Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kouwenhovenselaan 1
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0355.BPKouwenhovenseln1-VS01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kouwenhovenselaan 1 met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPKouwenhovenseln1-VS01 van de gemeente Zeist.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 archeologisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
 
1.6 archeologisch onderzoek:
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
 
1.7 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
 
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bebouwingspercentage:
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
 
1.11 bed and breakfast:
het aanbieden van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt gericht op kortdurend verblijf.
 
1.12 bedrijf aan huis:
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
  1. die in de van deze regels deel uit makende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 of 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit of detailhandel in de vorm van een webshop, en
  3. die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.
1.13 beroep aan huis:
het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, die in de woning en de daarbij behorende bouwwerken worden uitgevoerd, waarbij de woonfunctie de hoofdfunctie blijft.
 
1.14 bestaand:
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  2. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.18 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
 
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.25 brutovloeroppervlakte/bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, technische ruimten en overige dienstruimten, met uitzondering van gebouwde parkeervoorzieningen, gemeten (op alle bouwlagen) tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of de het hart van de scheidingsmuren.
 
1.26 cultuurhistorische waarden:
de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het relief, de verkaveling, het slotenpatroon, of de architectuur.
 
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.28 diepwoelen/diepploegen
het woelen of ploegen van de aarde dieper dan 0,5 meter.
 
1.29 escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersonen, die bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, aanbiedt om prostitutie te verrichten, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte worden uitgeoefend (onder andere escortservice en bemiddelingsbureaus).
 
1.30 extensief recreatief medegebruik:
vormen van extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, waarbij dit recreatieve gebruik ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en vissen.
 
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.33 huishouden:
persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
 
1.34 kampeermiddelen:
  • tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan);
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
  • een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.35 kelder:
bergruimten, opslagruimten of stallingsruimten die beneden peil zijn gebouwd ten dienste van het boven peil gelegen gebouw.
 
1.36 landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door aardkundige, geomorfologische, cultuurhistorische en visueel- ruimtelijke waarden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.37 landschapselementen:
de verzameling van natuurelementen en landschappelijke beplanting.
 
1.38 lawaaisporten:
de autosport, de motorsport, de vliegsport, karting en soortgelijke geluidproducerende sporten.
 
1.39 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biologische, hydrologische en bodemkundige elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.40 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; onder normaal onderhoud van gronden met de bestemming 'Natuur' wordt mede begrepen dunningskap en het uitvoeren van hakhout- en griendcultuur.
 
1.41 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.42 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
 
1.43 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.
 
1.44 peil:
  1. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.45 prostitutie(bedrijf):
een persoon, een groep van personen of een rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, zich via openlijke of besloten prostitutie beschikbaar stelt of aanbiedt om tegen een vergoeding seksuele of erotische handelingen te verrichten.
 
1.46 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.
 
1.47 visueel-ruimtelijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur en cultuur.
 
1.48 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
 
1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
 
1.50 webshop:
het bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.
 
1.51 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, de tot de wegen of paden behorende vrijliggende fietspaden, alsmede de aan de wegen liggende parkeerterreinen.
 
1.52 wonen:
het verblijven van één huishouden in een woning.
 
1.53 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
  
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  2. afstand tot de weg: de kortste afstand van een bouwwerk tot de meest nabij gelegen buitenste zijkant van de weg (inclusief fiets- en voetpaden), met uitsluiting van de bijbehorende berm;
  3. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  4. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  5. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; ondergrondse bouwdelen, zoals kelders, worden niet meegeteld;
  6. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  7. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  8. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.2 Aanvullend meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
  1. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  2. relatie: indien op de verbeelding twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, dan worden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels aangemerkt als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  2. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de in lid 10.1 genoemde landschapstypen;
  3. watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. opslag ten behoeve van natuurbeheer;
  6. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  2. de goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  3. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  4. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  5. erf- en perceelsafscheidingen open en transparant dienen te worden uitgevoerd met een constructie die geen belemmering vormt voor het passeren van kleine zoogdieren en amfibieën;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag maximaal 1,5 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de directe omgeving;
  2. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving;
  3. de verkeerskundige situatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:
  1. de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  2. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
 
Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruiken van gronden voor:
  1. agrarisch grondgebruik anders dan ten behoeve van natuurbeheer;
  2. het winnen van bosstrooisel;
  3. diepwoelen en/of diepploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
  4. de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Natuur' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  2. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  4. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, afdammen, stuwen, etc.;
  5. het vellen of rooien van houtgewas, waaronder het verwijderen van houtwallen, bosjes en landschapselementen;
  6. het beplanten van gronden met houtgewas, waaronder mede begrepen bebossen;
  7. het aanleggen en verharden van wegen, voet-, fiets- en andere paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 10 m²;
  8. het aanleggen van onverharde wegen, voet-, fiets- en andere paden;
  9. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.6.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in lid 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:
  1. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  2. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
3.6.3 Toetsingscriteria
De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien: 
  1. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  2. door de werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, één en ander op basis van ecologisch onderzoek naar de actuele natuurwaarden en de effecten van de beoogde werken en/of werkzaamheden daarop.
Artikel 4 Wonen - Buitengebied
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep of bedrijf aan huis;
  3. bijbehorende tuinen en erven;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Algemeen
  1. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  2. indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak aanwezig is dan mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak 100% bedragen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' is geen bebouwing toegestaan.
4.2.2 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd;
  3. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer dan 1.200 m³ bedragen;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de inhoud van een hoofdgebouw niet meer dan 1.500 m³ bedragen, indien bijbehorende bouwwerken inpandig worden gebouwd;
  5. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  6. in afwijking van het bepaalde onder e mag de goothoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ niet meer bedragen dan is aangegeven;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  8. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 30 graden en niet meer dan 60 graden, tenzij de bestaande dakhelling daarvan afwijkt, in welk geval die dakhelling (ook bij herbouw/uitbreiding) eveneens mag worden aangehouden.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag de goothoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d mag de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 9 meter;
  6. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 60 graden.
 
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hieronder is aangegeven:
 
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijndemaximale bouwhoogte
vlaggenmasten6 meter
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw2 meter
overige erf- en perceelsafscheidingen 1 meter
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde3 meter
 
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing ten behoeve van:
  1. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de directe omgeving;
  2. het woon- en leefklimaat in de directe omgeving;
  3. de verkeerskundige situatie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Beroep of bedrijf aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning met bijbehorende bouwwerken en in ieder geval niet meer dan 100 m².
 
4.4.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik moet in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 4.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
  1. buitenopslag van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, en
  2. behoudens in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van de gronden als bedoeld in lid 4.1 is uitsluitend toegestaan, indien de gronden met de bestemming 'Wonen - Buitengebied' binnen twee jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan ingericht en in stand gehouden worden overeenkomstig de volgende omschrijving en één van ontwikkelingsvarianten van het daarbij behorende landschappelijk inpassingsplan, dat als bijlage bij de regels is gevoegd.
 
Voor het landschappelijk inpassingsplan is het van belang dat het gemeenschappelijke voorerf aan de noordwestzijde met de aanliggende bebouwing een eenvoudig, maar zorgvuldig bebouwingsbeeld oplevert, geënt op een agrarisch ensemble rondom een boerenerf. Belangrijke aspecten/principes daarbij zijn:
  • de typerende herhalende drie stalgevels aan het gemeenschappelijke voorerf;
  • de hoofdmassa’s presenteren zich aan het gemeenschappelijke voorerf;
  • de inrichting van de buitenruimte toont openheid aan de noordwestzijde en beslotenheid aan de zuidoostzijde;
  • de inritten vanaf de Kouwenhovenselaan naar het erf, vanaf het zuiden en noorden blijven in vorm en materialisatie gelijk aan de bestaande situatie;
  • het gemeenschappelijke voorerf dient als één ruimte te worden ingericht en gematerialiseerd, waarbij de vorm wordt afgestemd op de (nieuwe) bebouwing;
  • de aanwezige boombeplanting langs de Kouwenhovenselaan blijft behouden en wordt waar nodig aangeheeld;
  • erfscheidingen passend binnen de landschappelijke context;
  • parkeren is met zorg (onopvallend) ingepast.
  • toe te passen boom- en beplantingsoorten dienen inheems te zijn.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het vestigen van een bed and breakfast, mits:
  1. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  2. de bed and breakfast wordt uitgeoefend door degene die tevens de bewoner van de woning is;
  3. de uitoefening van bed and breakfast geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving;
  4. het maximum aantal gasten dat gelijktijdig gebruik maakt van de bed and breakfast 6 bedraagt;
  5. het aantal kamers niet meer bedraagt dan 4;
  6. de omvang van de bed and breakfast niet meer bedraagt dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m²;
  7. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat als gevolg van de bed and breakfast;
  8. de bed and breakfast wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.
 
