Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Standplaatsen Liesbosch
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0356.LI2013HER001-VA03

Toelichting

 
1 Inleiding
1.1 Algemeen
De gemeente Nieuwegein heeft op 6 november 2012 nieuw beleid voor haar standplaatsen vastgesteld. Sindsdien heeft de gemeente haar beleid middels een 1e wijziging op onderdelen aangepast (vastgesteld 28 januari 2014, sinds 8 februari 2014 in werking). Dit vernieuwe beleid, inclusief 1e wijziging, vervangt het vastgestelde standplaatsen beleid uit 2003. Om diverse redenen is nieuw beleid noodzakelijk. Tussen beleid en uitvoering is verder een discrepantie ontstaan. In het beleid wordt bijvoorbeeld nog gesproken van het jaarlijks aanvragen van een vergunning, terwijl in de praktijk na de aanpassing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV; 2009) vergunningen voor onbepaalde tijd zijn verleend. Ook leidt de huidige economische situatie, waarbij de middenstand onder druk staat, tot gewijzigde inzichten over de wijze waarop met standplaatsen moet worden omgegaan.
 
Een uitwerkingsaspect van het vastgestelde beleid is dat de standplaatsen worden 'bestemd' in een bestemmingsplan. Artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) bepaalt namelijk dat een vergunning wordt geweigerd wanneer het strijd met een geldend bestemmingsplan. Onderhavig plan is opgesteld om de standplaatsen conform het beleid, planologisch te verankeren, en daarmee de weigeringsgrond uit de APV op te heffen. Om de standplaatsen nabij de Hornbach en de Karwei vast te leggen is gekozen voor een (postzegel)bestemmingsplan. Dit wijkt enigszins af van de overige standplaatsen in Nieuwegein welke geregeld zijn in een (sector)bestemmingsplan. Een sectoraal bestemmingsplan is een aanvulling op het bestaande bestemmingsplan. Deze methodiek is voor de onderhavige twee locaties niet mogelijk omdat hiervoor een beheersverordening van kracht is. Juridisch kan een sectoraal bestemmingsplan niet verwijzen naar een beheersverordening. Derhalve is voor deze twee locaties gekozen voor een zelfstandig bestemmingsplan.
 
1.2 Ligging
Het plangebied van dit plan bestaat uit 2 locaties in het stedelijk gebied van Nieuwegein. In de onderstaande afbeelding zijn de locaties weergegeven op de luchtfoto.
 
Deellocaties standplaatsen op bedrijventerrein Liesbosch  
1.3 Vigerende regeling
De vigerende juridisch-planologische regeling wordt gevormd door de beheersverordening 'De Liesbosch 2013'. Deze verordening is op 29 mei 2013 door de gemeenteraad van Nieuwegein vastgesteld.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de verschillende locaties getoond. In dit hoofdstuk wordt tevens op het beleid en de milieutechnische haalbaarheid ingegaan. Hoofdstuk 3 legt de regels behorende bij het plan toe. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 de economisch en maatschappelijke haalbaarheid beschreven.  
2 Planbeschrijving
2.1 Deellocaties
Op de volgende pagina's zijn de luchtfoto’s met planlocaties weergegeven. Deze planlocaties vormen gezamenlijk het bestemmingsplangebied:
2.1.1 Karwei
Begrenzing voor standplaats ter plaatse van de Karwei
2.1.2 Hornbach
Indicatieve begrenzing voor standplaats ter plaatse van Hornbach
2.2 Beleidskader
Het beleidskader voor dit bestemmingsplan wordt gevormd door het in 2012 vastgestelde beleid 'Beleid standplaatsen gemeente Nieuwegein' en de daarop in 2014 vastgestelde 1e wijziging.  Aangezien het een zeer specifiek onderwerp betreft met enkel gemeentelijk belang is het niet noodzakelijk om in te gaan op Rijks- dan wel provinciaal beleid.
 
