direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Deelgebied 4 - bedrijvenpark Het Klooster
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPKL2023HER001-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bestemmingsplan Deelgebied 4 - bedrijvenpark Het Klooster met identificatienummer NL.IMRO.0356.BPKL2023HER001-ON01 van de gemeente Nieuwegein.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoekswerkzaamheden naar het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

1.6 archeologisch rapport

rapportage waarin de archeologische waarde van het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft wordt vastgesteld, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.7 archeologische verwachting

waarden waarvan de aanwezigheid in de bodem aannemelijk is of vermoed wordt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 cultuurhistorisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige en/of commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie.

1.26 cultuurhistorische waarde

de waarde die kan worden toegekend aan een object, gebouw, terrein of structuur op basis van zijn sociaal-historische, geschiedkundige, architectuurhistorische, (steden)bouwhistorische, archeologische of historisch-geografische karakteristiek.

1.27 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaatsvindt tussen zonsopgang en zonsondergang.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.29 ecologische verbindingszone

samenhangend stelsel van (te ontwikkelen) landschapselementen die als verbindingsweg fungeren tussen verschillende leefgebieden van planten en/of dieren.

1.30 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 horeca

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.33 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.35 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 opslag

het in bewaring houden van goederen.

1.37 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.39 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 prostitutiebedrijf

prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen.

1.42 risicovolle inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of LNG tankstations.

1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.44 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.45 webwinkel

een vorm van detailhandel waarbij via internet goederen worden aangeboden aan particulieren, onderscheidend in de volgende categorieën:

  • Vanuit de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein: binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein is een webwinkel toegestaan die: via het internet goederen ter verkoop aanbiedt aan particulieren; de gedane bestelling per e-mail accepteert; de betaling van goederen controleert; - de goederen controleert; - bestelde goederen verzamelt, verpakt, verzend gereed maakt - ter verzending aanbiedt - zonder dat sprake is van een combinatie met een showroomfunctie en/of afhaalmogelijkheden en/of betalingsmogelijkheden ter plaatse. De ruimtelijke uitstraling van deze activiteiten wijkt niet af van andere activiteiten die binnen de bestemmingen Bedrijventerrein en Bedrijf mogelijk zijn.
  • Vanuit de bestemming Wonen: Binnen de bestemming Wonen is een webwinkel toegestaan die: - via het internet goederen ter verkoop aanbiedt aan particulieren; -de gedane bestelling per e-mail accepteert; - de betaling van goederen controleert; - de goederen controleert; - bestelde goederen verzamelt, verpakt, verzend gereed maakt; - ter verzending aanbiedt; - zonder dat sprake is van een combinatie met een showroomfunctie en/of afhaalmogelijkheden en/of betalingsmogelijkheden ter plaatse. De ruimtelijke uitstraling van deze activiteiten wijkt niet af van andere activiteiten die binnen de bestemming Wonen mogelijk zijn.
1.46 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': een aannemersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, toegangswegen, voorzieningen voor waterhuishouding zoals gemalen, stuwen, duikers en ander kunstwerken voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 660 m³ en een goothoogte van ten hoogste 4,5 m;
  • f. de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • g. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van gebouwen bedraagt ten hoogste 1,20 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • d. per bedrijf mag het bedrijfsgebonden kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m².
  • e. webwinkels zijn toegestaan;
  • f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, toegangswegen, voorzieningen voor waterhuishouding zoals gemalen, stuwen, duikers en ander kunstwerken voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen luifels of uitbouwen aan gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat de afstand uit de bouwvlakgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • e. de afstand tussen gebouwen onderling bedraagt ten minste 5 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het bedrijfsgebouw bedraagt ten hoogste 1,20 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het bedrijfsgebouw ten hoogste 2 m indien de afstand van de voorgevel van het bedrijfsgebouw tot de bestemmingsgrens meer dan 5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van de maximum bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.2.1 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte dan ter plaatse is aangeduid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag na afwijking ten hoogste 18 m bedragen;
  • b. omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
    • 2. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
    • 3. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen;
    • 4. dit niet ten koste gaat van de beeldkwaliteit van het bedrijvenpark en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

