direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening Krakelingweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPHerzKrakelingweg-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Herziening Krakelingweg' met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPHerzKrakelingweg-VS01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 fietsstraat

een fietspad waarvan delen toegankelijk zijn voor autoverkeer naar aan het fietspad gelegen bestemmingen (bestemmingsverkeer), maar waarop een doorgaande autoverbinding is uitgesloten.

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen.
1.19 seksinrichting:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijken inrichtingen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • c. extensieve openluchtrecreatie, zoals voet- en ruiterpaden voor zover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. bestaande fietspaden en bestaande in- en uitritten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', natuurwaarden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - beeldbepalend', monumentaal groen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen en natuur - faunapassage, een wildtunnel.
3.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 4 Groen - Beeldbepalend

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Beeldbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen met cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. watergangen en waterpartijen;
  • c. voetpaden en bestaande fietspaden, bestaande in- en uitritten en bestaande andere ondergeschikte verhardingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - faunapassage', een wildtunnel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' natuurwaarden';

met dien verstande dat:

  • f. Artikel 6 met voorrang van toepassing is voorzover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Brandstof';
  • g. Artikel 7 met voorrang van toepassing is voorzover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie'.
4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, verhardingen voor woonstraten, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;
  • b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen;
  • c. parkeerstroken en -voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. bermen, groen- en speelvoorzieningen;
  • f. watergangen;
  • g. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende kunst;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - faunapassage', een wildtunnel;


met dien verstande dat:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend parkeren is toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsstraat' uitsluitend een fietsstraat is toegestaan zoals omschreven in artikel 1.16;
  • k. Artikel 6 met voorrang van toepassing is voorzover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Brandstof';
  • l. Artikel 7 met voorrang van toepassing is voorzover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie'.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  • b. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair.
5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. van andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten   10 m  
beeldende kunst   8 m  
hekwerk ten behoeve van sport   5 m  
overige speelvoorzieningen   5 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.

Artikel 6 Leiding - Brandstof

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de brandstofleiding en de daarbij behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde ten aanzien in lid 6.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

In afwijking van het elders in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

7.2 Nadere eisen

In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een bouwwerk op mede als 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, met een oppervlakte groter dan 100 m² en waarvoor grondbewerkingen nodig zijn dieper dan 30 centimeter:

  • a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding van de van de volgende gemeentelijke monumentale structuren:

  • a. de structuur met bomen/struiken die het Rondeel begeleid;
  • b. laanstructuur Verlengde Slotlaan.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

In afwijking van het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in lid 8.1 aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals terreinafscheidingen en informatie- en aanwijsborden met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

8.2.2 Aanvullende bepalingen andere bestemmingen

Het bouwen en gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 8.1, mag uitsluitend geschieden voor zover de cultuurhistorisch belangen dat toelaten en nadat ter zake advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie van de gemeente Zeist.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Het kappen van bomen die deel uitmaken van de monumentale laanstructuur wordt aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan.

8.3.2 Uitzondering strijdig gebruik

Van het strijdige gebruik onder 8.3.1 is uitgezonderd het kappen vanwege ziekte, (verkeers)veiligheid en/of de tijdige vervanging in het kader van het beheer.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag een functiewijziging geen nadelige effecten hebben op het medegebruik van deze gronden voor de drinkwatervoorziening.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mag een functiewijziging geen nadelige effecten hebben op het medegebruik van deze gronden voor de infiltratie van grondwater.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het plan voor:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 13.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
Gronden als bedoeld in artikel:   a   b   c   d   e   f   g   h   i   j  
                     
Artikel 3 Bos     +   +   +   +   +   +   +   +      
Artikel 4 Groen - Beeldbepalend     +   +   +   +   +   +   +        
Artikel 6 Leiding - Brandstof     +   +               +    
Artikel 7 Waarde - Archeologie       +   +   +   +       +   +    
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie 2     +   +   +   +   +   +   s/+   +      
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = vergunning vereist
s = strijdig gebruik voor monumentale laanstructuuur  

a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m²  
b   verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;  
c   het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen;  
d   aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;  
e   het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap.  
f   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;  
g   vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;  
h   het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 meter onder maaiveld;
- vanaf een oppervlakte van meer dan 100 m² binnen de bestemming Waarde - Archeologie'  
i   het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;  
j   bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.  
13.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 13.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. als bedoeld in lid 13.1, bij f, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
  • d. als bedoeld in lid 13.1, bij g, voor zover daarvoor een vergunning is vereist op grond van de gemeentelijke bomenverordening;
  • e. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
13.3 Toetsingscriteria

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.1, zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
    • 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
    • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • b. voor gronden zoals bedoeld in Artikel 7 ('Waarde - Archeologie') indien door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Het plan kan worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Krakelingweg'.