Plan: | Drinkwaterproductiebedrijf Hooglandse Jaagpad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02 |
De Wet geluidhinder stelt normen voor de aanvaardbare geluidbelastingen aan de gevels van geluidgevoelige bestemmingen. De normen gelden alleen binnen geluidzones van gezoneerde wegen, spoorlijnen (waaronder specifieke (snel)tramlijnen) en industrieterreinen.
Het plangebied en directe omgeving ligt niet in een gezoneerd industrieterrein of in hun geluidzone daarvan. Het plangebied ligt wel in de geluidzones van wegen. Namelijk binnen de zone van de A2 (600 meter vanaf de weg) en binnen de zones van het Hooglandse Jaagpad en de Parallelweg (250 meter vanaf de weg).
Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen. Andere bestemmingen, zoals kantoren, winkels en bedrijfsgebouwen, zijn niet geluidgevoelig. Voor deze gebouwen gelden dan ook geen geluidnormen aan de gevels.
Het huidige drinkwaterproductiebedrijf kan geschaard worden onder de noemer 'waterdistributiebedrijven met pompvermogen beneden 1 MW' uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Dit valt in categorie 2. Hiervoor wordt daarom een afstand geadviseerd van 30 meter tot woningen om hinder te voorkomen. De woningen aan de overzijde van de Hollandse IJssel liggen op een afstand van ruim 40 meter van de terreingrens van Vitens. Het drinkwaterproductiebedrijf ligt dus op een passende afstand van de woningen. De dichtstbijzijnde woning ligt aan het Hooglandse Jaagpad op een afstand van minder dan 30 m. Echter het nieuwe bouwwerk en de daarbijbehorende activiteiten liggen wel op een afstand van meer dan 30 meter en daarmee vormt dit geen knelpunt.
Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen.
Zie figuur 2.1 voor een uitsnede van de risicokaart. Risicobronnen in en om het plangebied zijn:
Figuur 2.1: Uitsnede risicokaart.
Plaatsgebonden risico LPG-tankstation
De doorzet aan LPG van het tankstation zoals vastgelegd in de milieuvergunning bedraagt minder dan 1.000 m³. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) behorende bij het BEVI is voor bestaande LPG-tankstations met een doorzet kleiner dan 1.000 m³ de grens-/richtwaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 vertaald in de volgende afstandsnormen:
Binnen deze afstanden bevinden zich zowel ten oosten van het tankstation als in het plangebied geen andere objecten. In het oosten valt deze contour geheel over de rijksweg.
Groepsrisico LPG-tankstation
Het invloedsgebied voor het groepsrisico van LPG-tankstations bedraagt volgens de REVI 150 meter. Binnen deze afstand vanaf het vulpunt bevinden zich twee woningen (op 140 en 145 meter). Dit komt neer op een dichtheid van 0,75 personen per hectare vanaf de PR=10-6 contour tot grens invloedsgebied (2,4 persoon per woning). In de handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico van VROM is aangegeven dat bij 13 personen per hectare het groepsrisico wordt overschreden. Dit betekent dat het groepsrisico onder 0,1 x de oriëntatiewaarde blijft.
Aardgastransportleiding
Direct ten oosten en ten noorden van het plangebied ligt een aardgasleiding met het nummer W-518-05-KR-001. Dit betreft een leiding met een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Op deze leiding is vanaf 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Het plaatsgebonden risico is direct op en bij de leiding kleiner dan 10-6 en voldoet dus overal aan de norm. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 70 meter vanaf de leiding.
Defensieleiding
Ten noorden van het tankstation loopt een hogedruk 8 inch stalen leiding van defensie (K2- en K3- vloeistof). Ook op deze leiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Het plaatsgebonden risico is direct op en bij de leiding kleiner dan 10-6 en voldoet dus overal aan de norm. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 35 meter vanaf de leiding. Ook hier geldt dat er geen significante gevolgen zijn voor de hoogte van het groepsrisico.