4.3.2 Afwijken van het maximum bebouwingspercentage

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.2.1 voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage dan ter plaatse is aangeduid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het maximum bebouwingspercentage is toegestaan tot een maximum van 80%;
  • b. omgevingsvergunning kan worden verleend met dien verstande dat:
    • 1. het maximum bebouwingspercentage in bedrijfsmatig opzicht noodzakelijk wordt geacht;
    • 2. er geen stedenbouwkundige of verkeerskundige bezwaren zijn;
    • 3. er geen onevenredige hinder/overlast ontstaat op aangrenzende percelen;
    • 4. dit niet ten koste gaat van de beeldkwaliteit van het bedrijvenpark, de Beatrixsluis en de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een toegangsweg tot een kruispunt bedraagt tenminste 30 m;
  • b. ten minste 5% van het bouwperceel dient onbebouwd en onverhard te zijn;
  • c. buitenopslag van goederen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan indien de stapelhoogte van goederen meer dan 4 m bedraagt;
  • d. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. webwinkels zijn toegestaan;
  • f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. per bedrijf mag het bedrijfsgebonden kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m²;
  • i. de maximum emissie NOx kg/jaar per bedrijfsperceel bedraagt ten hoogste:
    Aanduiding   Maximum emissie NOx kg/jaar  
    Specifieke vorm van bedrijventerrein - emissie kavel A1   52,7  
    Specifieke vorm van bedrijventerrein – emissie kavel A2   83,7  
    Specifieke vorm van bedrijventerrein – emissie kavel B1   49,6  
    Specifieke vorm van bedrijventerrein – emissie kavel B2   124,0  
  • j. de maximum geluidsemissie per bedrijfsperceel bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum geluidsemissie dB(A) m2' aangegeven waarde;
  • k. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.5.2 Afwijken van de maximum toegestane emissie NOx kg/jaar

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.4 onder i om een hogere maximum emissie NOx kg/jaar per bedrijfsperceel ter plaatse van de genoemde aanduiding toe te staan indien uit onderzoek blijkt dat significant negatieve effecten op stikstofgevoelige Natura 2000-habitats kunnen worden uitgesloten.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Groen, Verkeer en Water;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
  • c. er dient een afweging plaats te vinden of de inpassing in het algemeen op een ruimtelijk aanvaardbare wijze kan worden toegepast.

4.6.2 Wijzigingsbevoegdheid naar Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein wijzigen naar de bestemming Verkeer om optimalisatie van de wegenstructuur mogelijk te maken met dien verstande dat de overschrijding ten koste van de bestemming Bedrijventerrein ten hoogste 4 m bedraagt.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;

alsmede voor:

  • c. oeververbindingen;
  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. extensieve dagrecreatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer', tevens een fietspad;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, gemalen, stuwen, duikers en andere kunstwerken voor de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn erkers toegestaan over maximaal 3/5 van de naar de weg toegekeerde gevel en zijgevel van het hoofdgebouw met een maximaal diepte van 1 m en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, middenbermen, voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3 doorgaande rijstroken': een weg met maximaal 3 doorgaande rijstroken, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 4 doorgaande rijstroken': een weg met maximaal 4 doorgaande rijstroken, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': tevens voor een ecologische verbindingszone;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, onderdoorgangen en wildpassages, water, voorzieningen voor waterhuishouding zoals gemalen, stuwen, duikers en andere kunstwerken voor de waterhuishouding.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding of de waterstanden beogen of ten gevolge hebben;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, tenzij zulks in het belang is van de waterhuishoudkundige betekenis noodzakelijk is;
  • e. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen
  • f. het bebossen van gronden die ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan niet als bosgronden konden worden aangemerkt
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

7.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door de genoemde werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de functie van ecologische verbindingszone niet verloren gaat.

Artikel 8 Verkeer - Voorlopig Werkterrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voorlopig Werkterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werk- en transportgebied ten behoeve van de aanleg van een brug;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bouwwegen, bouwkranen, ketenpark, projectkantoor, kleed- en schaftruimten en sanitaire voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, voorzieningen voor waterhuishouding en andere kunstwerken voor de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

8.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt zoals bedoeld in 8.1, bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het 'Bestemmingsplan Deelgebied 4 - bedrijvenpark Het Klooster'.

