Plan: | Structuurbaan 30 en achterterrein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPPW2013HER001-VA04 |
Voor de bedrijventerreinen Plettenburg, De Wiers en het kantorenpark Rijnhuizen is op 17 februari 2010 het bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers vastgesteld. Echter, door Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Utrecht is goedkeuring onthouden aan de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding voor aannemersbedrijf 'B(an)', die bij de vaststelling op het perceel Structuurbaan 30 is gelegd.
GS waren daarbij van mening dat er door de bestemmingslegging op dit perceel sprake was van een planologische functieverruiming; het bestemmingsplan zou het aanwezige aannemersbedrijf de ruimte geven om zich op het hele terrein te vestigen. Daarmee zou deze waarschijnlijk in een hogere milieucategorie vallen. De gevolgen van deze functieverruiming waren niet voldoende onderzocht, waardoor GS vonden dat een dergelijke bestemmingswijziging onvoldoende was onderbouwd en daardoor onvoldoende rekening hield met omwonenden.
Dit bestemmingsplan voorziet in de reparatie van het besluit van GS. Omdat de aannemersactiviteiten die destijds uitgevoerd werden, inmiddels beëindigd zijn, is deze mogelijkheid niet meer opgenomen. Uitzondering is het bedrijf Koops Bronbemaling, gevestigd op het voorterrein van Structuurbaan 30. Uitgangspunt is nu om verder de vergunde situatie, zijnde een fruit- en een hoveniersbedrijf, planologisch te regelen, met uitzondering van het gebied waar dat in het kader van milieuzonering niet mogelijk is. Verder worden een aantal ondergeschikte wijzigingen op de noordelijk gelegen woonpercelen meegenomen.
Het plangebied maakt deel uit van het kantoren- en bedrijvengebied dat zich heeft geconcentreerd op het eiland ten oosten van Nieuwegein rondom het voormalige fort Jutphaas. Dit eiland wordt aan de Oostzijde begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal en aan de westzijde door het Merwedekanaal. Dwars over het gebied, tussen het Fort Jutphaas en het Amsterdam-Rijnkanaal, ligt de Malapertweg, een voormalig nederzettingslint.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Structuurbaan 30 en de achterliggende gronden. Het plangebied ligt ten zuiden van de Malapertweg. Het plangebied wordt begrensd door de tuinen van de percelen aan de Malapertweg en de Structuurbaan. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel nog het bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers, vastgesteld op 4 juli 1991 en gedeeltelijk goedgekeurd op 21 januari 1992.
Wel heeft de gemeenteraad op 17 februari 2010 het bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers vastgesteld voor deze locatie. Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht hebben echter aan dit deel van dat bestemmingsplan goedkeuring onthouden, waardoor voor dit gebied het onderliggend bestemmingsplan uit 1991 geldt. Dit besluit is opgenomen in Bijlage 2.
Het bestemmingsplan Structuurbaan 30 en achterterrein betreft een reparatie van het bestemmingsplan dat op 17 februari 2010 is vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een gedetailleerd bestemmingsplan waarin de huidige gebruiksfuncties en bebouwingsmogelijkheden van het terrein worden voorzien van een juridische regeling.
Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan waarin, door middel van bouwvlakken, onderscheid wordt gemaakt tussen waar wel en geen gebouwen mogen worden gebouwd.
Dit bestemmingsplan bestaat uit twee gedeelten: de toelichting en de regels. Het eerste gedeelte betreft de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt na de inleidende paragrafen van Hoofdstuk 1, in Hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 geeft de relevante beleidskaders weer en in Hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van het plan gegeven en hoe het beleid ten aanzien van de verschillende facetten in het bestemmingsplan is vastgelegd. De juridische opzet van het plan wordt in Hoofdstuk 5 uiteengezet en ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid verantwoord.
De Regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in Hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, de algemene regels in Hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in Hoofdstuk 4. De regels worden nader toegelicht in Hoofdstuk 5 van de toelichting.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de ruimtelijke structuur en de bebouwingsstructuur, maar ook op de aspecten groen en ecologie, archeologie en cultuurhistorie, water, verkeer, de functionele structuur, milieutechnische aspecten, recreatie en sociale veiligheid.
Nieuwegein in groter verband
De gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de provincie Utrecht, tussen de gemeenten Utrecht, Houten, Vianen en IJsselstein. De Lek vormt in het zuiden de gemeentegrens van Nieuwegein. In sociaal-economisch opzicht maakt Nieuwegein deel uit van de Utrechtse agglomeratie die ruim een half miljoen inwoners telt. Met een landoppervlak van 2.565 ha is Nieuwegein bepaald klein, maar het inwonertal van 60.988 op 1 november 2013 maakt het, na Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en de Stichtse Vecht, tot de vijfde gemeente van de provincie.
Nieuwegein is een jonge gemeente, in 1971 ontstaan als groeikern na samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk. De gemeentegrenzen zijn in de loop van de tijd onderhevig geweest aan veelvuldige veranderingen als gevolg van het expanderende Utrecht en aanpassingen aan de moderne infrastructuur. De bebouwing wordt vrijwel geheel ingesloten door (moderne) infrastructuur: de rijkswegen A2 en A12 in het westen en noorden en globaal de rijksweg A27 in het oosten en de Lek in het zuiden.