In de beleidsnota is verwoord wat de aanleiding is van het plan, om welke locaties het gaat, de relatie met overige regelgeving en welke eisen gesteld worden aan de standplaatsen. Onderstaand zijn twee beleidsuitgangspunten relevant voor het bestemmingsplan beknopt weergegeven. Voor de overige motivatie en uitgangspunten die gesteld worden aan de standplaatsvergunning wordt verwezen naar de beleidsnota:
 
Er geldt een maximum aantal af te geven vergunningen (jaarstandplaatsen en periodieke standplaatsen)
Het is voor een gemeente mogelijk om het aantal te verlenen vergunningen aan een maximum te binden. Het maximum aantal vergunningen is bereikt wanneer de locaties gedurende de hele week zijn ingevuld. Met andere woorden: er kunnen voor iedere standplaatslocatie net zoveel vergunningen worden verleend totdat die plaats iedere werkdag, zaterdag en zondag bezet is. Op zondagen geldt een tijdsvenster van 12.00 uur tot 19.00 uur, met dien verstande dat op- en afbouwen buiten het tijdsvenster is toegestaan. In het bestemmingsplan is dit uitgangspunt vertaald om per locatie het maximaal aantal wagens op te nemen dat aanwezig mag zijn. In de regels is dit nader omschreven.
 
Er wordt een maximum gesteld aan de omvang van de standplaats van 28 m2 (alle standplaatsen)
Het innemen van standplaats heeft invloed op de beschikbaarheid van de openbare ruimte. Hoewel de beschikbare ruimte per locatie verschillend is, heeft de gemeente ervoor gekozen om een algemeen maximum te verbinden aan de omvang van de standplaats van 28 m2. Binnen die ruimte is het voor standplaatshouders mogelijk om standplaats te kunnen innemen. Aan de andere kant is met die maximale oppervlakte gewaarborgd dat er geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte (waaronder bijvoorbeeld de mogelijkheid voor hulpdiensten om bij calamiteit gebruik te kunnen maken van de openbare ruimte). De maximale oppervlakte van 28 m2 omvat naast de verkoopruimte zelf ook alle bijkomende voorzieningen. Dat betekent dat voorzieningen als luifels, uitstallingen en vuilnisbakken binnen deze ruimte moeten worden geplaatst. Deze oppervlaktemaat geldt als eis bij de vergunning maar is ook opgenomen in het bestemmingsplan. Deze dubbeling is opgenomen omdat een aantal locaties ruime gebieden hebben en zo de indruk weggenomen wordt dat een geheel parkeerterrein als één standplaats gezien wordt. Tevens wordt hiermee aangetoond dat er sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening waaraan een bestemmingsplan dient te voldoen.
2.3 Milieutechnische haalbaarheid
Voorliggend plan omvat enkel de gebiedsaanduiding standplaatsen. De vigerende bestemming wordt als gevolg van dit plan niet gewijzigd. Het gaat enkel om een toevoeging van een gebiedsaanduiding waarbinnen standplaatsen mogelijk zijn. Deze standplaatsen zijn in de meeste gevallen ook reeds in gebruik. De motivatie voor het gebruik als gevolg van de aanwezige bestemming heeft dus reeds plaats gevonden in het voorgaande bestemmingsplan en behoeft niet nogmaals gemotiveerd te worden.
 
De motivatie voor de gebiedsaanduiding vanuit het oogpunt voor een goede ruimtelijke ordening is zeer beperkt. Door de vorm van de verkooppunten treden er geen wezenlijke gevolgen op voor de aspecten bodem, archeologie, water, ecologie, externe veiligheid, luchtkwaliteit op. Bij enkele kramen, zoals bij patat-, loempia- of oliebolkramen, is het denkbaar dat een aggregaat wordt geplaatst. Deze aggregaat kan leiden tot geluidsoverlast en de bakactiviteiten kunnen leiden tot geuroverlast. De gebiedsaanduidingen in het voorliggende plan zijn zodanig gepositioneerd dat een minimale afstand van 10 meter tussen de kraam en een gevoelige bestemming is gegarandeerd. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Het aspect milieuzonering zorgt ervoor dat bedrijven op een juiste afstand van een gevoelige bestemming komen te staan, met als doel het waarborgen van de veiligheid, het woon- en leefklimaat en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven.
 