8.4 Definitieve bestemming

Na afloop van de geldigheidstermijn zijn:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'groen' de regels van artikel 5 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water' de regels van artikel 9 van toepassing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat' de regels van artikel 10 van toepassing.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone': tevens voor een ecologische verbindingszone;
  • d. ondergeschikt groen;
  • e. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;
  • f. afmeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor waterhuishouding zoals gemalen, stuwen, duikers en ander kunstwerken voor de waterhuishouding;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg ten behoeve van het op de naastgelegen gronden gelegen bedrijfsperceel met de bestemming 'Bedrijf'.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van waterstaatkundige voorzieningen bedraagt ten hoogste 30 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

9.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de betekenis van de gronden als ecologische verbindingszone niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 10 Waterstaatkundige voorzieningen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatkundige voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterstaatkundige functies;
  • b. verkeer te water;
  • c. de aanleg en instandhouding van waterstaatkundige werken, zoals (regionale) waterkeringen, kades en dergelijke;
  • d. afmeervoorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals borden, seinen en verlichting;

alsmede:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen, bruggen en voet- en fietspaden.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verlichting, verkeersbegeleiding en bebakening bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregel

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor een haven.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. paardenbakken;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 660 m3.

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf;
  • b. de oppervlakte van een complexgewijs gebouwde en/of solitair gebouwde garagebox bedraagt ten hoogste 20 m²;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • d. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • i. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • j. erkers zijn toegestaan over maximaal 3/5 van de naar de weg toegekeerde gevel en zijgevel van het hoofdgebouw met een maximaal diepte van 1 m en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
    • 2. de afmeting van de paardenbak bedraagt maximaal 20 bij 40 m;
    • 3. de paardenbak dient achter de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
    • 4. lichtmasten zijn niet toegestaan;
    • 5. de bouwhoogte van afrasteringen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
    • 6. het woon- en leefklimaat van derden mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 50 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer dan 35% van het woonvloeroppervlak met een maximum van 75 m² bedragen;
    • 2. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    • 3. in geval van bedrijfsactiviteiten, zijn activiteiten toegestaan in een woning die door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, en voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit);
    • 4. de activiteiten mogen geen detailhandel, risicovolle inrichtingen, seksinrichting en/of horeca betreffen;
    • 5. webwinkels zijn wel toegestaan;
    • 6. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
    • 7. er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en).

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken waarvoor graaf- en/of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde' zoals in navolgende tabel is aangegeven:

Aanduiding   Maximaal toegestane verstoring  
specifieke vorm van waarde - JF0   0,30 m - maaiveld  
specifieke vorm van waarde - VP1   0,30 m - maaiveld  
specifieke vorm van waarde - VP2   0,30 m - maaiveld  

een rapport te overleggen waarin:

  • a. de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

12.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in sublid 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in sublid 12.2.1 en 12.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij:

  • a. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid; en
  • b. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Behoudens het bepaalde in sublid 12.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het ophogen van de bodem dieper dan in navolgende tabel is aangegeven:

Aanduiding   Maximaal toegestane verstoring  
specifieke vorm van waarde - JF0   0,30 m - maaiveld  
specifieke vorm van waarde - VP1   0,30 m - maaiveld  
specifieke vorm van waarde - VP2   0,30 m - maaiveld  

  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

12.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in sublid 12.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.

12.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 kan pas worden verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden;
  • b. nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
  • c. nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

12.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 12.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 1' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden van:

  • a. de Nieuwe Hollandse Waterlinie in de vorm van het samenhangend waterstaatkundig stelsel van watergangen, dijken, sluizen, dammen, fortificaties en inundatiekommen;
  • b. de middeleeuwse verkavelingsstructuur met slotenpatroon, kades, weteringen en ontginningsassen.
13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.2.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  • c. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen en opgaand gewas, uitgezonderd erfbeplanting.

13.2.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 13.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. opgaand gewas betreft met een hoogte tot 2 m;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet.

13.2.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
  • a. de werken of werkzaamheden als bedoeld zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke kernkwaliteiten zoals omschreven in lid 13.1 en de daarbij behorende landschapselementen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2.1 kan niet worden verleend dan nadat advies is verkregen van de cultuurhistorisch deskundige.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming de van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden van de historisch-geografische elementen van de Vuilcop, de Houtense Wetering en Hoonwetering.