Korte beschrijving plangebied
Met het samenvoegen van de gemeenten Jutphaas en Vreeswijk begin jaren '70 ontstond de nieuwe gemeente Nieuwegein. De stadsuitbreidingen hebben vanaf die periode traditioneel plaatsgevonden aan de westzijde van de gemeentegrenzen langs de A2. De bedrijvigheid heeft zich, als gevolg van de directe ligging aan het water, hoofdzakelijk ten oosten van het Merwedekanaal ontwikkeld, aanvankelijk op het bedrijventerrein Plettenburg. Vanaf de jaren '80 zijn door verdere expansie van het bedrijventerrein Plettenburg tevens het bedrijventerrein De Wiers en aan de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal de bedrijventerreinen De Liesbosch en Laagraven ontwikkeld.
De bestaande woningen langs De Malapertweg ten oosten van het Fort Jutphaas maken deel uit van de historische lintbebouwingsstructuur van de Overeindseweg. In dit lint zijn enkele voormalige agrarische percelen te onderscheiden. Het perceel aan de Structuurbaan 30 en de bijbehorende achterliggende percelen maken onderdeel uit van een dergelijk voormalig agrarisch perceel.
Het perceel aan de Structuurbaan 30 is in de huidige situatie deels bebouwd. Het grootste gedeelte van de bebouwing bevindt zich aan de oost- en de westzijde van het perceel. In de huidige situatie is het middenterrein van het perceel onbebouwd. De bebouwing op het perceel is bedrijfsbebouwing en bestaat over het algemeen uit één bouwlaag. De panden aan de Structuurbaan zijn hierbij afgedekt met een kap. De gebouwen aan de westzijde van het plangebied zijn voornamelijk plat afgedekt. Het terrein tussen het bedrijfsperceel en de woonpercelen aan de Malapartweg is onbebouwd en vormt een overgang tussen het bebouwingslint en de meer grootschalige bedrijfsbebouwing op het bedrijfsperceel.
Het projectgebied is gelegen in een gemengd gebied. Het bedrijventerrein Plettenburg is gelegen ten zuiden van het plangebied en is duidelijk een terrein gericht op diverse bedrijfsactiviteiten in de logistiek, bouwnijverheid, IT, metaalbewerking en anderssoortige bedrijfsactiviteiten.
Ten noorden grenst het plangebied aan een voormalig bebouwingslint aan de Malapertweg. Aan dit lint zijn woningen gelegen die voornamelijk zijn gesitueerd op ruime percelen. Het gebied aangrenzend aan dit lint, dat onderdeel uitmaakt van het plangebied, heeft een extensief agrarisch gebruik.
Voor het plangebied zijn in het verleden vrijstellingen (artikel 19, lid 2 WRO) en bouwvergunningen verleend voor de vestiging van agrarische hulpbedrijven: een hoveniers- en een fruitbedrijf. Deze vergunningen zijn tot op heden niet ingevuld.
Het bedrijfsperceel in het plangebied is sinds 1985 gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. De eerste jaren was het daar gevestigde bedrijf, Jos Scholman BV, gespecialiseerd in agrarische loonwerken. In de loop van de jaren groeide het bedrijf uit tot een aannemersbedrijf in grond-, weg- en waterbouw, cultuurtechniek en baggerwerken. In 2014 is het bedrijf Jos Scholman BV definitief vertrokken van de locatie.
Recente ontwikkelingen
Nadat de aannemersactiviteiten zijn beëindigd, heben zich in het plangebied 2 bedrijven gevestigd. Dit is in eerste plaats een aannemersbedrijf (Koop Bronbemaling). Verder is Connexxion hier gevestigd. Op de locatie vinden beperkte onderhoudswerkzaamheden plaats, maar vooral worden de bussen hier gereinigd. Deze bedrijven zijn gevestigd op het voorterrein van Structuurbaan 30.
Verder is de eigenaar van woning Malapertweg 13 voornemens om de kas op zijn achterterrein te vernieuwen. Hiervoor is inmiddels vergunning verleend. Deze kas is bedoeld als werkruimte voor lichte hovenierswerkzaamheden en kleinschalige bloemsierkunst.
In het kader van het bestemmingsplan is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. De relevante beleidsstukken zijn in dit hoofdstuk samengevat.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2013)
De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.
De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten:
Voor het plangebied is in de structuurvisie geen specifiek beleid opgenomen. Ten aanzien van bedrijventerreinen is opgenomen dat wordt ingezet op revitalisering, intensivering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Met de vaststelling van het bestemmingsplan worden de huidige planologische mogelijkheden vastgelegd in een juridische regeling. Door het agrarische gebied van een beschermende regeling te voorzien, worden de cultuurhistorische kwaliteiten ten noorden van het plangebied geborgd. Hiermee past het bestemmingsplan binnen het beleid van de provincie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013)
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In de verordening is het plangebied aangeduid als bedrijventerrein Stedelijk gebied. Binnen deze aanduiding is het gebruik van de gronden als bedrijventerrein toegestaan. De provinciale verordening stelt verder geen eisen aan de inhoud van het bestemmingsplan.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In de Waterstructuurvisie (2002) is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren en afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk het aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.
Water voorop!, zo luidt de titel van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het Hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. Het waterbeheerplan geeft een overzicht van:
Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij de aanpak van het Hoogheemraadschap zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.