Rijksweg A2
Op de rijksweg is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 2009 van toepassing. Volgens deze circulaire is voor dit gedeelte van de A2 geen veiligheidszone vastgesteld. Het maximale transport van de stofcategorie GF3 (LPG) is 3.000 transporten per jaar. Berekeningen met deze transporthoeveelheid uitgevoerd ten behoeve van het basisnet geven een groepsrisico kleiner dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Ook is er geen plasbrandaandachtsgebied vastgesteld langs dit deel van de A2.
Het plangebied is gelegen op een afstand van ongeveer 150 meter van de A2. Dichtbij autosnelwegen komen verhoogde concentraties PM10 en NO2 voor. Het bewuste deel van de A2 is opgenomen in het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit' (NSL). Het pakket aan maatregelen moet dusdanig zijn dat de Europese luchtkwaliteitsnormen in 2015 worden gehaald. De gemeente Nieuwegein hanteert een luchtkwaliteitplan ter verbetering van de luchtkwaliteit.
Wettelijk kader
Het is wettelijk geregeld (Woningwet) dat bouwen op verontreinigde grond niet is toegestaan. Bouw kan pas kan plaatsvinden, als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit in beeld te zijn gebracht. De eisen voor het informatieniveau zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
In een bestemmingsplan wordt de kwaliteit van de bodem opgenomen als een milieuaspect waar, bij werkzaamheden op of in de bodem, rekening mee dient te worden gehouden. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie en vice versa of de (financiële) haalbaarheid van een bestemming.
Bodemsituatie plangebied
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Van Dijk Geo- en milieutechniek b.v. (Verkennend bodemonderzoek, nieuwbouw drinkwaterzuivering, terrein nabij Hooglandse Jaagpad te Nieuwegein, 11 juli 2007, Bijlage 4). Ook is een aanvullende notitie opgesteld voor de direct aangrenzende gronden (Bodem voor bestemmingsplan Vitens, 27 mei 2011, Bijlage 5). Er is een bureaustudie uitgevoerd door diverse bronnen te raadplegen. Ook is ter plaatse een veldonderzoek verricht. Hierbij zijn monsters opgenomen van de bodem en het grondwater. Deze monsters zijn geanalyseerd. Uit de analyseresultaten blijkt dat de toplaag van de bodem licht verontreinigd is met enkele zware metalen, PAK en p,p-DDE. De bodem aan de zuidzijde is licht verontreinigd met PAK. De onderlaag is niet verontreinigd met de onderzochte bestanddelen. De vastgestelde verontreinigingen met zware metalen en PAK zijn vermoedelijk deels te relateren aan bewerking/bemesting van het perceel in het verleden en deels te relateren aan de aanwezigheid van kooldeeltjes. Het gering verhoogde gehalte aan p,p-DDE is vermoedelijk veroorzaakt door een in het verleden toegepast bestrijdingsmiddel met het voornoemde specifieke bestandsdeel. Het grondwater is deels verontreinigd met arseen. Een licht verhoogd gehalte aan arseen wordt vaker in het grondwater vastgesteld en wordt doorgaans veroorzaakt door natuurlijke ophoping.
Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de voorziene nieuwbouw van het drinkwaterproductiebedrijf.
Uit informatie van de gemeente Nieuwegein blijkt dat het westelijk uitbreidingsgebied in het verleden is gebruikt als boomgaard. Daarnaast zijn op nabijgelegen percelen gedempte sloten aangetroffen. Op basis van deze informatie is de locatie verdacht voor de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de bouwvoor en voor slootdempingen (dempingen met grond, afval of puin). De locatie van eventuele dempingen is niet bekend.
De mogelijke aanwezigheid van gedempte sloten in het westelijk uitbreidingsgebied betekent dat er een kans is dat de bodem hier verontreinigd is. De aanwezigheid van slootdempingen, het jaartal van demping, het gebruikte dempingsmateriaal en eventuele verontreinigingen zijn niet bekend. De verwachting is dat de grond mogelijk plaatselijk verontreinigd zal zijn ten gevolge van deze dempingen. Omdat dergelijke verontreinigingen plaatselijk voorkomen en omdat dempingen vermoedelijk worden verwijderd in verband met de realisatie van water en natuur, is de verwachting dat deze geen belemmering vormen.
