direct naar inhoud van Regels
Plan: Green Park Aalsmeer - deelgebied 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.05P-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Green Park Aalsmeer - deelgebied 6' met identificatienummer NL.IMRO.0358.05P-VG01 van de gemeente Aalsmeer;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in of bij een woning kunnen worden uitgeoefend met overwegend behoud van de woonfunctie, en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. Detailhandel wordt niet gerekend tot een aan-huis-gebonden bedrijf, behoudens een internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid;

1.4 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.8 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een in een aanduiding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bestemmingsvlak, of in voorkomende gevallen van een bouwvlak of een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd met bouwwerken;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.12 bedrijfsvaartuig:

een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet-zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

1.13 beperkt kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1.1.1 onder d van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, zoals deze geldt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.14 bestaand:

gebruik of bebouwing dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als zodanig rechtmatig aanwezig was;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bijzondere bouwlaag:

kelder en souterrain;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 boveninsteek watergang:

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en niet zijnde productiegebonden detailhandel;

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.29 drijvende woning:

een drijvend bouwwerk te water, dat niet is bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een (betonnen) casco met daarop een opbouw die qua verschijningsvorm in grote mate overeenstemt met een 'traditionele woning' op de wal, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf;

1.30 erf:

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 erfafscheiding:

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidsgevoelig gebouw:

gebouw als bedoeld in artikel 1.1.1 onder b van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, zoals deze geldt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.34 geluidsgevoelige objecten:

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals deze geldt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.35 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak;

1.36 groenvoorzieningen:

groenschermen van opgaande beplanting, bermbeplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplantingen in planologisch opzicht een ruimtelijk structurerend effect hebben;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat door aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.38 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën van horeca worden onderscheiden:

  • a. hotel: een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf (boeking per nacht) waar maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten;
  • b. kamerverhuurbedrijf: een specifieke vorm van hotel, gericht op het verstrekken van nachtverblijf voor een verblijfsperiode van minimaal een week en maximaal zes maanden, aan personen die elders hun hoofdverblijf behouden;
  • c. restaurant: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • d. dagzaak: een horecabedrijf, dat vergelijkbare openingstijden heeft als omliggende detailhandelvestigingen, althans geen latere sluitingstijd heeft dan 22.00 uur, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon;
  • e. cafetaria: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden, waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt;
  • f. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt, zoals een discotheek of nachtclub;
  • g. zaalaccommodatie: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en waar het verstrekken van voedsel en dranken en het (laten) organiseren van feesten en partijen (daaraan) ondergeschikt is;
1.39 internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid:

een internetwinkel, met de daarbij behorende opslag en logistiek, waarmee de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat. Alle klantcontacten en transacties verlopen digitaal en verzending van goederen gebeurd uitsluitend per post;

1.40 kantoor:

een gebouw, of een deel daarvan, dat wordt gebruikt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of andere daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van, en is verbonden aan, de uitoefening van bedrijfsactiviteiten (niet-zelfstandig kantoor). Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;

1.41 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.42 kunstwerk:

een civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.43 kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1.1.1 onder c van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, zoals deze geldt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.44 ligplaats:

de ruimte welke door een woonschip en/of bedrijfsvaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, kan worden ingenomen;

1.45 logistiek bedrijf:

een bedrijf waar de volgende activiteiten plaatsvinden:

  • a. het distribueren van producten, niet zijnde sierteelproducten of aan sierteelt verwante producten;
  • b. het transporteren van producten, niet zijnde sierteelproducten of aan sierteelt verwante producten;
1.46 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden, waaronder mede ondergeschikte nevenfuncties ten behoeve van de diensten worden begrepen;

1.47 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde maximum bouwhoogte en goothoogte en/of bebouwingspercentage;

1.48 mantelzorg:

het verlenen van zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven, aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

1.49 mantelzorgwoning:

bewoning van een (deel van een) gebouw waarbij de bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;

1.50 marktplaats voor sierteelt:

de aan de Legmeerdijk te Aalsmeer gevestigde marktplaats voor sierteelt en aan sierteelt verwante producten;

1.51 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.52 nutsvoorzieningen:

voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van data en telecommunicatie en de water-, gas- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.53 ondergronds bouwen

bouwen beneden peil;

1.54 ondergronds bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.55 ondergrondse gebouwen of ruimten:

een (gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil, verticaal gemeten strak langs de omtrek van het gebouw;

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.58 passagiersvaartuig:

een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot het vervoer van personen dan wel om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie.