Tevens is dit waterbeheerplan een regionale uitwerking van Europees (KRW) en nationaal (WB21) beleid.
Ten behoeve van de watertoets heeft het Hoogheemraadschap het Handboek Watertoets opgesteld. Dit handboek geeft inzicht in de wijze van advisering over water in ruimtelijke plannen. Het geeft antwoord op de volgende vragen:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Hierop zijn echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (2009)
Met de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Hiermee is voldaan aan een van de pijlers uit de beleidsbrief 'Modernisering Monumentenzorg': Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening.
Het Bro regelt dat de effecten van een initiatief op cultuurhistorische waarden in een gebied inzichtelijk worden gemaakt, en indien nodig worden de waarden vastgelegd in het plan, middels specifieke regels. Met deze wetswijziging is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening.
Provinciaal archeologiebeleid
Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in situ te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Ten slotte verplicht de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemeentes om in een bestemmingsplan in specifieke gebieden bestemmingen en regels op te nemen die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen.
De belangrijkste wettelijke taken van de provincie zijn:
Meestal is de gemeente bevoegd gezag. Bij projecten die de gemeentegrenzen overschrijden bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen en MER-plichtige ingrepen, ligt het bevoegd gezag formeel bij de provincie. (De provincie heeft de bevoegdheid om archeologische attentiegebieden aan te wijzen wanneer archeologische belangen in (vigerende) bestemmingsplannen (nog) niet voldoende zijn beschermd. Deze attentiegebieden zijn archeologische terreinen die gemeenten verplicht moeten opnemen in hun bestemmingsplan).
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Geluidsgevoelige objecten zijn bijvoorbeeld woningen, scholen en ziekenhuizen. Bedrijven zijn niet gevoelig. In de Wet geluidhinder is regelgeving voor wegverkeer-, railverkeers- en industrielawaai opgenomen. De regelgeving geldt alleen voor wegen, spoorlijnen en bedrijventerreinen die een geluidszone hebben. Daarnaast geeft de Wet milieubeheer geluidsvoorschriften voor bedrijven, ook voor bedrijven die niet op een gezoneerd bedrijventerrein zijn gelegen.
Externe veiligheid
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Momenteel wordt gewerkt aan het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen. Ook is er een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Ook bedrijven, waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd waren de volgende circulaires van toepassing:
Op grond van de circulaires golden voor nieuw te bouwen objecten toetsings- en bebouwingsafstanden. In 2010 is een nieuwe AMvB voor buisleidingen in werking getreden (Staatsblad 2010, nr. 686). Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR. Het Ministerie van infrastructuur en milieu adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. In dit bestemmingsplan is daarom van deze nieuwe normstelling uitgegaan.
Luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekenende mate en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt en dus niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit gevoelige bestemmingen
In dit Besluit is bepaald dat een aantal met name genoemde gevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 300 m tot een rijksweg of 150 m tot een provinciale weg, wanneer langs deze wegen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden uit de Wm. Tot deze functies behoren gebouwen bestemd voor onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuizen, verpleegtehuizen en bejaardentehuizen.
Bodem
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 (2010)
In de structuurvisie geeft de visie van de gemeentelijke overheid over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:
In het streefbeeld van Nieuwegein in 2030 is het verordeningsgebied aangewezen als een werkgebied en 'upgrading'-gebied. In de structuurvisie zijn een aantal zones opgenomen. Voor het verordeningsgebied van de Liesbosch zijn de volgende zones van belang:
Daarnaast is het gebied ten noorden van het plangebied aangewezen als een cultuurhistorische lijn van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, met daaraan de historische lintbebouwing.
De vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot aantasting van deze waardes. Daarnaast past de vaststelling van het bestemmingsplan bij de ambities van de werkas. Hiermee is het bestemmingsplan in lijn met het beleid dat de gemeente heeft beschreven in de structuurvisie.
Nota parkeernormen (2011)
De Nota parkeernormen 2011-2015 maakt onderdeel uit van het verkeersbeleid voor de gemeente Nieuwegein. De parkeernormen in deze nota vervangen de parkeernormen die zijn opgenomen in de Nota Parkeren van 1999. Het doel van de Nota parkeernormen is het vaststellen van parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten om in de toekomst in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Waterplan Nieuwegein (2007)
De gemeente Nieuwegein heeft samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Watermaatschappij Vitens een nota Watervisie opgesteld. De visie geeft een integrale beleidsvisie over de wijze waarop zij het waterbeheer in de meest brede zin wil vormgeven.
De nota is in 2004 vastgesteld en is in 2007 gevolgd door de nota Waterplan. Hierin is het ingezette beleid uit de Watervisie uitgewerkt naar concrete voorstellen op het gebied van de waterkwaliteit en het waterbeheer. De Nota Watervisie en het maatregelenprogramma vormen samen het Waterplan Nieuwegein.
Archeologiebeleid (2012)
Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld.
De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek.
Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen.
Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.
Cultuurhistorie
Om adequaat invulling te kunnen geven aan de nieuwe taak van de gemeente om rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.
Geluid (2009)
In het Beleid hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Nieuwegein (15 april 2009) zijn voorwaarden en criteria voor het vaststellen van hogere waarden vastgelegd.
