Plan: | Drinkwaterproductiebedrijf Hooglandse Jaagpad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02 |
Nota Ruimte
De Eerste en Tweede kamer hebben op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005 de Nota Ruimte vastgesteld. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota Ruimte is destijds vastgesteld als deel 4 van een Planologische Kernbeslissing (PKb). De Nota Ruimte geldt nu als structuurvisie volgens de huidige Wet ruimtelijke ordening.
De Nota Ruimte heeft als titel 'Ruimte voor ontwikkeling' en tracht in vergelijking met haar voorgangers als de Vinex en de niet-vastgestelde Vijfde Nota meer mogelijkheden te bieden aan gebiedsspecifieke ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee samenhangend stelt de Nota Ruimte minder regels en wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij lagere overheden. De Nota Ruimte heeft dan ook als motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet.' De Nota Ruimte legt hierbij de randvoorwaarden van het ruimtelijk beleid vast. Voor de periode tot en met 2020 worden de hoofdlijnen vastgelegd. In sommige gevallen wordt een doorkijk gegeven naar 2030.
De Nota Ruimte richt zich op de volgende vier doelen:
Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets).
Nieuwegein maakt onderdeel uit van een bundelingsgebied dat wordt gevormd door de regio Utrecht. De provincie dient ervoor te zorgen dat de verhouding tussen en binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking ten minste gelijk blijft. Het is niet de bedoeling dat de bundelingsgebieden geheel verstedelijken. In deze gebieden ligt wel het accent op verstedelijking, maar in samenhang moet ook ruimte gepland worden voor water, natuur, landschap, recreatie, sport en landbouw. Vooral in de bundelingsgebieden moeten 'stad en land' in onderlinge samenhang worden ontwikkeld.
Amvb Ruimte (Ontwerp)
Op grond van Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan het Rijk bij algemene maatregel van bestuur regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen 'indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken'. Het is tevens mogelijk om in een dergelijke AMvB voor Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten de verplichting op te nemen om ter uitvoering van de AMvB regels te stellen. De AMvB Ruimte is een AMvB die zowel regels bevat over de inhoud van bestemmingsplannen als regels die moeten worden gesteld door provincies.
In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid staat een overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen die zijn benoemd in de vigerende planologische kernbeslissingen d.d. juni 2008. Per nationaal belang is daarbij aangegeven op welke wijze het Rijk het belang wil realiseren. Ook is aangegeven voor welke gevallen regels moeten worden gesteld aan bestemmingsplannen. Dit betreffen onderwerpen die zijn ontleend aan de Nota Ruimte, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
De Hollandse IJssel is aangewezen als belangrijk vaarwater voor motorboten. Een nieuw bestemmingsplan mag niet leiden tot een nieuwe belemmering ten aanzien van doorvaartbreedte, -diepte en hoogte.
Streekplan 2005-2015
Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als structuurvisie op provinciaal niveau. De provincie heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden. De provincie heeft een aantal hoofdbeleidslijnen voor het ruimtelijk beleid geformuleerd, op basis van een analyse van de maatschappelijke, bestuurlijke en beleidsmatige context.
De aandacht voor de gemeente Nieuwegein is, na het beëindigen van de opvangfunctie binnen het stadsgewest, vooral gericht op herstructurering van het bestaande stedelijk gebied. Voor Nieuwegein wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van circa 2.400 woningen.
Over de drinkwatervoorziening meldt het streekplan dat bij functiewijzigingen in gebieden die van belang zijn voor de waterwinning (100-jaarszones, waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden) rekening moet worden gehouden met het waterwinbelang. Toegelicht moet worden hoe de bescherming gestalte krijgt. Voor de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden beschermingsmaatregelen die zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening (PMV).