1.59 peil:
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen en andere bouwwerken in het talud van de dijk: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk toegekeerde zijde van het bouwwerk;
  • in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.60 pleziervaartuig:

een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;

1.61 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.62 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;

1.63 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval begrepen een prostitutiebedrijf, erotische massagesalon, seksbioscoop, -theater, -winkel, -automaat, -club of parenclub;

1.64 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 2,0 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.65 stationerend vaartuig:
  • a. een vaartuig, daaronder begrepen een object dat afgemeerd is te water en niet tot enig andere categorie behoort;
  • b. een schip, vaartuig of casco in aanbouw tot woonschip, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersvaartuig of stationerend vaartuig als onder a bedoeld;
1.66 voorgevel:

de naar de weg gekeerd zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;

1.67 voorgevelrooilijn:

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;

1.68 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding en daardoor is aan te merken als wooneenheid, niet zijnde een bijzondere woonvorm, dan wel voor de huisvesting van niet meer dan drie personen naast de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.69 woonark:

een drijvend bouwwerk te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen. Een woonark is doorgaans voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf. Een drijvende woning wordt eveneens aangemerkt als woonark;

1.70 woonboot:

een drijvend of varend bouwwerk te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast) dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf;

1.71 woonschip:

een woonboot, woonark en/of drijvende woning, hieronder begrepen een woonboot, woonark en/of drijvende woning in aanbouw, als ook overblijfselen van een woonboot, woonark en/of drijvende woning;

1.72 zijdelingse bouwperceelgrens:

de gezamenlijke bouwperceelgrens van twee of meer aan elkaar grenzende bouwpercelen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

Bij het meten worden afstanden gemeten daar waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bebouwingspercentage:

De som van de bebouwde oppervlakten binnen een bestemmingsvlak, of in voorkomende gevallen binnen een bouwvlak of een bouwperceel, gedeeld door éénhonderdste van de oppervlakte van het bestemmingsvlak of in voorkomende gevallen binnen dat bouwvlak of dat bouwperceel.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 bruto vloeroppervlak:

De som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, waarbij balkons, loggia's, erkers en galerijen niet worden meegeteld bij het bepalen van het bruto vloeroppervlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Bestaand

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen

De voor 'Bedrijf - Bestaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 1.11 en voorkomend in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van soorten bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.2;
  • b. gebouwen en overige bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de terreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende al dan niet gebouwde voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

3.1.2 Bijzonder bedrijfsmatig gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 3.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. niet-zelfstandige kantoren als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
  • b. productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.61 van deze planregels;
  • c. internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid als bedoeld in artikel 1.39 van deze planregels;
  • d. een mantelzorgwoning als bedoeld in artikel 1.49 van deze planregels, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - mantelzorgwoning'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 3.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. overige bouwwerken.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming zijn uitsluitend bestaande gebouwen toegestaan zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan, met dien verstande dat bij (gedeeltelijke) vernieuwing de omvang van een gebouw niet mag toenemen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a mag bij een gedeeltelijke vernieuwing de omvang van het gebouw toenemen met dien verstande dat:
    • 1. het bruto vloeroppervlak met niet meer dan 999 m² per bouwperceel toeneemt;
    • 2. er kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in lid 6.4.3 van dit artikel (dan wel dat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid in lid 6.5.2).

3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag niet meer dan 2 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. opslag-, stort- of bergplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden dan wel puin en/of afvalstoffen die verband houden met de verwerkelijking van de bestemming;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • g. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • h. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
  • i. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1.2, sub b en sub c;
  • j. horeca;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie;
  • l. het bepaalde in sub k geldt niet voor het gebruik waarbij de stikstofemissie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie mits:
    • 1. deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, of;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden maar deze stikstofdepositie geen significant verstorend effect heeft als bedoeld in artikel 2.7 onder 2 van de Wet natuurbescherming.

3.4.2 Uitzondering bedrijvigheid categorie 3.1 en 3.2
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1, sub a is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in milieucategorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tenzij de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van deze gronden in vergelijking met een bedrijf dat valt onder de milieucategorieën 1, 2 of 3.1, een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 3.1.1, sub a is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in milieucategorie 3.1 en 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', tenzij de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van deze gronden in vergelijking met een bedrijf dat valt onder de milieucategorieën 1 of 2, een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.

3.4.3 Mantelzorgwoning

Voor een mantelzorgwoning als bedoeld in lid 3.1.2 onder d geldt een maximum bruto vloeroppervlak van 85 m² per mantelzorgwoning.

3.4.4 Parkeernormen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 3.1 zijn de volgende minimum parkeernormen van toepassing:

Functie   Aantal parkeerplaatsen  
  minimaal   per  
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven   0,6   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, bloemverwerkende bedrijven).  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven   1,7   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: industrie, garagebedrijf, laboratorium, innovators, werkplaats, bedrijfsunits).
*) met dien verstande dat voor bedrijfsunits met een bruto vloeroppervlak van minder dan 150 m² een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen per unit.  
Arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven   1,2   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: showroom (vrij toegankelijk), cash and carry).  
Showroom (business to business/op afspraak)   0,5   100 m² bvo  
Kantoren (zonder baliefunctie)   1,5   100 m² bvo  
Kantoren (met baliefunctie)   2,8   100 m² bvo  

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 of 3.4.2 voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in milieucategorieën 1, 2, 3.1 of 3.2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat alleen het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf kan worden toegestaan dat:

  • a. niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing van het bedrijf in de Staat van Bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de betreffende uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën meer milieuhinder veroorzaakt.