Het beleid moet een bijdrage leveren aan een goed akoestisch klimaat in de gemeente en dient geluidshinder zoveel mogelijk te voorkomen.
Het gemeentelijk beleid voor het vaststellen van hogere grenswaarden steunt op twee pijlers:
In het beleid is beschreven dat het niet realistisch, noodzakelijk en gewenst is voor elke situatie met beide pijlers van het beleid om te gaan.
Externe veiligheid (2007)
In de beleidsvisie Externe veiligheid heeft de gemeente Nieuwegein veiligheidsambities geformuleerd naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid. In deze visie is aangegeven op welke bedrijventerreinen in Nieuwegein zich risicovolle bedrijven mogen vestigen.
Luchtkwaliteit (2008)
De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.
Duurzaam bouwen (2007)
In de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein' is vastgelegd dat de gemeente Nieuwegein bij nieuwbouw/renovatie streeft naar het realiseren van een milieuprestatie van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. Daarnaast heeft de gemeenteraad heeft in de nota de volgende basismaatregelen vastgesteld:
De milieuprestatie wordt (bij grote bouwinitiatieven) gemeten met het duurzaam bouwen instrument GreenCalc+-score en weergegeven met een MIG-score (Milieu Index Gebouw). De milieuprestatie kan bij kleinere bouwinitiatieven worden gemeten met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Een GPR-score van 6,9 staat voor 'mainstream duurzaam' en komt overeen met de in Nieuwegein gewenste milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.
Energie (2009)
Door het college is het gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013 vastgesteld. Hierin is het streven geformuleerd om bij nieuwbouwprojecten de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) minimaal 10% aan te scherpen ten opzichte van het Bouwbesluit. Daarnaast geldt een streven naar 10% duurzame energie evenals het streven naar aansluiten op en uitbreiden van het stadsverwarmingsnet (indien relevant, zoals in dit gebied). Bij grootschalige ontwikkelingen (> 200 woningen of het equivalent daarvan) wordt op gebiedsniveau gestreefd naar een EnergiePrestatie op Locatie (EPL) van 7,0 tot 8,0.
In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040.
Kansen om deze ambities te halen zijn er ook: bijvoorbeeld door woningen en gebouwen minimaal 70% zongericht te bouwen en deze in het gebied aan te sluiten op de stadsverwarming (ter hoogte van de Nijemonde loopt een hoofdtransportleiding van Eneco warmte) en via toepassing van thermische zonne-energie, warmte/koude-opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen en PV-zon.
Geadviseerd wordt om voor het gebied een integrale studie te doen naar de haalbaarheid van duurzame energieconcepten, waarbij met name de uitbreiding van het bestaande stadsverwarmingssyteem wordt onderzocht, aangezien het hier restwarmte betreft van de elektriciteitscentrales op Lage Weide in Utrecht die anders geloosd moet worden.
Vanwege de historische betekenis van De Malapertweg, is een Stedenbouwkundig Programma van Eisen opgesteld voor het gebied rondom deze weg. Doel hiervan is om zorgvuldig om te gaan met ontwikkelingsinitiatieven dit in dit gebied spelen. Initiatieven binnen het gebied worden getoetst aan dit beleid.
In het SPvE worden drie deelgebieden onderscheiden:
Het noordelijk deel van het plangebied, het agrarisch perceel, maakt onderdeel uit van deelgebied 1. Het zuidelijk deel, het bedrijfsperceel, onderdeel van deelgebied 2. Dit gebied omvat volgens de visie nieuwbouw en uitbreidingsmogelijkheden van agrarische hulpbedrijven. Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen grote functiewijzigingen mogelijk; de vergunde situatie (hoveniers- en fruitbedrijf, ten tijde van de vaststelling van de visie als Agrarisch hulpbedrijf beschouwd) wordt planologisch geregeld. Het plan is daarmee in lijn met de visie Historisch Versterkt. Op het voorterrein worden wel andere bedrijven toegelaten. De fysieke invulling is echter niet wezenlijk anders dan bedoeld in de visie en leidt niet tot extra aantasting van de historische betekenis van het gebied.
Impressie visie Historisch versterkt (deelgebied 2)
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de huidige bedrijfsactiviteiten van het bedrijf aan de Structuurbaan 30 vast te leggen in een juridische regeling.
In het vigerende bestemmingsplan Plettenburg - De Wiers 1991 is het plangebied bestemd als 'Agrarische doeleinden, glastuinbouwbedrijf' en als Agrarische doeleinden, agrarisch hulpbedrijf'.
In het kader van het nieuwe bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers uit 2010 is bij vaststelling van het bestemmingsplan besloten om voor deze locatie de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding voor aannemersbedrijf 'B(an)' op te nemen.
Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht hebben op 12 oktober 2010 goedkeuring onthouden aan het perceel. Omdat op het hele perceel de aanduiding 'aannemersbedrijf' was opgenomen, was de realisatie van een aannemersbedrijf op het hele bedrijfsperceel mogelijk. Deze wijze van bestemmen bood ruimere gebruiksmogelijkheden dan de bestaande situatie. Omdat in het bestemmingsplan uit 2010 onvoldoende was gemotiveerd wat de effecten waren van de verruiming van de planologische mogelijkheden, heeft Gedeputeerde Staten besloten om voor dit perceel goedkeuring te onthouden aan het bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers.
