direct naar inhoud van Regels
Plan: Zeisterwerf
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPZeisterwerf-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Zeisterwerf met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPZeisterwerf-VS01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 atelier

een gemeenschappelijke binnenpandse ruimte waar op kleine schaal kunstzinnige activiteiten plaatsvinden. `

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bergbezinkbassin

een randvoorziening in een rioolstelsel, in de vorm van een betonnen bergingskelder.

1.10 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan (niet zijnde het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan) of het gebruik krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw, berging, carport of overkapping.

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.24 erfafscheiding

een bouwwerk geplaatst om de grens met de naburige percelen aan te geven en niet zijnde een

natuurlijk gewas zoals een haag.

1.25 garagebox

een gebouw, bestemd voor stalling van een motorrijtuig op meer dan twee wielen en daarvoor ook

toegankelijk.

1.26 goedkope koopwoning

Koopwoningen tot €200.000,- kk.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hogere grenswaarde

een hogere grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh).

1.29 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer- of dakconstructie waarvan de bovenkant, voorzover de kelder tenminste niet onder het hoofdgebouw gesitueerd, minimaal 10 cm onder het peil ligt.

1.30 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.33 perceel

afgedeeld stuk land of water, ook wel kavel genoemd.

1.34 perceelsgrens

een grens tussen twee percelen.

1.35 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.36 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, dan wel onderkomens, waarin bedrijfsmatig of

in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van

erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een

seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder

tevens begrepen een erotisch massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.37 sociale huurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.38 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.39 voorkeursgrenswaarde

de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh).

1.40 weg

alle voor het verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en

duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk

huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, balkonhekken en scheidingsconstructies op balkons en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de instandhouding van de afschermende werking van bomen en beplanting en het behoud van aanwezige ecologische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin': tevens ten behoeve van een ondergronds bergbezinkbassin;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens ten behoeve van een parkeerterrein met een groene uitstraling ten behoeve van de direct naastgelegen woonfunctie, met dien verstande dat deze wordt uitgevoerd in semi-open verharding in de vorm van grasbetontegels of andere vormen van halfopen verharding;
  • e. watergangen en waterpartijen;
  • f. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. de aanwezige bomen en/of beplanting te rooien of te snoeien;
  • b. volledig bestrate parkeerplaatsen te realiseren, waar geen gras of ander groen doorheen of op groeit.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende omgevingsvergunning.

3.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de afschermende werking van de bomen en/of beplanting in stand wordt gehouden, of;
  • b. er nieuwe aanplant plaatsvindt die voorziet in het behoud van de afschermende werking;
  • c. in beide gevallen geen onevenredige aantasting van de ecologische waarde plaats vindt.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. in- en uitritten;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor afvalinzameling, groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en andere masten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een atelier;
  • c. gezamenlijke ruimtes tot een oppervlakte van hoogste 100 m2 ;
  • d. tuinen en erven;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bergingen, garageboxen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor afvalinzameling, groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Voorwaardelijke verplichting

Voordat ter plaatse van de bestemming 'Wonen' mag worden gebouwd dient een voorziening te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden voor waterberging en -afvoer, die het hemelwater bij een maatgevende regenbui van "bui=10" (zoals bedoeld in de leidraad riolering), kan verwerken met dien verstande dat afgekoppeld hemelwater zoveel mogelijk ter plaatse in de bodem kan infiltreren en met dien verstande dat de bomenrij langs de zuidoost kan van het perceel geen onevenredige hinder ondervindt van deze voorziening.

5.2.2 Woningen
  • a. woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van de woningen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

5.2.3 Bergingen en garageboxen
  • a. bergingen en garageboxen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. bergingen en garageboxen mogen uitsluitend op de begane grond worden gerealiseerd;
  • c. de bouwhoogte van bergingen en garageboxen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Atelier

Met betrekking tot het in lid 5.1 onder b. genoemde atelier gelden de volgende regels:

  • a. commercieel gebruik is niet toegestaan;
  • b. het atelier mag geen of slechts een beperkte eigen bezoekersstroom genereren;
  • c. de oppervlakte van het atelier bedraagt ten hoogste 100 m2.