3.5.2 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.4 indien uit onderzoek blijkt dat op andere adequate wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 4 Bedrijf - Opslagterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bedrijfsmatig gebruik

De voor 'Bedrijf - Opslagterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslag van fustage en containers ten behoeve van de marktplaats voor sierteelt als bedoeld in artikel 1.50;
  • b. gebouwen en overige bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de terreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende al dan niet gebouwde voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 4.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. overige bouwwerken.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bestemming mag 10% van de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen;
  • b. de maximum bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5 meter.

4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. opslag-, stort- of bergplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden dan wel puin en/of afvalstoffen die verband houden met de verwerkelijking van de bestemming;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol, tenzij het betreffende gebruik wordt toegestaan via toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 19.3;
  • g. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • h. detailhandel;
  • i. zelfstandige kantoren;
  • j. horeca;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie;
  • l. het bepaalde in sub k geldt niet voor het gebruik waarbij de stikstofemissie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie mits:
    • 1. deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, of;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden maar deze stikstofdepositie geen significant verstorend effect heeft als bedoeld in artikel 2.7 onder 2 van de Wet natuurbescherming.

Artikel 5 Bedrijf - Ontwikkeling

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen

De voor 'Bedrijf - Ontwikkeling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 1.11 en voorkomend in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van soorten bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.4.2;
  • b. gebouwen en overige bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de terreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende al dan niet gebouwde voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

5.1.2 Bijzonder bedrijfsmatig gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 5.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. niet-zelfstandige kantoren als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
  • b. zelfstandige kantoren als bedoeld in artikel 1.40 van deze planregels, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.61 van deze planregels;
  • d. internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid als bedoeld in artikel 1.39 van deze planregels;
  • e. opslag van fustage en containers ten behoeve van de marktplaats voor sierteelt als bedoeld in artikel 1.50, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagterrein';
  • f. wegverkeer als bedoel in lid 5.4.5.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 5.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. overige bouwwerken.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.4.5;
  • b. per bouwvlak zijn één of meerdere bouwpercelen toegestaan waarbij ieder bouwperceel voor maximaal 70% mag worden bebouwd;
  • c. binnen de bestemming geldt een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 42.000 m²;
  • d. de maximum bouwhoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte van solitaire nutsvoorzieningen niet meer dan 6 meter bedraagt, en met uitzondering van het bepaalde in sub e;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens als bedoeld in artikel 1.72 bedraagt minimaal 3 meter;
  • f. de afstand van gebouwen tot een niet-zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 0,3 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e geldt er ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende afstand' geen minimale afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens als bedoeld in artikel 1.72.

5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag niet meer dan 2 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. opslag-, stort- of bergplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden dan wel puin en/of afvalstoffen die verband houden met de verwerkelijking van de bestemming;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • g. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • h. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
  • i. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 5.1.2, sub c en d;
  • j. horeca;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie;
  • l. het bepaalde in sub k geldt niet voor het gebruik waarbij de stikstofemissie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie mits:
    • 1. deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, of;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden maar deze stikstofdepositie geen significant verstorend effect heeft als bedoeld in artikel 2.7 onder 2 van de Wet natuurbescherming.

5.4.2 Uitzondering bedrijvigheid categorie 3.2

In afwijking van het bepaalde in lid 5.1.1, sub a is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in milieucategorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tenzij de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van deze gronden in vergelijking met een bedrijf dat valt onder de milieucategorieën 1, 2 of 3.1, een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.

5.4.3 Zelfstandige kantoren

Voor zelfstandige kantoren als bedoeld in lid 5.1.2 onder b geldt binnen de bestemming een gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak van 5.000 m².