Om het perceel wel van een goede juridische regeling te voorzien, heeft de gemeente besloten voor het perceel een nieuw bestemmingsplan op te stellen. De oorspronkelijke opgave van dit bestemmingsplan was het repareren van de uitspraak van de Raad van State door het onderbouwen van een aannemersbedrijf op het gehele bedrijfskavel. Hiervoor is in 2013 onder andere een akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van de bedrijfsvoering van dat moment, te weten aannemersbedrijf Jos Scholman BV. Hieruit bleek dat dit bedrijf hier in principe inpasbaar was. Ter informatie is het akoestisch onderzoek opgenomen in dit bestemmingsplan (zie Bijlage 1). Deze versie van het bestemmingsplan heeft tot en met 2 april 2014 ter inzage gelegen. In deze periode zijn zienswijzen ingebracht.
Naar aanleiding hiervan is de gemeente in gesprek gegaan met de omwonenden en betrokkenen. Inmiddels bleek ook dat de aannemersactiviteiten Jos Scholman BV inmiddels niet meer in het plangebied uitgevoerd werden. Daarom is besloten het bestemmingsplan aan te passen en terug te gaan naar de vergunde situatie (hoveniers- / fruitbedrijf). Wel worden enkele ontwikkelingen meegenomen. Hierop wordt in de volgende paragraaf ingegaan.
Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe regeling voor het gebied Structuurbaan 30 en het achterliggende terrein. In het bestemmingsplan is zowel de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Structuurbaan, het westelijk deel van het bedrijfsperceel en de planologisch reeds vergunde bebouwing op het middenterrein opgenomen. Bovendien zijn de agrarische gronden ten noorden hiervan betrokken.
Hiermee worden in het bestemmingsplan de huidige bouwmogelijkheden behouden en wordt het vergunde gebruik (hoveniers-fruitbedrijf) voorzien van een planologische regeling. Doordat direct naast de burgerwoning Structuurbaan 30 geen hoveniers-/fruitbedrijf mogelijk is, ligt hier een zone waarin bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 mogelijk zijn. De activiteiten van Connexxion passen hierin. Verder heeft zich op het voorterrein een aannamersbedrijf gevestigd (Koop Bronbemaling). Deze functie was mogelijk op basis van het ontwerpbestemmingsplan en wordt in dit bestemmingsplan opnieuw bestemd.
Verder maakt het agrarisch terrein ten noorden van het perceel onderdeel uit van het plangebied. Hierbij is het volgende overwogen. Vanwege de wijziging in de wijze van bestemmen (SVBP) ten opzichte van het bestemmingsplan Plettenburg-De Wiers uit 2010, dient afgewogen te worden of het noordelijk een bedrijfsbestemming moet krijgen. Gelet op de uitgangspunten uit Historisch Versterkt is gekozen om voor het noordelijke perceel de agrarische bestemming te handhaven. Wel is op dit perceel de mogelijkheid gebodem om een toegangsweg te realiseren naar het bedrijfsperceel. Dit is een mogelijkheid dit ook al in het vigerende bestemmingsplan opgenomen is maar die nu specifiek geregeld is.
In het plangebied zijn ook enkele delen van woonpercelen meegenomen om tegemoet te komen aan individuele wensen. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met het vergroten van tuinen door aankoop van gronden. Voor perceel De Malapertweg 13 is begin 2014 vergunning verleend voor het oprichten van een tuinkas. Deze kas is voorzien van een specifieke bestemming. Bovendien is tegemoet gekomen aan de wens om in de naastgelegen tuin een tuinhuis of prieel te realiseren.
Nu het aannemersbedrijf niet meer in het plangebied aanwezig is, zijn de gronden beschikbaar voor een nieuwe functie. Er zijn wel ideëen over een toekomstige invulling. Zo is in het gebied voor de toekomst een combinatie van wonen en werken denkbaar, conform het wensbeeld uit het document Historisch Versterkt.
Een ander aspect is de ontsluiting. Deze vindt nu plaats via de Structuurbaan. Het verdient de aandacht om te onderzoeken of de ontsluiting bij een nieuwe invulling aan de zuidzijde gerealiseerd kan worden.
Indien sprake is van een concrete en uitvoerbare ontwikkeling, zal hier t.z.t. een specifiek bestemmingsplan voor moeten worden gemaakt.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via de Structuurbaan. De Structuurbaan is in zuidelijke richting via de Plettenburgerbaan en de Laagravenseweg aangesloten op de rijksweg A12 in de richting van Arnhem en Gouda. Via de Laagravenseweg en de Waterlinieweg is het plangebied ontsloten in de richting van Utrecht. Via de Plettenburgerbaan in zuidelijke richting is het plangebied ontsloten richting het centrum van Nieuwegein.
Via de Structuurbaan in noordelijke richting is het plangebied via de Symfonielaan ontsloten in de richting van het noordelijke deel Nieuwegein.
Openbaar vervoer
In de directe omgeving zijn ter hoogte van de Farhenheitbaan en de Buys Ballotbaan bushaltes gelegen. Hier halteren bussen in de richting van Utrecht en het centrum van Nieuwegein.
