direct naar inhoud van Regels
Plan: Ravenswade e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPLI2017HER001-VA03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Ravenswade e.o. van de gemeente Nieuwegein;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0356.BPLI2017HER001-VA03 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Archeologisch onderzoek:

onderzoekswerkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische
monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.6 Archeologisch rapport:

rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft wordt vastgesteld, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.7 Archeologische verwachting:

waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt;

1.8 Archeologische waarden:

waarden waarvan de aanwezigheid bekend is in de vorm van fysieke overblijfselen in de bodem;

1.9 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 Bebouwingspercentage:

Het percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwvlak ofwel een bestemmingsvlak - indien daarin geen bouwvlak voorkomt - aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren, herstellen en/of het distribueren van goederen en/of de logistiek daarvan dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend mag plaatsvinden als ondergeschikt onderdeel van de inrichting of instelling in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte, herstelde en/of opgeslagen goederen;

1.12 Bedrijfsgebonden kantoor:

Een kantoor dat ondergeschikt is aan en samenhangt met andere, ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

1.13 Bestaand:
  • a. bij bebouwing: bebouwing, die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand is gekomen in overeenstemming met de Wet algemene
    bepalingen omgevingsrecht dan wel tot stand mag komen met in achtneming van het
    bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. bij gebruik: gebruik overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan, dan wel
    bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag worden uitgevoerd.
1.14 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.15 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 Bouwgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.18 Bouwkundig vloeroppervlakte:

De oppervlakte van vloerdelen die een constructief onderdeel uitmaken van het gebouw, niet zijnde installatiegebonden vloerdelen;

1.19 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel;

1.21 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.22 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 Brutovloeroppervlakte:

De bouwkundige vloeroppervlakte ten dienste van (bedrijfsgebonden) kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.24 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het
verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.26 Functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen
daarvan, is toegestaan;

1.27 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 Geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet
begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.29 Geluidzone - industrie:

De met het vlak 'geluidzone - industrie' aangewezen zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de
Wet geluidhinder;

1.30 Industrieterrein:

Terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, insluit;

1.31 Installatiegebonden vloerdelen:

Vloerdelen die onderdeel uitmaken van bedrijfsinstallaties en geen constructief onderdeel uitmaken van het gebouw;

1.32 Kantoor:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte
mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder begrepen congres- en
vergaderaccommodatie;

1.33 Maaiveld:

De gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.34 Nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.35 Ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten
minste 1,75 m beneden peil;

1.36 Onderkomen:

Een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig of
andere besloten ruimte, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook
een tent;

1.37 Parkeervoorzieningen:

Elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.38 Peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of een ander
    plaatselijk aan te houden waterpeil;
  • c. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde die op een talud zijn geplaatst: de hoogte van het talud;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
1.39 Perifere detailhandel:

Detailhandel in goederen die wegens aard en omvang niet of moeilijk in traditionele winkelcentra zijn te verkopen, te weten detailhandel in auto’s, boten, motoren, caravans, in
grove bouwmaterialen, in keuken en sanitair, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in wonen (90% van het winkelvloeroppervlakte dient bestemd te zijn voor meubels, vloerbedekking of woningtextiel);

1.40 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in
het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.41 Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen voor en het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;

1.42 Risicovolle inrichting:

Inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of LNG tankstations;

1.43 Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie plaatsvindt;

1.44 Verbeelding:

de gewaarmerkte kaart met nummer: NL.IMRO.0356.BPLI2017HER001-VA03 met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het bestemmingsplan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.45 Voorgevellijn:

De voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is
georiënteerd;

1.46 Zelfstandig kantoor:

Een kantoor dat niet ondergeschikt is aan en niet samenhangt met andere, ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;

1.47 Zoneringsplichtige inrichtingen:

Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 De brutovloeroppervlakte:

Wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale (bouwkundige) vloeroppervlakte ten dienste van (bedrijfsgebonden) kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten, worden opgeteld;

2.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven die voorkomen in categorie 1, 2, 3.1 of 3.2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. wegen en straten, wandel- en fietspaden.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, parkeer- en groenvoorzieningen;
  • f. water, waterbeheer en waterberging.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale
    bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag het te realiseren bruto-vloeroppervlak niet meer bedragen dan 140.000 m2;
  • d. het bouwvlak mag bebouwd worden tot het op de verbeelding aangeduide 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en technische installaties mag niet meer dan 40 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. het bepaalde onder c en d geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Specifieke gebruiksregel
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn bedrijfsgebonden kantoren toegestaan, mits per bedrijf de brutovloeroppervlakte niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte bedraagt, tot een maximum van 4.000 m²;
  • b. met uitzondering van het bepaalde onder a, zijn bedrijfsgebonden kantoren toegestaan mits per bedrijf de brutovloeroppervlakte niet meer dan 50% van de brutovloeroppervlakte bedraagt, tot een maximum van 2.000 m² per bedrijfsgebouw;
  • c. de in 3.1, onder e, bedoelde parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden;
  • d. voor de in 3.1, onder e, bedoelde parkeervoorzieningen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen 2011-2015', ‘met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregel gedurende de planperiode wijzigt, rekening wordt gehouden met die wijziging.
3.3.2 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik in strijd met de bestemming gelden de volgende regels:

  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk per bedrijf is niet toegestaan;
  • b. zoneringsplichtige inrichtingen zijn, niet toegestaan;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. risicovolle inrichtingen zijn behoudens bestaande inrichtingen niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsuitoefening, in op het bedrijf vervaardigde, bewerkte, herstelde en/of opgeslagen goederen.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting verkeersmaatregelen

