen van de bebouwde kom. Zodoende is toetsing aan de bepalingen uit de Wet natuurbescherming ten aanzien van houtopstanden niet noodzakelijk.
Er is aanvullend onderzoek naar foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen, verblijfplaatsen en leefgebied van kleine marterachtigen en voortplantingsbiotoop van de ringslang en de vroedmeesterpad benodigd, alvorens aan de werkzaamheden kan beginnen. Het aanvullend onderzoek zal gericht zijn op de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Het is aan te bevelen om ook nader onderzoek naar het voorkomen van de rugstreeppad in de omgeving uit te voeren, zodat het risico dat de rugstreeppad het projectgebied koloniseert kan worden ingeschat.
Op 11 februari 2021 is er een rapport 'Natuuronderzoek Zwarteweg de Tuinen te Aalsmeer, naar kleine marterachtigen, ringslang, rugstreeppad, vroedmeesterpad en vleermuizen'opgesteld. Zie bijlage 9, projectcode AMVW2014.
Gedurende het onderzoek zijn geen beschermde functies van de bunzing, hermelijn en de wezel aangetroffen. Tevens zijn er geen beschermde functies van de ringslang, rugstreeppad en de vroedmeesterpad waargenomen.
Het projectgebied wordt door enkele vleermuizen gebruikt als foerageergebied. Dit betreft geen essentieel foeragebied voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis wegens de geringe foerageeractiviteit en de aanwezigheid van voldoende alternatieve groenstructuren in de directe omgeving van het projectgebied.
De werkzaamheden kunnen in het actieve seizoen van vleermuizen mogelijk foeragerende individuen van vleermuizen verstoren. Het is daarom aan te bevelen nachtelijke verlichting tot een minimum te beperken, om verstoring van aanwezige individuen van vleermuizen te voorkomen. Indien nachtelijke lichtverstoring niet voorkomen kan worden, is een ontheffing op het verbod, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, Wnb, noodzakelijk.
Het is in het algemeen wenselijk om de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels uit te voeren (globaal 15 maart – 15 juli), om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. De vermelde periode is niet leidend, elk broedgeval is beschermd. Ook broedgevallen buiten deze periode mogen niet verstoord worden. Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te voorkomen.
In de aanwezige waterelementen zijn larven van algemene amfibieën, zoals de kleine watersalamander en kikkers uit het groene kikker-complex waargenomen. Dit betreft soorten die provinciaal vrijgesteld zijn van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming. Voor aanvang van werkzaamheden aan de waterelementen geldt een meldplicht bij de OD NHN wanneer men van de vrijstelling gebruik wilt maken.
De werkzaamheden dienen, richting te handhaven groen, in één richting te worden uitgevoerd waardoor aanwezige fauna voor de werkzaamheden uit kunnen vluchten.
Stikstof
De dichtstbijzijnde Natura 2000gebieden zijn Botshol op circa 10 km afstand en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck op circa 11 kilometer afstand. Er is een AERIUS calculatie uitgevoerd (zie bijlage 10, datum 23-02-2023) om de stikstofdepositie als gevolg van het project op Natura 2000gebieden te berekenen.
De verspreiding van emissies en de bijdrage aan de stikstofdepositie ten gevolge van het project Zwarteweg is berekend met het rekenmodel AERIUS Calculator. Deze berekening is noodzakelijk vanwege mogelijke depositie op omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Bij deze rapportage zijn de AERIUS pdf uitvoerfiles geleverd en als bijlage toegevoegd. Er is een separate berekening uitgevoerd voor de bouwfase en de gebruiksfase. Uit de rekenresultaten met AERIUS Calculator volgt dat vanwege de bouwfase en gebruiksfase sprake is van een stikstofdepositie (afgerond op twee decimalen) van 0,00 mol/ha/jaar ter plaatse van de omliggende Natura 2000-gebieden.
Het onderhavige plan zal afzonderlijk of in combinatie met andere plannen geen relevante significante cumulatieve effecten kunnen veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Zodoende is inzake stikstofdepositie geen sprake van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming. Het aspect stikstof vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.
7.7 Duurzaam bouwen en energie
Naar aanleiding van invoering Wet VET en aanscherping energieprestatie-eis Bouwbesluit per 1-1-2021 naar BENG alsmede aangekondigde invoering Omgevingswet formuleert gemeente Aalsmeer haar duurzaamheidsbeleid vanuit de pijlers: energie, klimaat en circulair conform huidige ambities in het op te stellen omgevingsplan. Voor energie worden de doelstellingen en ambities beschreven vanuit fossielonafhankelijkheid per 2040 voor de gehele gemeente en de gemeentelijke organisatie in 2030. Daarnaast spelen RES (Regionale Energie Strategie) en RSW (Regionale Structuur Warmte) hierin een rol.