Langzaam verkeer
Het langzaam verkeer wordt via het omliggend wegennetwerk ontsloten naar de omgeving. De inrichting van het wegennetwerk is door de aanleg van fietssuggestiestroken ingericht conform Duurzaam Veilig.
Parkeren
Parkeren kan op eigen terrein plaatsvinden. De inrichting en de grootte van het terrein biedt daarvoor voldoende ruimte.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is consoliderend.
Binnen het plangebied worden geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk gemaakt. Binnen de bedrijfsbestemming bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de opzet, de huidige ruimtelijke situatie is vastgelegd, biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Waterkwantiteit
In het bestemmingsplan is de huidige situatie opgenomen. Er worden geen nieuwe toekomstige verhardingen mogelijk gemaakt. Het is dan ook niet noodzakelijk om compenserende maatregelen te treffen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het plangebied is aangesloten op het rioolstelsel.
Onderhoud en bagger
Voor eventuele aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
Ten behoeve van de hoofdwatergang ten zuiden van het plangebied is de dubbelbestemming Waterstaat opgenomen. Ter plaatse gelden nadere regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Verder is van relevantie dat het bedrijfsperceel vrijwel geheel bebouwd dan wel verhard is, waardoor de voortzetting van de bestaande (planologische) situatie geen invloed heeft op Natura 2000-gebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Wel blijft de zorgplicht uit de Flora- en faunawet van toepassing.
Archeologie
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Nieuwegein is de locatie van het bestemmingsplan aangewezen als een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Het plangebied bevindt zich op de Jutphaas stroomgordel. Hier geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode ijzertijd-Romeinse tijd en een middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de periode midden-steentijd tot de late bronstijd. 100 m ten noordwesten van het plangebied zijn Romeinse en middeleeuwse resten aangetroffen bij graaf- en bouwwerkzaamheden.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart middeleeuwen-nieuwe tijd (RAAP-rapport 2145)
Het westelijke deel van het bestemmingsplangebied bevindt zich ter plaatse van het grondgebied van de buitenplaats en kasteel Stormerdijk. De noordelijke helft van het terrein van deze buitenplaats is aangemerkt als een zogenaamd AMK-terrein, dit deel ligt net buiten het plangebied.
Ter plaatse van de buitenplaats geldt een hoge archeologische verwachting voor resten horende tot deze buitenplaats en gerelateerd aan het bewoningslint.
Archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 2145)
Ter plaatse van het plangebied is aangegeven dat voor bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan 500 m² een vroegtijdig inventariserend onderzoek noodzakelijk is. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden ter plaatse.
Cultuurhistorie
Het plangebied maakt onderdeel uit van het in het Barro aangewezen 'erfgoed van uitzonderlijke universele waarde'. Het gaat om het erfgoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Ten westen van het plangebied is het Fort Jutphaas gelegen, dat onderdeel uitmaakt van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De kernkwaliteiten hiervan zijn het unieke in samenhang met het landschap ontworpen hydrologisch en verdedigingssysteem, de grote openheid en het groene en overwegend rustige karakter.
Het cultuurhistorische onderzoek plaatst het plangebied in de zone 'oud bewoningslint aan ontginningsas'. Het plangebied beslaat grotendeels een zone die een basiswaarde heeft wat betreft cultuurhistorie, omdat hier het oude bewoningslint nog maar beperkt zichtbaar is. Het noordwestelijke deel valt echter in een zone met een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Voor deze zone is geconstateerd dat het oude bewoningslint langs de ontginningsas (de oude Overeindseweg) nog goed zichtbaar is.
Het westelijke deel van het plangebied behoorde oorspronkelijk tot het grondgebied van de buitenplaats Stormerdijk.
Uitsnede uit Kaartbijlage 1 Historisch cultuurlandschap en prestedelijk landschap (RAAP-rapport 2583)
In de omgeving van het plangebied komen diverse cultuurhistorische elementen en karakteristieken voor. Zo behoren de Malapartweg en het Fort bij Jutphaas tot de Historische route oost-westverbinding die door Nieuwegein loopt. Het zuidelijk deel van het plangebied is op dit moment ingericht voor een bedrijfsmatig gebruik. Daarbij zijn geen cultuurhistorische elementen (meer) aanwezig.
Het noordelijk deel van het plangebied is momenteel onbebouwd. Voor deze stukjes plangebied geldt ontwikkelingsrichting B (RAAP-rapport 2538, p. 96). Hierin is opgenomen dat de maat van de oude perceelsindeling gehandhaafd moet blijven. Uitbreiding van bestaande bebouwing is niet toegestaan, of in ieder geval wordt terughoudendheid betracht. Bij nieuwbouw moet de richting van de strookverkaveling en sloten in acht nemen. Dit gebied heeft in dit bestemmingsplan een regeling gekregen waarmee het open karakter van dit gebied beschermd blijft. Daarnaast is hier de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen. Hiermee worden de cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied beschermd. Dit bestemmingsplan leidt daarbij niet tot aantasting van bestaande historische waarden.
Over het zuidoostelijke deel van het bedrijfsperceel ligt de zone industrielawaai van het terrein Plettenburg-De Wiers. De geluidszone is vastgelegd op de verbeelding. Het bestemmingsplan staat ter plaatse geen geluidsgevoelige bestemmingen toe. Akoestisch onderzoek naar industrielawaai is om deze reden niet noodzakelijk.