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Algemeen
  1. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1000 m² én waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
5.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op:
  1. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 1000 m² wordt uitgebreid.
5.2.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.2.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.3.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
  1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanleggen van drainage;
  3. het scheuren van grasland;
  4. het aanleggen, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  5. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  6. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  7. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  8. het aanbrengen van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  9. het rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd;
  10. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  11. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
5.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. het werken of werkzaamheden betreft waarvan de diepte niet meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  2. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 1000 m², of;
  3. de werken of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, of;
  4. de werken of werkzaamheden het normale agrarische gebruik betreffen, of;
  5. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of;
  6. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds voor de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verleende vergunning, of;
  7. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
5.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt slechts verleend indien:
  1. door de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden een rapport is overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
5.3.4 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
 
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 6 Waarde - Cultuurhistorie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarden van gemeentelijke monumentale structuren, waarbij de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemmingen.
 
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Algemeen
Het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemming(en) is uitsluitend toegestaan indien de cultuurhistorische waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en de gemeentelijke monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.
 
6.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2', zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
  2. het aanbrengen van zonnepanelen op daken van gebouwen.
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische inpassing en ligging van bouwwerken.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  2. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
  4. het vellen of rooien van houtgewas, waaronder het verwijderen van houtwallen, bosjes en landschapselementen;
  5. het beplanten van gronden met houtgewas;
  6. het aanleggen en verharden van wegen, voet-, fiets- en andere paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 10 m²;
  7. het aanleggen van onverharde wegen, voet-, fiets- en andere paden.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  1. die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
  3. waarvoor een omgevingsvergunning voor monumenten benodigd is.
6.4.3 Toetsingscriteria
De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de cultuurhistorische waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en de gemeentelijke monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.
 
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
  2. Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  3. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
  4. Het bepaalde onder a geldt niet voor oppervlaktematen van bijbehorende bouwwerken.
  5. Het bepaalde onder a geldt niet voor maatvoeringen die zijn opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
8.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
  2. de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend worden gerealiseerd op gronden waar ingevolge de bouwregels van de betreffende bestemming uit regels hoofdstuk 2 gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
  3. de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedragen;
  4. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  2. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  3. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens, tenzij in regels hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  4. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij in regels hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  5. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  6. het gebruik en/of laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs-/dienst)woning voor (zelfstandige) bewoning;
  7. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  8. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  9. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opstijgen en landen van paravliegers;
  10. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor lawaaisporten.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
10.1 Landschapstypen
 
10.1.1 Landschapstypen en waarden
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype slagenlandschap 2' zijn de gronden mede bestemd voor instandhouding, herstel en ontwikkeling van het slagenlandschap, met de volgende landschappelijke en cultuurhistorische waarden:
  1. opstrekkende slagenverkaveling;
  2. lintbebouwing en bebouwing in het veld;
  3. singels en (knot)bomenrijen langs slootkanten en kavelgrenzen;
  4. overgang van forse beplantingsstroken naar de Heuvelrug;
een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschapstype slagenlandschap 2' het behoud, herstel en ontwikkeling van beplanting als lijnelement in relatie tot het opstrekkende verkavelingspatroon centraal staat.
 
10.1.2 Regels
Voor de in lid 10.1.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.
 
10.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn mede bestemd voor de bescherming van het intrekgebied en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater ten behoeve van de drinkwaterwinning, met de daarbij behorende voorzieningen.
 
10.2.2 Bouwregels
In aanvulling op het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, zijn op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in lid 10.2.1 aangegeven doeleinden met een bouwhoogte van maximaal 3 meter toegestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding voor:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  2. een afwijking van voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  3. geringe overschrijdingen van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen, indien een onnauwkeurigheid, een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden;
  4. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  5. de vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' of daarin is genoemd in een hogere categorie, maar naar zijn aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks toegelaten bedrijven.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, mits:
  1. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  2. geen van de grenzen met meer dan 2 meter wordt verschoven;
  3. de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  4. de wijziging geen belemmering vormt uit een oogpunt van externe veiligheid.
12.2 Wijziging bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  2. De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
  3. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Met dien verstande dat de omgevingsvergunning voor het afwijken uitsluitend wordt verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving geminimaliseerd wordt.
  1. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in de 'Parkeerbeleidsnota Zeist' (d.d. 3 mei 2004). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
13.2 Laad- en losruimte
  1. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Kouwenhovenselaan 1'