 

Artikel 6 Wonen - Uit te werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen of bedrijven;
  • b. tuinen en erven;
  • c. (ontsluitings)wegen en inritten;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bergingen, carports, overkappingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor afvalinzameling, groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen.
6.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 6.1 genoemde bestemming nader uit overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ten minste 25% van de te realiseren woningen zijn sociale huur en goedkope koopwoningen;
  • c. voorzien moet worden in een eigen ontsluitingsweg die aansluiting vindt op de Van Renesselaan;
  • d. het uitwerkingsplan moet milieutechnisch aanvaardbaar zijn, waarbij in ieder geval moet worden aangetoond dat:
    • 1. de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik;
    • 2. voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid dan wel een middels een hogere waarden procedure te verkrijgen hogere grenswaarde;
    • 3. de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast;
    • 4. de ontwikkeling de uitoefening van bestaande bedrijven en hun bedrijfsvoering niet onevenredig belemmert;
    • 5. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals bepaald in lid 12.2.2;
    • 6. overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de belangen van derden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • f. het uitwerkingsplan bevat een onderbouwing van de nieuwe stedelijke ontwikkeling die voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking zoals neergelegd in artikel 3.1.6 Bro.
6.3 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de volgende regels:

6.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Voordat ter plaatse van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' mag worden gebouwd dient een voorziening te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden voor waterberging en -afvoer, die het hemelwater bij een maatgevende regenbui van "bui=10" (zoals bedoeld in de leidraad riolering), kan verwerken met dien verstande dat afgekoppeld hemelwater zoveel mogelijk ter plaatse in de bodem kan infiltreren en met dien verstande dat de bomenrij langs de zuidoost kan van het perceel geen onevenredige hinder ondervindt van deze voorziening.

6.3.2 Woningen
  • a. woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de woningen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

6.3.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de betreffende woning te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  • c. de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m.

6.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van licht- en andere masten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Beroep- of bedrijf aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 100 m2.

6.4.2 Strijdig gebruik

Naast hetgeen daaromtrent in lid 10.1 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:

  • a. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en;
  • b. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning;
  • c. het gebruik als opslag,-, stort- of bergplaats van al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, -stoffen of -producten, voor zover niet in overeenstemming te achten met de tuin of het erf bij een woning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afweken afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder c. ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:

  • a. daarvoor dringende sociaal-economische redenen bestaan;
  • b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en;
  • c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn ,behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoofdrioolleiding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Afwijken is niet mogelijk:

  • a. binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  • b. zonder schriftelijk advies van de beheerder(s) van de leiding(en).
7.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

7.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de leiding en belemmeringenstrook of ten dienste van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende omgevingsvergunning.

7.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a. onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liftschachten, galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte gebouwdelen mits de overschrijding ten hoogste 10% bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende balustrades, balkonhekken en balkonmuurtjes mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt.
9.3 Onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen van een kelder onder een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • b. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder een gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht en het in lid 3.1 genoemde bergbezinkbassin;
  • c. ingangspartijen en voorziening voor de toetreding van daglicht mogen ten hoogste 2 meter uit de gevel van een gebouw worden gerealiseerd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    • 3. een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning.
  • d. het gebruik van de gronden met de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Uit te werken' zonder dat is voldaan aan de voorwaardelijke verplichting ten aanzien van afwatering zoals genoemd in respectievelijk artikel 5.2.1 en artikel 6.3.1.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Parkeerregeling
12.2.1 Bestemming 'Wonen'
  • a. bij de oprichting van een nieuw bouwwerk binnen de bestemming 'Wonen' dienen ten minste 42 parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd;
  • b. de in lid a. bedoelde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid a. en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

12.2.2 Bestemming 'Wonen - Uit te werken'
  • a. bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie van een bestaand bouwwerk binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken' dient, overeenkomstig de parkeernormering uit de door de gemeente Zeist vastgestelde Parkeerbeleidsnota 2004, voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd;
  • b. de in lid a. bedoelde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • d. Indien het onder lid a. genoemde parkeer- en stallingsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Zeisterwerf'.