Regionaal Structuurplan 2005-2015
De gemeente Nieuwegein werkt met acht andere gemeenten in de regio Utrecht samen in het Bestuur Regio Utrecht. Dit samenwerkingsverband heeft eind 2005 het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. In dit plandocument wordt de ruimtelijke ontwikkelingsrichting van de negen gemeenten in de regio voor een periode van tien jaar verwoord. Het RSP gaat in op de kansen en bedreigingen die specifiek voor de stedelijke regio Utrecht van belang zijn. Ambities van het RSP zijn: invulling geven aan de positie van de regio in de Randstad, het versterken van de regionaal-economische structuur en het verbeteren van de bereikbaarheid. In het RSP is het plangebied als onderdeel van het gebied ten zuiden van de Hollandse IJssel aangegeven als natuur en recreatiegroen.
Nota mobiliteit
De Nota mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan voor de periode tot 2020. Het is eind 2005 vastgesteld en stelt doelen en kaders voor de middellange en lange termijn op het gebied van verkeer en vervoer. In de nota wordt mobiliteit gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor economische en sociale ontwikkeling. Binnen de kaders van verkeersveiligheid en leefomgeving wordt de groei in mobiliteit in principe niet beperkt. Het streven is om de bereikbaarheid te verbeteren. Hierbij moeten de snelheid, betrouwbaarheid en veiligheid van een reis toenemen. De Nota mobiliteit bevat maatregelen voor een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk Nederland. Het Rijk draagt zorg voor de knelpunten die van nationaal belang zijn. Voor het overige wordt van provincies en gemeenten een nadere invulling van beleid en uitvoering verwacht. Hoe uitvoering wordt gegeven aan het beleid is verwoord in de Uitvoeringsagenda.
Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht 2004-2020 (SMPU+)
Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer van de provincie Utrecht is beschreven in het Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht. Het doel van het beleidsstuk is drieledig. In de eerste plaats moet het een realistisch en concreet kader vormen voor het optreden van de provincie op het gebied van mobiliteit. In de tweede plaats moet het SMPU samenhang brengen in de verschillende beleidsvelden op het gebied van mobiliteit en tussen mobiliteitsbeleid en andere beleidsvelden als economie, natuur en ruimtelijke ordening. Ten slotte geeft het SMPU de prioriteiten aan voor investeringen van de provincie op het gebied van verkeer en vervoer.
De hoofddoelen zijn het waarborgen van een doelmatig verkeers- en vervoerssysteem, het verbeteren van de veiligheid en het verminderen van negatieve effecten op de leefomgeving. Er is een basiskwaliteitsniveau gedefinieerd, dat wordt bereikt door eerst toe te zien op het aanpakken van de vraag (middels ruimtelijke ordening, beprijzing en mobiliteitsmanagement) en daarna op het aanbod (benutting, capaciteitsvergroting en aanleg van infrastructuur). De provincie ziet met name kansen in het vergroten van het gebruik van de fiets.
Regionaal Verkeers- en Vervoerplan 2005-2015 (2004)
Het BRU-beleid concentreert zich rond drie thema’s: bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid. Omdat mobiliteitsproblemen zich al lang niet meer alleen op de spits concentreren en grootschalige uitbreidingen van infrastructuur vanwege financiële én ruimtelijke beperkingen voorlopig niet aan de orde zijn, kiest het BRU voor ‘selectieve bereikbaarheid’ als centrale notitie. De bereikbaarheid van de ruimtelijk en economisch belangrijke kerngebieden krijgt daarbij de hoogste prioriteit. Deze bereikbaarheid heeft betrekking op alle vervoerswijzen: auto, fiets en openbaar vervoer.
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening. Naast alle plannen om Nederland in de toekomst veilig en leefbaar te houden, is de uitvoering van maatregelen nu al in volle gang. Bijvoorbeeld de projecten Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken zijn in uitvoering en moeten in 2015 gereed zijn. Ook worden langs de kust de zogenoemde zwakke schakels aangepakt en vindt versterking plaats door zandsuppleties.
Waterbeheerplan 2010-2015, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan 'Water Voorop!' voor de periode 2010-2015 vastgesteld.
Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden kan worden uitgevoerd. Verder wordt een overzicht gegeven van de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe die bereikt kunnen worden.
Het waterbeheerplan 2010-2015 bestaat uit drie delen:
Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
De waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21ste eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken.
De Keur
Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur worden een aantal nota's genoemd waarin de algemene gedragsregels, ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden. De Keurontheffing is met de invoering van de Waterwet opgegaan in de watervergunning.
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.
Soortenbescherming
Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.
Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.
Gebiedsbescherming
De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.
Nota Belvedère
De Nota Belvedère, een gezamenlijk beleidsstuk van de ministeries van LNV, OC&W en VROM (1999), is opgesteld vanuit de gedachte om de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. In de nota is een visie op de samenhang tussen cultuurhistorie en ruimtelijk beleid opgenomen. Het doel is tweeledig; verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultureel erfgoed. Het cultureel erfgoed moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming.
Monumentenwet
Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee is in de Monumentenwet vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen.
Provinciaal beleid
Het provinciale beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, het Streekplan en de nota Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Archeologisch onderzoek wordt in principe geadviseerd bij ruimtelijke plannen, indien bodem ingrepen plaats vinden in ongeroerde grond op plaatsen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) of met een (middel)hoge verwachtingswaarde volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het nationale milieubeleid is vastgelegd in de nota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid'. De nota beschrijft de ingrijpende (inter-)nationale veranderingen en maatregelen die nodig zijn om de gewenste milieusituatie in 2030 te realiseren. Volgens het NMP moet het milieubeleid - hier en nu, maar ook elders en later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur. De mondiale biodiversiteit mag niet worden aangetast en natuurlijke hulpbronnen mogen niet worden uitgeput. Het NMP4 noemt zeven grote problemen, die in de periode tot 2030 zoveel mogelijk moet worden afgewend: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico's. Voor de gewenste oplossingen worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van onder meer emissies, energie, biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, externe veiligheid, gezondheid en leefomgeving. Nieuwe instrumenten zijn bijvoorbeeld verhandelbare emissies, heffingen of belastingen op milieugrondslag en het sluiten van convenanten.
Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011 bevat de voornemens van de provincie Utrecht op het gebied van milieu. Er is gekozen voor een looptijd tot en met 2011 om zo in lijn te komen met de zittingstermijn van Provinciale Staten. De speerpunten van het milieubeleidsplan zijn duurzaamheid, klimaat en energie. Toekomstbestendigheid is hierbij het einddoel. Een belangrijke ambitie is om duurzaamheid een geïnternaliseerde afweging binnen het beleid van de provincie te laten zijn. Daarbij moet het energieverbruik afnemen en het aandeel duurzame energie in de energieopwekking omhoog. Ook het terugdringen van broeikasgassen en het vinden van nuttige toepassingen voor afval staan hoog op de agenda. Verder moet de nadruk moet komen te liggen op uitvoering en de bestendiging van winst op het gebied van leefbaarheid in de afgelopen jaren. Op dit punt zijn doelen geformuleerd ten aanzien van luchtkwaliteit, hinder (geur, geluid en licht), externe veiligheid en bodem & grondwater. De gezondheid van burgers en het behoud van biodiversiteit is hierbij leidend.
Provinciale Milieuverordening
De Provinciale Milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in Utrecht te beschermen. Belangrijke onderdelen van die milieuverordening zijn de paragrafen over inspraak, afvalstoffen, bodemsanering en milieubeschermingsgebieden. De provinciale milieuverordening is een belangrijk instrument van de provincie om de taken vergunningverlening, handhaving en toezicht uit te kunnen voeren. Belangrijk zijn regels rond gebiedsbescherming (grondwaterbeschermingsgebieden, stiltegebieden) en afval (stortplaatsen, bedrijfsafval). Het plangebied is niet gelegen in een van de beschermingsgebieden. Het plangebied is aangewezen als waterwingebied.