direct naar inhoud van Artikel 14 Gemengd - Uit te werken
Plan: Blokhoeve 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPBH2012-OH01

Artikel 14 Gemengd - Uit te werken

Bestemming is vervallen n.a.v. uitspraak Raad van State van 5 maart 2014, nr. 201309102/1/R6.

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' voor congres- en evenementencentra, beurs-, tentoonstellings- en vergaderruimten;
  • c. voorzieningen op het gebied van cultuur en ontspanning, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze planregels uitmakende Staat van Voorzieningen (Bijlage 2), in afwijking hiervan zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven tot met categorie 3.1 toegestaan;
  • d. sportvoorzieningen, die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de van deze planregels uitmakende Staat van Voorzieningen (Bijlage 2);
  • e. parkeren;
  • f. mantelzorg in een afhankelijke woonruimte;
  • g. wegen en straten, wandel- en fietspaden en trappen met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • h. fiets-, groen- en speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen.

Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten:

  • l. hoofdgebouwen;
  • m. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. tuinen en erven.
14.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn verplicht de bestemming uit te werken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. mede ter uitvoering van artikel 76 en 77 van de Wet geluidhinder is het oprichten van woningen en andere geluidsgevoelige functies slechts toegestaan indien de woningen c.q. andere functies voorzien zijn van een dove gevel tenzij:
    • 1. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor rail- en wegverkeerslawaai), dan wel
    • 2. de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, dan wel
    • 3. op een andere wijze wordt gemotiveerd dat ter plaatse van de bestemming sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie, in overeenstemming met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening, zoals bepaald in, en voortvloeiend uit wet- en regelgeving;
  • b. bij uitwerking moet worden voorzien in een adequate milieuzonering, gebaseerd op de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009) waarbij de richtafstanden voor een rustige woonwijk dienen te worden gehanteerd;
  • c. burgemeester en wethouders dienen voor vaststelling van de uitwerking van het gebied af te stemmen met het waterschap. Het uitwerkingsplan moet voorzien in een aanvaardbare waterhuishoudkundige situatie, waarbij geldt dat ten minste 15 % van de toename van verharding wordt gecompenseerd in de vorm van open water;
  • d. burgemeester en wethouders dienen een besluit te hebben genomen inhoudende een verantwoording van het groepsrisico externe veiligheid;
  • e. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 390;
  • f. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%;
  • g. de bruto vloeroppervlakte van de voorzieningen op het gebied van sport, cultuur en ontspanning mag niet meer bedragen dan 6.000 m², waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' de gezamenlijke oppervlakte van de hier bedoelde voorzieningen niet meer dan 500 m² mag bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • i. als uitzondering op sub h ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' mag de bouwhoogte niet meer dan 12 meter bedragen, waarbij enkele stedenbouwkundige accenten met een maximale bouwhoogte van 15 meter wel zijn toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van bedoelde accenten mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het aanduidingsvlak;
  • j. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 5;
  • k. een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is vast komen te staan dat:
    • 1. de archeologische waarden van de uit te werken gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate inzicht bestaat op welke wijze archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
    • 3. hierover advies is ingewonnen en verkregen bij een ter zake deskundige;
  • l. een uitwerkingsplan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat is vast komen te staan dat:
    • 1. daar waar de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook', schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
    • 2. er in het uitwerkingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
    • 3. er geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
14.3 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd tot het moment dat het plan voor de betreffende gronden is uitgewerkt in de zin van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en het desbetreffende uitwerkingsplan in werking is getreden.

14.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, oppervlakte, bouwhoogte en/of het volume met het oog op het bereiken van een aanvaardbare beeldkwaliteit en/of ruimtelijke inpassing.

14.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 14.3 een omgevingsvergunning verlenen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passend bij de tijdelijke inrichting van de gronden, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de gronden.

14.6 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van risicovolle inrichtingen is niet toegestaan.

14.7 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is in afwijking van het bepaalde in lid 14.1 sub b bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor:

  • a. een voorziening in een hogere milieucategorie dan in lid 14.1 genoemd, voor zover de betrokken voorziening naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 14.1 genoemde categorieën van de Staat van voorzieningen;
  • b. een voorziening die niet is opgenomen in de Staat van voorzieningen, voor zover de betrokken voorziening naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van voorziening, zoals in lid 14.1 genoemd.