Het voormalig gebruik als boomgaard betekent, afhankelijk van de gebruiksperiode, een risico op de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen. De verdachte bodemlaag is de bouwvoor. Daarnaast is de aanwezige waterbodem verdacht voor bestrijdingsmiddelen. Eventueel aanwezige verontreinigingen belemmeren de te realiseren bestemming niet, gezien de verwachte graafwerkzaamheden (waarmee verontreinigingen worden verwijderd) ten behoeve van de toekomstige bestemming.
Het westelijk uitbreidingsgebied grenst aan drie voor bodemverontreiniging verdachte locaties:
Tankstation Oudegein
Op het terrein van het tankstation Oudegein heeft in 1990 een bodemsanering plaatsgevonden. Vanaf dat moment is de inrichting zodanig ingericht dat het risico dat de bodem opnieuw verontreinigd wordt door de bedrijfsactiviteiten sterk verkleind is. De regelmatige grondwatermonitoring, alsmede een bodemonderzoek uit 1998, hebben dat tot op heden aangetoond. Het tankstation is vanuit de Wet Milieubeheer verplicht aangesloten bij het zekerheidsfonds (CoFiZe) voor mogelijke toekomstige bodemverontreiniging.
Voormalige onderhoudsteunpunt RWS
Net ten noorden van het tankstation Oudegein aan de A2 ligt het voormalig onderhoudsteunpunt IJsselstein van Rijkswaterstaat. Op dit terrein werden materieel, materialen en stoffen (waaronder wegenzout) opgeslagen voor het onderhoud van het rijkswegenstelsel. Eind 2006 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de voorgenomen verkoop van het terrein. In geval van herbestemming of herinrichting zal een nader (historisch) bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Uit de bij de gemeente bekende gegevens blijkt reeds duidelijk dat de (water)bodem op enkele plaatsen op het terrein sterk verontreinigd is. Uit het nader onderzoek zal moeten blijken welke belemmeringen er zijn en of en hoe deze kunnen worden weggenomen.
Boerenerf
Het boerenerf grenst aan de zuidzijde aan de uitbreidingslocatie. Dergelijke erven kunnen in het verleden zijn opgehoogd met puin of met grond. De ophoging beperkt zich echter veelal tot de erfgrens. Dat betekent dat een mogelijke verontreiniging zich ook tot deze erfgrens zal beperken en daarom niet van invloed zal zijn op de bodemkwaliteit in het uitbreidingsgebied.
Gasfabriek
Het oostelijk uitbreidingsgebied ligt ter plaatse van een voormalig gasfabrieksterrein. De bodem van de Voormalige gasfabriek IJsselstein, op dit moment eigendom van het drinkwaterbedrijf Vitens, is in de jaren ’80 van de vorige eeuw gesaneerd. Hierbij is een sterke restverontreiniging in de bodem (voornamelijk in het grondwater) achtergebleven. Er vindt regelmatig monitoring plaats van deze restverontreiniging. Sanering van de restverontreiniging (geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming) wordt door de provincie Utrecht als niet urgent beschouwd, vanwege de afwezigheid van humane, ecologische of verspreidingsrisico’s. De aanwezige restverontreiniging vormt een belemmering bij herinrichting van het terrein, ook indien geen functiewijziging plaatsvindt. De belemmeringen kunnen slechts weggenomen worden door aanvullende saneringsmaatregelen.
Uit de beschikking van de provincie Utrecht op het vaststellen van monitoringsplan (28 juni 2000, kenmerk 2000WEM001625i) blijkt het volgende:
In de beschikking zijn tevens gebruiksbeperkingen vastgesteld. Deze hebben betrekking op het uitvoeren van werkzaamheden, waarbij verontreinigingen worden verwijderd of verplaatst (zoals graafwerkzaamheden of grondwateronttrekkingen).
Voorafgaand aan de herinrichting van het terrein is inzicht nodig in de actuele bodemkwaliteit. Er zal daarom onderzoek worden uitgevoerd, waarbij de uitgevoerde saneringen en de actuele bodemkwaliteit in beeld wordt gebracht. Voorafgaand aan graafwerkzaamheden zal met het bevoegde gezag (provincie Utrecht) worden afgestemd welke plannen en meldingen noodzakelijk zijn.