5.4.4 Parkeernormen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 5.1 zijn de volgende minimum parkeernormen van toepassing:

Functie   Aantal parkeerplaatsen  
  minimaal   per  
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven   0,6   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, bloemverwerkende bedrijven).  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven   1,7   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: industrie, garagebedrijf, laboratorium, innovators, werkplaats, bedrijfsunits).
*) met dien verstande dat voor bedrijfsunits met een bruto vloeroppervlak van minder dan 150 m² een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen per unit.  
Arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven   1,2   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: showroom (vrij toegankelijk), cash and carry).  
Showroom (business to business/op afspraak)   0,5   100 m² bvo  
Kantoren (zonder baliefunctie)   1,5   100 m² bvo  
Kantoren (met baliefunctie)   2,8   100 m² bvo  

5.4.5 Wegverkeer

Op de gronden als bedoeld in 5.1 van dit artikel is ten behoeve van het wegverkeer het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gemotoriseerde verkeer, fietsverkeer, en voetgangersverkeer;
  • b. verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
  • c. in- en uitritten;
  • d. fietspaden, voetpaden en ruiterpaden;
  • e. voorzieningen voor algemeen nut;
  • f. kunstwerken;
  • g. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  • h. groenvoorzieningen voor de begrenzing van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds;
  • i. ondergrondse en bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

5.4.6 Ontsluitingsweg

Binnen een zone van 40 meter aan weerszijden van het figuur 'relatie' dient een ontsluitingsweg met een minimale breedte van 6 meter te worden gerealiseerd.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in milieucategorieën 1, 2, 3.1 of 3.2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat alleen het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf kan worden toegestaan dat:

  • a. niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing van het bedrijf in de Staat van Bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de betreffende uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën meer milieuhinder veroorzaakt.

5.5.2 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.4 indien uit onderzoek blijkt dat op andere adequate wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bedrijfsmatig gebruik algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als bedoeld in artikel 1.11 en voorkomend in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van soorten bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.4.2;
  • b. gebouwen en overige bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • c. de terreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • d. de daarbij behorende al dan niet gebouwde voorzieningen zoals toegangswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

6.1.2 Bijzonder bedrijfsmatig gebruik

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 6.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. niet-zelfstandige kantoren als bedoeld in artikel 1.51 van deze planregels;
  • b. zelfstandige kantoren als bedoeld in artikel 1.40 van deze planregels, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 1.61 van deze planregels;
  • d. internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid als bedoeld in artikel 1.39 van deze planregels;
  • e. detailhandel als bedoeld in artikel 1.27 van deze planregels, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. een sportschool, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum'.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 6.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. overige bouwwerken.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%;
  • c. de maximum bouwhoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte van solitaire nutsvoorzieningen niet meer dan 6 meter bedraagt.

6.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag niet meer dan 2 meter bedragen.

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. opslag-, stort- of bergplaats voor puin of afvalstoffen, voor zover dit niet betrekking heeft op geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van de in het plan begrepen gronden dan wel puin en/of afvalstoffen die verband houden met de verwerkelijking van de bestemming;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. het parkeren, anders dan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • f. het gebruik van gronden en bebouwing als parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • g. het huisvesten van tijdelijke arbeidsmigranten;
  • h. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf;
  • i. detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 6.1.2, sub c, d en e;
  • j. horeca;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken indien dit leidt tot een toename van stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie;
  • l. het bepaalde in sub l geldt niet voor het gebruik waarbij de stikstofemissie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie mits:
    • 1. deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, of;
    • 2. uit onderzoek blijkt dat deze toename, afzonderlijk en in combinatie met andere projecten of handelingen, leidt tot een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden maar deze stikstofdepositie geen significant verstorend effect heeft als bedoeld in artikel 2.7 onder 2 van de Wet natuurbescherming.

6.4.2 Uitzondering bedrijvigheid categorie 3.2

In afwijking van het bepaalde in lid 6.1.1, sub a is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in milieucategorie 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten niet toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tenzij de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van deze gronden in vergelijking met een bedrijf dat valt onder de milieucategorieën 1, 2 of 3.1, een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt.

6.4.3 Parkeernormen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 6.1 zijn de volgende minimum parkeernormen van toepassing:

Functie   Aantal parkeerplaatsen  
  minimaal   per  
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven   0,6   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, bloemverwerkende bedrijven).  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven   1,7   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: industrie, garagebedrijf, laboratorium, innovators, werkplaats, bedrijfsunits).
*) met dien verstande dat voor bedrijfsunits met een bruto vloeroppervlak van minder dan 150 m² een parkeernorm geldt van 2 parkeerplaatsen per unit.  
Arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven   1,2   100 m² bvo  
(Bijvoorbeeld: showroom (vrij toegankelijk), cash and carry).  
Showroom (business to business/op afspraak)   0,5   100 m² bvo  
Kantoren (zonder baliefunctie)   1,5   100 m² bvo  
Kantoren (met baliefunctie)   2,8   100 m² bvo  

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen in milieucategorieën 1, 2, 3.1 of 3.2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat alleen het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf kan worden toegestaan dat:

  • a. niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • b. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
  • c. na uitbreiding, wijziging of aanpassing van het bedrijf in de Staat van Bedrijfsactiviteiten valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de betreffende uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën meer milieuhinder veroorzaakt.