In gebruikname van de op grond van lid 3.1 toegestane bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan indien de verkeerskundige aanpassingen, zoals weergegeven in bijlage 2 zijn gerealiseerd. Ondergeschikte wijzigingen ten behoeve van een optimalisatie van het ontwerp zijn toegestaan.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

De aanleg van oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen de bestemming Bedrijventerrein:

  • a. het oppervlakte aan gedempte watergangen één op één gecompenseerd wordt door de aanleg van nieuw oppervlaktewater en/of de aanleg van voldoende (tijdelijke) buffercapaciteit voor een vertraagde afvoer van het hemelwater;
  • b. tenminste 15% van de toename van verharding gecompenseerd wordt door de aanleg van nieuw oppervlaktewater en/of de aanleg van voldoende (tijdelijke) buffercapaciteit voor een vertraagde afvoer van het hemelwater;
  • c. voor de uitwerking van de waterberging (per fase) een watervergunning is verkregen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking ander soort bedrijf:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het vestigen van bedrijven die niet zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het betreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijkgesteld kan worden met bedrijven die ter plaatse krachtens lid 3.1, onder a, zijn toegestaan.

3.4.2 Afwijking milieucategorie tot 4.2:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het vestigen van bedrijven met een maximale milieucategorie 4.2, zoals genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits aangetoond wordt dat er geen significant nadelige gevolgen aanwezig zijn voor de relvante Natura 2000-gebieden.

3.4.3 Afwijking risicovolle inrichtingen:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.3.2, onder d, ten behoeve van het vestigen van nieuwe risicovolle inrichtingen, mits per geval van de betreffende risicovolle inrichting de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of, indien van toepassing, de afstand zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, juncto artikel 2, lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:

  • a. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of
  • b. daarbuiten uitsluitend op gronden met de bestemming 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer -
    Verblijfsgebied' of 'Water'.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. oeververbindingen;
  • c. geluidswerende voorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. waterlopen en waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de bouwhoogte van lichtmasten, geluidwerende voorzieningen en beeldende kunstwerken niet meer dan 12 m bedragen.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. parkeer-, groen en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. geluidwerende voorzieningen.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van abri's mag niet meer dan 3 m en de oppervlakte per abri niet meer dan 10 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.3 Voorwaardelijke verplichtingen
5.3.1 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

De aanleg van oppervlakteverharding ten behoeve van de realisatie van de bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied en/of op de nabij gelegen overige bestemmingen van dit bestemmingsplan en/of een aangrenzend bestemmingsplan:

  • a. het oppervlakte aan gedempte watergangen één op één gecompenseerd wordt door de aanleg van nieuw oppervlaktewater en/of de aanleg van voldoende (tijdelijke) buffercapaciteit voor een vertraagde afvoer van het hemelwater;
  • b. tenminste 15% van de toename van verharding gecompenseerd wordt door de aanleg van nieuw oppervlaktewater en/of de aanleg van voldoende (tijdelijke) buffercapaciteit voor een vertraagde afvoer van het hemelwater;
  • c. voor de uitwerking van de waterberging (per fase) een watervergunning is verkregen.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting geluidscherm

In gebruikname van de op grond van lid 3.1 toegestane infrastructurele voorzieningen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - geluidscherm', is uitsluitend toegestaan indien tenminste een geluidscherm, zoals bedoeld in bijlage 3, gerealiseerd is.

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. bovengrondse hoogspanningsleiding met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten ten hoogste 60 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen ten hoogste 3 m
      bedraagt;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
    inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover
    gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
    bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de
    veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'
zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving
    aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • c. het aanleggen van watergangen en -partijen.
6.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in sublid 6.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel
    krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen
    worden uitgevoerd.
6.4.3 Voorwaarden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 6.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van
    en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 7 Waterstaat

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het onderhoud en instandhouding hoofdwatergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de hoofdwatergang.

Ten dienste van en in verband met de primaire bestemming zijn toegelaten:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
    inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -
    uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,
    vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor
    zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
    bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverlening verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de
    hoofdwatergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de betreffende hoofdwatergang.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat' zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
    egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van
    voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
7.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in sublid 7.4.1, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden
die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening in uitvoering zijn, dan wel
    krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
7.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 7.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de
    hoofdwatergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betreffende
    hoofdwatergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,
    funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste
    1,5 m bedraagt.
9.2 Toegestane overschrijding bouwhoogte

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwhoogte te overschrijden met maximaal 4 meter ten behoeve van technische installaties.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemmingen en het ten aanzien daarvan bepaalde is in ieder
geval het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van nieuwe seksinrichtingen;
  • b. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband
    houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig
    de bestemming;
  • c. onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen
    en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik
    verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie'

  • a. ligt de rond het industrieterrein Liesbosch gelegen zone als bedoeld in artikel 40 van de
    Wet geluidhinder, buiten welke zone de geluidsbelasting vanwege het desbetreffende
    terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan;
  • b. zijn nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van
    die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
    aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien
    een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve
    van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van
    kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes
    worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ zal bedragen;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
    en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat
    de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen,
    zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van de oppervlakte van het
      betreffende bouwvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte op het dakvlak ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten
    en installaties, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van de oppervlakte van het
      betreffende dakvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.
12.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1, wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a, met maximaal 10%.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Ravenswade e.o., gemeente Nieuwegein.