Bij het toekennen van gebruiksmogelijkheden is rekening gehouden met een milieuzonering, rekening houdend met de woningen in de directe omgeving van het plangebied. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009).
De omgeving van het plangebied kan worden aangeduid als een gemengd gebied, waarbij naast woningen sprake is van uiteenlopende bedrijfsactiviteiten. Conform de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzondering worden in een gebied met functiemenging bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 toelaatbaar geacht in de directe omgeving van woningen. Bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 zijn toelaatbaar op een afstand van minimaal 30 meter en bedirjfsactiviteiten uit categorie 3.2 op minimaal 50 meter. De afstanden worden gemeten vanaf de maatgevende gevels van de omliggende woningen tot de grens van de bedrijfspercelen.
Dit bestemmingsplan dient om het besluit van de Raad van State te repareren. Dat betekent dat het vergunde fruit- en een hoveniersbedrijf planologisch mogelijk gemaakt wordt. Omdat deze activiteiten niet direct naast de bestaande woning mogelijk zijn, is hier een zonering opgenomen, zodat hier alleen activiteiten tot en met categorie 2 mogelijk zijn. De activiteiten van het bedrijf Connexxion (het schoonmaken van bussen en het uitvoeren van kleinschalige reparaties) is hierin mogelijk.
Op het voorterrein is verder een aannemersbedrijf gevestigd (Koops bronbemaling). Er is gekozen om hiervoor de bestemming uit het voorgaande ontwerpbestemmingsplan te handhaven. Dat betekent dat hier een hoveniers en fruitbedrijf én een aannemersbedrijf toegestaan zijn. Deze mogelijkheid, die qua afstand tot de woning voldoet aan de richtafstanden van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, is bovendien planologisch onderbouwd met het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 1).
Met de toegepaste milieuzonering zijn de huidige en eventuele toekomstige bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied en de omliggende woonfuncties op elkaar afstemd.
Uit de informatie op de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart
Ten oosten van het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over het Amsterdam-Rijnkanaal. Daarnaast zijn op ruime afstand enkele risicovolle inrichtingen en een hoofdaardgastransportleiding aanwezig. Ten zuidoosten van het plangebied is een brandstofleiding van Defensie gelegen (niet opgenomen op de risicokaart).
De voorgenoemde risicobronnen leiden niet tot ruimtelijke beperkingen binnen het plangebied. De PR 10-6-contouren liggen niet over het plangebied. Daarnaast leidt het bestemmingsplan niet tot een toename van de personendichtheid in het gebied en heeft daarmee geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.
De monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl), die onderdeel is van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, geeft inzicht in de luchtkwaliteit langs de belangrijkste ontsluitingswegen binnen de gemeente Nieuwegein. Uit de gegevens blijkt dat zowel in 2011, als in 2015 en 2020 langs de Structuurbaan en de aansluitende wegen wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.
Concentraties fijn stof 2011 (uitsnede monitoringstool NSL)
Concentraties stikstofdioxide 2015 (uitsnede monitoringstool)
Het verkeer van en naar het plangebied levert een bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de ontsluitende wegen. Voor de beoordeling van de effecten is de Plettenburgerbaan (N408) maatgevend. Aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg het hoogst zijn, zal een eventuele bijdrage als gevolg van de verkeersgeneratie van een bedrijf langs deze weg het snelst tot overschrijdingssituaties leiden. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool blijkt dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de Plettenburgerbaan in 2015 onder de 35 µg/m³ zijn gelegen en daarmee meer dan 5 µg/m³ onder de wettelijke grenswaarde.
Het verkeer dat wordt gegenereerd, zal zich op de Plettenburgerbaan gedeeltelijk in noordelijke richting en gedeeltelijk in zuidelijke richting verdelen. De verkeersgeneratie verschilt sterk per dag en per maand.
In het voorgaande ontwerp bestemmingsplan is luchtkwaliteit beschouwd op basis van een (niet realistische) worstcasesituatie van een aannemersbedrijf op de locatie. Hierbij wordt op 1 dag al het materieel wordt opgehaald en teruggebracht. In dat geval bedraagt de maximale verkeersgeneratie van maximaal circa 400 mvt/etmaal. Aangezien het verkeer zich in verschillende richtingen verdeelt, zal de bijdrage van het aannemersbedrijf aan de verkeersintensiteiten op de verschillende wegvakken van de Plettenburgerbaan overigens lager liggen. Uit de nibm-tool die is ontwikkeld door het (toenmalige) Ministerie van VROM blijkt dat bij een verkeersgeneratie van 400 mvt/etmaal (50% vrachtverkeer) de bijdrage aan de concentraties stikstofdioxide hooguit 2.6 µg/m³ en aan de concentraties fijn stof hooguit 0.41 µg/m³ bedraagt. Gezien de concentraties langs de weg zullen in geen geval overschrijdingssituaties ontstaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de voorgenoemde bijdrages zijn gebaseerd op worstcase-aannames. De daadwerkelijke bijdrage langs de ontsluitende wegen zal op 'een gemiddelde weekdag' aanzienlijk lager zijn.