Daarmee wordt, in het kader van bedrijven en milieuzonering, de kraam gelijk gesteld aan een categorie 1 bedrijf. Deze indeling komt overeen met de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG), waarin de kraam valt onder 'detailhandel niet expliciet genoemd'. Gezien de kleinschaligheid van de functie wordt aangenomen dat de zonering van 10 meter milieuhinder bij naastgelegen functies voorkomt.
3 Juridische planbeschrijving
3.1 Inleiding
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting.
 
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
3.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
3.3 Planregels
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. De planregels zijn, conform deze SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
3.4 Wijze van bestemmen
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende (dubbel)bestemmingen:
 
Bedrijventerrein
Op de gronden binnen deze bestemming zijn, naast bedrijfsvestigingen, ook wegen ter ontsluiting van de betreffende bedrijven toegestaan. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes en dergelijke toegestaan. De hoofdontsluitingswegen en het structurele groen en water zijn apart bestemd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in bouwvlakken. Daarmee zijn zelfstandige hoofdgebouwen niet toegestaan.
 
Verkeer - Verblijfsgebied
De interne ontsluitingswegen (zogenaamde 30 km/uur wegen) op het bedrijventerrein zijn ondergebracht in de bestemming 'Verkeers - Verblijfsgebied (V-VB)'.
 
Leiding - Hoogspanning
Ter plaatse van de ondergrondse Hoogspanningsleiding is een dubbelbestemming opgenomen. In deze dubbelbestemming zijn aanvullende regels opgenomen zodat bij het gebruik van de gronden en dan met name werkzaamheden in de grond eventuele schade aan de leiding voorkomen kan worden.
 
Waarde - Archeologie 4 & Waarde - Archeologie 8
De twee dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie beschermen de mogelijke archeologische waarden in het plangebied. Bij ingrepen in de bodem kan een aanvullende omgevingsvergunning nodig zijn welke is gekoppeld aan een onderzoeksverplichting.
 
Waterstaat
Een zeer beperkt gedeelte van de parkeerplaats bij de Hornbach is tevens bestemd als Waterstaat. Voor werkzaamheden binnen deze zone is een aanvullende omgevingsvergunning noodzakelijk. Bij de afgifte van deze vergunning wordt nader advies ingewonnen bij het waterschap.
 
Voorts bevat het bestemmingsplan de volgende gebiedsaanduidingen:
 
Geluidszone - industrielawaai
Middels de aanduiding geluidszone - industrielawaai wordt de geluidsruimte van het industrieterrein vastgelegd en beschermd. 
   
Overige zone - standplaatsen
Zoals aangegeven bij de inleiding heeft onderhavig plan als doel het juridisch mogelijk maken van de standplaatsen. De aanduiding overige zone - standplaatsen biedt de mogelijkheid om de aangeduide gronden te gebruiken als standplaats. In de aanduidingsregeling is een maximaal aantal standplaatsen geregeld alsmede de maximale grootte per standplaats.
4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische uitvoerbaarheid
De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. Inmiddels is ook een ministeriële regeling vastgesteld waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving. 
 
Het onderhavige plan betreft het vastleggen van standplaatsen die grotendeels reeds in gebruik zijn. Aan de vergunningen worden nieuwe eisen gesteld die voor zover relevant opgenomen zijn in onderhavig bestemmingsplan. Het gaat hier om een maximaal gebruiksoppervlak van 28 vierkante meter en een maximaal aantal gebruikers per deellocatie. Met de uitvoering van het bestemmingsplan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid anders dan voor het opstellen van het plan zelf.

Er bestaat op basis van het bovenstaande voor het onderhavige bestemmingsplan geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het plan een exploitatieplan op te stellen. Het plan is economisch uitvoerbaar en er bestaat geen noodzaak voor een exploitatieplan.
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met het Waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
4.2.1 Inspraak en overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 4 september tot en met 17 september 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Niemand heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen. Voorts is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 3.1.1. naar de overlegpartners gestuurd. Hieruit volgden geen belemmeringen. Daarmee is het inspraak- en vooroverlegtraject afgerond.
4.2.2 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 7 november tot en met 18 december 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Daarmee is er geen aanleiding om het defintieve plan te wijzigen ten opzichte van het ontwerp.