direct naar inhoud van Artikel 10 Recreatieve doeleinden (R)
Plan: Galecop toelichting en regels
Status: vigerend
Plantype: bestemmingsplan

Artikel 10 Recreatieve doeleinden (R)

10.1. Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Recreatieve doeleinden (R) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Een manege met de daarbij behorende kantine;
  • b. Een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • a. Gebouwen;
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. Bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer- en groenvoorzieningen.

10.2. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden:

  • a. Ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²;
  • b. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting en/of horeca betreffen;
  • d. De activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619);
  • e. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • f. Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

10.2.1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

  • a. Het bepaalde in artikel 10.2 onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschiften deel uitmakende Staat van, na vrijstelling, toelaatbare activiteiten in het kader van een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. Het bepaalde in artikel 10.2 onder f en een aan-huis-verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft.

10.3. Bouwvoorschriften

10.3.1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een gebouw of overkapping mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  • c. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  • d. De bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • e. Per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan;
  • f. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 500 m³ bedragen.

10.3.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 m mag bedragen;
  • b. De bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

10.4. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. Een goede woonsituatie;
  • c. De verkeersveiligheid;
  • d. De sociale veiligheid;
  • e. De milieusituatie;
  • f. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.5. Gebruiksvoorschriften

10.5.1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).

10.5.2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 10.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

10.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 10.5.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.