Het bestemmingsplan Structuurbaan 30 en achterterrein maakt het op de locatie reeds vergunde hoveniers-/fruitbedrijf juridisch-planologisch mogelijk. Bovendien worden de bedrijfsactiviteiten die nu in het plangebied aanwezig zijn, de nieuwbouw van een kas en de bouw van een tuinhuis planologisch geregeld. Op basis van het vigerende bestemmingsplan waren ter plaatse reeds agrarische bedrijfsactiviteiten toegestaan. Bodemonderzoek kan daarom in het kader van dit bestemmingsplan achterwege blijven.
Het bestemmingsplan Structuurbaan 30 en achterterrein kent een juridische opzet met gedetailleerde bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan zijn het huidige gebruik van het zuidelijk deel, en de huidige planologische mogelijkheden van het noordelijk deel, vastgelegd.
Het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart (verbeelding) en de regels. Deze twee onderdelen zijn juridisch bindend. Daarnaast maakt de toelichting deel uit van het bestemmingsplan. Deze onderdelen staan niet los van elkaar, maar dienen in nauwe samenhang te worden gelezen.
De regels vormen, samen met de plankaart, het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bestaande en nieuwe bebouwing. De regels zijn onderverdeeld in vier onderdelen, die in afzonderlijke hoofdstukken zijn ondergebracht.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van een aantal in het plan voorkomende begrippen. In artikel 2 is opgenomen op welke wijze de in het plan voorgeschreven maten dienen te worden gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsplanregels
In dit hoofdstuk is de bestemming en de daarbij behorende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de in het plangebied voorkomende gronden aangegeven.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat algemene regels, zoals aanvullende regels, algemene ontheffingsregels en algemene wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk bevat regels voor de overgang tussen het oude (vigerende) bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan en de slotregel.
In de navolgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de regels nader toegelicht, uitgezonderd de inleidende bepalingen.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels de bestemming opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
Agrarisch
De gronden ten noorden van het bedrijf en ten zuiden van de woonbebouwing aan de Malapertweg zijn bestemd als Agrarisch. Deze gronden mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van agrarische bedrijven of agrarische dienstverlenende bedrijven. Bebouwing is ter plaatse niet toegestaan, ook is opslag ter plaatse niet toegestaan.
Bedrijf
Het zuidelijk deel van het plangebied heeft de bestemming Bedrijf. Daarbinnen gelden vier regimes. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' is een hoveniers- en fruitbedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2' is een hoveniers- en fruitbedrijf en een aannemersbedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn uitsluitend bedrijven in categorie 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ontsluiting is uitsluitend een ontsluitingsweg toegestaan. Op deze manier wordt het goede woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woningen gegarandeerd.
Bedrijfsbebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding, zoals bouwhoogte en bebouwingspercentage.
Leiding - Brandstof
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de in de directe omgeving van het plangebied planologisch relevante brandstofleiding. Binnen de dubbelbestemming geldt dat de betreffende dubbelbestemming primair is ten opzichte van de overige voor deze gronden onderliggende bestemmingen.
Bebouwing ten dienste van deze samenvallende, secundaire, bestemming is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag. Daarbij wordt getoetst aan de belangen verbonden met de betreffende leiding.
Tuin
Enkele gronden hebben de bestemming Tuin gekregen. Dit betreft gronden, behorend bij woonpercelen aan de Malapertweg. Bij de gronden die horen tot perceel Malapertweg 13 is een bouwvlak opgenomen om een reeds vergunde kas en een bouwvlak voor een tuinhuis. Verder is in deze bestemming geen bebouwing toegestaan.
Waarde - Archeologie - 4
Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het gebied is één dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 opgenomen. Waarde - Archeologie - 4 is opgenomen ter plaatse van een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Hierbij dient bij werkzaamheden dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 500 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Vroegtijdig archeologisch onderzoek is een verplichting bij de aan te vragen omgevingsvergunning.
Waarde - Cultuurhistorie
Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden op het noordelijk gebied, is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie op deze gronden opgenomen. Binnen deze bestemming zijn diverse werkzaamheden uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning.
Waterstaat
Ter bescherming van de ten zuiden van het plangebied aanwezige hoofdwatergang is in de regels een dubbelbestemming met omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelbepaling
De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Deze overschrijding dient wel beperkt te zijn.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komt de overgangs- en slotregel aan de orde.
Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
Het bestemmingsplan voorziet in een overwegend consoliderende regeling. Het bestemmingsplan maakt in zoverre dan ook geen ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de relevante overlegpartners. Van deze partners heeft de Provincie Utrecht gereageerd. Zij hebben aangegeven dat het initiatief niet in strijd is met het Provinciaal beleid en zij verder geen opmerkingen hebben.
Daarnaast is van 14 november 2013 tot en met 27 november 2013 een inspraaktraject gevoerd voor de belanghebbenden en belangstellenden. De ingekomen reacties zijn samengevat en beantwoord in de nota inspraak, die is opgenomen in Bijlage 3. Vervolgens heeft een ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen van 20 februari 2014 tot en met 2 april 2014. De ingekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in een nota zienswijzen, die opgenomen is in Bijlage 4.
Na de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bleken de uitgangspunten voor het bestemmingsplan gewijzigd. Daarom is het bestemmingsplan aangepast en van 2 januari 2015 tot en met 12 februari 2015 opnieuw als ontwerp ter inzage gelegd.