6.5.2 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.3 indien uit onderzoek blijkt dat op andere adequate wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen als bedoeld in artikel 1.36;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterberging en waterhuishouding.

7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • b. overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 10 meter.

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Groenvoorzieningen algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen als bedoeld in artikel 1.36;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterberging en waterhuishouding.

8.1.2 Bijzonder gebruik voor groenvoorzieningen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 8.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', met een maximale breedte van 10 meter.

8.2 Bouwregels

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 8.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kleinschalige dagrecreatieve en/of speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter;
  • d. overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 10 meter.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

Artikel 9 Verkeer - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Verkeersvoorzieningen algemeen

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer als bedoel in lid 9.4;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn.

9.1.2 Bijzonder gebruik voor verkeersvoorzieningen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 9.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. een ongelijkvloerse kruising met wegverkeer als bedoel in lid 10.4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - viaduct'.

9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 12 meter.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in 9.1 van dit artikel is het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gemotoriseerde verkeer;
  • b. verkeerswegen voor autoverkeer;
  • c. voorzieningen voor algemeen nut;
  • d. kunstwerken;
  • e. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals viaducten, bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  • f. groenvoorzieningen voor de begrenzing van de wegen, zoals bermen en taluds.

Artikel 10 Verkeer - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer als bedoel in lid 10.4;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn.

10.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kleinschalige dagrecreatieve en/of speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 3 meter;
  • b. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 10 meter.

10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in 10.1 van dit artikel is het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • a. het gemotoriseerde verkeer, fietsverkeer, en voetgangersverkeer;
  • b. verkeerswegen en parkeerplaatsen voor autoverkeer;
  • c. in- en uitritten;
  • d. fietspaden, voetpaden en ruiterpaden;
  • e. voorzieningen voor algemeen nut;
  • f. kunstwerken;
  • g. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, duikers, verkeersborden en straatverlichting;
  • h. groenvoorzieningen voor de begrenzing van de wegen en de parkeerplaatsen, zoals bermen en taluds;
  • i. ondergrondse en bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging en waterhuishouding.
  • b. groenvoorzieningen als bedoel in artikel 1.36;
  • c. bruggen ten behoeve van wegverkeer.

11.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 5 meter.

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluitingen op (structurele) groen- en waterelementen.

11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken als ligplaats voor een woonschip, een bedrijfsvaartuig, een passagiersvaartuig, een pleziervaartuig en/of een stationerend vaartuig.

Artikel 12 Wonen - Lintbebouwing

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Wonen algemeen

De voor 'Wonen - Lintbebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen als bedoeld in artikel 1.68;
  • b. tuinen en erven ten dienste van het wonen;
  • c. bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 1.17;
  • d. parkeervoorzieningen en ontsluitingen ten behoeve van het wonen;
  • e. groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.

12.1.2 Bijzonder gebruik voor wonen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 12.1.1 is voorts het volgende gebruik toegestaan:

  • a. het uitoefenen van een aan-huisgebonden-beroep en/of -bedrijf als bedoeld in artikel 1.3 en 1.4, in samenhang met het wonen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op en onder de gronden als bedoeld in lid 12.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen (hoofdgebouwen) met bijbehorende bouwwerken;
  • b. overige bouwwerken.

12.2.2 Woningen (hoofdgebouwen) met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van woningen (hoofdgebouwen) met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag niet worden vermeerderd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in dan wel maximaal 5 meter achter de aangeduide gevellijn te worden gebouwd, evenwijdig aan de weg;
  • f. de voorgevelbreedte van een hoofdgebouw van een vrijstaande woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen;
  • g. de bouwdiepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel;
  • i. bij woningen met een kap mag een dakkapel worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. voor zover gelegen op het dakvlak aan de straatzijde of op het dakvlak aan de zijde van de zijtuin, de dakkapel niet breder mag zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover gelegen op het dakvlak aan de achtertuinzijde, de zijkanten van de dakkapel op meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
    • 3. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 4. de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter en maximaal 1 meter boven de gootlijn van het dakvlak wordt gerealiseerd;
    • 5. per dakvlak meerdere dakkapellen zijn toegestaan indien de dakkapellen op dezelfde bouwlaag worden gerealiseerd en deze dakkapellen tezamen voldoen aan de hiervoor opgenomen breedte- of afstandsmaten;
  • j. de bouwdiepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken achter een hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
  • k. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter bedragen tot een maximum van 4 meter;
  • l. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • m. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd en tot maximaal 30 m²;
  • n. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd en minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • o. het bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal 50%, waarbij het gezamenlijk oppervlakte niet meer mag bedragen dan:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken  
tot 300 m²   40 m²  
300 tot 600 m²   50 m²  
600 m² en groter   60 m²  

  • p. gebouwde parkeervoorzieningen zijn niet onder het hoofdgebouw toegestaan;
  • q. de regels onder sub a tot en met p vinden toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.1.