BENG (bijna energieneutraal gebouw)
Vanaf 1 januari 2021 geldt BENG (Bijna Energieneutraal Gebouw) als nieuwe wetgeving in Nederland die de huidige EPC-norm voor nieuwbouw vervangt. BENG is gebaseerd op de “Trias Energetica”, een driestappenstrategie om een energiezuinig ontwerp te maken. De huidige EPC-methode om de energieprestatie van woningen te berekenen voldoet niet meer. Bij de huidige EPC nieuwbouweis is het bijvoorbeeld mogelijk om het energieverlies van een woning door de gebouwvorm, bijvoorbeeld door een grote glaswand, te compenseren met zonnepanelen.
Er is daardoor bij de huidige eis geen relatie met het energieverbruik per m2. De BENG-eisen houden hier wel rekening mee. Er wordt een aparte eis gesteld aan de buitenkant van een gebouw, de zogenoemde schil, om de energiebehoefte te limiteren. Dit noemen we BENG 1. Daarnaast moet de energievraag van een gebouw zo veel mogelijk uit hernieuwbare energie bestaan: de BENG 3-eis. En tenslotte moet de resterende energiebehoefte zo efficiënt mogelijk worden opgewekt: BENG 2. Zowel de nieuwbouw van het schoolgebouw als de woningen moeten aan deze normen gaan voldoen.
Circulair bouwen
Een toekomstbestendige economie is een circulaire economie, waarbij wordt ingezet op hergebruik van grondstoffen. De bouw biedt concrete kansen voor de circulaire economie. Er worden veel materialen gebruikt en de resultaten zijn tastbaar. Het is goed om in te zetten op: hergebruik van minerale grondstoffen; levensduurverlenging en hoogwaardig hergebruik.
Relevantie plangebied
Woningen dienen conform bouwbesluit te voldoen aan BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw) en worden conform Wet VET aardgasloos gerealiseerd. Bij de ontwikkeling van woningbouwprojecten wordt in gezamenlijkheid (stedenbouwkundigen, architect, installateur en ontwikkelaar) gezocht naar effectieve en efficiënte invulling van de energievraag van het project en de mogelijkheden tot duurzame opwek van energie. De netbeheerder wordt hierbij in een vroeg stadium betrokken. Collectieve warmte-oplossingen hebben de voorkeur boven individuele warmte-oplossingen omdat deze de piekvraag beperken en daarmee het elektriciteitsnet minder belasten. Nieuwbouw wordt waar mogelijk als startmotor ingezet om bestaande bouw verder te helpen in de warmtetransitie en zal minimaal de transitie voor de bestaande bouw niet bemoeilijken.
7.8 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Wettelijk kader
Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan een m.e.r.(beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Voor plannen en besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben wordt vaak een m.e.r. doorlopen.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging houdt in dat B&W voortaan ook een besluit moeten nemen over de vormvrije m.e.r.beoordeling. Voor de vormvrije m.e.r.beoordeling gelden twee voorwaarden:
het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de Dlijst van het Besluit m.e.r.
de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de Dlijst).
Via een vormvrije m.e.r.beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.beoordeling moet worden opgesteld.
Toetsing
Het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorkomen op de Dlijst uit het Besluit m.e.r. (D11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Voor deze activiteit zijn drempelwaarden opgenomen voor de omvang van het stedelijke ontwikkelingsproject. Deze drempelwaarden betreffen stedelijke ontwikkelingsprojecten met een omvang van:
een oppervlakte van 100 hectare of meer;
een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of;
een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Het voornemen om 156 woningen te realiseren ligt (ver) onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. Op basis hiervan moet gekeken worden of een vormvrije m.e.r.beoordeling noodzakelijk is.
Gevoelig gebied
Het gebied zelf kent geen bijzondere natuurwaarden of een bijzonder landschap. Er worden geen milieunormen overschreden. De locatie ligt op ruim 9 km verwijderd van een Natura 2000gebied, van externe werking kan geen sprake zijn. De projectlocatie behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Milieugevolgen
De omvang van de voorgenomen ontwikkeling brengt geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling geen sprake is van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Gelet op vorenstaande hoeft er voor de realisatie van de nieuwe woningen geen milieueffectrapport te worden opgesteld en geen m.e.r.beoordeling te worden uitgevoerd (zie bijlage 11 en 12 voor de aanmeldnotitie en het besluit).