14.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.2.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden, veranderen en/of wijzigen van het materiaalgebruik van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen alsmede het wijzigen van het wegprofiel;
  • b. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • f. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanleggen van drainage, uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage.

14.2.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in 14.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet.

14.2.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer cultuurhistorische waarden en de daarbij behorende landschapselementen zoals omschreven in artikel 14.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.1 kan niet worden verleend dan nadat advies is verkregen van de cultuurhistorisch deskundige.

Artikel 15 Waarde - Landschap

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschappelijke waarden te weten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - crevasse'.

15.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.2.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Landschap' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen, egaliseren, afgraven, afschuiven en ontgronden;
  • b. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten of verkleinen van het doorstromingsprofiel, het aanbrengen of verwijderen van dammen en stuwen en het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanpassen van het beloop van bestaande wegen;
  • d. het aanpassen van het dwarsprofiel van bestaande wegen, voor zover het profiel met meer dan 2 m wordt verbreed;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen voor zover deze zijn gelegen buiten de bekend zijnde kabeltracés;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het aanleggen of verharden van wegen of paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, niet zijnde kavelpaden.

15.2.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 15.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. die uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • c. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

15.2.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer landschappelijke waarden en de daarbij behorende landschapselementen zoals omschreven in artikel 14.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.1 kan niet worden verleend dan nadat advies is verkregen van de cultuurhistorisch deskundige.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering mede bestemd voor de waterkering.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en aangelegd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

16.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder.

16.4.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden genoemd onder a en c, welke door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd.

Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. de instandhouding van de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding of de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
  • e. het verkeer te water;
  • f. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 30 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

17.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder.

17.4.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden genoemd onder a en c, welke door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
19.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
19.3 Parkeerregeling
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
19.4 Herbouw (bedrijfs)woningen

Bij sloop en nieuwbouw van een (bedrijfs)woningen mag de nieuwe (bedrijfs)woning uitsluitend op dezelfde fundamenten worden teruggebouwd.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszone - lng station 1

Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - lng station 1' is de bouw van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

20.2 Veiligheidszone - lng station 2

Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - lng station 2' gelden de volgende regels:

  • a. bij nieuwvestiging binnen deze zone dient het betreffende bedrijf (bedrijfs)noodplannen op te stellen voor de verschillende scenario's die het bedrijf kunnen bedreigen door het LNG tankstation;
  • b. nieuw te ontwikkelen bedrijfsgebouwen dienen in- en uitritten en nooduitgangen zoveel mogelijk dusdanig te situeren dat deze niet uitkomen aan de zijde van het LNG tankstation.
20.3 Overige zone - duiker

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - duiker' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor duikers ter plaatse van primaire watergangen. Op deze zone zijn de regels van het Hoogheemraadschap van toepassing.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

21.2 Vergroten inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in hoofdstuk 2 opgenomen maximale inhoudsmaat voor een (bedrijfs)woning, ten behoeve van het vergroten van de inhoudsmaat, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoudsmaat van een woning (exclusief bijbehorende bouwwerken) mag worden vergroot tot maximaal 800 m3;
  • b. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien deze milieuhygiënisch inpasbaar is; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. de onderbouwing voor de vergroting van de inhoudsmaat dient voorzien te worden van een beeldkwaliteitsparagraaf.
21.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden, met dien verstande dat de nieuwe woning in geen geval voor de bestaande voorgevelrooilijn gerealiseerd mag worden.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
22.2 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de herbouw mag niet leiden tot aantasting van de bestaande doorzichten;
  • c. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • d. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden, met dien verstande dat de nieuwe woning in geen geval voor de bestaande voorgevelrooilijn gerealiseerd mag worden.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

23.2 Watercompensatie

Binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Zuidoostelijke Stadsrand, herstelbesluit' (met kenmerk NL.IMRO.0356.BPKL2019HER001BPnw-VA04) dient overeenkomstig de verleende watervergunning van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden tenminste 8.022 m2 oppervlaktewater gerealiseerd te worden en in stand gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Deelgebied 4 - bedrijvenpark Het Klooster'.