12.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag niet meer bedragen 3 meter;
  • c. het bepaalde onder sub a t/m b van dit lid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Erkers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 ten behoeve van bouwen van een aan- en/of uitbouw aan de voorgevel (erker), met dien verstande dat:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid alleen mag worden toegepast indien de diepte van de betreffende voortuin 2,5 meter of meer bedraagt;
  • b. de maximum diepte van de erker 1 meter bedraagt;
  • c. de maximum breedte van de erker 3/5 deel van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de erker niet hoger is dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de erker bedoeld is om de woonkamer of de keuken te vergroten.

12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
  • b. zelfstandige kantoorruimte;
  • c. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • d. recreatief nachtverblijf;
  • e. detailhandel;
  • f. horeca.

12.5.2 Aan-huis-gebonden beroep en/of -bedrijf

Het uitoefenen van een aan-huisgebonden-beroep en/of -bedrijf is toegestaan onder voorwaarde dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het bruto-vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep danwel het aan-huis-gebonden bedrijf niet groter is dan 30% van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  • e. het beroep alleen door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • f. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt, noch beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen.

12.5.3 Parkeernormen

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving van lid 12.1 zijn de volgende minimum parkeernormen van toepassing:

Functie   Aantal parkeerplaatsen  
  minimaal   per  
Woning groot >140 m²   2,2   woning  
Woning middel 100 m²-140 m²   1,9   woning  
Woning klein < 100 m²   1,5   woning  

12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Parkeernormen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.3 indien uit onderzoek blijkt dat op andere adequate wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

12.6.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1.1 en 12.5.1 voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), zoals bedoeld in artikel 1.7, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, als bedoeld in artikel 1.48;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken. Deze bestemming prevaleert boven de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die nodig zijn voor het behoud of het onderhoud van de waterkering, waaronder keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. van dit lid bedoelde overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen kan, met in achtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen op de andere voor deze gronden geldende bestemmingen. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen dient er een watervergunning te zijn verleend door het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Algemene regels ten aanzien van maatvoeringen
15.1.1 Bestaande maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die meer bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die minder bedragen dan in de bestemmingsregels is voorgeschreven, mogen als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. Het bepaalde onder a. en b. van dit lid is uitsluitend van toepassing op bouwwerken die zijn gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. Voorts is in geval van herbouw het bepaalde onder a. en b. van dit lid slechts van toepassing indien de herbouw geschiedt op dezelfde plaats en de afwijking van de bestemmingsregels niet wordt vergroot.

15.2 Algemene regels voor ondergronds bouwen
15.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse werken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • c. bij het berekenen van de blijkens de planverbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  • d. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient een inventariserend veldonderzoek (IVO) te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, indien de aanvraag betrekking heeft op het realiseren van bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van meer dan 1,00 meter;
  • e. het bepaalde onder d. is niet van toepassing indien:
    • 1. uit aanvullend bureauonderzoek blijkt dat er ter plaatse een lage archeologische verwachting geldt;
    • 2. er in dit onderzoek wordt geconcludeerd dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is;
    • 3. het betreffende bureauonderzoek verricht of akkoord bevonden is door een archeologisch deskundige van de gemeente Aalsmeer of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige;
  • f. aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder d kunnen in het belang van de archeologische waarden de volgende bepalingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het college van Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

15.2.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

15.2.3 Afwijken van de regels voor ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 voor:

  • a. het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse diepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • b. het bouwen buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg ten minste 3 meter bedraagt.

15.3 Algemene regels voor ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, standplaatsen voor hemelwater, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en liftschachten;
  • b. gevel- en kroonlijsten, luifels, uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken;
  • c. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water-rioolstoffen;
  • d. hijsinrichtingen;

buiten beschouwing gelaten, voor zover de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

15.4 Algemene regels voor afstanden
15.4.1 Afstand voor watergangen

Onverminderd het bepaalde in de bestemmingsregels dient de afstand tussen gebouwen en andere bouwwerken enerzijds en de boveninsteek van een watergang ten minste 4 meter te bedragen, tenzij:

  • a. in de regels anders is bepaald;
  • b. de gronden zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende afstand', in welk geval de afstand van gebouwen tot de boveninsteek van een watergang minimaal 1 meter bedraagt.

