direct naar inhoud van Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Plan: Vreeswijk - Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPVN2010001-OH01

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. Bescherming en behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden, bestaande uit:
    • 1. De nog bestaande ruimtelijke structuren van de buitenplaats de Wiers;
    • 2. De historische perceelsrichting en kavelstructuur van oude ontginningen die zich uit in de richting van bebouwing, stratenpatroon, sloten, (laan)beplanting;
    • 3. De historische zichtrelaties op en fysieke relatie met de dijken van het Merwedekanaal, Vaartse Rijn, Lekkanaal en Lekdijk;
    • 4. De aanwezigheid en zichtbaarheid van historische kanalen;
    • 5. Het historisch bebouwingslint langs Vaartse Rijn met op het water gerichte structuren, bedrijvigheid gericht op kanaal en oorspronkelijke insteekhavens;
    • 6. De aanwezige structuur van weteringen en sloten (langs wegen);
    • 7. De aanwezige kadestructuren van middeleeuwse ontginningen;
    • 8. Historische of historisch passende groenstructuren;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' tevens voor instandhouding en herstel van de situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevelindeling en waardevolle details van de betreffende bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd in overeenstemming met de cultuurhistorische waarden zoals die zijn omschreven in het cultuurhistorisch onderzoek en zijn aangeduid op de 'Cultuurhistorische waarderingskaart Historische bouwkunst en stedenbouw', met in achtneming van het volgende:

  • Behoud, onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • Vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden.

Om te beoordelen of bij het bouwen aan deze uitgangspunten wordt voldaan kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat een cultuurhistorisch/bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

20.2.2 Karakteristieke gebouwen

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' binnen het bouwvlak de volgende regels:

  • a. De goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan de op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan bestaande goothoogte en bouwhoogte;
  • b. De kapvorm, -helling en -richting zoals aanwezig op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan mogen niet worden gewijzigd;
  • c. De gevellijnen van gebouwen zoals die aanwezig zijn op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan mogen niet worden gewijzigd.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het ophogen van de bodem;
  • b. Het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. Het aanbrengen van hoogopgaande beplanting waardoor historische zichtrelaties of verkavelingsstructuren worden verstoord;
  • d. Het verwijderen van historische of historisch passende groenstructuren;
  • e. Het aanbrengen of verwijderen van verhardingen waardoor de historische structuur van straten, paden en andere oppervlakteverhardingen wordt verstoord;
  • f. Werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen of slopen, aan cultuurhistorisch waardevolle gebieden of objecten die op de 'Cultuurhistorische waarderingskaart Historische bouwkunst en stedenbouw' zijn aangeduid als van 'zeer hoge cultuurhistorische kwaliteit', 'hoge cultuurhistorische kwaliteit' en 'positieve/beeldondersteunende kwaliteit' respectievelijk in de kleuren rood oranje en geel, waardoor de cultuurhistorische waarde wordt aangetast of vernietigd.
20.3.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod in sublid 20.3.1 is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:

  • a. Betrekking hebben op normaal onderhoud, vervanging en beheer;
  • b. Mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • c. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
20.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 20.3.1 kan pas worden verleend:

  • a. Indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de gronden of cultuurhistorische waardevolle objecten op deze gronden;
  • b. Nadat door de aanvrager een cultuurhistorisch/bouwhistorisch onderzoek is overgelegd waaruit blijkt dat de cultuurhistorische of bouwhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord en waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de cultuurhistorische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  • c. Nadat ter beoordeling van het rapport advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  • d. Nadat over het verzoek om omgevingsvergunning de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd.
20.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Indien uit het in sublid 20.3.3 genoemde rapport blijkt dat de cultuurhistorische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen een of meer van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden;
  • b. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot mogelijke verstoring van cultuurhistorische waarden, te laten begeleiden door een ter zake deskundige.
20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', zonder een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen, waaronder begrepen het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische elementen van dominante, beeldbepalend/kenmerkend cultuurhistorische waardevolle bouwwerken.
  • b. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een op de bijlage 'Cultuurhistorische waarderingskaart Historische bouwkunst en stedenbouw' in de kleur rood aangeduide cultuurhistorische waarde dient een bouwhistorisch onderzoek te worden overgelegd.
  • c. Over het verzoek om een omgevingsvergunning dient de gemeentelijke monumentencommissie om advies te worden gevraagd.
20.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in sublid 20.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. Normaal beheer en onderhoud betreffen;
  • b. Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 20.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de betreffende bouwwerken;
  • b. De karakteristieke hoofdvorm van de betreffende bouwwerken niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen van de betreffende bouwwerken kan worden hersteld;
  • c. De karakteristieke hoofdvorm van de betreffende bouwwerken in redelijkheid niet kan worden gehandhaafd;
  • d. Het delen van de betreffende bouwwerken betreft, die op zich niet als karakteristiek kunnen worden aangemerkt, en door sloop daarvan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm;
  • e. Vooraf vaststaat dat na sloop nieuwbouw plaatsvindt binnen het oorspronkelijke bouwvlak en met de oorspronkelijke goothoogte, bouwhoogte en nokrichting;
  • f. Voor zover het bouwwerken betreft die op de Cultuurhistorische waarderingskaart Historische bouwkunst en stedenbouw als van zeer hoge cultuurhistorische kwaliteit zijn aangeduid, de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld.
20.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedureregels in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de stedenbouwkundige kwaliteit en cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering, de afmetingen, de vormgeving, de kaprichting, de kaphelling en de kapvorm van hoofd- en bijgebouwen;
  • b. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen;
  • c. de gevelindeling van hoofdgebouwen.