15.4.2 Afwijken van afstandregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.1, teneinde de voorgeschreven afstandmaat tot de watergang te verkleinen indien dit noodzakelijk is, mits vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Verbod op gebruik van gronden
16.1.1 Strijdig gebruik van gronden

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. als inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. als inrichtingen en bedrijven als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • c. als opslagplaats voor bagger- en grondspectie;
  • d. als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, vloeibare afvalstoffen of brandstoffen;
  • e. als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
  • f. als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;
  • g. ten behoeve van het gebruik van gronden en bebouwing voor het bedrijfsmatig aanbieden van parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol;
  • h. als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • i. voor het storten, lozen of verwerken van vloeibare of vaste afvalstoffen;
  • j. voor opslag ten behoeve van privé-doeleinden.

16.1.2 Uitzonderingen

Dit verbod geldt niet voor:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 16.1.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en bagger- en grondspecie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een gemeentelijke verordening vergunning of ontheffing is vereist, en deze is verleend;
  • d. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en/of de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
  • e. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van minder dan 4";
  • f. hoogspanningsleidingen;
  • g. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of minder en/of een lengte van 10 kilometer of minder.

16.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1. lid 1. onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt tenminste verstaan:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor/als automatenhallen, seksinrichtingen, raam- respectievelijk, straatprostitutie en prostitutiebedrijven.

16.3 Water

Binnen het plan dient voldoende open water aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd conform de raamovereenkomst zoals opgenomen in bijlage 2.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Gebiedsaanduiding 'geluidzone - Industrie 50 dB(A)
  • a. Op de gronden met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - Industrie 50 dB(A)' geldt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van het industriegebied Schiphol-Oost.
  • b. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan geluidbelasting op de gevel, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in sub a, en worden toegestaan dat nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde.

17.2 Gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerszone - beperking aantrekken vogels'
  • a. Op de gronden die zijn aangewezen als gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking aantrekken vogels' is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
    • 1. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
    • 2. viskwekerijen met extramurale bassins;
    • 3. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
    • 4. natuurreservaten en vogelreservaten;
    • 5. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.
  • b. In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming toegestaan voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op 20 februari 2003.
  • c. In afwijking van sub a is dit grondgebruik of deze bestemming eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart;
  • d. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de regels in de bestemming die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking aantrekken vogels'.

17.3 Gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking bebouwing'
  • a. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking bebouwing 3' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn met het oog op externe veiligheid de volgende regels van toepassing:
    • 1. Er zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaand gebruik;
    • 2. In afwijking van sub a onder 1 zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten met een kantoor- of bedrijfsfunctie toegestaan, mits het aantal werknemers dat er verblijft niet meer dan 22 per hectare bedraagt;
    • 3. In afwijking van sub a onder 1 is eveneens herstructurering van een gebied met objecten met een kantoor- of bedrijfsfunctie toegestaan, indien dit niet leidt tot een toename van het aantal werknemers per hectare binnen dit gebied.
  • b. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking bebouwing 4' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidsbelasting geen geluidsgevoelige gebouwen toegestaan, behoudens:
    • 1. bestaand gebruik van een geluidsgevoelig gebouw;
    • 2. een geluidgevoelig gebouw ter vervanging van een bestaand geluidgevoelig gebouw, mits van gelijke aard en gelijke schaal en onder de voorwaarde dat het te vervangen gebouw wordt verwijderd of dat de functie en bestemming van het te vervangen gebouw wordt omgezet naar niet-geluidgevoelig;
  • c. Van bestaand gebruik als bedoeld in dit lid is sprake indien op 1 januari 2018 op de desbetreffende plaats een gebouw of object rechtmatig aanwezig is of een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een gebouw of object op de desbetreffende plaats, mits binnen zes maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt;
  • d. In afwijking van sub a en b zijn de daarin bedoelde objecten en gebouwen eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart;
  • e. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de regels in de bestemming die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking bebouwing 3' dan wel de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - beperking bebouwing 4'.
17.4 Gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperkingen'
  • a. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperkingen' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de 'Overzichtskaart Hoogtebeperkingen' als opgenomen in de bijlage van het LIB aangegeven maximale waarden ten opzichte van N.A.P.
  • b. In afwijking van sub a is een object dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien:
    • 1. het object opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning of voor het object een dergelijke vergunning is verleend;
    • 2. het herbouw, verbouw of vervangende nieuwbouw betreft van objecten als bedoeld onder 1, mits de hoogte en het totale volume van het oorspronkelijke object niet worden overschreden.
  • c. In afwijking van sub a is een object dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.
  • d. Op de in sub a bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werken of werkzaamheden reiken tot een hoogte boven de in dat lid bedoelde maximale waarden.
  • e. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de regels in de bestemming die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperkingen'.

17.5 Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
  • a. Op de gronden die als gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotooop' op de verbeelding bij dit plan zijn aangewezen, zijn geen objecten toegestaan die hoger zijn dan 8 meter ten opzichte van N.A.P.
  • b. In afwijking van sub a is een object dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien het object opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning of voor het object een dergelijke vergunning is verleend voor de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. Indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in dit artikel en de regels in de bestemming die ter plaatse gelden, prevaleert de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 15%, voor zover zulks van belang is voor een technisch of estetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

18.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

  • a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals bewaarplaatsen voor huisvuilcontainers, gasdrukregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5,5 meter en de oppervlakte niet meer dan 110 m² bedragen;
  • b. het bouwen van geluidwerende voorzieningen, vrijstaande muren, riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, zonnecollectoren, en informatie- en reclameborden;
  • c. het plaatsen van bouwwerken die geen gebouwen zijn ten behoeve van zend-, ontvangsten of sirenemasten op elk gebouw, met in achtneming van de hoogtebeperkingen die gelden ingevolge het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol;
  • d. overschrijdingen van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
  • e. overschrijding van de maximale bouwhoogte, anders dan bedoeld onder d., voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met ten hoogste 3 meter;
  • f. overschrijding van de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen, anders dan bedoeld onder d., voor bordessen, dakoverstekken, overstekende verdiepingen, luifels, gevelversieringen, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen, met ten hoogste 3 meter;
  • g. het bepaalde onder a. tot en met f. van dit artikel is slechts van toepassing indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

19.1 Wijzigingsregels voor gehele plangebied

Het bevoegd gezag mag het bestemmingsplan wijzigen door de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijdingen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken, dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels van de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na vaststelling het plan worden gewijzigd.

19.2 Wijzigingsregels AWZI

Het bevoegd gezag mag het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf - Ontwikkeling', 'Groen' en/of 'Water', met dien verstande dat:

  • a. de gronden voor maximaal 70% mogen worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt, mits deze bouwhoogte geen nadelige gevolgen heeft voor de windvang van de molen aan de Geijlwijckerweg 8-10;
  • c. er in het wijzigingsplan rekening dient te worden gehouden met de richtafstanden (grootste afstand) als bedoeld in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van deze regels;
  • d. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien:
    • 1. het gebruik als afvalwaterzuiveringsinstallatie ter plaatse is beëindigd;
    • 2. uit verkeersonderzoek blijkt dat het verkeer na de functiewijziging op een aanvaardbare manier kan worden afgewikkeld;
    • 3. uit onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 4. uit onderzoek blijkt dat de functiewijziging niet leidt tot een overtreding van de verbodsbepalingen als bedoeld in de Wet natuurbescherming dan wel dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming kan worden verkregen;
    • 5. er in afstemming met de waterbeheerder voldoende waterberging wordt gerealiseerd.

19.3 Wijzigingsregels opslagterrein

Het bevoegd gezag mag het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' wijzigen door het gebruik als logistieke bedrijven als bedoeld in 1.45 en/of het bedrijfsmatig aanbieden van parkeergelegenheid voor reizigers die reizen vanaf de luchthaven Schiphol toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de gronden voor maximaal 70% mogen worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
  • c. er in het wijzigingsplan rekening dient te worden gehouden met de richtafstanden (grootste afstand) als bedoeld in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten van deze regels;
  • d. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid alleen is toegestaan indien:
    • 1. de beëindiging van opslag van fustage en containers ten behoeve van de marktplaats voor sierteelt als bedoeld in artikel 1.50 ter plaatse geen nadelige gevolgen heeft voor de marktplaats voor sierteelt als bedoeld in artikel 1.50;
    • 2. uit verkeersonderzoek blijkt dat het verkeer na de functiewijziging op een aanvaardbare manier kan worden afgewikkeld, waarbij de ontsluiting via de Middenweg dient plaats te vinden;
    • 3. uit onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 4. uit onderzoek blijkt dat de functiewijziging niet leidt tot een overtreding van de verbodsbepalingen als bedoeld in de Wet natuurbescherming dan wel dat een ontheffing van de Wet natuurbescherming kan worden verkregen;
    • 5. er in afstemming met de waterbeheerder voldoende waterberging wordt gerealiseerd.

19.4 Wijzigingsregels mantelzorgwoning

Het bevoegd gezag mag artikel 3.1.2 onder d van het bestemmingsplan wijzigen door het gebruik als mantelzorgwoning te schrappen nadat de mantelzorgrelatie is beëindigd.

Artikel 20 Algemene procedureregels

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het voorgenomen besluit bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen over het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

22.1 Vervangen bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen op de dag dat het bestemmingsplan van kracht wordt als bedoeld in artikel 3.8, lid 5, van de Wet ruimtelijke ordening:

  • het bestemmingsplan 'N201-zone, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 14 februari 2002 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 27 januari 2004 en 28 november 2006;
  • het bestemmingsplan '1e Herziening N201-zone', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Aalsmeer op 27 januari 2005 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland op 23 augustus 2005 en 28 november 2006.
22.2 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Green Park Aalsmeer - deelgebied 6.